air conditioning Lancia Musa 2010 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2010, Model line: Musa, Model: Lancia Musa 2010Pages: 218, PDF Size: 3.72 MB
Page 4 of 218
GEBRUIK VAN MILIEUVRIENDELIJKE MATERIALEN
Geen enkel onderdeel van de LANCIA Musa bevat asbest. De vulling van de stoelen en de airconditioning bevatten geen
CFK’s (chloorfluorkoolwaterstoffen). Dit gas is waarschijnlijk de oorzaak van het gat in de ozonlaag. De kleurstoffen en
de corrosiewerende behandeling van de bouten en moeren zijn niet schadelijk voor het milieu; ze bevatten geen lucht-
en bodemverontreinigend cadmium meer.
EMISSIEREDUCTIESYSTEMEN (benzinemotoren)
Driewegkatalysator
Het uitlaatsysteem is voorzien van een katalysator, die bestaat uit edelmetaallegeringen. De katalysator bevindt zich in
een roestvast stalen houder, die bestand is tegen hoge bedrijfstemperaturen.
De katalysator zet onverbrande koolwaterstoffen, koolmonoxide en stikstofoxiden in het uitlaatgas om (ook al zijn deze
dankzij het elektronische motormanagementsysteem, slechts in kleine hoeveelheden aanwezig) in niet schadelijke stoffen.
Omdat tijdens de werking de katalysator zeer warm wordt, verdient het aanbeveling niet te parkeren boven brandbare
materialen (papier, brandstof, gras, droge bladeren enz.).
Lambdasondes
De lambdasondes meten de hoeveelheid zuurstof in het uitlaatgas. De door de lambdasondes verzonden signalen
worden door de regeleenheid van het motormanagementsysteem gebruikt om het lucht/brandstofmengsel te regelen.
Benzinedamp-opvangsysteem
Het is onmogelijk, ook bij stilstaande motor, benzinedampen te voorkomen. Daarom „vangt” dit systeem de dampen in
een speciaal actieve-koolfilter.
Als de motor draait, dan worden deze dampen afgezogen en verbrand in de motor.
Page 8 of 218
7
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENINGDASHBOARD ....................................................... 8
INSTRUMENTENPANEEL .................................. 10
SYMBOLEN ......................................................... 11
LANCIA CODE ..................................................... 11
DE SLEUTELS EN PORTIERVERGRENDELING ... 13
START-/CONTACTSLOT ..................................... 20
INSTRUMENTEN ................................................ 21
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
(OP HET STANDAARD INSTRUMENTENPANEEL
MET TWEE REGELS) ......................................... 22
MULTIFUNCTIONEEL DISPLAY
(OP HET COMFORT INSTRUMENTENPANEEL
MET DRIE REGELS) ........................................... 25
ZITPOSITIE INSTELLEN ................................... 38
HOOFDSTEUNEN ............................................... 44
STUURWIEL VERSTELLEN ............................... 45
SPIEGELS ............................................................ 46
KLIMAATREGELING/AIRCONDITIONING ........ 47
HANDBEDIENDE AIRCONDITIONING ............... 48
AUTOMATISCHE TWEEZONE
KLIMAATREGELING .......................................... 52
BUITENVERLICHTING ...................................... 62
RUITEN REINIGEN ............................................. 64
CRUISE-CONTROL ............................................. 67
PLAFONDVERLICHTING ................................... 69
BEDIENINGSKNOPPEN VERLICHTING ............ 71BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR ..................... 72
INTERIEURUITRUSTING ................................... 73
ROKERSKIT ......................................................... 75
ZONNEKLEPPEN ................................................ 76
OPENDAK ............................................................ 76
RUITBEDIENING ................................................ 78
BAGAGERUIMTE ................................................ 80
MOTORKAP ......................................................... 82
DAKRAILS ........................................................... 83
KOPLAMPEN ....................................................... 84
ABS ...................................................................... 85
EOBD-SYSTEEM ................................................. 86
GSI-SYSTEEM ..................................................... 87
AUTORADIO ........................................................ 87
EXTRA ACCESSOIRES ....................................... 88
ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING
„DUALDRIVE” .................................................... 89
PARKEERSENSOREN ......................................... 90
TANKEN .............................................................. 92
BESCHERMING VAN HET MILIEU .................... 94
DASHBOARD EN BEDIENING
Page 9 of 218
8
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
L0D0374m
1.Vaste luchtroosters aan zijkant –2.Linker hendel –3.Dashboardkastje linksboven –4.Rechter hendel –5.Luchtroos-
ters in het midden –6.Instrumentenpaneel –7.Dashboardkastje rechtsboven –8.Opbergvak –9.Airbag passagierszijde –
10.Bedieningsknoppen verwarming/ventilatie/airconditioning –11.Bedieningsknoppen –12.Autoradio (voor bepaalde uit-
voeringen/markten) –13.Start-/contactslot –14.Airbag bestuurderszijde –15.Cruise-control (voor bepaalde uitvoerin-
gen/markten).
