ESP Lancia Musa 2009 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2009, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2009Pages: 218, PDF Size: 7 MB
Page 119 of 218

118
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOF-
BESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor het brandstofverbruik zo
laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen zoveel mo-
gelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en registraties
die in het “Onderhoudsschema” staan
vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de
banden: als de spanning te laag is,
wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen baga-
geruimte. Het gewicht van de auto
(vooral in stadsverkeer) en de wieluit-
lijning hebben grote invloed op het
brandstofverbruik en de stabiliteit.Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager
als u deze niet meer gebruikt. Ze ver-
minderen de aerodynamica van de
auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt. Gebruik voor het vervoer
van volumineuze voorwerpen bij
voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties al-
leen als u ze nodig hebt. De achter-
ruitverwarming, extra koplampen, de
ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem vra-
gen veel stroom, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot aan 25%
in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofver-
bruik sterk toeneemt (tot gemiddeld
20%): gebruik wanneer de buiten-
temperatuur het toelaat, bij voorkeur
de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aerodynamische accessoires kan de
aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
een stilstaande auto, niet met stationair
en ook niet met een hoog toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de
motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgas-
emissie toenemen. Het is beter om rus-
tig weg te rijden en geen hoge toeren-
tallen te gebruiken: op deze manier
warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stil-
staat voor een stoplicht of voordat u
de motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met tussen-
gas, geen enkel nut. Het kost brand-
stof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het
inschakelen van een lage versnelling
voor een snelle acceleratie verhoogt
het brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een
hoge versnelling neemt het verbruik
en de schadelijke uitlaatgasemissie
toe. Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller.
Page 120 of 218

119
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aan-
zienlijk toe bij een hogere snelheid.
Rijd daarom zoveel mogelijk met een
gelijkmatige snelheid, vermijd over-
bodig remmen en optrekken. Dit kost
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel
brandstof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen: het is beter
geleidelijk op te trekken en het toeren-
tal waarbij het maximum koppel
wordt geleverd, niet te overschrijden.GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud
starten bereikt de motor niet de opti-
male bedrijfstemperatuur. Hierdoor
neemt niet alleen het brandstofver-
bruik toe (van 15 tot aan 30% in
stadsverkeer) maar ook de uitstoot
van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van
het wegdek
Op een drukke weg bijvoorbeeld bij
filerijden, waarbij overwegend lage
versnellingen worden gebruikt, of in
de stad waar zich veel verkeerslichten
bevinden, zal het brandstofverbruik
aanzienlijk hoger zijn. Bochtige tra-
jecten, bergwegen en een slecht weg-
dek verhogen eveneens het brandstof-
verbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoor-
wegovergangen), is het raadzaam de
motor uit te zetten.TREKKEN VAN
AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens
of caravans moet de auto uitgerust
zijn met een trekhaak van een goed-
gekeurd type en een adequate elektri-
sche installatie. De montage van de
trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel worden uitgevoerd. Ook
moet documentatie worden overhan-
digd m.b.t. het rijden met een aan-
hanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra
achteruitkijkspiegels, waarmee u vol-
doet aan de geldende verkeerswetge-
ving.
Let er op dat het maximum klimver-
mogen van de auto door het gewicht
van een aanhanger of caravan wordt
beperkt. Ook de remweg wordt langer
en u hebt langer de tijd nodig om in
te halen.
Schakel een lage versnelling in tijdens
het afdalen om te voorkomen dat u
constant moet remmen.
Page 121 of 218

