ESP Lancia Voyager 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Voyager, Model: Lancia Voyager 2013Pages: 404, PDF Size: 4.27 MB
Page 63 of 404

beweegt zo snel en krachtig dat deze
letsel kan veroorzaken wanneer de in-
zittende niet goed in de stoel zit, of
wanneer zich voorwerpen bevinden in
de ruimte waar de airbag wordt opge-
blazen. Dat geldt vooral voor kinde-
ren.
Opblaasmodules voor
aanvullende gordijn-zijairbags
Tijdens aanrijdingen waarbij de bot-
sing beperkt blijft tot een bepaalde
zone aan de zijkant van de auto, zal de
controller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden mogelijk de aanvul-
lende gordijn-zijairbags opblazen. Dit
is afhankelijk van de kracht en de
aard van de botsing. In deze gevallen
blaast de controller van het beveili-
gingssysteem voor inzittenden alleen
de gordijn-zijairbag op aan de zijde
van de botsing.
Een grote hoeveelheid niet-giftig gas
wordt gegeneerd om de gordijn-
zijairbag op te blazen. De gordijn-
zijairbag drukt de buitenrand van de
hemelbekleding opzij en bedekt het
zijraam. De airbag wordt in circa 30
milliseconden opgeblazen (ongeveereen kwart van de tijd die nodig is om
met de ogen te knipperen). Dit ge-
beurt met zoveel kracht dat letsel kan
worden veroorzaakt als de inzittende
niet correct op de stoel zit en/of de
veiligheidsgordel niet op de juiste
wijze draagt, of wanneer zich voor-
werpen bevinden in de ruimte waarin
de airbag wordt opgeblazen. Dat geldt
vooral voor kinderen. De gordijn-
zijairbag heeft na het opblazen slechts
een dikte van circa 9 cm.
Omdat airbagsensoren de vertraging
van het voertuig in de loop van de tijd
meten, zijn de snelheid van het voer-
tuig en de schade op zichzelf geen
goede indicatoren voor de noodzaak
van het wel of niet opblazen van een
airbag.
OPMERKING: Wanneer het voer-
tuig over de kop slaat, kunnen de
gordelspanners en/of de aanvul-
lende zijairbags in de voorstoelen
en de extra gordijn-zijairbags
worden geactiveerd aan beide zij-
den van de auto.
Sensoren voor frontale en
zijdelingse botsingen
Bij frontale en zijdelingse botsingen
kunnen de botsingsensoren de con-
troller van het beveiligingssysteem
voor inzittenden helpen bij het bepa-
len van de juiste reactie op de botsin-
gen.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteem
Bij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor
afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu energie
heeft of het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
57
Page 64 of 404

De portieren automatisch ontgren-delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact-
schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
Als een airbag wordt opgeblazen
Het ontwerp van de geavanceerde
frontairbags is zodanig uitgevoerd,
dat deze airbags na het opblazen on-
middellijk leeglopen.
OPMERKING: De front- en/of
zijairbags worden niet bij alle bot-
singen opgeblazen. Dit houdt ech-
ter niet in dat het airbagsysteem
niet werkt.
Bij een aanrijding waarbij de airbags
worden opgeblazen, kan zich het vol-
gende voordoen:
Het nylon van de airbag kan soms schaafwonden en/of een rode huid
veroorzaken bij de bestuurder en de
voorpassagier tijdens het opblazen
van de airbags. De schaafwonden
lijken op de wonden die u oploopt
als u zich schaaft aan een touw, de vloerbedekking of op de vloer van
een gymnastiekzaal. Deze schaaf-
wonden worden niet veroorzaakt
door contact met chemische stof-
fen. De schaafwonden zijn niet blij-
vend en genezen normaal gespro-
ken snel. Als uw schaafwonden
echter na enkele dagen nog niet zijn
genezen of als u last hebt van bla-
ren, raadpleeg dan onmiddellijk
een arts.
