Lancia Thesis 2004 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2004, Model line: Thesis, Model: Lancia Thesis 2004Pages: 382, PDF Size: 4.74 MB
Page 311 of 382

307
EEN LEGE ACCU
Wij raden u aan in het hoofdstuk
“Onderhoud van de auto” de voor-
zorgsmaatregelen door te lezen om
een lege accu te voorkomen en om een
lange levensduur van de accu te ga-
randeren.
ACCU OPLADEN
BELANGRIJK De beschrijving van
de procedure voor het opladen van de
accu dient slechts ter informatie.
Wendt u bij voorkeur tot een Lancia-
dealer om deze werkzaamheden uit
te laten voeren.
We raden u aan de accu langzaam
en met een lage stroomsterkte
(ampère) gedurende ca. 24 uur op te
laden. Als u de accu langer oplaadt,
kan de accu worden beschadigd. Voordat u de accu op-
laadt, moet u de instructies
in de paragraaf “Accu los-
koppelen” aandachtig lezen en op-
volgen.
Ga voor het opladen volgt te werk:
– Maak de minklem (-) los van de
accu.
– Sluit de kabels van het laadappa-
raat aan op de accupolen. Let hierbij
op de polariteit.
– Schakel het laadapparaat in.
– Schakel aan het einde van het op-
laden eerst de acculader uit en koppel
dan de accu los.
– Sluit de minklem (-) weer aan op
de accu. De vloeistof in de accu is
giftig en corrosief. Voor-
kom contact met de huid
en de ogen. Het opladen van de
accu moet worden uitgevoerd in
een goed geventileerde ruimte, ver
verwijderd van open vuur en
vonkvormende apparaten: brand-
en ontploffingsgevaar.
STARTEN MET EEN HULPACCU
Zie de paragraaf “Starten met een
hulpaccu” in dit hoofdstuk.
Page 312 of 382

308
Maak de schroefdraad
zorgvuldig schoon, voordat
u het sleepoog in de
schroefdraad draait. Controleer,
voordat de auto wordt gesleept, of
het sleepoog geheel in de schroef-
draad is gedraaid.
Gebruik voor een nood-
start beslist nooit een ac-
culader. De elektronische
systemen kunnen beschadigen; in
het bijzonder de regeleenheden
van de ontsteking en de inspuiting.
HET SLEPEN VAN
DE AUTO
Het sleepoog bevindt zich in de ge-
reedschaptas onder de bekleding van
de bagageruimte.
Sleepoog monteren:
– Verwijder het geklemde dekseltje
A op de in de figuur aangegeven punt,
uit de voor- ( fig. 82) of achterbum-
per ( fig. 83) met behulp van een
schroevendraaier. BELANGRIJK
Als u bij het monte-
ren van het sleepoog de bijgeleverde
schroevendraaier gebruikt, dient u de
punt van de schroevendraaier met een
zachte doek te bedekken om bescha-
diging van de laklaag te voorkomen.
– Draai het sleepoog Bgeheel in de
schroefdraad.
fig. 82
L0A0090b
fig. 83
L0A0091b
Probeer een bevroren
accu niet op te laden: eerst
moet de accu ontdooid
worden, anders loopt u het risico
dat de accu ontploft. Als de accu
bevroren is geweest, moet, voordat
de accu wordt opgeladen door ge-
specialiseerd personeel, eerst wor-
den gecontroleerd of de cellen niet
beschadigd zijn en of de bak geen
scheuren vertoont, waardoor de
giftige en corrosieve vloeistof kan
weglekken.
Page 313 of 382

