stop start Lancia Delta 2008 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2008, Model line: Delta, Model: Lancia Delta 2008Pages: 254, PDF Size: 4.58 MB
Page 89 of 254

88DASHBOARD EN BEDIENING
BAGAGERUIMTE
ACHTERKLEP OPENEN
De achterklep (indien ontgrendeld) kan alleen van bui-
tenaf geopend worden met behulp van de handgreep
fig. 55
De achterklep kan bovendien altijd worden geopend als
de portieren van de auto ontgrendeld zijn.
Gebruik voor het openen van de achterklep de sleutel met
afstandsbediening.
fig. 55L0E0046m
Als de achterklep niet goed gesloten is, brandt het waar-
schuwingslampje
´op het dashboard of het symbool R
op het instrumentenpaneel en verschijnt er een bericht op
het display (zie het hoofdstuk “Lampjes en berichten” in
dit hoofdstuk).
Als u de achterklep opent, gaat de bagageruimteverlich-
ting branden: de verlichting gaat automatisch uit als u
de achterklep sluit.
De verlichting blijft bovendien ongeveer 15 minuten bran-
den nadat de contactsleutel in stand STOP is gedraaid: als
binnen deze 15 minuten een portier of de achterklep wordt
geopend, dan start de tijdregeling opnieuw.
Openen met sleutel met afstandsbediening
Druk op de knop Rom de achterklep te ontgrendelen.
Als de achterklep wordt geopend, knipperen de richting-
aanwijzers twee keer; bij het sluiten knipperen de rich-
tingaanwijzers één keer (alleen bij ingeschakeld dief- sta-
lalarm - indien voorzien).
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 88
Page 105 of 254

104DASHBOARD EN BEDIENING
ESP 2-SYSTEEM (ELECTRONIC
STABILITY PROGRAM)
Dit systeem bewaakt de stabiliteit van de auto als de wie-
len hun grip verliezen, waardoor de auto beter op koers
blijft.
De werking van het ESP 2 is uitermate nuttig als de grip
op het wegdek wisselt.
Naast het ESP 2-, ASR- (controleert de trekkracht en
grijpt in op remmen en motor) en HILL HOLDER-sys-
teem (voor het wegrijden op een helling zonder de hand-
rem te gebruiken) beschikt de auto ook over MSR (rege-
ling van motorremwerking), HBA (automatische verho-
ging van de remdruk bij een noodstop), ABS (voorkomt
dat de wielen blokkeren, waardoor de beschikbare grip
optimaal wordt benut) en DST (stuurcorrecties via stuur-
bekrachtiging).ACTIVERING VAN HET SYSTEEM
Als het systeem in werking treedt, gaat het lampje áop
het instrumentenpaneel knipperen, om de bestuurder er
op te wijzen dat de auto de stabiliteit en de grip dreigt te
verliezen.
Inschakeling van het systeem
Het ESP 2-systeem wordt automatisch ingeschakeld als
de motor wordt gestart en kan niet worden uitgeschakeld.
Storingsmeldingen
Bij een storing in het ESP wordt het systeem automatisch
uitgeschakeld en gaat het lampje áop het instrumen-
tenpaneel continu branden, verschijnt er een bericht op
het instelbare multifunctionele display en gaat de led op
de knop ASR OFF branden (zie het hoofdstuk “Lampjes
en berichten”). Wendt u in dat geval zo snel mogelijk tot
het Lancia Servicenetwerk.
De prestaties van het ESP 2-systeem mogen
de bestuurder er niet toe verleiden onnodige
en onverantwoorde risico’s te nemen. Het rij-
gedrag dient altijd aangepast te worden aan de con-
ditie van het wegdek, het zicht en het verkeer. De
verantwoordelijkheid voor de verkeersveiligheid ligt
altijd en overal bij de bestuurder van de auto.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 104
Page 108 of 254