DASHBOARD
De aanwezigheid en de opstelling van de bedieningsorganen, de instrumenten en de controle-/waarschuwingslampjes kunnen
per uitvoering verschillen.
De middenconsole boven en onder biedt, afhankelijk van de wensen van de cliënt, meerdere oplossingen: zie volgende afbeeldingen.
fig. 1
Page 10 of 218
9
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
Middenconsole boven:
❒met vast opbergvak A-fig. 2en
uitneembaar vak (DIN) B-fig. 2
voor het installeren van de auto-
radio;
❒met autoradio (optional) fig. 3.
❒met Connet Nav+ fig. 4.
Middenconsole onder:
❒met handbediende airconditioning
B-fig. 5;
❒met automatische airconditioning
met gescheiden regeling C-fig. 6.
fig. 2L0D0231m
fig. 3L0D0232m
fig. 4L0D0359m
fig. 5L0D0234m
fig. 6L0D0235m
Page 22 of 218
21
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
INSTRUMENTEN
SNELHEIDSMETER fig. 20
Geeft de snelheid van de auto aan.
TOERENTELLER fig. 21
Geeft het motortoerental per minuut
aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tij-
delijk de toevoer van brandstof als de
motor met te hoge toerentallen draait,
waardoor het motorvermogen zal af-
nemen.
Bij stationair draaiende motor kan de
toerenteller onder bepaalde omstan-
digheden een geleidelijke of herhaalde
toerentalstijging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel dat
kan optreden als bijvoorbeeld de air-
conditioning of de elektroventilateur
wordt ingeschakeld. In deze gevallen
dient een geringe toerentalstijging
voor het behoud van de lading van de
accu.Het waarschuwingslampje Ageeft aan
dat er nog ongeveer 6 liter brandstof
aanwezig is.
Rijd niet met een bijna lege brand-
stoftank: door een onregelmatige
brandstoftoevoer kan de katalysator
beschadigen. BRANDSTOFMETER fig. 22
De brandstofmeter geeft het aantal li-
ters brandstof aan dat in de tank aan-
wezig is (zie de paragraaf „Tanken”).
fig. 20L0D0241mfig. 22L0D0023m
fig. 21L0D0242mfig. 23L0D0024m
Page 49 of 218
48
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN
Adraaiknop voor inschakeling aanjager en regeling aanjagersnelheid
Bdraaiknop voor regeling luchttemperatuur (menging van warme/koude
lucht)
Cdrukknop voor in-/uitschakelen achterruitverwarming
Ddrukknop voor in-/uitschakelen aircocompressor;
Edraaiknop voor instelling luchtverdeling
Fdraaiknop voor in-/uitschakeling luchtrecirculatie.
AIRCONDITIONING, HANDBEDIEND
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
LUCHTROOSTERS IN HET
MIDDEN EN AAN DE ZIJKANT
fig. 57-58
AVaste luchtroosters voor ontwase-
ming/ontdooiing van de zijruiten
BRegelschuif voor het openen/
sluiten van het luchtrooster
CRegelschuif voor het richten van
het luchtrooster en de luchtstroom.
fig. 57L0D0061m
fig. 58 fig. 59L0D0062mL0D0064m
Page 51 of 218
50
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
BEDIENING
Beslaan van de ruiten
voorkomen
Als het buiten extreem vochtig is en/of
bij regen en/of bij grote verschillen in
interieur- en buitentemperatuur, ra-
den wij u de volgende procedure aan
om het beslaan van de ruiten te voor-
komen:
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop F-fig. 59in stand
Úte zetten;
❒draai de ring Bin het rode vlak;
❒draai de knop Ain stand 2;
❒draai de knop Ein stand
-ofƒals de ruiten niet beslagen zijn.
BELANGRIJK De airconditioning is
zeer bruikbaar om het beslaan van de
ruiten te voorkomen: het is daarom
voldoende om de bedieningsknoppen
op ontwasemen te zetten zoals hier-
voor beschreven is en de airconditio-
ning in te schakelen door de knop D
in te drukken. SNEL ONTWASEMEN/
ONTDOOIEN VOORRUITEN
(VOORRUIT EN ZIJRUITEN)
Ga als volgt te werk:
❒draai de ring Bin het rode vlak;
❒draai de knop Ain stand 4
-;
❒draai de knop Ein stand
-;
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop Fin stand
Úte
zetten.
Nadat de ruiten ontwasemd zijn, kan
een stand gekozen worden waarbij het
comfort optimaal blijft. SNELLE VERWARMING
Ga als volgt te werk:
❒sluit alle luchtroosters op het dash-
board;
❒draai de knop B-fig. 59in het
rode gebied;
❒draai de knop Ain stand 4
-;
❒draai de knop Ein stand
≈.
Page 52 of 218
51
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
ONTWASEMING/
ONTDOOIING ACHTERRUIT
EN BUITENSPIEGELS
(voor bepaalde
uitvoeringen/markten)
Druk op de knop C-fig. 59om deze
functie in te schakelen: het lampje op
de knop gaat branden als deze func-
tie wordt ingeschakeld.