309
Voordat de auto gesleept
gaat worden moet de auto-
matische handrem worden
uitgeschakeld op de manier die
beschreven staat in de betreffende
paragraaf. Tevens moet de CID
(indien aanwezig) van het herken-
ningssysteem (Keyless System) zich
in het interieur bevinden om te
voorkomen dat het stuurslot in-
schakelt. Start de motor niet als de
auto wordt gesleept.
Draai voor het slepen de
sleutel in stand MAR en
vervolgens in STOP zonder
de contactsleutel uit het slot te ver-
wijderen. Als de contactsleutel uit
het contactslot wordt genomen,
wordt automatisch het stuurslot
vergrendeld waardoor het onmo-
gelijk wordt de auto te besturen.
Schakel de handrem uit. Houd er
rekening mee dat de rem- en
stuurbekrachtiging niet werken
zolang de motor niet is aangesla-
gen, waardoor meer kracht nodig
is voor de bediening van het rem-
pedaal en het stuur. Gebruik voor
het slepen geen elastische kabels
en rijd zo gelijkmatig mogelijk.
Controleer tijdens het slepen of de
sleepkabel geen carrosseriedelen
kan beschadigen. Houdt u bij het
slepen van een auto aan de wette-
lijke voorschriften. Dit geldt zowel
voor het slepen zelf als voor het ge-
drag naar andere weggebruikers. BELANGRIJK
Controleer bij auto’s
met een automatische versnellingsbak
of de versnellingsbak in de vrijstand
( N ) staat (controleer of de auto rolt
als er tegen wordt geduwd) en sleep
de auto zoals een auto met een hand-
geschakelde versnellingsbak, zoals
hiervoor is beschreven.
Als u er niet in slaagt de versnel-
lingsbak in de vrijstand te zetten,
sleep de auto dan niet maar wendt u
dan tot de Lancia-dealer.BELANGRIJK Bij uitvoeringen die
zijn uitgerust met het herkennings-
systeem (Keyless System), mag de
auto uitsluitend verplaatst worden als
de startknop in stand MARstaat. Als
de auto gesleept moet worden, raden
wij u aan de startknop in stand MAR
te draaien voordat u de auto ver-
plaatst.
Page 314 of 382

310
MET DE HEFBRUG OF
GARAGEKRIK De auto mag uitsluitend worden op-
gekrikt door de hefarm van de gara-
gekrik of de hefbrug te plaatsen, zo-
als is afgebeeld in fig. 84.
Als de krik niet juist ge-
plaatst wordt, kan de op-
gekrikte auto van de krik
vallen. Op een sticker op de krik is
het maximum hefvermogen aange-
geven; de krik mag nooit voor een
zwaardere last worden gebruikt.
Plaats de hefarm van de
garagekrik of de hefbrug
uitermate voorzichtig om
beschadiging van de rem- en
brandstofleidingen en de rand van
de chassisbalk te voorkomen.
fig. 84
L0A0039b
HET OPKRIKKEN
VAN DE AUTO
MET DE BOORDKRIK
Zie de paragraaf “Een lekke band”
in dit hoofdstuk.
Het is nodig te weten dat:
– de krik 2,100 kg moet wegen,
– de krik geen afstelwerkzaamheden
mag vereisen;
– de krik bij beschadiging vervangen
moet worden door een krik van het-
zelfde type.
De krik dient uitsluitend
voor het verwisselen van
een wiel van de auto waar-
bij de krik geleverd is of voor au-
to’s van hetzelfde model. Gebruik
de krik niet voor het opkrikken
van andere auto’s. En beslist nooit
voor het uitvoeren van werkzaam-
heden onder de auto.
Page 315 of 382

