JEEP WRANGLER 2020 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: JEEP, Model Year: 2020, Model line: WRANGLER, Model: JEEP WRANGLER 2020Pages: 292, PDF Size: 4.65 MB
Page 181 of 292

2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel het andere uiteinde van de plus-
kabel(+)van de startkabel los van de
externe pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
5. Plaats de beschermkap weer op de ex-
terne pluspool(+)van de auto met de lege
accu.
Wanneer uw voertuig vaak met behulp van
startkabels moet worden gestart, dient u de
accu en het laadsysteem door een erkende
dealer te laten testen.LET OP!
Accessoires die op de aansluitcontacten
zijn aangesloten, ontvangen ook voedings-
spanning van de accu in de auto als u ze
niet gebruikt (bijv. mobiele apparatuur).
Als u de accessoires te lang aangesloten
laat zonder dat de motor draait, raakt de
accu zo ver ontladen dat de levensduur
ervan afneemt en/of de motor niet meer zal
starten.
OVERVERHITTING VAN DE
MOTOR
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u
met de passende maatregelen de kans op
oververhitting verminderen.
• Op de grote weg — minder snelheid.
• In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in
NEUTRAAL wanneer u stilstaat, maar ver-
hoog het stationair toerental niet.
LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem, kan dit leiden tot schade aan de
auto. Als de meternaald in de zone HOT
("H") staat, zet dan de auto veilig stil langs
de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot
de meternaald weer in het normale bereik
staat. Als de meternaald in de zone HOT
("H") blijft staan en u voortdurend gongsig-
nalen hoort, zet de motor dan direct af en
waarschuw de wegenwacht.
OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om dreigende
oververhitting van de motor te voorkomen:
• Als de airco is ingeschakeld, schakel deze
dan uit. Het aircosysteem voert warmte af
naar het koelsysteem en dat gebeurt niet
als u de airco uitzet.
179
Page 182 of 292

• U kunt ook de temperatuurregelknop in de
hoogste stand zetten, de ventilatie in de
vloerstand zetten en de aanjagerschakelaar
in een hoge stand zetten. Zo ondersteunt
het verwarmingssysteem de werking van de
radiateur bij het afvoeren van warmte uit
het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brandwon-
den veroorzaken. Als u stoom van onder de
motorkap hoort of ziet komen, mag u de
motorkap pas openen nadat de radiateur
voldoende is afgekoeld. Open nooit de
vuldop van het koelsysteem als de radi-
ateur of het koelvloeistofreservoir heet is.
SCHAKELHENDEL
ONTGRENDELEN
Als zich een storing voordoet en de schakel-
hendel niet uit de stand PARK kan worden
bewogen, dan kunt u de volgende procedure
uitvoeren om de schakelhendel tijdelijk te
kunnen bewegen:
1. Zet de motor af.2. Trek de handrem stevig aan.
3. Verwijder met een kleine schroeven-
draaier of soortgelijk gereedschap de af-
dekking van het ontgrendelmechanisme
voor de schakelhendel (rechts van de
schakelhendel).
4. Zet de contactschakelaar in de stand ACC
of ON/RUN, maar start de motor niet.
5. Houd het rempedaal stevig ingetrapt.
6. Steek de schroevendraaier of het soortge-
lijk gereedschap in de opening en houd
het ontgrendelmechanisme naar beneden
gedrukt.
7. Beweeg de schakelhendel naar de stand
NEUTRAL.
8. De motor kan dan in de stand NEUTRAL
worden gestart.
9. Breng de kap van het ontgrendelmecha-
nisme weer aan.
Plaats voor ontgrendelen van
schakelhendel
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
180
Page 183 of 292