120
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
Het gewicht van de aanhanger dat op
de trekhaak rust, moet worden afge-
trokken van het laadvermogen van de
auto. Om er zeker van te zijn dat u het
maximum toelaatbaar aanhangerge-
wicht niet overschrijdt (aangegeven op
de typegoedkeuring), moet u er reke-
ning mee houden dat het maximum be-
trekking heeft op het totale gewicht van
de aanhangwagen of caravan, inclusief
accessoires en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen
die voor auto’s met aanhanger gelden.
U mag in geen geval harder rijden
dan 100 km/h.
Het ABS waarmee de auto
is uitgerust, werkt niet op
het remsysteem van de aanhanger.
Wees daarom extra voorzichtig op
gladde wegen.
ATTENTIE
Voer in geen geval modifi-
caties aan het remsysteem
van de auto uit. Het remsysteem
van de aanhanger moet geheel on-
afhankelijk van het hydraulisch
remsysteem van de auto worden
bediend.
ATTENTIE
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespeciali-
seerd personeel aan de carrosserie
worden bevestigd waarbij de richtlij-
nen die hierna zijn opgenomen, moe-
ten worden aangehouden. Deze richt-
lijnen worden eventueel aangevuld
door extra informatie van de fabri-
kant van de trekhaak.
De te installeren trekhaak moet vol-
doen aan de huidige ECE-normen
94/20 en daarop volgende wijzigin-
gen.
Voor iedere uitvoering moet een trek-
haak worden gebruikt die geschikt is
voor het maximale aanhangergewicht
van de auto waarop de trekhaak
wordt bevestigd.
Voor de elektrische aansluiting moet
een gestandaardiseerde stekkerverbin-
ding worden gebruikt die kan worden
bevestigd op de daarvoor bestemde
steun op de trekhaak. Bovendien moet
op de auto een regeleenheid voor de
buitenverlichting van de aanhanger
worden geïnstalleerd. Voor de elektrische aansluiting moet
een 7- of 13-polige 12VDC stekker-
verbinding (CUNA/UNI- en ISO/
DIN-normen) worden gebruikt, waar-
bij eventuele aanwijzingen van de fa-
brikant van de auto en/of van fabri-
kant van de trekhaak moeten worden
opgevolgd.
Eventueel elektrisch geregelde rem-
men of andere systemen (lier, enz)
moeten rechtstreeks op de accu wor-
den aangesloten met een kabel met
een diameter van minimaal 2,5 mm2.
BELANGRIJK De elektrisch geregelde
rem of lier kan alleen gebruikt wor-
den als de motor is ingeschakeld.
Naast de op het schema aangegeven
aansluitingen, is slechts een aanslui-
ting voor een eventuele elektrisch ge-
regelde rem toegestaan en een voor
een 15W-gloeilamp voor de binnen-
verlichting van de caravan.
Gebruik voor de aansluitingen de
aparte module met een kabel vanaf de
accu met een diameter van ten min-
ste 2,5 mm
2.
Page 125 of 218

124
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
AUTO LANGERE
TIJD STALLEN
Tref de volgende maatregelen als de
auto enkele maanden niet wordt
gebruikt:
❒zet de auto in een overdekte, droge
en goed geventileerde ruimte;
❒schakel een versnelling in;
❒zorg ervoor dat de handrem is
aangetrokken;
❒maak de minkabel los van de accu
en controleer de acculading. Ge-
durende het stallen moet deze con-
trole iedere drie maanden worden
herhaald. Laad de accu op als de
optische meter een donkere kleur
heeft zonder een groen midden-
stuk;❒maak de gespoten plaatdelen
schoon en behandel ze met een
beschermende was;
❒reinig en conserveer de glimmende
metalen delen met daarvoor ge-
schikte middelen;
❒smeer de wisserrubbers van de
ruitenwissers en achterruitwisser
in met talkpoeder en laat ze los
van de ruit staan;
❒zet de ruiten een klein stukje open;
❒dek de auto af met een stoffen of
een ademende kunststof hoes. Ge-
bruik geen dichte plastic hoes, om-
dat het in en op de auto aanwezige
vocht dan niet kan verdampen;❒breng de bandenspanning 0,5 bar
boven de normaal voorgeschreven
spanning en controleer deze regel-
matig;
❒als u de accukabels niet loskop-
pelt, moet de lading iedere maand
gecontroleerd worden; laad de
accu op als de optische meter een
donkere kleur heeft zonder groen
middenstuk;
❒tap het koelsysteem van de motor
niet af.
Page 138 of 218