Wanneer de airbags leeglopen ziet u mogelijk zwevende stofdeeltjes die
op rook lijken. Dit stof is een nor-
maal bijproduct van het active-
ringsproces voor het niet-giftige op-
blaasgas. Deze zwevende
stofdeeltjes kunnen de huid, ogen,
neus of keel irriteren. Spoel met
koud water als u last hebt van geïr-
riteerde ogen of huid. Zorg voor
frisse lucht bij neus- of keelirrita-
ties. Raadpleeg uw huisarts als de
irritatie blijvend is. Als deze deel-
tjes op uw kleding terechtkomen,
volg dan de gebruikelijke wasvoor-
schriften van de kledingfabrikant
om de kleding te reinigen. Rijd niet in uw auto nadat de airbags
zijn geactiveerd. Als u dan opnieuw
bij een aanrijding betrokken raakt,
zullen de airbags geen enkele bescher-
ming bieden.
WAARSCHUWING!
Eenmaal geactiveerde airbags en
gordelspanners hebben geen enkel
effect bij een volgende aanrijding.
Laat de airbags, gordelspanners en
het oprolmechanisme van de veilig-
heidsgordels voorin onmiddellijk
vervangen door een erkende dealer.
U dient ook de controller van het
veiligheidssysteem voor inzittenden
te laten nakijken.
58
Page 65 of 404

Onderhoud van het airbagsysteemWAARSCHUWING!
Wijzigingen aan onderdelen vanhet airbagsysteem kunnen tot ge-
volg hebben dat het systeem bij
een aanrijding niet functioneert.
U kunt letsel oplopen doordat de
airbag niet werkt en u niet be-
schermt. Breng geen wijzigingen
aan de onderdelen of bedrading
aan en plak nooit badges of stic-
kers op het afdekpaneel op het
stuur of aan de rechterbovenzijde
van het instrumentenpaneel.
Breng geen wijzigingen aan in de
voorbumper of de carrosserie-
structuur en monteer geen treden
of treeplanken.
Het is gevaarlijk zelf onderdelen van het airbagsysteem te repare-
ren. Waarschuw iedereen die aan
uw auto werkt dat de auto is uit-
gerust met een airbagsysteem.
(Vervolgd)
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Probeer geen onderdelen van het airbagsysteem te wijzigen. De air-
bag kan per ongeluk worden op-
geblazen of werkt mogelijk niet
goed meer als deze is gewijzigd.
Breng de auto naar een erkende
dealer voor onderhoud aan het
airbagsysteem. Breng de auto
naar een erkende dealer als on-
derhoud nodig is aan de auto-
stoel, waaronder het afdekpaneel
en het kussen (ook voor het ver-
wijderen of losdraaien/
aantrekken van stoelbouten). Er
mogen uitsluitend door de fabri-
kant goedgekeurde stoelaccessoi-
res worden gebruikt. Neem con-
tact op met een erkende dealer als
het airbagsysteem moet worden
aangepast aan personen met een
handicap.
Uitgebreid
ongelukkenresponssysteemBij een botsing die leidt tot het opbla-
zen van de airbags zal de controller
van het beveiligingssysteem voor in-
zittenden, als het communicatienet-
werk en de voeding intact blijven en
afhankelijk van de aard van de bot-
sing, bepalen of het uitgebreide onge-
lukkenresponssysteem de volgende
functies uitvoert:
De brandstoftoevoer naar de motor afsluiten.
De waarschuwingsknipperlichten inschakelen zo lang de accu werkt
of totdat het contact wordt afgezet.
De interieurverlichting inschakelen zolang de accu werkt of totdat de
contactsleutel wordt verwijderd.
De portieren automatisch ontgren- delen.
Om de functies van het uitgebreide
ongelukkenresponssysteem na een in-
cident te resetten, moet u de contact-
schakelaar van de stand IGN ON in de
stand IGN OFF zetten.
59
Page 66 of 404

Waarschuwingslampje voor het
airbagsysteemDe airbags moeten bedrijfs-
klaar zijn om u bij een aan-
rijding te beschermen. Het
waarschuwingslampje voor
het airbagsysteem controleert de in-
terne circuits en de bedrading van de
elektrische componenten van het air-
bagsysteem. Het airbagsysteem is on-
derhoudsvrij. Laat het systeem echter
onmiddellijk controleren door een er-
kende dealer als zich het volgende
voordoet.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat niet vier tot
acht seconden branden nadat u de
contactschakelaar de eerste keer in
de stand ON/RUN hebt gezet.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem blijft branden na de
periode van vier tot acht seconden.
