JEEP WRANGLER 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2020Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 201 of 292

2.8-liter dieselmotor
1 — Geïntegreerde voedingsmodule (zekeringen) 6 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
2 — Accu 7 — Peilstok motorolie
3 — Vulopening motorolie 8 — Luchtfilter
4 — Reservoir motorkoelvloeistof 9 — Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof
5 — Reservoir remvloeistof
199
Page 202 of 292

Oliepeil controleren — benzinemotor
Om voor een optimale smering van de motor
te zorgen, moet de motorolie op het juiste
peil worden gehouden. U dient het motorolie-
peil te controleren vijf minuten nadat een
warme motor is uitgeschakeld.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Handhaaf het motoroliepeil al-
tijd binnen de SAFE-zone op de peilstok.
Wanneer u bij deze motoren 0,95 liter
(1 quart) olie toevoegt wanneer het oliepeil
zich aan de onderkant van de gearceerde
zone bevindt, zal het oliepeil stijgen tot aan
de bovenkant van de gearceerde zone.
LET OP!
Als het carter met te veel of te weinig
motorolie wordt gevuld, kan aëratie of ver-
lies van oliedruk optreden. Dit kan leiden
tot motorschade.
Oliepeil controleren — dieselmotor
Om een optimale smering van de motor te
waarborgen, moet het juiste motoroliepeil
gehandhaafd blijven. Controleer het oliepeil
daarom regelmatig, bijvoorbeeld bij elke
tankstop.
Voor voertuigen die zijn uitgerust met een
roetfilter (DPF), is het toegestaan dat het
oliepeil 10 mm (3/8 inch) boven het MAX-
streepje staat. Bij een peil hoger dan 10 mm
(3/8 inch) boven het MAX-streepje moet de
olie worden ververst.
Het ideale tijdstip voor een controle van het
motoroliepeil is ongeveer vijf minuten nadat
een volledig opgewarmde motor is uitgezet.
Controleer het oliepeil als de auto op een
vlakke ondergrond staat. De meting is dan
nauwkeuriger. Het oliepeil moet gehand-
haafd blijven tussen de MIN en MAX merkte-
kens op de peilstok. Wanneer u bij deze
motoren 0,95 l (1 U.S. Quart) olie bijvult met
het peil op het MIN-merkteken, stijgt het peil
naar het MAX-merkteken.
Koelsysteem
WAARSCHUWING!
• Hete koelvloeistof (antivries) en stoom
uit de radiateur kunnen ernstige brand-
wonden veroorzaken. Als u stoom van
onder de motorkap hoort of ziet komen,
mag u de motorkap pas openen nadat de
radiateur voldoende is afgekoeld. Open
nooit de vuldop van het koelsysteem als
de radiateur of het koelvloeistofreservoir
heet is.
• Houd uw handen, gereedschap, kleding
en sieraden uit de buurt van de radia-
teurventilator wanneer de motorkap is
geopend. De ventilator start automa-
tisch en kan op elk moment starten, of
de motor loopt of niet.
• Als u werkzaamheden gaat verrichten in
de buurt van de radiatorventilator, moet
u de kabel van de ventilatormotor los-
koppelen of het contact in de stand OFF
modus zetten. De ventilator is tempera-
tuurgeregeld en kan op elk moment gaan
draaien indien het contact in de stand
ON staat.
SERVICE EN ONDERHOUD
200
Page 203 of 292

Motorkoelvloeistofcontroles
Controleer de koelvloeistof (antivries) elk jaar
(bij voorkeur voordat de vorst invalt). Als de
motorkoelvloeistof (antivries) vuil of roestig
lijkt, moet het systeem worden afgetapt en
doorgespoeld en daarna met nieuwe motor-
koelvloeistof (antivries) worden gevuld. Con-
troleer of de voorzijde van de airco-condensor
(indien aanwezig) vrij is van insectenresten,
bladeren, enz. Spuit indien nodig de voor-
zijde van de condensor of de radiatorlamellen
(indien aanwezig) voorzichtig verticaal vanaf
de bovenkant schoon met een tuinslang.
Controleer de slangen van het motorkoelsys-
teem op broos rubber, barsten, scheuren,
insnijdingen en vloeistofdichte aansluiting
aan koelvloeistofreservoir- en radiateurzijde.