311
– Bij kettingbotsingen is het risico
om bij volgende botsingen betrokken
te raken, vooral bij weinig zicht,
groot. Verlaat onmiddellijk de auto en
zoek bescherming achter de vangrail.
– Probeer bij geblokkeerde portieren
de auto niet te verlaten door de ge-
laagde voorruit in te slaan. De zijrui-
ten en de achterruit kunnen makke-
lijker worden ingeslagen.
– Neem bij de betrokken auto’s de
contactsleutel uit.
– Als u brandstof of andere chemi-
sche producten ruikt, rook dan niet en
doof sigaretten.
– Gebruik voor het blussen van
branden, zelfs als deze klein zijn, de
brandblusser, een wollen deken, zand
of grond. Gebruik nooit water.
– Als de verlichting van de auto niet
hoeft te worden gebruikt, maak dan
de minklem ( –) los van de accu. ALS ER GEWONDEN ZIJN
Blijf altijd bij de gewonde. Ook de
personen die niet direct bij het onge-
val betrokken zijn, zijn verplicht
hulp te bieden.
– Blijf niet om de gewonde heen
staan.
– Stel de gewonde gerust over het
tijdig komen van de hulp. Blijf bij de
gewonde om eventuele paniekaan-
vallen te vermijden.
– Maak of snijd de veiligheidsgor-
del, die de gewonde op zijn plaats
houdt, los.BIJ EEN ONGEVAL
– Het is belangrijk altijd rustig te
blijven.
– Als u niet direct bij het ongeval be-
trokken bent, stopt u dan op een af-
stand van ten minste een tiental me-
ters van het ongeluk.
– Stop bij ongevallen op de snelweg
zo mogelijk in de berm en laat de
vluchtstrook vrij.
– Zet de motor uit en schakel de
waarschuwingsknipperlichten in.
– Verlicht als het donker is met de
koplampen de plaats van het ongeval.
– Wees voorzichtig, voorkom het ri-
sico van een aanrijding.
– Geef het ongeval aan door de ge-
varendriehoek goed zichtbaar en op
de wettelijk voorgeschreven afstand te
plaatsen.
– Waarschuw de hulpinstanties en
geef zo duidelijk mogelijke informa-
tie. Gebruik op de snelweg de daar-
voor bestemde praatpalen.
Page 316 of 382

312
VERBANDTROMMEL(fig. 85)
De verbandtrommel moet ten
minste bevatten: – steriele gaasdeppers, om de wond
te bedekken en schoon te maken
– verschillende soorten verband
– pleisters van verschillende afme-
tingen
– hechtpleister
– een pak hydrofiele watten
– een flesje jodium
– een pak zakdoekjes;
– een schaar met afgeronde punten; – een pincet
– twee bloedstelpende zwachtels.
Wij raden u aan om naast de ver-
bandtrommel ook een brandblusser
en een deken aan boord te hebben.
Zowel de verbandtrommel als de
brandblusser zijn opgenomen in het
Lancia Lineaccessori-programma.
fig. 85
L0A0128b
– Geef niets te drinken aan de
gewonde.
– De gewonde mag nooit worden
verplaatst behalve in de gevallen die
bij het volgende punt worden behan-
deld.
– Haal de gewonde uitsluitend uit
de auto bij gevaar voor brand, ver-
drinking of naar beneden storten.
Als u een gewonde uit de auto haalt:
trek niet aan de ledematen, buig
nooit het hoofd en houd, voor zover
mogelijk, het lichaam in horizontale
positie.
Page 317 of 382

313
GEPROGRAM MEERD
ONDERHOUD
Doelmatig onderhoud is een beslis-
sende factor voor een lange levens-
duur, de beste prestaties en een zo
zuinig mogelijk gebruik van de auto.
Om dit te realiseren heeft LANCIA
een reeks controle- en onderhouds-
beurten samengesteld die iedere
20.000 km moeten worden uitge-
voerd.
BELANGRIJK De servicebeurten
van het geprogrammeerd onderhoud
zijn door de fabrikant voorgeschre-
ven. Het niet uitvoeren van deze ser-
vicebeurten kan het vervallen van de
garantie tot gevolg hebben. De werkzaamheden van het gepro-
grammeerd onderhoud kunnen door
alle Lancia-dealers tegen vaste ta-
rieftijden worden uitgevoerd.
Eventuele reparaties of vervangin-
gen die nodig blijken tijdens het uit-
voeren van de diverse inspecties en
controles van het geprogrammeerd
onderhoud worden uitsluitend na toe-
stemming van de klant uitgevoerd. BELANGRIJK
Het is raadzaam
eventuele kleine defecten onmiddel-
lijk door de Lancia-dealer te laten
verhelpen en daarmee niet te wachten
tot de volgende servicebeurt.
ONDERHOUD VAN DE AUTO
Page 318 of 382