Het waarschuwingslampje voor het airbagsysteem gaat af en toe bran-
den of blijft branden tijdens het
rijden. OPMERKING: Als de snelheids-
meter, toerenteller of andere me-
ters voor motorfuncties niet wer-
ken, is het mogelijk dat ook de
controller van het beveiligingssys-
teem voor inzittenden niet werkt.
De airbags zijn dan mogelijk niet
gereed om u te beschermen. Con-
troleer onmiddellijk de zekering-
houder op doorgeslagen zekerin-
gen. Raadpleeg het etiket aan de
binnenkant van het deksel van de
zekeringhouder voor de juiste air-
bagzekeringen. Laat uw erkende
dealer controleren of de zekering
nog goed is.
Event Data Recorder (EDR)
Deze auto is uitgerust met een Event
Data Recoder (EDR). De belangrijk-
ste taak van de EDR is het registreren
van gegevens die duidelijk maken hoe
een voertuigsysteem zich heeft gedra-
gen bij aanrijdingen of bijna-
aanrijdingen, zoals de activering van
airbags of een botsing tegen een ob-
stakel. De EDR is ontworpen om kort-
stondig, meestal 30 seconden of kor-
ter, gegevens te registreren die
verband houden met de dynamiek en veiligheidssystemen van de auto. De
EDR in deze auto is ontworpen om
gegevens te registreren die onder meer
antwoord geven op de volgende vra-
gen:
Hoe hebben diverse systemen in uw
auto zich gedragen?
Waren de veiligheidsgordels van de bestuurder en passagier
vastgegespt?
Hoe ver (indien van toepassing) trapte de bestuurder het gas- en/of
rempedaal in?
Hoe snel reed de auto?
Deze gegevens kunnen bijdragen aan
een beter inzicht in de omstandighe-
den waaronder botsingen en letsel
ontstaan.60
Page 67 of 404

OPMERKING: De EDR-gegevens
worden uitsluitend bij werkelijke
ongevalsituaties. Onder normale
rijomstandigheden registreert de
EDR geen gegevens en er worden
geen persoonlijke gegevens, zoals
naam, geslacht, leeftijd en onge-
vallocatie geregistreerd. Het is
echter wel mogelijk dat anderen,
bijvoorbeeld de politie, de EDR-
gegevens combineren met de per-
soonsgegevens die standaard wor-
den opgevraagd na ongevallen.
Voor het uitlezen van de geregis-
treerde EDR-gegevens is toegang tot
de auto of de EDR en speciale appa-
ratuur nodig. Naast de fabrikant van
de auto kunnen ook anderen die over
deze speciale apparatuur beschikken,
zoals de politie, de EDR-gegevens le-
zen indien zij toegang hebben tot de
auto of de EDR.KINDERZITJES
Iedereen in uw auto moet altijd een
veiligheidsgordel dragen, ook baby's
en kinderen.
Kinderen van 12 jaar en jonger moe-
ten altijd goed vastgegespt op de ach-
terbank zitten. Statistieken tonen aan
dat kinderen beter beschermd zijn
wanneer ze op de achterbank zijn
vastgegespt en niet op de voorstoelen.
WAARSCHUWING!
“Zeer gevaarlijk! Plaats nooit een
kinderzitje tegen de rijrichting in
op een stoel die is beveiligd door
een frontairbag!” Lees ook de in-
formatiestickers op de zonneklep
en het portiersluitvlak.
Bij een aanrijding kan een niet- vastgegespt kind of zelfs een baby
als een projectiel naar voren wor-
den geslingerd. Bij een aanrijding
kan zo veel kracht nodig zijn om
een baby op uw schoot te houden
dat u het kind onmogelijk kunt
vasthouden, hoe sterk u ook bent.
De baby en andere inzittenden
kunnen zo ernstig gewond raken.
Voor elk kind in uw auto moet u
het bijbehorende kinderzitje ge-
bruiken, overeenkomend met de
grootte van het kind.
61
Page 70 of 404

Tabel ISOFIX-posities
Gewicht Maat Bevesti-
ging Voorstoel
passa-
gierszijde Achter-
bank
buiten- zijde Achter-
bank
midden Tweede
zitrij bui- tenzijde SSnG Tweede
zitrij
midden LUX.
