Open motor Lancia Voyager 2012 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2012, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2012Pages: 376, PDF Size: 4.31 MB
Page 134 of 376

om aan te geven dat de verbinding
met de afstandsbediening (RKE-
zender) buiten werking is gesteld.
Herhaal stap 1 tot en met 5 om een
andere afstandsbediening (RKE-
zender) die is gekoppeld aan een van
de geheugenposities uit te schakelen. OPMERKING:
Nadat het programmeren is vol-
tooid, kunt u alle afstandsbedie-
ningen die zijn gekoppeld aan een
van de geheugenposities, gemak-
kelijk gelijktijdig in- of uitschake-
len. Raadpleeg "Elektronischvoertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te program-
meren functies" in "Functies van
het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
GEMAKKELIJK IN- EN
UITSTAPPEN (alleen
leverbaar metstoelpositiegeheugen)
Deze functie zorgt ervoor dat de be-
stuurder makkelijker kan in- en uit-stappen.De afstand waarover de bestuurders-
stoel zich zal verplaatsen hangt af van
de positie van de stoel op het moment
dat u de sleutel uit het contact neemt.
Als de stoel zich 67,7 mm of meer
vóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel circa 60 mm
naar achteren worden verplaatst
wanneer u de sleutel uit het contact
neemt. De stoel keert terug naar de
ingestelde positie zodra u de sleutel
in het contactslot steekt en het slot
in een andere stand dan LOCKschakelt.
Als de stoel zich 22,7 tot 67,7 mm vóór de achterste stop bevindt, zal
de bestuurdersstoel worden ver-
plaatst naar een positie op 7,7 mm
vóór de achterste stop wanneer u de
sleutel uit het contact neemt. De
stoel keert terug naar de ingestelde
positie zodra u de sleutel in het
contactslot steekt en het slot in een
andere stand dan LOCK schakelt.
De functie Gemakkelijk in- en uit- stappen is uitgeschakeld wanneer
de bestuurderstoel zich op minder
dan 22,7 mm vóór de achterste stop bevindt. Bij deze positie heeft het
voor de bestuurder geen zin om de
stoel te verplaatsen voor gemakke-
lijk in- en uitstappen.
Elke opgeslagen geheugeninstelling
heeft een bijbehorende positie voor
gemakkelijk in- en uitstappen. OPMERKING:
Deze functie kan worden in- of uit-
geschakeld met de programmeer-
bare functies van het EVIC-
systeem. Als uw auto niet is
voorzien van een EVIC, kan uw
dealer deze functie voor u in- en
uitschakelen. Raadpleeg "Elektro-
nisch voertuiginformatiecentrum
(EVIC)/Door de klant te program-
meren functies" in "Functies van
het instrumentenpaneel" voor
meer informatie.
OPENEN EN SLUITEN
VAN DE MOTORKAP
Om de motorkap te openen, moeten er
twee vergrendelingen worden ont-
grendeld.
128
Page 135 of 376

1. Trek aan de motorkapgrendel aan
het instrumentenpaneel onder destuurkolom.
2. Ga vóór de auto staan en kijk in
het midden onder de motorkap. Zoek
de veiligheidsvergrendeling en druk
deze naar beneden terwijl u tegelijker-
tijd de motorkap optilt.
Houd de motorkap omhoog met de steunstang.
LET OP!
Om mogelijke beschadigingen te
voorkomen mag u de motorkap niet
hard dichtslaan. Laat de motorkap
zakken totdat de opening circa
30 cm bedraagt en laat de kap ver-
volgens vallen. Zo worden beide ver-
grendelingen gesloten. Rijd nooit
met uw auto als de motorkap niet
volkomen via beide vergrendelingen
gesloten is.WAARSCHUWING!
Controleer of de motorkap goed ver-
grendeld is voor u gaat rijden. Als de
motorkap niet volkomen vergren-
deld is, kan hij opklappen wanneer
de auto rijdt, zodat uw uitzicht naar
voren wordt belemmerd. Als u deze
waarschuwing niet opvolgt, kan dit
ernstig en zelfs dodelijk letsel tot
gevolg hebben.