EEN VASTZITTENDE AUTO
WEER VRIJ KRIJGEN
Wanneer u met de auto vast komt te zitten in
modder of sneeuw, kunt u de auto meestal
door een heen en weer gaande beweging los
krijgen. Draai het stuur links- en rechtsom om
de voorwielen vrij te maken. Schakel vervol-
gens tussen DRIVE en REVERSE (bij automa-
tische versnellingsbak) of de 2E VERSNEL-
LING en REVERSE (bij handgeschakelde
versnellingsbak) en trap tegelijkertijd het
gaspedaal licht in. Trap het gaspedaal net
voldoende in om de heen en weer gaande
beweging van de auto op gang te houden,
zonder dat de wielen doorslippen of het toe-
rental overmatig oploopt.
LET OP!
Het overmatig laten oplopen van het toe-
rental van de motor of het laten doorslip-
pen van de wielen kan leiden tot overver-
hitting en beschadiging van de
versnellingsbak. Laat de motor ten minste
één minuut stationair draaien met de ver-
snellingsbak in de stand NEUTRAL tel-
LET OP!
kens nadat de auto vijf keer heen en weer
is bewogen. Zo voorkomt u oververhitting
en vermindert u het risico op schade aan
de koppeling of de versnellingsbak bij
langdurige pogingen om de auto vrij te
krijgen.
OPMERKING:
Druk voordat u de auto heen en weer beweegt
eerst op de schakelaar "ESC Off" om het
elektronisch stabiliteitsregelsysteem (ESC)
in de stand "Partial Off" (gedeeltelijk uit) te
zetten. Raadpleeg de paragraaf "Elektroni-
sche remregeling" in het hoofdstuk "Veilig-
heid" in het instructieboekje voor meer infor-
matie. Als de auto is losgekomen, drukt u
nogmaals op de schakelaar "ESC Off" om de
stand "ESC On" te herstellen.
WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij te
hoge wielsnelheden kunnen de banden en
assen, zelfs onherstelbaar, beschadigen.
WAARSCHUWING!
Er kan een band exploderen, waardoor
iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een hogere snelheid
dan 48 km/u (30 mph) of langer dan
30 seconden continu doorslippen. Zorg er
ook voor dat er geen personen aanwezig
zijn in de nabijheid van een doorslippend
wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait.
LET OP!
• Wanneer u een vastzittend voertuig heen
en weer beweegt door snel te schakelen
tussen DRIVE en de TWEEDE VER-
SNELLING, mogen de wielen nooit snel-
ler doorslippen dan 24 km/u (15 mph),
omdat anders schade kan ontstaan aan
de aandrijflijn.
• Het overmatig laten oplopen van het
toerental van de motor of het te snel
laten doorslippen van de wielen kan lei-
den tot oververhitting en beschadiging
van de versnellingsbak. Ook kunnen de
banden beschadigd raken. Laat de wie-
181
Page 184 of 292

LET OP!
len niet met meer dan 48 km/u (30 mph)
doorslippen (de transmissie schakelt
niet op).
SLEPEN VAN EEN AUTO
MET PECH
In dit hoofdstuk worden de procedures be-
schreven voor het slepen van een auto met
pech door een wegsleepbedrijf. Als de trans-missie en de aandrijflijn nog werken, kunnen
auto's met pech ook worden weggesleept zo-
als beschreven bij “De auto slepen achter
een camper” in het hoofdstuk “Starten en
rijden”.
Sleepmethode Wielen VAN de grond MODELLEN MET VIERWIELAANDRIJVING
Slepen met alle wielen op de grond GEENZie de instructies onder "De auto slepen achter een camper" in
"Starten en rijden".
• Automatische versnellingsbak inPARK
Handgeschakelde versnellingsbak in een versnelling (NIETin
NEUTRAL)
• Tussenbak inNEUTRAL
• Contact in stand ACC of ON/RUN
• Slepen invoorwaartserichting
Slepen met behulp van een wiellift
of dollyVoorNIET TOEGESTAAN
AchterNIET TOEGESTAAN
Flatbed (autoambulance)ALLE BESTE METHODE
Om schade aan uw auto te voorkomen is de
juiste sleepuitrusting vereist. Gebruik uitslui-
tend sleepstangen en andere uitrusting die
speciaal voor dit doel zijn gemaakt en volg de
instructies van de fabrikant van de uitrusting.
Het gebruik van veiligheidskettingen is ver-
plicht. Bevestig sleepstangen of anderesleepuitrusting altijd aan een dragend deel
van de auto, nooit aan bumpers of hieraan
bevestigde beugels. De verkeersvoorschriften
met betrekking tot het slepen van voertuigen
moeten worden opgevolgd.Wanneer u tijdens het slepen accessoires
wenst te gebruiken (ruitenwissers, ruitont-
dooier, enz.), dient de contactschakelaar in
stand ON/RUN te staan en niet in stand ACC.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
182
Page 185 of 292