Quad Andere
plaatsen
II – 15 tot 25 kg (1) X
XXX X X
III – 22 tot 36 kg (1) X
XXX X X
Legenda voor letters in bovenstaande
tabel:
(1) Als kinderzitjes geen ISO/XX -identificatie hebben (A t/m G)
voor het desbetreffende gewicht,
moet de autofabrikant aangeven
welke voertuigspecifieke ISOFIX-
kinderzitjes geschikt zijn voor de
posities.
IUF = Geschikt voor voorwaarts ge- richte universele ISOFIX-
kinderzitjes die zijn goedgekeurd
voor het desbetreffende gewicht.
IL = geschikt voor bepaalde ISOFIX-kinderzitjes, zoals vermeld
in de bijgevoegde lijst. Deze ISOFIX-kinderzitjes vallen in de
categorieën "specifiek voertuig",
"beperkt" of "semi-universeel".
X = ISOFIX-positie niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes voor dit
gewicht en/of van deze maat.
* = Zowel de linker- als de rechter- stoel op de tweede zitrij moet in de
gebruiksstand staan. (De stoelen
mogen niet neergeklapt zijn.)
** = De binnenste gesp voor de linker zitplaats moet zich altijd
achter ISOFIX-kinderzitjes bevin-
den. Baby's en kleine kinderen
Veiligheidsdeskundigen raden aan
kinderen tot twee jaar, of totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het kin-
derzitje hebben bereikt, tegen de rij-
richting in te vervoeren in de auto. Er
kunnen twee soorten kinderzitjes te-
gen de rijrichting in worden geplaatst:
babyzitjes en aanpasbare kinderzit-
jes.
Het babyzitje mag u uitsluitend tegen
de rijrichting in de auto plaatsen. Dit
wordt aanbevolen voor kinderen
vanaf hun geboorte totdat ze de
lengte- of gewichtslimiet van het ba-
byzitje hebben bereikt. Aanpasbare
kinderzitjes kunnen ofwel tegen de
64
Page 72 of 404

met de rug tegen de rugleuning zitten,
moeten de driepuntsgordels op de
achterbank gebruiken.
Zorg dat het kind rechtop in destoel zit.
Leg de heupgordel laag over de heupen en trek de gordel zo strak
mogelijk aan.
Controleer regelmatig of de gordel goed past. Door de bewegingen van
het kind kan de gordel een foutieve
positie aannemen.
Als de schoudergordel het gezicht of de hals raakt, plaats het kind dan
verder naar het midden van de
auto. Als dit niet helpt, kunt u het
kind middenin op de achterbank
zetten en vastgespen met zowel het
heup- als het schoudergedeelte van
de gordel. Sta nooit toe dat een kind
de schoudergordel onder de arm
door of achter de rug langs draagt.
WAARSCHUWING!
Kinder- of babyzitjes verliezenhun werking wanneer ze onjuist
zijn aangebracht. Het kan los-
schieten bij een aanrijding. Het
kind kan daardoor ernstig of zelfs
dodelijk letsel oplopen. Volg
daarom bij de bevestiging van een
kinderzitje nauwkeurig de aan-
wijzingen van de fabrikant.
Een tegen de rijrichting in te be- vestigen kinderzitje mag u alleen
gebruiken op de achterbank. In
een tegen de rijrichting in ge-
plaatst kinderzitje op de voorstoel
kan een baby of kind ernstig of
zelfs dodelijk letsel oplopen wan-
neer de passagiersairbag wordt
opgeblazen.
Enkele tips om uw kinderzitje op-
timaal te gebruiken:
Controleer voor de aanschaf van een kinderzitje of het is voorzien
van een sticker waarop is vermeld
dat het zitje voldoet aan alle van
toepassing zijnde veiligheidsnor-
men. LANCIA raadt u ook aan voor aanschaf te controleren of het kin-
derzitje goed te bevestigen is in de
auto waarin u het gaat gebruiken.
Het kinderzitje moet geschikt zijn voor het gewicht en de lengte van
het kind. Controleer de sticker op
het zitje en let op de limieten voor
gewicht en lengte.
Volg nauwkeurig de instructies van de fabrikant wanneer u een kinder-
zitje installeert. Als u het zitje niet
op de juiste wijze installeert, func-
tioneert het mogelijk niet wanneer
dat nodig is.