VERLICHTING
Alle lampen behalve de waarschu-
wingsknipperlichten, het grootlicht
en het passeersignaal worden bediend
met de schakelaars links van de stuur-
kolom op het instrumentenpaneel. INTERIEURVERLICHTING
De interieurverlichting gaat aan als u
een portier of de achterklep opent, bij
het activeren van de afstandsbedie-
ning of zodra u de dimmerknop in de
hoogste stand zet.
De interieurverlichting gaat automa-
tisch uit na ongeveer 10 minuten bij
de eerste activering en na 90 seconden
bij iedere daaropvolgende activering
tot de motor wordt gestart en er
sprake is van één van de volgendezaken:
Een portier, schuifdeur of de ach-
terklep blijft open staan.
Een dakleeslampje blijft aan.
Motorkapontgrendeling
Locatie van de
veiligheidsvergrendeling
Koplampschakelaar met bediening voor indirecte verlichting
129
Page 190 of 376

LET OP!
Als u blijft rijden met een oververhit
koelsysteem, kan dit schade aan de
auto veroorzaken. Wanneer de tem-
peratuurmeter in de H-zone staat,
zet dan de auto veilig stil langs de
kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair
draaien tot de meternaald weer in
het normale bereik staat. Als de me-
ternaald in de H-zone blijft staan en
u continue geluidssignalen hoort, zet
dan de motor direct af en neem con-
tact op met uw dealer.WAARSCHUWING!
Een te warm koelsysteem is gevaar-
lijk. Hete koelvloeistof en stoom uit
de radiateur kunnen ernstige brand-
wonden veroorzaken. Bel een erkend
dealerbedrijf wanneer de motor van
uw auto oververhit is. Als u besluit
zelf onder de motorkap te kijken,
raadpleeg dan "Onderhoud van uw
voertuig". Volg de waarschuwingen
in de paragraaf Vuldop expansiere-
servoir.21. Controlelampje mistachterlicht
Dit lampje gaat branden wan-
neer de mistachterlichten aan
zijn. (Raadpleeg "Verlich-
ting" in "De functies van uw
voertuig" voor meer informatie.) MINI-BOORDCOMPUTER
MET KOMPAS (CMTC)
(voor bepaaldeuitvoeringen/markten) OPMERKING:
Als de auto is uitgerust met een
navigatieradio voor het globaal
plaatsbepalingssysteem (GPS),
worden de kompasafwijking en
het kalibratiemenu uitgeschakeld.
De mini-boordcomputer met kompas
bevindt zich in de instrumentengroep
en bevat een interactief scherm
waarop de buitentemperatuur, kom-
pasrichting (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) en ritinforma-
tie wordt getoond. OPMERKING:
Bij het starten geeft het systeem de
laatst bekende buitentemperatuur weer. Het systeem heeft mogelijk
meerdere minuten rijtijd nodig
voordat de werkelijke buitentem-
peratuur weergegeven wordt. De
temperatuur van de motor kan van
invloed zijn op de weergave van de
buitentemperatuur, daarom wordt
de weergegeven temperatuur niet
geüpdate wanneer het voertuig stilstaat. RESETKNOPPENResetknop
Druk op de STEP-toets op het stuur-
wiel om door de submenu's te blade-
ren (bijv. Odometer (Kilometerteller),
Trip A (Rit A), Trip B (Rit B), DTE
(Afstand tot lege tank), Speed (Snel-
heid), AVG Fuel (Gemiddeld brand-
stofverbruik), Ambient Temp (Omge-vingstemperatuur)).
Als u op de resetknop drukt terwijl
een van de submenu's (bijv. Trip A
(Rit A), Trip B (Rit B), AVG Fuel
(Gemiddeld brandstofverbruik)) is
geopend, wordt de weergegeven
waarde teruggesteld op nul.184
Page 192 of 376

afwijking met één stap tegelijk, totdat
u de gewenste afwijking hebt inge-steld. OPMERKING:
In de fabriek is Zone 8 ingesteld.
Tijdens het programmeren, zal
zonewaarde 15 tot 1 worden door-lopen.Handmatige kompaskalibratie
Als het kompas foutief of onnauwkeu-
rig lijkt te werken en de afwijking
correct is ingesteld, kunt u het kom-
pas handmatig opnieuw kalibreren.