314
ONDERHOUDSSCHEMA
Banden op conditie en slijtage controleren en bandenspanning event. herstellen
Lading hoofd- en hulpaccu controleren
Wisserbladen op slijtage controleren
Remblokken achter op conditie en slijtage controleren (schijfremmen)
Bodemplaatbescherming visueel inspecteren en bewegende delen en
mechanische onderdelen op roest controleren Conditie van uitlaat,
brandstof- en remleidingen, en de conditie van rubber delen (stofkappen,
hoezen, enz.), en rubber slangen van het rem- en brandstofsysteem controleren
Visueel de conditie van de diverse aandrijfriemen controleren
Klepspeling controleren/afstellen (JTD-uitvoeringen)
Uitlaatgasemissie bij dieselmotoren controleren
Brandstoffilter vervangen (JTD-uitvoeringen)
Benzinedamp-opvangsysteem controleren
Luchtfilter vervangen (benzine-uitvoeringen)
Luchtfilter vervangen (JTD-uitvoeringen)
Vloeistofniveaus controleren en eventueel bijvullen (motorkoelsysteem,
remsysteem, hydraulische koppeling, stuurbekrachtiging,
ruitenwissers, accu, enz.)
20 40 60 80 100 120 140 160 180
x 1000 km
ççççç çççç
ççççç çççç
ççççç çççç
çç çç
ççççç çççç çç çç
çç ç ç ç çç çç
ççççç çççç çç
çç çç
ççççç çççç
ççççç çççç
Page 319 of 382

315
Conditie van getande distributieriem visueel controleren
Getande distributieriem vervangen (*)
Bougies vervangen (uitvoering 3.0)
Bougies vervangen (behalve uitvoering 3.0)
Inspuiting/ontsteking controleren (m.b.v. diagnosestekker)
Oliepeil handgeschakelde versnellingsbak controleren
Oliepeil automatische versnellingsbak controleren
Motorolie verversen
Motoroliefilter vervangen
Remvloeistof vervangen (of elke 2 jaar)
Stof-/pollenfilter vervangen (of in ieder geval elk jaar)
Motorkoelsysteem reinigen
(*) Of iedere 3 jaar bij zware gebruiksomstandigheden (koud klimaat, in stadsverkeer met langdurig stationair draaiende motor, stoffige omgeving).
Of iedere 5 jaar, onafhankelijk van het aantal afgelegde kilometers. 20 40 60 80 100 120 140 160 180
x 1000 km
çç
ç
ç
çç çç
çç çç çç
çç çç
ççççç çççç
ççççç çççç ççç
ççççç çççç
ççççç çççç
Page 320 of 382

316
JAARLIJKS
INSPECTIE -
SCHEMA
Voor auto’s waarmee jaarlijks min-
der dan 20.000 km wordt gereden
(bijvoorbeeld ongeveer 10.000 km) is
er een jaarlijks inspectieschema dat
het volgende bevat:
1) Banden op conditie en slijtage
controleren en bandenspanning even-
tueel herstellen (inclusief het reserve-
wiel) 2
) Wisserbladen op slijtage contro-
leren
3) Remblokken achter (schijfrem-
men) op conditie en slijtage controle-
ren
4) Bodemplaatbescherming visueel
inspecteren, bewegende delen en me-
chanische onderdelen op roest con-
troleren, conditie van uitlaat, brand-
stof- en remleidingen, de conditie van
rubber delen (stofkappen, hoezen,
enz.) en rubber slangen van het rem-
en brandstofsysteem controleren 5
) Lading hoofd- en hulpaccu con-
troleren
6) Visueel de conditie van de diverse
aandrijfriemen controleren
7) Vloeistofniveaus controleren en
eventueel bijvullen (motorkoelsys-
teem, remsysteem, ruitensproeiers,
accu, enz.).
8) Motorolie verversen
9 ) Motoroliefilter vervangen
10) Stof-/pollenfilter vervangen