Hyundai Santa Fe 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2016, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2016Pages: 729, PDF Size: 67.42 MB
Page 511 of 729

563
Rijden met uw auto
✽✽AANWIJZING
Het DBC-systeem wordt niet geactiveerd in stand P.
Het DBC-systeem wordt mogelijk niet geactiveerd als het ESC- (of BAS)
systeem wordt geactiveerd.
Wanneer het DBC-systeem wordt
geactiveerd, kunnen de remmen
geluid maken of trillen.
De remlichten gaan branden als het DBC-systeem wordt geactiveerd.
Op een erg steile helling wordt het DBC-systeem mogelijk niet
gedeactiveerd, ondanks dat het
rempedaal of het gaspedaal wordt
ingetrapt.
Schakel het DBC-systeem op normale
wegen altijd uit. Het DBC-systeem
kan vanuit de stand-bymodus
geactiveerd worden bij abrupte
stuurbewegingen of het rijden over
een drempel.
In auto's met handgeschakelde
transmissie kan het DBC-systeem bij
rijden in de 3e versnelling (of hoger)
geactiveerd worden en ervoor zorgen
dat de motor afslaat. Schakel het
DBC-systeem niet in als u in de 3e
versnelling (of hoger) rijdt.
WAARSCHUWING
Als het gele controlelampje van het DBC-systeem gaat branden, is het
systeem oververhit of is er een storing opgetreden. De DBC kan niet worden
geactiveerd. Als het gele controlelampje DBC blijft branden, zelfs nadat het
DBC-systeem is afgekoeld, raden we u aan het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
ModusControlela mpjeOmschrijving
Stand-byGroen lampje brandt
Druk de toets DBC in wanneer de rijsnelheid lager is dan 40
km/h. Het DBC-systeem wordt ingeschakeld in de stand-
bymodus.
Het systeem blijft in de stand-bymodus wanneer de
rijsnelheid lager is dan 60 km/h.
GeactiveerdGroen lampjeknippert
In de stand-bymodus, wordt het DBC-systeem automatisch
geactiveerd wanneer:
UITGroen lampje is uitHet DBC-systeem wordt uitgeschakeld wanneer:
Tijdelijk
gedeactiveerdGroen lampje brandt
Als het DBC-systeem is geactiveerd, zal het tijdelijk worden
gedeactiveerd wanneer:
Als deze
omstandigheden niet meer aanwezig zijn, wordt het DBC-
systeem automatisch opnieuw geactiveerd.
Page 512 of 729

Rijden met uw auto
64
5
Goede remgewoonten Controleer na het parkeren of de
parkeerrem gedeactiveerd is en het
controlelampje voor de parkeerrem uit
is alvorens weg te rijden.
Als u met de auto door plassen rijdt, worden de remmen nat. Ook als de
auto gewassen is, kunnen de remmen
nat geworden zijn. Het rijden met natte
remmen kan gevaarlijk zijn! De
remweg van uw auto wordt langer als
de remmen nat zijn. Ook kan de autotijdens het remmen naar één kant
trekken als de remmen nat zijn. U kunt de remmen drogen door het
rempedaal tijdens het rijden licht in te
trappen. Als de remmen droog zijn,
werkt het remsysteem weer normaal.Als het remsysteem echter na het
drogen niet normaal werkt, breng dan
de auto op een veilige plaats totstilstand en neem contact op met een
officiële HYUNDAI-dealer. Zet de transmissie tijdens het afrijden
van een helling niet in de vrijstand. Dit
is bijzonder gevaarlijk. Rijd met een
ingeschakelde versnelling, gebruik hetremsysteem om de snelheid te
verlagen en schakel vervolgens een
lagere versnelling in. Door tevens opde motor af te remmen, kunt u de
snelheid op een veilige manier
verlagen.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Als u tijdens
het rijden het rempedaal ingetrapt
houdt, kan dat gevaar opleveren omdat
het remsysteem hierdoor oververhit
kan raken, waardoor de remwerking
minder wordt. Verder resulteert het
ingetrapt houden van het remsysteem
voor extra slijtage aan onderdelen vanhet remsysteem.
WAARSCHUWING
Trek bij het verlaten of parkeren van de auto altijd de parkeerrem
aan en zet de transmissie in
stand P. Indien de parkeerrem
niet is aangetrokken en detransmissie niet in stand P is
gezet, kan de auto onbedoeld in
beweging komen waardoor u ofanderen letsel kunnen oplopen.
Bij het parkeren van de auto moet altijd de parkeerrem worden
geactiveerd om te voorkomen dat
de auto zich onbedoeld in
beweging zet, waardoor de
inzittenden of voetgangers letselop zouden kunnen lopen.
Page 513 of 729