De autogordels voor passagiers zijn uitgerust met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme
(ALR) dat het heupgedeelte van de
gordel stevig om het kinderzitje ge-
spannen houdt, zodat geen borg-
klem gebruikt hoeft te worden. Op
zitplaatsen die zijn voorzien van
automatisch blokkerend oprolme-
chanisme, is een ratelend geluid
hoorbaar wanneer de gordelband
volledig is uitgetrokken en wordt
66
Page 73 of 404

losgelaten om terug te rollen. Raad-
pleeg de paragraaf "Automatische
blokkeerfunctie" voor meer infor-
matie hierover.
Op de achterbank is het soms lastig om de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordelopening op het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het
korte gordelgedeelte aan de slui-
tingzijde enkele keren rond om dit
gedeelte korter te maken. Zet de
gesp weer vast in de gespsluiting,
met de ontgrendelknop naar buiten
gericht.
Als u de gordel nog steeds niet kunt aantrekken of als door trekken en
duwen aan het kinderzitje de gordel
loskomt, maak dan de gesp los uit
de sluiting. Draai vervolgens de
gespsluiting om en steek de gesp
opnieuw in de sluiting. Als het kin-
derzitje dan nog steeds niet stevig is
vastgezet, probeer dan een andere
zitpositie. Gesp het kind in het zitje vast vol-
gens de aanwijzingen van de fabri-
kant van het zitje.
WAARSCHUWING!
Wanneer u het baby- of kinderzitje
niet gebruikt, zet dit dan vast met
de veiligheidsgordel of verwijder
het uit de auto. Laat het zitje nooit
los in de auto liggen. Bij een nood-
stop of aanrijding kan het zitje de
inzittenden of de rugleuningen van
de stoelen raken en ernstig letsel
veroorzaken.
ISOFIX — Bevestigingssysteem
voor kinderzitjes
Iedere personenauto is uit-
gerust met het zogeheten
ISOFIX-
bevestigingssysteem voor
kinderzitjes. Er zijn twee ISOFIX-
bevestigingssystemen voor kinderzit-
jes geïnstalleerd op alle zitplaatsen op
de tweede rij en in het midden op alle
neerklapbare zitplaatsen op de derde rij. Zitplaatsen op de tweede rij heb-
ben ook bevestigingsbanden aan de
achterkant van de rugleuning. Verder
zijn alle neerklapbare zitplaatsen op
de derde rij uitgerust met een anker-
punt voor bevestigingsbanden bij de
zitplaats in het midden.
OPMERKING:
Wanneer u het ISOFIX-
bevestigingssysteem gebruikt
om een kinderzitje te installe-
ren, moet u ervoor zorgen dat
alle veiligheidsgordels die op
dat moment niet worden ge-
bruikt, buiten het bereik van
kinderen worden gehouden. Het
is raadzaam voordat het kinder-
zitje wordt aangebracht de vei-
ligheidsgordel achter het zitje
om vast te gespen, buiten bereik
van het kind. Als de vastgegespte
veiligheidsgordel in de weg zit
bij de installatie van het kinder-
zitje, leidt u de veiligheidsgordel
door de gordelopening van het
kinderzitje en gespt u deze ver-
volgens vast, in plaats van de
veiligheidsgordel achter het zitje
67
Page 76 of 404

OPMERKING: Wanneer u het
ISOFIX-bevestigingssysteem ge-
bruikt om een kinderzitje te in-
stalleren, moet u ervoor zorgen dat
alle veiligheidsgordels die op dat
moment niet worden gebruikt,
buiten het bereik van kinderen
worden gehouden. Het is raad-
zaam voordat het kinderzitje
wordt aangebracht de veiligheids-
gordel achter het zitje om vast te
gespen, buiten bereik van het
kind. Als de vastgegespte veilig-
heidsgordel in de weg zit bij de
installatie van het kinderzitje,
leidt u de veiligheidsgordel door
de gordelopening van het kinder-
zitje en gespt u deze vervolgens
vast, in plaats van de veiligheids-
gordel achter het zitje te leiden.