De functie is tijdgeschakeld en wordt
na een bepaalde tijd automatisch uit-
geschakeld. U kunt de verwarming
eerder uitschakelen door nogmaals de
knopCin te drukken.
BELANGRIJK Plak geen stickers of an-
dere plaatjes op de elektrische weer-
standsdraden aan de binnenzijde van
de achterruit, om beschadiging van de
achterruitverwarming te voorkomen.Regeling van de koeling
Ga als volgt te werk:
❒schakel de luchtrecirculatie uit
door de knop F-fig. 59in stand
Úte zetten;
❒draai de knop Brechtsom om de
temperatuur te verhogen;
❒draai de knop Alinksom om de
aanjagersnelheid te verlagen.
ONDERHOUD
VAN HET SYSTEEM
Schakel in de winter de airconditio-
ning 1 keer per maand gedurende
10 minuten in. Laat voor het zomer-
seizoen de werking van de aircondi-
tioning door het Lancia Servicenet-
werk controleren. AIRCONDITIONING
(koeling en ontvochtiging)
Ga als volgt te werk:
❒draai de knopB-fig. 59in het
blauwe gebied om de temperatuur
in te stellen;
❒draai de knop Aop de gewenste
snelheid;
❒draai de knop Ein stand
«;
❒draai de knop Fin stand
….
❒druk op de knop D
√(het lampje
op de knop gaat branden).
Page 54 of 218
53
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
VEILIGHEID
DASHBOARD
EN
EDIENING
BEDIENINGSKNOPPEN
A:drukknop voor inschakelen func-
tieMONO(gelijkstellen ingestelde
temperaturen)
B:drukknop voor in- en uitschakelen
aircocompressor
C:drukknop voor in- en uitschakelen
luchtrecirculatie
D:display met informatie over kli-
maatregeling
L:verhogen/verlagen aanjagersnel-
heid
M:drukknoppen voor instellen lucht-
verdeling aan bestuurderszijde
N:drukknop voor inschakelen func-
tieAUTO(automatische werking)
en draaiknop voor instellen tem-
peratuur aan bestuurderszijde E:drukknop voor uitschakelen air-
conditioning
F:drukknop voor inschakelen func-
tieMAX-DEF(snelle ontdooiing/
ontwaseming voorruit en zijruiten
voor)
G:drukknop voor in-/uitschakelen
achterruitverwarming
H:drukknop voor inschakelen func-
tieAUTO(automatische werking)
en draaiknop voor instellen tem-
peratuur aan passagierszijde
I:drukknoppen voor instellen lucht-
verdeling aan passagierszijde
fig. 60L0D0065m
Page 119 of 218
118
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGE-
VALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABTETISH
REGISTER
DASHBOARD
EN
BEDIENING
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
BRANDSTOF-
BESPARING
Hierna volgen enkele nuttige tips,
waardoor het brandstofverbruik zo
laag mogelijk blijft en de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen zoveel mo-
gelijk beperkt wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de
auto door de controles en afstellingen
die in het „Onderhoudsschema” staan
vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de
banden: als de spanning te laag is,
wordt de weerstand groter en neemt
het verbruik toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen baga-
geruimte. Het gewicht van de auto
(vooral in stadsverkeer) en de wiel-
uitlijning hebben grote invloed op het
brandstofverbruik en de stabiliteit.Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager
als u deze niet meer gebruikt. Ze ver-
minderen de aerodynamica van de
auto, waardoor het brandstofverbruik
toeneemt. Gebruik voor het vervoer
van volumineuze voorwerpen bij
voorkeur een aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik elektrische accessoires uit-
sluitend als u ze nodig hebt. De ach-
terruitverwarming, de verstralers, de
ruitenwissers en de aanjager van het
ventilatie-/verwarmingssysteem vra-
gen veel stroom, waardoor het brand-
stofverbruik toeneemt (tot aan 25%
in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofver-
bruik sterk toeneemt (tot gemiddeld
20%): gebruik wanneer de buiten-
temperatuur het toelaat, bij voorkeur
de functies van het ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde
aerodynamische accessoires kan de
aerodynamica negatief beïnvloeden,
waardoor het brandstofverbruik zal
toenemen.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor niet warmdraaien bij
een stilstaande auto, niet met stationair
en ook niet met een hoog toerental: on-
der deze omstandigheden warmt de
motor veel langzamer op, terwijl het
verbruik en de schadelijke uitlaatgas-
emissie toenemen. Het is beter om rus-
tig weg te rijden en geen hoge toeren-
tallen te gebruiken: op deze manier
warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stil-
staat voor een stoplicht of voordat u
de motor afzet. Deze handeling heeft
evenals het overschakelen met tussen-
gas, geen enkel nut. Het kost brand-
stof en verhoogt de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het
inschakelen van een lage versnelling
voor een snelle acceleratie verhoogt
het brandstofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een
hoge versnelling neemt het verbruik
en de schadelijke uitlaatgasemissie
toe. Bovendien slijt de motor hierdoor
sneller.