137
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
❒sluit een tweede startkabel aan op
de minpool (–) van de hulpaccu en
op de massa-aansluiting E
op de
motor of de versnellingsbak van
de auto die gestart moet worden;
❒start de motor;
❒neem als de motor draait, de ka-
bels in de omgekeerde volgorde
los.
Als de motor na enkele pogingen niet
aanslaat, blijf dan niet proberen maar
wendt u tot de Lancia-dealer.
BELANGRIJK Verbind de minklem-
men van de twee accu’s niet direct
met elkaar: eventuele vonken kunnen
het explosieve gas ontsteken dat uit de
accu kan ontsnappen. Als de hulpaccu
is geïnstalleerd aan boord van een an-
dere auto, mogen tussen deze auto en
de auto met de lege accu niet per on-
geluk metalen delen met elkaar in
verbinding staan.
fig. 2L0D0396m
Laat deze procedure door
gespecialiseerd personeel
uitvoeren. Onjuiste handelingen
kunnen leiden tot vonken. De vloei-
stof in de accu is giftig en corrosief.
Vermijd het contact met de huid en
de ogen. Kom ook niet dicht bij een
accu met open vuur of een bran-
dende sigaret en veroorzaak geen
vonken.
ATTENTIE
Gebruik voor een noodstart
beslist nooit een accusnel-
lader: de elektronische sys-
temen kunnen beschadigen;
in het bijzonder de regeleenheden
van de ontsteking en de inspuiting.
Page 142 of 218

141
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
Controleer de bandenspanning op
de manometer F-fig. 6. Voor een
nauwkeurige aflezing moet de
compressor worden uitgeschakeld;
❒als u er niet in slaagt binnen 5 mi-
nuten de bandenspanning op ten
minste 1,5 bar te krijgen, koppel
dan de compressor los van het
ventiel en de contactdoos en ver-
plaats vervolgens de auto ongeveer
10 meter naar voren of naar ach-
teren, zodat de afdichtvloeistof in
de band verdeeld wordt; pomp de
band vervolgens weer op;
❒als u er ook dan niet in slaagt om,
binnen 5 minuten na inschakeling
van de compressor, de spanning
op ten minste 1,8 bar te brengen,
mag niet verder worden gereden,
omdat de band te erg beschadigd
is en de reparatieset de vereiste
wegligging niet kan garanderen;
wendt u tot de Lancia-dealer;
fig. 8L0D0485m
Plaats de sticker op een
voor de bestuurder goed
zichtbare plaats om aan te geven
dat de band behandeld is met de
snelle bandenreparatieset. Rijd
voorzichtig vooral in bochten. Rijd
niet harder dan 80 km/h. Vermijd
bruusk accelereren en remmen.
ATTENTIE
Als de bandenspanning
onder 1,8 bar is gedaald,
mag niet verder worden gereden: de
snelle reparatieset Fix & Go auto-
matic kan de vereiste wegligging
niet garanderen omdat de band te
erg beschadigd is. Wendt u tot de
Lancia-dealer.
ATTENTIE
❒als de band op de juiste spanning
is gebracht (zie de paragraaf
“Bandenspanning” in het hoofd-
stuk “Technische gegevens”), ver-
trek dan onmiddellijk;
❒stop na ongeveer 10 minuten en
controleer opnieuw de banden-
spanning; vergeet niet de handrem
aan te trekken;
❒als een spanning van ten minste
1,8 bar wordt gemeten, herstel
dan de correcte bandenspanning
(met draaiende motor en aange-
trokken handrem) en rijdt verder;
❒rijd zeer voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde Lancia-dealer.
ALLEEN VOOR HET
CONTROLEREN EN
HERSTELLEN VAN DE
SPANNING
De compressor kan ook worden ge-
bruikt voor het herstellen van de ban-
denspanning. Maak de snelkoppeling
los en verbind de koppeling direct met
het ventiel van de band; op deze ma-
nier wordt de spuitbus niet met de
compressor verbonden en wordt
de afdichtvloeistof niet in de band
gespoten.
Page 160 of 218