Kompas handmatig kalibreren:
1. Start de motor en laat de keuze-
hendel in de stand P (parkeren) staan.
2. Blader op het aanraakscherm via
"More" (Meer) naar "Compass"(Kompas).
3. Selecteer vervolgens de optie
"Compass Calibration" (Kompas ka-
libreren). Het aanraakscherm gaat
knipperen en er verschijnt een tekst-
bericht waarin u wordt gevraagd met
de auto in een cirkel te rijden.
Kaart kompasafwijking
186
Page 197 of 376

Indicator laag peilruitenvloeistof Dit lampje gaat branden om
aan te geven dat het peil
van de ruitenvloeistof laagis.
Controlelampje Wait To Start — alleen dieselmotoren Het controlelampje Wait To
Start (wacht met starten) gaat
branden als u het contact voor het
eerst inschakelt. Wacht met het star-
ten van de motor tot het controle-
lampje Wait To Start is gedoofd.
(Raadpleeg "Startprocedures" in
"Starten en rijden" voor meer infor-matie).
Lampje Water in brandstof — alleen dieselmotoren
Geeft aan dat er water is
gedetecteerd in het brand-
stoffilter. Als dit lampje
blijft branden, mag u de
auto NIET starten voordat u het water
uit het brandstoffilter hebt afgetapt
om schade aan de motor te voorko-
men. Raadpleeg “Onderhoudsproce-
dures/brandstof aftappen/waterfil- ter” in “Onderhoud van uw auto”
voor de procedure voor het aftappen
van water.
Rode verklikkerlampjes EVIC
In dit vlak worden instelbare rode ver-
klikkerlampjes weergegeven. Deze
verklikkerlampjes bevatten:
Portier open
Dit lampje gaat branden om
aan te geven dat een of
meerdere portieren moge-
lijk open zijn.
Waarschuwingslampje oliedruk Dit indicatielampje duidt een
te lage oliedruk aan. Het
lampje hoort even kort te branden
terwijl de motor wordt gestart. Als het
lampje tijdens het rijden gaat bran-
den, zet de auto dan veilig stil en zet
de motor zo snel mogelijk af. Als het
lampje aangaat, klinkt er een geluids-ignaal.
Start de motor pas opnieuw wanneer
het probleem is verholpen. Dit lampje
geeft geen indicatie over het motor-
oliepeil. Het oliepeil moet u controle-
ren in de motorruimte. Lampje laadsysteem
Dit lampje geeft informatie
over het functioneren van het
laadsysteem. Het lampje zal gaan
branden wanneer u het contact de
eerste keer inschakelt en kort blijven
branden om het lampje te controleren.
Als het lampje blijft branden of gaat
branden tijdens het rijden, schakelt u
de elektrische apparaten die niet
noodzakelijk zijn voor het rijden uit of
u verhoogt het toerental (als de motor
stationair draait). Als het controle-
lampje van de laadstroom blijft bran-
den, doet zich een probleem met het
laadsysteem voor. Laat de auto dan
ONMIDDELLIJK CONTROLEREN.
Neem contact op met een erkende
dealer.
Wanneer met startkabels moet wor-
den gestart, raadpleeg dan "Starten
met startkabels" onder "Wat doen in
geval van nood".
191
Page 220 of 376

stopt, druk dan op de toets SETUP
om het menu met dvd-instellingen te
openen. (zie Menu voor dvd-
instellingen in deze handleiding.)
16. BACK – Druk bij menunavigatie
op deze toets om terug te gaan naar
het vorige scherm. Bij het navigeren
door een dvd-menu is de werking af-
hankelijk van de inhoud van de disk. 17.◄◄ – In radiomodi: druk hierop
om de vorige zender te zoeken. In
diskmodi: druk hierop en houd de
toets ingedrukt om snel terug te spoe-
len door het huidige audionummer of
videohoofdstuk. In menumodi: ge-
bruik deze toets voor menunavigatie.