565
Rijden met uw auto
Trap het rempedaal geleidelijk in enverlaag uw snelheid terwijl u rechtuit
blijft rijden als u tijdens het rijden een
lekke band krijgt. Breng uw auto op
een veilige plaats tot stilstand.
Zorg ervoor dat uw auto niet gaat kruipen als uw auto is voorzien van
een automatische transmissie.
Voorkom kruipen door het rempedaal
ingetrapt te houden als de autostilstaat.
Neem de nodige voorzorgsmaat- regelen in acht bij het parkeren op een
helling. Activeer de parkeerrem en zetde selectiehendel in stand P
(automatische transmissie) of in de 1e
versnelling of de achteruit (handge-
schakelde transmissie).
Draai de voorwielen naar de stoeprand
als de auto met de voorzijde naar
beneden wijst, om te voorkomen dat
de auto wegrolt. Draai de voorwielen
van de stoeprand af als de auto met de
voorzijde naar boven wijst, om te
voorkomen dat de auto wegrolt. Als er
geen geschikte stoeprand naast de
weg aanwezig is die de auto tegen kan
houden, leg dan blokken voor dewielen. Onder bepaalde omstandigheden kan
de parkeerrem in geactiveerde
toestand vastvriezen. De kans daar op
is het grootst als er rond de
achterremmen sprake is van een
opeenhoping van sneeuw of ijs of als
de remmen nat zijn. Als de kans
bestaat dat de parkeerrem vast gaat
vriezen, gebruik hem dan alleen maar
tijdelijk tijdens het in stand P zetten
van de transmissie (automatische
transmissie) of in de 1e versnelling of
achteruit zetten (handgeschakelde
transmissie) en het blokkeren van de
wielen. Deactiveer daarna de
parkeerrem.
Houd de auto op een helling niet op zijn plaats door gas te geven. Hierdoor
kan de transmissie oververhit raken.
Gebruik altijd de voetrem of de
parkeerrem.
Page 514 of 729

Rijden met uw auto
66
5
Het AEB-systeem is bedoeld om het
risico op een ongeval te verkleinen of te
vermijden. Het herkent de afstand tot de
voorligger of tot een voetganger met
sensoren (d.w.z. radar en camera) en
waarschuwt indien nodig de bestuurder
dat er een kans bestaat op een ongeval
met een waarschuwingsmelding of
waarschuwingsalarmen. Systeeminstelling en -activering
Systeeminstelling
De bestuurder kan de AEB activeren
door het contact in stand ON te zetten en
vervolgens 'User Settings', 'Driving
Assist', en 'Autonomous Braking System'
te selecteren. De AEB wordt
gedeactiveerd als de bestuurder desysteeminstelling ongedaan maakt.
AUTONOMOUS EMERGENCY BRAKING (AEB) (INDIEN VAN TOEPASSING)
WAARSCHUWING
Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen bij het
gebruik van Autonomous
Emergency Braking (AEB):
Het systeem dient slechts als hulpmiddel en vermindert niet de
noodzaak om zeer voorzichtig en
oplettend te rijden. Het bereik van
de parkeersensoren is beperkt en
niet alle objecten worden even
goed gesignaleerd. Let te allentijde op de wegomstandigheden.
Rijd NOOIT harder dan de wegomstandigheden of de
bochten toelaten.
Rijd altijd voorzichtig om onverwachte en plotselinge
situaties te voorkomen. AEB
brengt de auto niet volledig tot
stilstand en voorkomt geen
aanrijdingen.
ODM056093L
Page 515 of 729

567
Rijden met uw auto
Het waarschuwingslampje in
het LCD-display gaat
branden als u het AEB-
systeem uitschakelt. De
bestuurder kan de AAN/UIT-status van
de AEB aflezen in het LCD-display. Als
het waarschuwingslampje AAN blijft
terwijl de AEB geactiveerd is, adviseren
we u het systeem te laten controleren
door een officiële HYUNDAI-dealer.
De bestuurder kan de alarmsnelheid
instellen op Early, Normal of Late door
het contact in stand ON te zetten en
vervolgens 'User Settings', 'Driving
Assist', 'FCW (Forward Collision
Warning)', en 'Early/Normal/Late' teselecteren.
Als de snelheid 'Early' is geselecteerdklinkt het waarschuwingsalarm direct
na ontvangst van het AEB-signaal.
Selecteer 'Normal' als dat te snel is.
De snelheid 'Late' moet alleen geselecteerd worden bij weinig verkeer
en lage rijsnelheden.
Desondanks kunt u zelfs de snelle alarmsnelheid te langzaam vinden als
uw voorligger plotseling stopt.Voorwaarden voor activeren
De AEB kan worden geactiveerd als AEB
is geselecteerd in het LCD-display en als
aan de volgende voorwaarden is
voldaan.
- De ESC is geactiveerd.
- Voor het herkennen van eenvoetganger: de rijsnelheid ligt tussen 8 en 70 km/h.
- Voor het herkennen van een voorligger: de rijsnelheid ligt tussen 8 en 180 km/h.
(Voor de veiligheid van de inzittenden
wordt er echter niet bruusk geremd
wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan80 km/h, ook al regelt het systeem hetremsysteem.)
ODM056094L
Page 516 of 729