Controleer het hele systeem op lekkage. VER-
WIJDER DE RADIATEURDOP NIET ALS HET
KOELSYSTEEM HEET IS.
Ruitensproeiervloeistof bijvullen
De sproeiers voor de voorruit en de sproeier
voor de achterruit (indien aanwezig) maken
gezamenlijk gebruik van hetzelfde vloei-
stofreservoir. Het vloeistofreservoir bevindtzich in de motorruimte. Controleer regelmatig
het vloeistofpeil. Vul het reservoir uitsluitend
met een ruitensproeieroplossing (niet met
radiateur-antivries). Breng, wanneer u het
ruitensproeiervloeistofreservoir bijvult, wat
ruitensproeiervloeistof aan op een (hand-
)doek en veeg hiermee de ruitenwisserbladen
schoon. Hierdoor wordt de wiswerking verbe-
terd.
Om te voorkomen dat uw ruitensproeiersys-
teem bij koud weer bevriest, dient u een
oplossing of mengsel te kiezen dat geschikt is
voor het klimaat in uw omgeving. Deze infor-
matie treft u aan op de meeste flessen met
ruitensproeiervloeistof.
WAARSCHUWING!
In de handel verkrijgbare ruitensproeier-
vloeistof is brandbaar. Deze kan ontbran-
den en brandwonden veroorzaken. Wees
daarom voorzichtig als u het reservoir bij-
vult of in de buurt van het reservoir werkt.
Remsysteem
Om altijd optimale remprestaties te waarbor-
gen, moeten alle onderdelen van het remsys-
teem regelmatig worden gecontroleerd.
Raadpleeg "Onderhoudsschema" in dit
hoofdstuk voor de juiste
onderhoudsintervallen.
WAARSCHUWING!
Rijden met uw voet op het rempedaal is
gevaarlijk en kan leiden tot een aanrijding.
Rijden met uw voet op het rempedaal
veroorzaakt abnormaal hoge remtempera-
turen, verhoogt de slijtage van de remvoe-
ring en kan leiden tot schade aan het
remsysteem. U beschikt dan in noodgeval-
len niet over het volledige remvermogen.
Vloeistofpeil controleren — hoofdremcilinder
Het vloeistofpeil van de hoofdremcilinder
moet worden gecontroleerd bij elke onder-
houdsbeurt, of direct zodra het waarschu-
wingslampje voor het remsysteem aangeeft
dat er sprake is van een storing. Vul, indien
nodig, vloeistof bij om het peil op het niveau
te brengen binnen de markeringen die zijn
201
Page 204 of 292

aangebracht op het reservoir van de hoofd-
remcilinder. Maak de bovenzijde van de
hoofdremcilinder schoon voordat u de dop
verwijdert. Het is bij schijfremmen een nor-
maal verschijnsel dat het vloeistofpeil daalt
naarmate de remblokken verder slijten. Con-
troleer het remvloeistofpeil wanneer de rem-
blokken worden vervangen. Wanneer het rem-
vloeistofpeil abnormaal laag is, dient het
systeem te worden gecontroleerd op lekkage.
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen en
smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
• Gebruik uitsluitend door de fabrikant
aanbevolen remvloeistof. Raadpleeg de
paragraaf "Vloeistoffen en smeermidde-
len" in het hoofdstuk "Technische gege-
vens" voor meer informatie. Gebruik van
de verkeerde remvloeistof kan ernstige
schade veroorzaken aan uw remsysteem
en/of de werking ervan nadelig beïnvloe-
den. Het juiste type remvloeistof wordt
WAARSCHUWING!
ook vermeld op het reservoir van de
originele hoofdremcilinder.
• Om vervuiling te voorkomen door mate-
riaal of vocht van buitenaf, dient u uit-
sluitend nieuwe remvloeistof te gebrui-
ken, of remvloeistof uit een hermetisch
afgesloten reservoir. Zorg ervoor dat de
dop van het reservoir van de hoofdrem-
cilinder altijd is vastgedraaid. Remvloei-
stof in een open reservoir neemt vocht
op uit de lucht, waardoor de remvloeistof
een lager kookpunt krijgt. De remvloei-
stof kan hierdoor gaan koken tijdens
stevig of langdurig remmen, waardoor de
kans bestaat dat de remmen plotseling
niet meer werken. Dit kan een aanrijding
tot gevolg hebben.