Wanneer de accu van de auto leeg is, raad-
pleeg dan de paragraaf "Schakelhendel ont-
grendelen" in dit hoofdstuk voor instructies
over hoe u de automatische versnellingsbak
uit de stand PARK schakelt voor het slepen.
LET OP!
• Gebruik geen takelsysteem met sleeplus
om de auto te slepen. Anders kan de
auto beschadigd raken.
• Bij het vastmaken van de auto op een
autoambulance mogen de onderdelen in
de wielophanging vóór of achter niet
worden vastgemaakt. Door een foutieve
sleepwijze kan uw auto worden bescha-
digd.
• Als het te slepen voertuig bestuurbaar
moet blijven, moet de contactschakelaar
in de stand ACC of ON/RUN staan en
niet in de stand LOCK/OFF.
Zonder contactsleutel
Er moeten speciale voorzorgsmaatregelen
worden genomen wanneer de auto wordt ge-
sleept met de contactschakelaar in de stand
LOCK. Zonder contactsleutel mag de auto
alleen worden gesleept op een autoambu-
lance. Om schade aan uw auto te voorkomen
is de juiste sleepuitrusting vereist.
Uitvoeringen met vierwielaandrijving
De fabrikant raadt aan om de auto te vervoe-
ren met alle wielenVANde grond. Accepta-
bele methoden zijn het vervoeren van de auto
op een autoambulance of de auto aan de
voorzijde op te takelen en de achterzijde op
een dolly te plaatsen.
Als er geen autoambulance beschikbaar is en
de tussenbak nog werkt, mag het voertuig
worden gesleept (in voorwaartse richting, met
ALLEwielen op de grond),ALSde tussenbak
in de standNEUTRAL(N) staat en de versnel-
lingsbak in de standPARK(voor automatische
versnellingsbakken) of in een versnelling(NIETinNEUTRAL, voor handgeschakelde ver-
snellingsbakken). Zie "Slepen achter een
camper" in "Starten en rijden" voor gedetail-
leerde instructies.
LET OP!
• Voor- of achterwielliften mogen niet wor-
den gebruikt (als de andere wielen op de
grond staan). Bij slepen met behulp van
een voor- of achterwiellift ontstaat in-
wendige schade aan de versnellingsbak
of tussenbak.
• Wanneer dit voertuig in strijd met de
bovenvermelde voorschriften wordt ge-
trokken, kan er ernstige beschadiging
van de versnellingsbak en/of de tussen-
bak optreden. Beschadigingen, veroor-
zaakt door onjuist slepen, vallen niet
onder de garantie van de auto.
183
Page 186 of 292

Gebruik van sleepogen
Uw voertuig is uitgerust met sleepogen onder
de voor- en de achterbumper.
Voorzorgsmaatregelen gebruik sleepoog
OPMERKING:
• Zorg ervoor dat het sleepoog correct gemon-
teerd is.
• Het sleepoog wordt aanbevolen voor ge-
bruik met een goedgekeurde trekstang
en/of -touw.
• Gebruik het sleepoog niet om het voertuig
op een autoambulance te trekken.
• Gebruik het sleepoog niet om een vastzit-
tende de auto los te trekken. Raadpleeg
"Vastgereden voertuig bevrijden" in dit
hoofdstuk voor meer informatie.
WAARSCHUWING!
Blijf op afstand van auto's die gesleept
worden.
• Gebruik geen ketting met een sleepoog.
Kettingen kunnen breken, met ernstig of
zelfs dodelijk letsel tot gevolg.
WAARSCHUWING!
•Gebruik geen sleepband met sleepoog.
Sleepbanden kunnen breken of losraken,
met ernstig of dodelijk letsel als gevolg.
• Het niet op de juiste wijze gebruiken van
het sleepoog kan ertoe leiden dat com-
ponenten breken, wat ernstig of zelfs
dodelijk letsel tot gevolg hebben.
LET OP!
• Het sleepoog mag alleen worden ge-
bruikt voor hulp bij pech onderweg. Ge-
bruik het sleepoog alleen met een ge-
schikte voorziening in overeenstemming
LET OP!
met de verkeersregels (een metalen
stang of een touw) voor op horizontaal
terrein slepen van de auto voor een korte
afstand naar de dichtstbijzijnde garage.
• De sleepogen mogen NIET worden ge-
bruikt om voertuigen buiten de weg te
slepen of op plekken met obstakels.
• In overeenstemming met de boven-
staande voorwaarden moet slepen met
een sleepoog plaatsvinden met twee au-
to's (één die trekt, de ander die wordt
gesleept) die zoveel mogelijk dezelfde
hartlijn volgen. Als deze richtlijnen niet
worden opgevolgd, kan schade aan de
auto ontstaan.
Waarschuwingslabel sleepoog
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
184
Page 187 of 292

UITGEBREID ONGELUK-
KENRESPONSSYSTEEM
(EARS)
Deze auto is uitgerust van een uitgebreid
ongelukkenresponssysteem.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de functie
uitgebreid ongelukkenresponssysteem
(EARS).
EVENT DATA RECORDER
(EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event Data
Recorder (EDR). Het belangrijkste doel van
de EDR is het registreren van gegevens die
helpen om te begrijpen hoe voertuigsystemen
zich gedragen bij bepaalde aanrijdingen of
bijna-aanrijdingen, zoals de activering van
een airbag of een botsing tegen een obstakel.
Raadpleeg de paragraaf "Beveiligingssyste-
men voor inzittenden" in het hoofdstuk "Vei-
ligheid" voor meer informatie over de Event
Data Recorder (EDR).
185
Page 188 of 292