Rijden met uw auto
68
5
AEB-waarschuwingsmelding en
systeemregeling
De AEB geeft waarschuwingsmeldingen
en waarschuwingsalarmen
overeenkomstig het risico op een
aanrijding. Verder regelt het systeem het
remsysteem overeenkomstig het risico
op een aanrijding.Forward Warning (1ewaarschuwing)
De waarschuwingsmelding verschijnt in
het LCD-display en de
waarschuwingsalarmen klinken.
WAARSCHUWING
De bestuurder kan de AEB activeren en deactiveren door op de knop op het stuurwiel te
drukken. Het is echter veiliger deAEB te bedienen nadat u de auto
op een veilige plaats geparkeerdhebt.
De AEB wordt automatisch geactiveerd nadat het contact in
stand ON is gezet.
De bestuurder kan de AEB deactiveren door desysteeminstelling in het LCD-
display uit te schakelen.
De AEB wordt automatisch gedeactiveerd als de ESC wordt
uitgeschakeld. Als de ESC is
uitgeschakeld, kan de AEB niet
worden geactiveerd in het LCD-
display.
ODM056082L
Page 517 of 729

569
Rijden met uw auto
Collision Warning (2ewaarschuwing)
De waarschuwingsmelding verschijntin het LCD-display en de
waarschuwingsalarmen klinken.
Uw rijsnelheid neemt af tot een bepaald niveau.
- Als het voertuig voor u langzamerrijdt dan 80 km/h, kan uw rijsnelheid
sterk afnemen. Als het voertuig voor
u harder rijdt dan 80 km/h, kan uw
rijsnelheid geleidelijk afnemen.
- Als uw auto langzamer rijdt dan 70 km/h en er voor de auto een
voetganger gesignaleerd wordt, kan
de rijsnelheid sterk afnemen. Als u
harder rijdt dan 70 km/h en er voor de
auto een voetganger wordt
gesignaleerd, werkt de AEB niet.
Emergency braking
(3ewaarschuwing)
De waarschuwingsmelding verschijnt in het LCD-display en de
waarschuwingsalarmen klinken.
Uw rijsnelheid neemt af tot een bepaald niveau.
- Als het voertuig voor u langzamerrijdt dan 80 km/h, kan uw rijsnelheid
sterk afnemen. Als het voertuig voor
u harder rijdt dan 80 km/h, kan uw
rijsnelheid geleidelijk afnemen. - Als uw auto langzamer rijdt dan 70
km/h en er voor de auto een
voorbijganger wordt gesignaleerd,
kan de rijsnelheid sterk afnemen. Als
u harder rijdt dan 70 km/h en er voor
de auto een voetganger wordt
gesignaleerd, werkt de AEB niet.
Werking remsysteem
In een noodsituatie bereidt het
remsysteem zich voor op een directe
reactie zodra de bestuurder het
rempedaal intrapt.
De AEB zorgt voor extra remvermogen voor een maximale remvertraging
zodra de bestuurder het rempedaal
intrapt.
De regeling van het remsysteem wordt automatisch gedeactiveerd als de
bestuurder het rempedaal met veel
kracht intrapt of het stuurwiel sterk
verdraait.
De regeling van het remsysteem wordt automatisch uitgeschakeld als de
risicofactoren verdwijnen.
ODM056083L
ODM056084L
Page 518 of 729

Rijden met uw auto
70
5
Sensor voor het signaleren van
de afstand tot de voorligger
(radar voor) De sensor is bedoeld om een bepaalde
afstand tot de voorligger te bewaren.
Verontreinigingen zoals sneeuw en water
op de sensorlens hebben echter een
negatief effect op de sensorprestaties.
Hierdoor kan de AEB zelfs tijdelijk
uitgeschakeld worden. Houd de
sensorlens altijd schoon.Waarschuwingsmelding en
waarschuwingslampje
Als de behuizing of de lens van de
sensor verontreinigd is met sneeuw of
water, kan de werking van de AEB
tijdelijk worden onderbroken. In dat geval
wordt de bestuurder gewaarschuwd door
een waarschuwingsmelding. Dit duidt
niet op een storing in de AEB. Verwijder
de verontreiniging, zodat de AEB weer
werkt.
WAARSCHUWING
De regeling van het remsysteem
kan de auto niet volledig tot
stilstand brengen noch alle
aanrijdingen voorkomen. De
bestuurder blijft zelf
verantwoordelijk voor het veilig
rijden en het bedienen van de auto.
WAARSCHUWING
De AEB werkt op basis van de
risiconiveaus, zoals de afstand tot
de voorligger/passerende auto, de
snelheid van de voorligger/passerende auto en de bediening
van de auto door de bestuurder.
OPMERKING
De bestuurder moet altijd uiterst voorzichtig zijn tijdens het rijden,
ook al zijn er geenwaarschuwingsmeldingen ofwaarschuwingsalarmen.
ODM056096L
ODM056116L
Page 519 of 729