DASHBOARD EN BEDIENING107
1
Als het systeem wordt ingeschakeld, verschijnt er een be-
richt op het instelbare multifunctionele display.
Als het systeem wordt uitgeschakeld, gaat het lampje op
de knop ASR OFF branden en verschijnt er een bericht op
het instelbare multifunctionele display. Als het ASR-sys-
teem tijdens het rijden wordt uitgeschakeld, schakelt het
automatisch weer in als de auto opnieuw wordt gestart.
Als u met sneeuwkettingen rijdt, dan kan het nuttig zijn
om het ASR-systeem uit te schakelen: onder deze om-
standigheden levert het doorslaan van de aangedreven wie-
len bij het wegrijden juist meer trekkracht op.
TTC-systeem
(Zelfblokkerend elektronisch differentieel)
Dit systeem, dat geïntegreerd is in de ASR, zorgt er bij het
nemen van een bocht voor dat het buitenste wiel meer
kracht toebedeeld krijgt dan het binnenste wiel dat wordt
afgeremd.
Op die manier wordt de werking van een zelfblokkeren-
de differentieel gesimuleerd, wat voor een sportieve rijstijl
en een betere wegligging in bochten zorgt.ABS
Het ABS dat geïntegreerd is in het remsysteem, voorkomt
dat tijdens het remmen de wielen blokkeren, ongeacht
de conditie van het wegdek en de pedaaldruk, en verhin-
dert daarmee het doorslippen van een of meerdere wielen.
Hierdoor blijft de auto bestuurbaar, zelfs bij noodstops.
De installatie wordt gecompleteerd met het EBD-systeem
(Electronic Braking Force Distribution) waarmee de rem-
kracht tussen de voor- en de achterwielen verdeeld wordt.
WAARSCHUWING Voor een maximale werking van het
remsysteem is een inrijperiode van circa 500 km nodig:
tijdens deze periode moet bruusk, herhaaldelijk of lang-
durig remmen worden voorkomen.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 107
Page 111 of 254

110DASHBOARD EN BEDIENING
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
FUNCTIE CITY fig. 68
Druk voor het in-/uitschakelen van de functie op de
knop A.
Als deze functie wordt ingeschakeld, gaat het CITY-lamp-
je op het instrumentenpaneel branden.
Met ingeschakelde CITY-functie draait het stuur heel licht,
waardoor makkelijker kan worden geparkeerd: deze in-
stelling van de stuurbekrachtiging is dus zeer geschikt voor
het rijden in de stad.
STORINGSMELDINGEN
Eventuele storingen in het systeem worden aangegeven
door het branden van het lampje gen het verschijnen van
een bericht op het instelbaar multifunctioneel display. Bij
een storing in het systeem blijft de auto mechanisch be-
stuurbaar.
WAARSCHUWING Onder bepaalde omstandigheden kan
het waarschuwingslampje gop het instrumentenpaneel
branden door oorzaken die niet afhangen van de elektri-
sche stuurbekrachtiging.
Stop in dat geval onmiddellijk de auto (indien in bewe-
ging) en schakel de motor ca. 20 seconden uit alvorens op-
nieuw te starten. Wendt u tot het Lancia Servicenetwerk
als het waarschuwingslampje gblijft branden en het be-
richt op het instelbaar multifunctioneel display niet ver-
dwijnt.
fig. 68L0E0057m
Het is streng verboden om de-/montage-
werkzaamheden uit te voeren, waarvoor wij-
zigingen in de stuurinrichting of de stuur-
kolom vereist zijn (bijv. bij montage van een dief-
stalbeveiliging). Hierdoor kunnen de prestaties van
het systeem, de garantie en de veiligheid in gevaar
worden gebracht en voldoet de auto niet meer aan
de typegoedkeuring.
001-120 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:15 Pagina 110
Page 145 of 254

BENZINEMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV en laat de sleu-
tel los zodra de motor is aangeslagen.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u
de sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw
start. Als met de contactsleutel in stand MAR het contro-
lelampje
Ysamen met het waarschuwingslampje U
blijft branden, raden wij u aan de sleutel in stand STOP
te draaien en vervolgens weer in stand MAR; als het lamp-
je nog steeds blijft branden, probeer het dan met de an-
dere geleverde sleutels. Als de motor nog niet aanslaat,
wendt u tot het Lancia Servicenetwerk.
DIESELMOTOR STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍trek de handrem aan;
❍zet de versnellingspook in de vrijstand;
❍draai de contactsleutel in stand MAR: op het instru-
mentenpaneel gaan de controlelampjes
menYbranden;;
❍wacht tot de lampjes
Yenmgedoofd zijn. Hoe war-
mer de motor, hoe sneller het lampje dooft;❍trap het koppelingspedaal geheel in, zonder het gas-
pedaal in te trappen;
❍draai de contactsleutel in stand AVV direct nadat het
lampje
mgedoofd is. Als te lang wordt gewacht, zijn
de voorgloeibougies weer afgekoeld.
Laat de sleutel los zodra de motor is aangeslagen.
WAARSCHUWING Bij een koude motor mag het gaspe-
daal niet worden ingetrapt als u de contactsleutel in stand
AVV draait.
Als de motor bij de eerste poging niet aanslaat, moet u de
sleutel terugdraaien in stand STOP voordat u opnieuw start.
Als met de contactsleutel in stand MAR het lampje
Yop
het instrumentenpaneel blijft branden, raden wij u aan de
sleutel in stand STOP te draaien en vervolgens weer in stand
MAR; als het lampje nog steeds blijft branden, probeer het
dan met de andere geleverde sleutels. Als de motor nog niet
aanslaat, wendt u tot het Lancia Servicenetwerk. 144
STARTEN EN RIJDEN
Als het lampje mgedurende 60 seconden
gaat knipperen na het starten of tijdens een
langdurige startpoging, dan duidt dat op een
storing in het voorgloeisysteem. Als de motor aan-
slaat, kunt u de auto op de gewone manier gebrui-
ken, maar wendt u zo snel mogelijk tot het Lancia
Servicenetwerk.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 144
Page 146 of 254