159
LAMPJES EN
BERICHTEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ZEKERINGENTABEL
Zekeringenkast dashboard
VERBRUIKERSZEKERING AMPÈRE
Dimlicht rechtsF12 15
Dimlicht links/hoogteverstelling koplampenF13 15
Relaisspoelen zekeringenkast motorruimte / body computer F31 7,5
BeschikbaarF32 –
Ruitbediening linksachterF33 20
Ruitbediening rechtsachterF34 20
+15 Cruise-control, signaal op rempedaalschakelaar voor regeleenheden, achteruitrijlicht (*) F35 7,5
+30 Inbouwvoorbereiding regeleenheid aanhanger, sloten achter en voor met regeleenheid voor ieder portier (*) F36 10
+15 Derde remlicht, instrumentenpaneel, remlichten (*) F37 7,5
Portiervergrendeling, actuator tankklepjeF38 20
+30 Diagnosestekker EOBD, autoradio, navigatiesysteem, regeleenheid bandenspanning (*)F39 10
AchterruitverwarmingF40 30
SpiegelverwarmingF41 7,5
+15 Regeleenheid ABS / ESP (*)F42 7,5
Ruitenwissers/-sproeiers voor/achterF43 30
Aansteker / stekkerdoos op tunnelconsoleF44 15
StoelverwarmingF45 15
Stekkerdoos bagageruimteF46 15
Voeding regeleenheid bestuurdersportier (ruitbediening) F47 20
Voeding regeleenheid passagiersportier (ruitbediening) F48 20
+15 Servizi (verlichting bedieningsknoppen op het dashboard links en in het midden, elektrisch verstelbare spiegels,
verlichting bedieningsknoppen stoelverwarming,inbouwvoorbereiding mobiele telefoon, navigatiesysteem, regen-/-
schemersensor, regeleenheid parkeersensoren, verlichting bedieningsknoppen opendak) (*) F49 7,5
Regeleenheid airbagF50 7,5
+15 Regeleenheid bandenspanningF51 7,5
Ruitenwisser/-sproeier achter, aanstekerF52 15
+30 Richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, instrumentenpaneel (*) F5 7,5
(*) +30 = voedingsspanning vanaf accu (niet via contactslot)
+15 = voedingsspanning geschakeld via contactslot
Page 177 of 218

176
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
REMVLOEISTOF fig. 12
Draai de dop los: controleer of het
remvloeistofniveau nog op het maxi-
mum niveau staat.
Het niveau mag nooit het MAX-
merkteken overschrijden.
Als vloeistof moet worden bijgevuld,
dan raden wij u aan de remvloeistof
te gebruiken die staat vermeld in de
tabel “Vloeistoffen en smeermidde-
len” (zie het hoofdstuk “Technische
gegevens”).
OPMERKING Maak de dop van het
reservoir en het omringende opper-
vlak zorgvuldig schoon.
Wees bij het openen van de dop bij-
zonder voorzichtig zodat er geen vuil
in het reservoir komt.
Gebruik voor het bijvullen altijd een
trechter met een ingebouwde filterzeef
van maximaal 0,12 mm.
fig. 12L0D0213m
BELANGRIJK De remvloeistof is hy-
groscopisch (trekt water aan).
Daarom verdient het aanbeveling, als
de auto overwegend wordt gebruikt in
gebieden met een hoge luchtvochtig-
heid, de vloeistof vaker te vervangen
dan in het “Onderhoudsschema” staat
aangegeven.
Voorkom contact tussen de
zeer corrosieve vloeistof en
de lak. Als remvloeistof
wordt gemorst, moet de lak
onmiddellijk met water worden af-
gespoeld.
De remvloeistof is giftig en
zeer corrosief. Als per on-
geluk remvloeistof wordt gemorst,
moeten de betreffende delen on-
middellijk worden gewassen met
water en neutrale zeep en daarna
met veel water worden afgespoeld.
Bij inslikken dient onmiddellijk
een arts te worden geraadpleegd.
ATTENTIE
Het symbool πop het re-
servoir geeft aan dat syn-
thetische remvloeistof en geen mi-
nerale vloeistof moet worden ge-
bruikt. Het gebruik van minerale
vloeistoffen moet absoluut worden
vermeden, omdat de rubbers in het
remsysteem door deze vloeistoffen
worden beschadigd.
ATTENTIE
Page 178 of 218