18. ENTER – Druk op deze knop om
de gemarkeerde optie in een menu te
selecteren. 19. ▲/ NEXT – In radiomodus:
druk hierop om de volgende zender te
selecteren. In diskmodi: druk hierop
om naar het volgende nummer of vi-
deohoofdstuk te gaan. In menumodi:
gebruik deze toets voor menunaviga-tie. Opbergen van afstandsbediening
De beeldschermen worden geleverd
met een ingebouwd opbergvakje voor
de afstandsbediening. Dit vakje is toe-
gankelijk als het scherm is geopend.
Om de afstandsbediening te verwijde-
ren, gebruikt u uw wijsvinger om de
afstandsbediening naar u toe te trek-
ken en te draaien. Probeer de af-
standsbediening niet recht naar bene-
den te trekken, want op die manier is
het moeilijk om hem te verwijderen.
Om de afstandsbediening terug in het
opbergvakje te plaatsen brengt u eerst
de lange kant van de afstandsbedie-
ning aan in twee klemmetjes en draait
u de afstandsbediening vervolgens
weer omhoog op zijn plaats in de twee
andere klemmetjes.
De afstandsbediening vergrendelen
Alle functies van de afstandsbedie-
ning kunnen uitgeschakeld als kin-derslot.
Als u alle functies van de afstands-
bediening wilt uitschakelen om wij-
zigingen onmogelijk te maken,
volgt u de aanwijzingen op de radio
(menu selecteren, VES achterin,
vergrendelen). Als de auto niet is
uitgerust met een dvd-speler, volgt
dan de aanwijzingen van de radio
om het videoslot in te schakelen. De
radio en de beeldschermen geven
aan of het videoslot actief is.
Als de toets voor het videoslot nog- maals wordt ingedrukt of de motor
wordt uitgezet, wordt het videoslot
uitgeschakeld en is bediening van
het VES™ met de afstandsbedie-
ning weer mogelijk.
Batterijen van de afstandsbedieningvervangen
De afstandsbediening werkt op twee
batterijen van het type AAA. Vervan-
gen van de batterijen:
De afstandsbediening opbergen
214
Page 236 of 376

Stand Economy (spaarstand)
Wanneer de stand ECONOMY (spaar-
stand) is gewenst, drukt u op de A/C-
knop om het indicatielampje en de
aircocompressor uit te schakelen.
Draai de temperatuurregelknop tot de
gewenste temperatuur.
Max A/C
Voor maximale koeling gebruikt u de
airco- en circulatieknoppen tegelijk.
HANDMATIGE
KLIMAATREGELING
ACHTERIN (voor bepaaldeuitvoeringen/markten)
De handbediende klimaatregeling
achterin heeft vloerroosters aan de
achterkant van de rechterschuifdeur
en luchtroosters boven beide buiten-
ste zitplaatsen achterin. De unit zorgt
voor warme of koele lucht via de
vloerroosters en de bovenste openin-gen.
De aanjager achterin en de tempera-
tuurregeling voor de achterpassagiers
bevinden zich in de dakbekleding in
het midden van het voertuig.AANJAGERKNOP ACHTERIN
De hoofdknop voor de aanjager ach-
terin bevindt zich op de klimaatrege-
leenheid voorin op het instrumenten-paneel.
De passagiers op de tweede rij kunnen
de aanjagersnelheid achterin niet re-
gelen tenzij de hoofdknop voor de
aanjager voorin is afgesteld op
REAR.
De regelknop voor de aanjager ach-
terin bevindt zich in de dakconsole
achterin. Deze knop heeft een uit-
stand en verschillende aanjagersnel-
heden. Zo kunnen de passagiers op de tweede rij de luchthoeveelheid regelen
die naar het achtercompartiment van
de auto wordt gevoerd.
LET OP!
Lucht stroomt de handbediende kli-
maatregeling achterin via een in-
laatrooster binnen. Dit rooster be-
vindt zich aan de rechterzijde in het
bekledingpaneel achter de 3e zitrij.
De roosters voor verwarming/
ventilatie zijn aangebracht in het
bekledingspaneel aan passagiers-
zijde, vlak achter de schuifdeur.
Zorg dat u het luchtinlaatrooster of
de ventilatieroosters niet blokkeert
door voorwerpen of anderszins. Het
elektrisch systeem kan zo overbelast
en de aanjagermotor beschadigd ra-ken.