Hierdoor blijft de veiligheidsgor-
del buiten bereik van een nieuws-
gierig kind. Wijs alle kinderen in
de auto erop dat een veiligheids-
gordel geen speelgoed is, en dat ze
er niet mee mogen spelen. Laat
kinderen nooit zonder begeleiding
achter in de auto.Kinderzitje installeren met de
veiligheidsgordels
De veiligheidsgordels op de passa-
gierszitplaatsen zijn voorzien van een
automatisch blokkerend oprolmecha-
nisme, dat wordt gebruikt voor het
bevestigen van een kinderzitje. Bij
deze gordeltypen kan het heupge-
deelte van de gordel stevig rond het
kinderzitje worden getrokken, zodat
geen borgklem gebruikt hoeft te wor-
den. Het automatisch blokkerend op-
rolmechanisme produceert een rate-
lend geluid als u de gordel helemaal
uit het oprolmechanisme trekt en ver-
volgens de gordel laat terugrollen.
Raadpleeg de paragraaf "Automati-
sche blokkeerfunctie" voor meer in-
formatie over het automatisch blok-
kerend oprolmechanisme. In
onderstaande tabel worden de zit-
plaatsen vermeld met een automa-
tisch blokkerend oprolmechanisme
(ALR) of een geschakelde gor-
delspanner.
Be-
stuur- der Mid-
den Passa-
gier
Eerste rij N.v.t. N.v.t. ALR
Tweede rij ALR N.v.t. ALR
Derde rij ALR Vaste
gor-del ALR
N.v.t. — Niet van toepassing
ALR — Automatisch blokkerend oprolmechanisme
Kinderzitje met een automatisch
blokkerend oprolmechanisme instal-
leren:
70
Page 77 of 404

1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met automatisch blokkerend op-
rolmechanisme trekt u voldoende gor-
delband uit het oprolmechanisme om
deze door de gordelopening van het
kinderzitje te kunnen leiden. Schuif
de gesp in de gespsluiting totdat u een
'klik' hoort. Trek daarna de hele gor-
delband uit het oprolmechanisme en
laat de gordel vervolgens terugrollen
in het mechanisme. Terwijl de gordel
wordt opgerold hoort u een ratelge-
luid. Dit geeft aan dat de automati-
sche blokkeerfunctie is geactiveerd.
2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Veiligheidsgordels gaan in de
loop van de van losser zitten. Daarom
dient u de gordel af en toe te contro-
leren en, indien nodig, aan te trekken.Kinderzitje installeren met een vaste
gesp:
1. Voor de installatie van een kinder-
zitje met een vaste gesp trekt u vol-
doende gordelband uit het oprolme-
chanisme om deze door de
gordelopening van het kinderzitje te
kunnen leiden. Schuif de gesp in de
gespsluiting totdat u een 'klik' hoort.
2. Trek daarna aan eventuele slappe
delen van de gordel om het heupge-
deelte rond het kinderzitje strak te
trekken. Veiligheidsgordels gaan in de
loop van de van losser zitten. Daarom
dient u de gordel af en toe te contro-
leren en, indien nodig, aan te trekken.
Op de achterbank is het soms lastig
om de driepuntsgordel strak om het
kinderzitje aan te trekken, doordat
de gesp of de gespsluiting zich te
dicht bij de gordelopening op het
zitje bevindt. Maak dan de gesp los
uit de gespsluiting en draai het
korte gordelgedeelte aan de slui-
tingzijde enkele keren rond om dit
gedeelte korter te maken. Zet de gesp weer vast in de gespsluiting,
met de ontgrendelknop naar buiten
gericht.
Als u de gordel nog steeds niet kunt aantrekken of als door trekken en
duwen aan het kinderzitje de gordel
loskomt, maak dan de gesp los uit
de sluiting. Draai vervolgens de
gespsluiting om en steek de gesp
opnieuw in de sluiting. Als het kin-
derzitje dan nog steeds niet stevig is
vastgezet, probeer dan een andere
zitpositie.
Een bevestigingsband van een kinder-
zitje bevestigen:
Leid de bevestigingsband volgens de kortste weg vanaf het ankerpunt
naar het kinderzitje, bij voorkeur
tussen de stangen onder de hoofd-
steun.
Het kinderzitje installeren
Wij raden u aan de aanwijzingen van
de fabrikant zorgvuldig op te volgen
bij het installeren van het kinderzitje.
De meeste, maar niet alle, kinderzitjes
zijn aan beide zijden voorzien van
aparte banden, elk met een haak of
71