STARTEN EN RIJDEN145
3Probeer auto’s nooit te starten door ze aan
te duwen, te slepen of van een helling af te la-
ten rijden. Op die wijze kan er onverbrande
brandstof in de katalysator terechtkomen, waar-
door deze onherstelbaar zal beschadigen.
MOTOR OPWARMEN NA HET STARTEN
Ga als volgt te werk:
❍rijd rustig weg, laat de motor niet met hoge toeren-
tallen draaien en trap het gaspedaal niet bruusk in;
❍verlang de eerste kilometers geen maximale prestaties.
Wij raden u aan te wachten tot de wijzernaald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter begint te bewegen.MOTOR UITSCHAKELEN
Draai de contactsleutel in stand STOP terwijl de motor
stationair draait.
WAARSCHUWING Het is beter om de motor na een zwa-
re rit even “op adem” te laten komen. Zet de motor niet
onmiddellijk uit, maar laat hem even stationair draaien.
Hierdoor kan de temperatuur in de motorruimte dalen.
Gasgeven voordat u de motor uitzet heeft geen
enkel nut, verspilt brandstof en is, vooral voor
motoren met turbocompressor, schadelijk.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 145
Page 150 of 254

STARTEN EN RIJDEN149
3
RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet warmdraaien met
stationair toerental en ook niet met een hoog toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de motor veel langzamer
op en nemen het verbruik en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen toe. Het is beter om rustig weg te rijden en
geen hoge toerentallen te gebruiken: op deze manier warmt
de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat voor een stop-
licht of voordat u de motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met tussengas, geen enkel nut.
Het kost brandstof en verhoogt de uitstoot van schadelij-
ke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Schakel als het verkeer en de weg het toelaten de hoogst mo-
gelijke versnelling in. Als een lage versnelling wordt inge-
schakeld om snel te accelereren, wordt het brandstofverbruik
hoger. Bij oneigenlijk gebruik van een hoge versnelling ne-
men het verbruik en de uitstoot van schadelijke uitlaatgas-
sen toe. Bovendien slijt de motor hierdoor sneller.
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk toe bij een ho-
gere snelheid. Rijd daarom zoveel mogelijk met een ge-
lijkmatige snelheid, vermijd overbodig remmen en op-trekken. Dit kost brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen: het is beter ge-
leidelijk op te trekken.
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij zeer korte ritten en regelmatig koud starten bereikt
de motor niet de optimale bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofverbruik toe (van 15 tot
aan 30% in stadsverkeer) maar ook de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij filerijden, waarbij over-
wegend lage versnellingen worden gebruikt, of in de stad
waar zich veel verkeerslichten bevinden, zal het brand-
stofverbruik aanzienlijk hoger zijn. Bochtige trajecten, berg-
wegen en een slecht wegdek verhogen eveneens het brand-
stofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorwegovergangen), is
het raadzaam de motor uit te zetten.
142-152 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:22 Pagina 149
Page 193 of 254

192IN NOODGEVALLEN
SLEPEN VAN DE AUTO
Bij de auto is een sleepoog geleverd. Het sleepoog bevindt
zich in de gereedschaphouder onder de bekleding in de
bagageruimte.
SLEEPOOG BEVESTIGEN fig. 43-44
Ga als volgt te werk:
❍verwijder de dop A;
❍neem het sleepoog B uit;
❍draai het sleepoog geheel op de schroefdraadpen voor
of achter.
fig. 43L0E0090mfig. 44L0E0091m
Draai voor het slepen de sleutel in stand MAR
en vervolgens in STOP zonder de contactsleu-
tel uit het slot te verwijderen. Als de contact-
sleutel uit het contactslot wordt genomen, schakelt au-
tomatisch het stuurslot in waardoor het onmogelijk
wordt de auto te besturen. Houd er rekening mee dat
de rembekrachtiging en de elektrische stuurbekrach-
tiging niet werken zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig is voor de bedie-
ning van het rempedaal en het stuur. Gebruik voor het
slepen geen elastische kabels en rijd zo gelijkmatig mo-
gelijk. Controleer tijdens het slepen of de sleepkabel
geen carrosseriedelen kan beschadigen. Houdt u bij het
slepen van een auto aan de wettelijke voorschriften.
Dit geldt zowel voor het slepen zelf als voor het gedrag
naar andere weggebruikers. Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
153-192 Delta 2ed NL 5-08-2008 14:23 Pagina 192