571
Rijden met uw auto
✽✽AANWIJZING
Monteer geen accessoires, zoals een kentekenplaathouder of sticker, in de
buurt van de sensor. Vervang ook niet
zelf de bumper. Deze handelingen
kunnen de prestaties van de sensor
negatief beïnvloeden.
Houd het sensor-/bumpergedeelte
altijd schoon.
Gebruik alleen zachte doeken voor het
wassen van de auto. Spuit ook geen
water onder hoge druk op de sensor in
de bumper.
Oefen geen onnodige kracht uit op het
sensorgedeelte aan de voorzijde. Als
de sensor door externe krachten niet
meer in de juiste positie staat, werkt
het systeem mogelijk niet goed meer,
ook al wordt dat niet aangegeven door
een waarschuwingslampje of een
melding. In dat geval adviseren we u
de auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Gebruik alleen een originele
HYUNDAI-behuizing voor de sensor.
Breng zelf geen verf aan op de
behuizing van de sensor.Storing in het systeem
Als de AEB niet goed werkt, gaat hetwaarschuwingslampje AEB ( )
branden en verschijnt er gedurende
enkele seconden een
waarschuwingsmelding. Nadat de
melding is verdwenen, gaat het
hoofdwaarschuwingslampje ( )
branden. In dat geval adviseren we ude auto te laten controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
Als de AEB-waarschuwingsmelding wordt weergegeven, gaat mogelijk ook
het ESC-waarschuwingslampje
branden.
ODM046661L
WAARSCHUWING
De AEB is een aanvullend systeem dat het gebruiksgemak
voor de bestuurder vergroot. De
bestuurder blijft zelf
verantwoordelijk voor het
bedienen van de auto. Vertrouw
niet blindelings op het AEB-
systeem. Bewaar altijd voldoende
afstand tot de voorligger, zodat ude auto veilig tot stilstand kunt
brengen en trap indien nodig hetrempedaal in om de rijsnelheid te
verlagen.
De AEB geeft mogelijk waarschuwingsmeldingen en
waarschuwingsalarmen als dat
niet nodig is. Door beperkingen
aan de gevoeligheid van de
sensor kan het ook gebeuren dat
de AEB helemaal geen
waarschuwingsmeldingen en
waarschuwingsalarmen geeft.
(Vervolg)
Page 520 of 729

Rijden met uw auto
72
5
Beperkingen van het systeem
De AEB bewaakt de rijsituatie met de
radar en de camerasensor. Daarom
werkt de AEB niet goed in een situatie
die buiten het sensorbereik valt. Inonderstaande situaties moet de
bestuurder extra opletten. Dan is de
werking van de AEB mogelijk beperkt.
Herkennen van voertuigen
- De radar of de camera is verontreinigd.
- Er is sprake van zware regen- of
sneeuwval.
- Er is sprake van storing door elektromagnetische golven.
- De door de radar ontvangen gereflecteerde signalen zijn erg onregelmatig.
- De voorligger heeft een smal profiel (bijv. motorfiets of fiets).
- Het zicht van de bestuurder is onduidelijk door
achtergrondverlichting, reflectie of
duisternis.
- De camera krijgt geen compleet beeld van de voorligger.
- De voorligger is een bijzonder voertuig, bijvoorbeeld een
zwaarbeladen vrachtwagen of een
aanhanger. - De voorligger heeft de achterlichten
niet ingeschakeld, heeft geen
achterlichten, heeft asymmetrische
achterlichten of heeft achterlichten die
onder een afwijkende hoek staan.
- De hoeveelheid omgevingslicht verandert sterk, bijvoorbeeld bij het in-
of uitrijden van een tunnel.
- Het rijgedrag van de auto is onstabiel.
- De herkenning door de radar/camerasensor is beperkt.
(Vervolg)
Bij een storing in de AEB kan deregeling van het remsysteem niet
worden geactiveerd nadat eenrisico op een aanrijding is
gesignaleerd, ook al werken de
andere onderdelen van hetremsysteem normaal.
De AEB functioneert alleen bij voertuigen/voetgangers voor deauto en werkt alleen bij het
vooruitrijden. Het werkt niet als er
dieren of auto's uit tegengestelde
richting naderen.
De AEB herkent geen voertuigen die in dwarsrichting kruisen of
voertuigen die haaks op de
rijrichting geparkeerd zijn.