177
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
DIESELFILTER
(“green filter”)
CONDENS AFTAPPEN (Multijet-
uitvoeringen)
BELANGRIJK Water in het brand-
stofsysteem kan het inspuitsysteem
ernstig beschadigen en de motor kan
onregelmatig gaan draaien. Als het
lampje cop het instrumentenpaneel
gaat branden of als er een waarschu-
wingsbericht op het multifunctionele
display verschijnt (bepaalde uitvoe-
ringen), wendt u dan zo snel mogelijk
tot de Lancia-dealer om het systeem
te laten aftappen.
Water in het brandstofsys-
teem kan het inspuitsys-
teem ernstig beschadigen en de mo-
tor kan onregelmatig gaan draaien.
Als het lampje cop het instru-
mentenpaneel gaat branden of als
er een bericht op het instelbare
multifunctionele display verschijnt
(bepaalde uitvoeringen), wendt u
dan zo snel mogelijk tot de Lancia-
dealer om het systeem te laten af-
tappen. Als het lampje direct na het
tanken gaat branden, bestaat de
mogelijkheid dat er tijdens het tan-
ken water in de brandstoftank is
gekomen: zet in dat geval onmid-
dellijk de motor uit en wendt u tot
de Lancia-dealer.
ATTENTIEACCU
De accu van de auto is “onderhouds-
vrij”: onder normale gebruiksom-
standigheden is het niet nodig gedes-
tilleerd water bij te vullen.
ACCULADING EN
ELEKTROLYTNIVEAU
CONTROLEREN
De controlewerkzaamheden mogen
uitsluitend door gekwalificeerd perso-
neel worden uitgevoerd bij de kilome-
terstanden en op de wijze die be-
schreven staan in dit instructieboekje.
Het eventueel bijvullen mag uitsluitend
worden uitgevoerd door gespecialiseerd
personeel van de Lancia-dealer.
De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Voor-
kom contact met de huid en de
ogen. Houd open vuur en vonkvor-
mende apparaten verwijderd van
de accu: brand- en ontploffings-
gevaar.
ATTENTIE
Page 185 of 218

184
LAMPJES EN
BERICHTEN
TECHNI-
SCHE
GEGEVENS
ALFABE-
TISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
De juiste wasmethode:
❒verwijder de antenne van het dak
als u de auto in een wastunnel
wast, om te voorkomen dat deze
beschadigt;
❒spoel de auto eerst met een water-
straal onder lage druk af;
❒was de auto met een zachte spons
met een oplossing van neutrale
zeep; spoel daarbij de spons regel-
matig uit;
❒spoel de auto af met schoon water
en droog de auto met warme lucht
of een schone, zachte zeem.
De minder zichtbare delen zoals de
randen van de portieren, achterklep,
motorkap en de koplampranden moe-
ten tijdens het drogen niet vergeten
worden, omdat daar water kan blij-
ven staan. Het verdient aanbeveling
de auto na het wassen niet onmiddel-
lijk binnen te zetten, maar de auto
nog even buiten te laten staan, zodat
waterresten buiten kunnen verdam-
pen.
Was de auto nooit in de zon of als de
motorkap nog warm is: de glans van
de lak kan afnemen.De kunststof carrosseriedelen kunnen
op dezelfde wijze worden gewassen als
de gespoten carrosseriedelen.
Parkeer de auto niet onder bomen,
aangezien harsdruppels bij langere in-
werking de lak kunnen beschadigen,
waardoor de kans op roestvorming
wordt vergroot.
BELANGRIJK Vogeluitwerpselen die-
nen zo snel en zo goed mogelijk van
de lak verwijderd te worden, omdat
door de agressieve bestanddelen de
lak kan beschadigen.Ruiten
Gebruik voor het schoonmaken van
de ruiten een daarvoor geschikt
schoonmaakmiddel. Gebruik een
schone, zachte doek om krassen en
beschadigingen te voorkomen.
BELANGRIJK Let er bij het schoon-
maken van de binnenzijde van de
achterruit op dat de elektrische weer-
standsdraden van de achterruitver-
warming niet worden beschadigd.
Veeg voorzichtig in de richting van de
draden.
Koplampen
BELANGRIJK Gebruik voor het rei-
nigen van het kunststof lampenglas
van de koplampen geen aromatische
producten (bijv. benzine) of ketonen
(bijv. aceton).Schoonmaakmiddelen ver-
ontreinigen het water.
Daarom moet de auto bij
voorkeur worden gewassen
op een plaats waar het afvalwater
direct wordt opgevangen en gezui-
verd.