• Het bijvullen van het vloeistofreservoir
met te veel remvloeistof kan leiden tot
het morsen van vloeistof op hete mo-
toronderdelen, waardoor de remvloeistof
vlam kan vatten. Remvloeistof kan ook
schade toebrengen aan gelakte opper-
vlakken en vinyl. Let er daarom op dat er
WAARSCHUWING!
geen remvloeistof op deze oppervlakken
terecht komt.
• Zorg dat er geen vloeistof op basis van
aardolie in de remvloeistof terechtkomt.
De afdichtingen van het remsysteem
kunnen hierdoor worden aangetast,
waardoor de remmen hun werking ge-
deeltelijk of geheel kunnen verliezen.
Dit kan een aanrijding tot gevolg heb-
ben.
Handgeschakelde versnellingsbak
Vloeistofpeil controleren
Controleer het vloeistofpeil door de vuldop te
verwijderen. Het vloeistofpeil moet liggen
tussen de onderkant van de vulopening tot
maximaal 4,76 mm (3/16 inch) daaronder.
Indien nodig moet vloeistof worden bijgevuld
tot aan het juiste niveau.
SERVICE EN ONDERHOUD
202
Page 205 of 292

Automatische versnellingsbak
Vloeistofpeil controleren — benzinemotor
U kunt het vloeistofniveau het best controle-
ren als de versnellingsbak op de normale
bedrijfstemperatuur is (ongeveer 82 °C/180
°F). Hiervoor moet u minimaal 25 km
(15 mijl) hebben gereden. Bij normale be-
drijfstemperatuur kunt u de vloeistof niet
meer tussen de vingertoppen houden.
Controleer het vloeistofpeil van de transmis-
sie aan de hand van de volgende procedure:
1. Parkeer de auto op een vlakke
ondergrond.
2. Verwijder de motorkap door deze opwaarts
van de montagepennen te tillen (twee aan
de voorzijde en twee aan de achterzijde).
3. Laat de motor gedurende ten minste
60 seconden bij het normale stationaire
toerental draaien, en laat de motor gedu-
rende de rest van deze procedure draaien.
4. Trek de handrem zo ver mogelijk aan en
trap het rempedaal in.5. Plaats de schakelhendel heel kort in ie-
dere versnelling (wacht totdat iedere ver-
snelling goed aangrijpt) en zet de schakel-
hendel ten slotte in PARK.
6. Verwijder de peilstok, veeg de peilstok
schoon en plaats hem helemaal terug.
7. Verwijder de peilstok nogmaals en bekijk
het vloeistofpeil aan beide kanten. Het
afgelezen vloeistofniveau is alleen geldig
als er een dikke laag olie op beide kanten
van de peilstok zit. De openingen in de
peilstok zitten vol met vloeistof als het
daadwerkelijke niveau even hoog is als of
hoger is dan de opening. Het vloeistofpeil
moet zich bij normale bedrijfstempera-
tuur tussen de (bovenste) referentie-
openingen "HOT" op de peilstok bevinden.
Als het vloeistofniveau te laag is, moet u
vloeistof via de vulbuis van de peilstok
bijvullen.Vul nooit te veel vloeistof bij.
Gebruik UITSLUITEND voorgeschreven
vloeistof (zie "Vloeistoffen en smeermid-
delen" onder "Technische gegevens" voor
vloeistofspecificaties). Nadat u wat olie
via de vulbuis van de peilstok hebt toege-
voegd, moet u minimaal twee minutenwachten zodat de olie de transmissie kan
inlopen voordat u het vloeistofniveau op-
nieuw gaat controleren.
OPMERKING:
• De openingen in de peilstok zitten vol
met vloeistof als het daadwerkelijke ni-
veau even hoog is als of hoger is dan de
opening.