TEMPERATUURREGELINGACHTERIN
Met de stand REAR(voor luchtdistri-
butie achterin) kunnen de instellingen
worden geregeld met de regelknopachterin.
Als u de temperatuur achterin wilt
wijzigen, draait u de temperatuurre-
Handbediende klimaatregeling achterin
1 – Aanjager achterin 3 – Luchtdistri-
butie achterin
2 – Temperatuurachter 4 – Vergrende-
ling klimaatrege-
ling achterin
230
Page 251 of 376

STARTPROCEDURES
Voordat u uw auto start: stel uw stoel
in, stel de binnen- en buitenspiegels
in, doe uw veiligheidsgordel om en
verzoek eventuele passagiers ook hun
veiligheidsriemen om te doen.WAARSCHUWING!
Laat nooit kinderen alleen in eenauto achter of daar waar ze toe-
gang tot een niet afgesloten auto
hebben. Kinderen zonder toezicht
in een auto achterlaten is om ver-
schillende redenen gevaarlijk.
Kinderen of derden kunnen ern-
stige of dodelijke verwondingen
oplopen. Waarschuw kinderen dat
ze niet aan de handrem, het rem-
pedaal of de versnellingspook mo-
gen komen.
Laat de sleutelhouder niet achter
in of in de buurt van de auto en
laat Keyless Enter-N-Go (indien
aanwezig) niet in de stand ACC of
ON/RUN staan. Een kind zou de
elektrische raambediening of an-
dere schakelaars kunnen bedie-
nen of de auto in beweging kun-
nen brengen. AUTOMATISCHE VERSNELLINGSBAK
De versnellingspook moet in de stand
NEUTRAL of PARK staan voordat u
de auto kunt starten. Trap het rempe-
daal in voordat u de versnellingspook
in een rijstand zet.
LET OP!
De versnellingsbak kan beschadigd
raken indien de volgende voorzorgs-
maatregelen niet in acht genomen
worden:
Zet de versnellingspook alleen in
de stand PARK als de auto volle-
dig stilstaat.
Zet de versnellingspook alleen in
of uit de stand REVERSE, als de
auto volledig stilstaat en de motor
stationair draait.
Schakel niet vanuit REVERSE,
PARK of NEUTRAL naar een van
de rijstanden bij een hoger motor-
toerental dan stationair.
Voordat u naar een versnelling
schakelt, moet u het rempedaal
stevig intrappen. Houder met ingebouwde sleutel
gebruiken (Tipstart) OPMERKING:
Bij normaal starten van een koude
of warme motor hoeft u het gaspe-
daal niet in te trappen.
Druk niet
op het gaspedaal. Zet de
contactschakelaar met de houder met
ingebouwde sleutel even in de stand
START en laat deze los zodra de start-
motor aanslaat. De startmotor blijft
draaien en slaat automatisch af als de
motor begint te draaien. Als de motor
niet aanslaat, slaat de startmotor au-
tomatisch binnen 10 seconden af. Als
dit gebeurt, draai dan de contactscha-
kelaar in de vergrendelstand (LOCK),
wacht 10 tot 15 seconden en herhaal
dan de procedure "Normaal starten".
245
Page 254 of 376

WAARSCHUWING!(Vervolgd)
Probeer niet de auto te starten
door middel van aanduwen of sle-
pen. Auto’s met een automatische
versnellingsbak kunnen niet op
die manier worden gestart. Onver-
brande brandstof kan de kataly-
sator binnendringen, na het star-
ten ontbranden en zo de
katalysator en de auto beschadi-
gen. Wanneer de auto een lege
accu heeft, kunt u startkabels ge-
bruiken en starten met een hul-
paccu of de accu van een andere
auto. Deze startmethode kan ge-
vaarlijk zijn bij ondeskundig ge-
bruik. Raadpleeg voor meer infor-
matie "Starten met startkabels"
in "Wat te doen in geval vannood".
'Verzopen' motor starten (met de
ENGINE STAR T/STOP-knop)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "normaal starten" of
"extreme koude" hebt gevolgd, kan
het zijn dat de motor 'verzopen' is.