186
Page 189 of 292

SERVICE EN ONDERHOUD
GEPLAND ONDERHOUD.......188
Gepland onderhoud — benzinemotor . .188
Gepland onderhoud — dieselmotor . . .193
MOTORCOMPARTIMENT......198
3.6-liter-motor................198
2.8-liter dieselmotor............199
Oliepeil controleren — benzinemotor . .200
Oliepeil controleren — dieselmotor . . .200
Koelsysteem.................200
Ruitensproeiervloeistof bijvullen.....201
Remsysteem.................201
Handgeschakelde versnellingsbak. . . .202
Automatische versnellingsbak.......203Onderhoudsvrije accu...........204
Onderhoud van de airconditioning. . . .205
DEALERSERVICE...........207
Ruitenwisserbladen............208
HET VOERTUIG OMHOOG TE
BRENGEN..................211
BANDEN..................211
Banden — Algemene informatie.....211
Type banden.................216
Reservewielen — indien aanwezig. . . .217
Verzorging van velgen en wieldoppen . .218
Sneeuwkettingen
(tractiehulpmiddelen)...........220Aanbevelingen voor het rouleren van
banden....................221
HET VOERTUIG STALLEN......221
CAROSSERIE...............221
Onderhoud carrosserie en bodem.....221
Behoud van de carosserie.........222
INTERIEUR................224
Stoelen en bekleding............224
Kunststof- en gelakte onderdelen. . . .225
Lederen onderdelen.............226
Ruitoppervlakken..............226
SERVICE EN ONDERHOUD
187
Page 190 of 292

GEPLAND ONDERHOUD
Gepland onderhoud — benzinemotor
De geplande onderhoudsbeurten in deze
handleiding moeten op de aangeduide tijd-
stippen of kilometerstanden worden uitge-
voerd om uw garantie te behouden en opti-
male betrouwbaarheid en prestaties van het
voertuig te garanderen. Bij veeleisend ge-
bruik, bijvoorbeeld door het rijden in stoffige
omgevingen of veel korte ritten, is mogelijk
meer onderhoud vereist. Laat ook telkens
inspectie en onderhoud uitvoeren wanneer u
een defect vermoedt.
De indicator voor olieverversing herinnert u
eraan dat uw auto een onderhoudsbeurt no-
dig heeft.
Op voertuigen zonder display in de instru-
mentengroep knippert de melding "CHANgE
OIL" (olie verversen) in de instrumentengroep
met kilometerteller en er klinkt een geluids-
signaal om aan te geven dat de olie ververst
moet worden.Het bericht voor olieverversing wordt telkens
ongeveer 11.200 km (7000 mijl) na de laat-
ste olieverversing weergegeven. Laat het on-
derhoud zo snel mogelijk, binnen 800 km
(500 mijl), uitvoeren. Het eerder verversen
van de olie kan echter noodzakelijk zijn na
7.500 km (4.500 mijl) als de auto onder
zware omstandigheden wordt gebruikt, die
verderop in dit hoofdstuk worden beschre-
ven.
OPMERKING:
•
Het systeem houdt geen rekening met de tijd
die is verstreken sinds de laatste olieverver-
sing. Ververs de olie van uw auto wanneer de
laatste verversingsbeurt langer dan 6 maan-
den geleden is, ook wanneer het bericht voor
olieverversing NIET wordt weergegeven.
• Ververs de olie van uw auto vaker als u de
auto gedurende langere tijd gebruikt als
terreinwagen.
• Onder geen beding mogen de intervallen
voor olieverversing groter zijn dan
12.000 km (7.500 mijl) of 6 maanden,
afhankelijk van wat eerst komt.De erkende dealer reset de indicator voor
olieverversing nadat de geplande olieverver-
sing is uitgevoerd.
Eenmaal per maand of voor een lange rit
• Controleer het oliepeil ongeveer vijf minu-
ten nadat de volledig warmgedraaide motor
is uitgezet. Controleer het oliepeil als de
auto op een vlakke ondergrond staat. De
meting is dan nauwkeuriger. Vul alleen olie
bij wanneer het oliepeil zich onder het
merkteken ADD of MIN bevindt.
• Controleer het ruitensproeiervloeistofpeil
en vul zo nodig vloeistof bij.
• Controleer de bandenspanning en let op
ongewone slijtage of beschadigingen. Rou-
leer banden bij de eerste tekenen van on-
gelijkmatige slijtage, zelfs voordat de indi-
cator voor olie verversen gaat branden.
• Inspecteer de accu, reinig de poolklemmen
en zet ze zo nodig vast.
• Controleer de vloeistofniveaus van het koel-
vloeistofreservoir, de automatische versnel-
lingsbak, de hoofdremcilinder en de stuur-
bekrachtiging en vul zo nodig vloeistof bij.
• Controleer de werking van alle lampen en
andere elektrische onderdelen.
SERVICE EN ONDERHOUD
188