•
Als het nodig is om de versnellingsbak bij
een temperatuur lager dan de bedrijfstem-
peratuur te controleren, dan moet het
vloeistofpeil zich tussen de twee (onder-
ste) openingen "COLD" op de peilstok be-
vinden en moet de temperatuur van de
vloeistof ongeveer 27 °C (80° F) zijn. Wan-
neer het vloeistofpeil juist is bij 27 °C
(80° F), dan moet het zich tussen de
(bovenste) referentie-openingen "HOT" be-
vinden wanneer de versnellingsbak 82 °C
(180° F) bereikt. Het is altijd beter om het
niveau bij normale bedrijfstemperatuur te
controleren.
203
Page 206 of 292

LET OP!
Als de temperatuur van de vloeistof lager
dan 10°C (50°F) is, wordt het vloeistofpeil
niet altijd op de peilstok aangegeven. U
mag pas vloeistof toevoegen als de tempe-
ratuur voldoende hoog is om een nauwkeu-
rige waarde af te kunnen lezen. Laat de
motor stationair lopen, in de stand PARK,
om de vloeistof op te warmen.
8. Breng de motorkap weer aan en klik deze
zorgvuldig vast op de vier
montagepennen.
9. Controleer op lekken. Zet de handrem vrij.
OPMERKING:
Om te voorkomen dat vuil en water in de
versnellingsbak terechtkomen na het contro-
leren of bijvullen, moet u controleren of de
peilstok correct is aangebracht. Het is nor-
maal dat de peilstok iets naar boven komt, zo
lang de afdichting maar in de buis van de
peilstok blijft zitten.
Vloeistofpeil controleren — 2.8-liter turbo-
dieselmotor
De vloeistof is in de fabriek op het juiste peil
gebracht en vereist onder normale gebruiks-
omstandigheden geen aanpassingen. Het is
niet nodig om het vloeistofpeil regelmatig te
controleren, daarom is de vulbuis van de
versnellingsbak afgesloten met een dop en is
geen peilstok aanwezig. Een erkende dealer
kan het vloeistofpeil in uw automatische
transmissie controleren met behulp van een
speciale peilstok.
Als u merkt dat er sprake is van vloeistoflek-
kage of een defect in de versnellingsbak,
neem dan onmiddellijk contact op met een
erkende dealer om het transmissievloeistof-
peil te laten controleren. Als het voertuig
wordt gebruikt met een verkeerd vloeistof-
peil, kan ernstige schade aan de automati-
sche versnellingsbak worden toegebracht.
Onderhoudsvrije accu
Uw auto is uitgerust met een onderhoudsvrije
accu. U hoeft nooit water bij te vullen of
onderhoudswerkzaamheden te laten
uitvoeren.
WAARSCHUWING!
• Accuvloeistof is een gevaarlijke corro-
sieve vloeistof die brandwonden of zelfs
blindheid kan veroorzaken. Zorg dat uw
ogen, huid en kleding niet in aanraking
komen accuvloeistof. Leun niet over de
accu wanneer u de klemmen aansluit.
Wanneer accuzuur in uw ogen of op uw
huid spat, spoel dan onmiddellijk met
een ruime hoeveelheid water. Raadpleeg
de paragraaf "Starten met startkabels" in
het hoofdstuk "In geval van nood/pech"
voor meer informatie.
• Accugas is brandbaar en explosief.
Houd open vuur of vonken daarom altijd
uit de buurt van de accu. Gebruik geen
hulpaccu of andere acculader van meer
dan 12 volt. Zorg dat de kabelklemmen
elkaar niet raken.
• Accupolen, accuklemmen en toebeho-
ren bevatten lood en loodhoudende stof-
fen. Was uw handen nadat u hiermee in
aanraking bent gekomen.
SERVICE EN ONDERHOUD
204
Page 207 of 292

LET OP!
• Let er bij het aansluiten van de accuka-
bels op dat de pluskabel op de pluspool
en de minkabel op de minpool aangeslo-
ten worden. De accupolen zijn gemar-
keerd met plus (+) en min (-) op de
accubehuizing. De kabelklemmen moe-
ten stevig op de aansluitpolen zitten en
mogen geen corrosie vertonen.
• Wanneer u een snellader gebruikt terwijl
de accu nog in de auto aanwezig is,
koppel dan beide accukabels in de auto
los voordat u de lader op de accu aan-
sluit. Gebruik een snellader nooit als
starthulp.