Om de overtollige brandstof af te voe-
ren, houdt u het rempedaal ingetrapt, houdt u het gaspedaal helemaal inge-
trapt, en drukt u vervolgens één keer
op de ENGINE START/STOP-knop
en laat deze weer los. De startmotor
wordt automatisch ingeschakeld,
draait gedurende 10 seconden, en
wordt dan uitgeschakeld. Als dit ge-
beurt, laat dan het gas- en rempedaal
los, wacht gedurende 10 tot 15 secon-
den, en herhaal dan de procedure
"Normaal starten".
'Verzopen' motor starten (met
houder met ingebouwde sleutel)
Als de motor niet start nadat u de
procedures voor "Normaal starten" of
"Extreme koude" hebt gevolgd, kan
het zijn dat de motor 'verzopen' is.
Om de overtollige brandstof af te voe-
ren, houdt u het gaspedaal helemaal
ingedrukt op de vloer. Daarna draait
u de contactschakelaar in de stand
"START" en laat u deze los zodra de
startmotor aanslaat. De startmotor
slaat automatisch binnen 10 seconden
af. Als dit gebeurt, laat dan het gaspe-
daal los, draai de contactschakelaar
in de vergrendelstand (LOCK), wacht
10 tot 15 seconden en herhaal dan de
procedure "Normaal starten".
LET OP!
Om schade aan de startmotor te
voorkomen, wacht u 10 tot 15 se-
conden voordat u het nogmaals pro-beert.
NA HET STARTEN
Het stationaire toerental wordt auto-
matisch geregeld en loopt terug naar-
mate de motor warmer wordt.
NORMAAL STARTEN — DIESELMOTOR
1. Draai de contactschakelaar in de
stand ON.
2. Kijk naar het controlelampje
"Wachten met starten" in de instru-
mentengroep. Raadpleeg voor meer
informatie “Instrumentgroep” onder
“De functies op uw dashboard”. Dit
zal twee tot tien seconden branden,
afhankelijk van de motortempera-
tuur. Wanneer het controlelampje
"Wachten met starten" uitgaat, is de
motor gereed om te worden gestart.
3. DRUK NIET op het gaspedaal.
Draai de contactschakelaar in de
stand "START" en laat los zodra de
motor aanslaat.
248
Page 255 of 376

LET OP!
Om schade aan de startmotor te
voorkomen, mag u deze NIET lan-
ger dan 15 seconden per keer laten
draaien. Wacht 10 tot 15 seconden
voor u het opnieuw probeert.
4. Laat de motor na aanslaan nog ca.
30 seconden stationair draaien voor-
dat u gaat rijden. De olie kan zo door
het motorblok circuleren en de turbo-
lader smeren. Aandachtspunten voor starten en
rijden — dieselmotoren
WAARSCHUWING!
Giet NOOIT brandstof of een andere
ontvlambare vloeistof in de luchtin-
laat van de motor om de auto te
starten. Hierdoor kunnen steek-
vlammen ontstaan die ernstig letsel
kunnen veroorzaken.
Een koude motor kan beschadigd raken als u deze tijdens het rijden of
stationair met hoge toerentallen
laat draaien.
Voordat u een turbodieselmotor
uitzet, moet u de motor altijd
naar normaal toerental laten te-
rugkeren en enkele seconden
stationair laten draaien. U waarborgt zo een degelijke sme-
ring van de turbocompressor.
Dit is vooral van belang na een
periode van rijden onder zwareomstandigheden.
Turbolader afkoelen OPMERKING:
Door de motor stationair te laten
lopen na een lange rit krijgt de
turbine-unit de kans om af te koe-
len tot een normale bedrijfstempe-
ratuur.
Hanteer het volgende schema om te
bepalen hoeveel stationaire draaitijd
nodig is om de turbolader voldoende
te koelen voordat u de motor afzet,
afhankelijk van de rijwijze en de be-
lading van de auto.
Afkoelschema turbolader
Rijden Omstandigheden Lading Turbocompressor Tempera-
tuurTijd stationair (in minuten)
Voor uitschakelen
Stop & Go Leeg Koud Minder dan 1
Stop & Go Gemiddeld Warm 1 Snelwegen Gemiddeld Warm 2
Stadsverkeer Max. belasting Warm 3 Snelwegen Max. belasting Warm 4Hellingen Max. belasting Heet 5
249