Onderhoud van de airconditioning
Voor optimale prestaties kunt u het aircosys-
teem het best laten controleren door een
erkende dealer aan het begin van het zomer-
seizoen. Bij deze onderhoudsbeurt moeten
ook de condensorribben worden gereinigd en
moet een werkingstest worden uitgevoerd.
Laat ook de spanning van de aandrijfriem
controleren.
WAARSCHUWING!
• Gebruik voor uw airco uitsluitend door
de fabrikant goedgekeurde compressor-
smeermiddelen en koudemiddelen.
Sommige niet-goedgekeurde koudemid-
delen zijn brandbaar en explosief en
kunnen daardoor ernstig letsel veroorza-
ken. Andere niet-goedgekeurde koude-
middelen of smeermiddelen kunnen het
systeem beschadigen, wat hoge repara-
tiekosten met zich meebrengt. Raad-
pleeg de Service- en garantiehandlei-
ding in uw informatie voor de eigenaar
voor meer informatie over de garantie.
• Het aircosysteem bevat een koudemid-
del onder hoge druk. Om persoonlijk
letsel of schade aan het systeem te voor-
komen mag het bijvullen van koudemid-
del, of andere reparaties waarbij leidin-
gen moeten worden losgekoppeld,
alleen worden uitgevoerd door een vak-
bekwame monteur.
LET OP!
Spoel het systeem van de airconditioning
niet met chemicaliën, omdat daardoor de
onderdelen van de airconditioning bescha-
digd kunnen raken. Dergelijke schade
wordt niet gedekt door de standaardgaran-
tie.
Koudemiddel opvangen en recyclen R-134a
— indien aanwezig
Het airconditioningssysteem van uw voertuig
bevat R-134A, een koudemiddel dat de ozon-
laag niet aantast. De fabrikant raadt u aan het
onderhoud aan het airconditioningsysteem te
laten uitvoeren door een erkende dealer of
een vakgarage die beschikt over de uitrusting
om het koelmiddel op te vangen en te laten
recyclen.
OPMERKING:
Gebruik voor het A/C-systeem uitsluitend
PAG-compressorolie en koelmiddelen die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
205
Page 208 of 292

Koudemiddel opvangen en recyclen —
R-1234yf
Het airconditioningsysteem van uw auto be-
vat R-1234yf, een koudemiddel van hydro-
fluor-olefine (HFO) dat de ozonlaag niet aan-
tast en een laag aardopwarmingsvermogen
(GWP) heeft. De fabrikant raadt u aan het
onderhoud aan het airconditioningsysteem te
laten uitvoeren door een erkende dealer die
beschikt over apparatuur om het koudemid-
del op te vangen en te recyclen.
OPMERKING:
Gebruik voor het A/C-systeem uitsluitend
PAG-compressorolie en koelmiddelen die zijn
goedgekeurd door de fabrikant.
Vervanging van het aircofilter (luchtfilter
aircosysteem)
WAARSCHUWING!
Verwijder het interieurluchtfilter niet ter-
wijl de motor loopt, of wanneer de contact-
schakelaar in de stand ACC of ON/RUN
staat. Als het interieurluchtfilter is verwij-
derd en de aanjager in werking is, kan de
aanjager in contact komen met uw handen
en vuil en deeltjes in uw ogen blazen, wat
kan leiden tot letsel.
Het luchtfilter van het aircosysteem bevindt
zich in de luchtinlaat achter het handschoe-
nenkastje. Volg de onderstaande procedure
om het filter te vervangen:
1. Open het handschoenenkastje en neem
alle voorwerpen eruit.
2. Druk op de zijwanden van het handschoe-
nenkastje en laat de klep zakken.3. Klap het handschoenenkastje naar
beneden.
4. Maak de twee houders los waarmee de
twee toegangsluikjes aan de behuizing
van het klimaatsysteem zijn bevestigd.
Handschoenenkastje
1 — Aanslagen handschoenenkastje
2 — Handschoenenkastje
SERVICE EN ONDERHOUD
206
Page 209 of 292

5. Open de twee toegangsluikjes naar het
luchtfilter.
6. Verwijder de twee luchtfilters uit het
luchtinlaathuis van het klimaatsysteem.
Trek de filterelementen, een voor een,
recht uit de behuizing.7. Monteer het aircoluchtfilter met de posi-
tiemarkering in de zelfde richting wijzend
als voor het verwijderen.
LET OP!
Het interieurluchtfilter is voorzien van een
pijl die de richting van de luchtstroom door
het filter aangeeft. Als het filter niet op de
juiste wijze wordt geïnstalleerd, moet het
wellicht vaker worden vervangen.
8.
Sluit de toegangsluikjes van het aircolucht-
filter en zet de bevestigingslipjes vast.
9. Draai de klep van het handschoenenkastje
weer op zijn plaats.
Raadpleeg het hoofdstuk "Onderhouds-
schema" voor de juiste onderhouds-
intervallen.
DEALERSERVICE
Een erkende dealer beschikt over goed opge-
leid servicepersoneel, speciale gereedschap-
pen en de nodige uitrusting om alle werk-
zaamheden met het nodige vakmanschap uit
te voeren. Er zijn servicehandleidingen ver-
krijgbaar met gedetailleerde gegevens voor
een correct onderhoud van uw auto. Raad-
pleeg deze servicehandleidingen voordat u
zelf probeert onderhoud uit te voeren.
Luchtfilterbevestigingslippen
1 — Linker sluitlip
2 — Rechter sluitlip
Luchtfiltertoegangsluik open
1 — Toegangsklep aircofilter
2 — Luchtfilter airconditioning
207
Page 210 of 292

OPMERKING:
Bij opzettelijk manipuleren van het emissie-
regelsysteem kan de garantie vervallen en
bent u strafbaar.
WAARSCHUWING!
U kunt ernstig letsel oplopen tijdens het
werken aan of bij een motorvoertuig. Voer
alleen de service uit waarvan u de kennis
en waarvoor u de juiste apparatuur heeft.
Als u twijfelt over uw kunde om een be-
paalde werkzaamheid uit te voeren, breng
dan uw auto naar een vakkundige mon-
teur.
Ruitenwisserbladen
Reinig de rubberdelen van de wisserbladen
en de voorruit regelmatig met een spons of
zachte doek en een mild niet-schurend reini-
gingsmiddel. U verwijdert zo de resten van
strooizout of olie.Als de ruitenwissers langdurig worden ge-
bruikt terwijl de ruit droog is, zullen de wis-
serbladen sneller slijten. Gebruik altijd rui-
tensproeiervloeistof als u met de wissers
strooizout of vuil van een droge voorruit wilt
verwijderen.
Gebruik de ruitenwissers nooit om rijp of ijs
van de voorruit te verwijderen. Zorg dat het
rubber van de wissers niet in aanraking komt
met aardolieproducten zoals motorolie, ben-
zine, enz.
OPMERKING:
De levensduur van ruitenwisserbladen is af-
hankelijk van de geografische regio en de
mate van gebruik. Wanneer u merkt dat de
ruitenwissers klapperen of (water)sporen of
natte plekken achterlaten, dan duidt dit op
een slechte werking van de ruitenwisserbla-
den. Wanneer een van deze symptomen zich
voordoet, reinig of vervang dan de ruitenwis-
serbladen.De wisserbladen en ruitenwisserarmen moe-
ten regelmatig worden geïnspecteerd, niet
alleen wanneer de ruitenwisser prestatiespro-
blemen vertoont. Deze inspectie moet de
volgende punten omvatten:
• Slijtage of ongelijke randen
• Vreemd materiaal
• Uitharding of barsten
• Vervorming of vermoeidheid
Als een ruitenwisserblad of wisserarm be-
schadigd is, vervang de betreffende wisser-
arm of het blad door een nieuwe eenheid.
Probeer niet een ruitenwisserarm of blad te
repareren die of dat beschadigd is.
Blad van ruitenwisser verwijderen/
aanbrengen
LET OP!
Laat de wisserarm niet terugveren tegen
de ruit zonder dat het blad van de ruiten-
wisser is aangebracht, anders kan de ruit
beschadigd raken.
SERVICE EN ONDERHOUD
208