stop start Lancia Ypsilon 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2011, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2011Pages: 299, PDF Size: 15.52 MB
Page 92 of 299

OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Omwille van comforteisen, inperking van de
uitstoot en om veiligheidsredenen kan de motor
weer automatisch worden gestart, zonder
tussenkomst van de bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒ruitenwissers ingeschakeld op de maximale
snelheid;
❒onvoldoende onderdruk in het remsysteem
(bijvoorbeeld na meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als bergaf wordt
gereden)
❒als de motor langer dan circa 3 minuten is
afgezet door het Start&Stop-systeem;
❒bij versies met automatische klimaatregeling
(voor bepaalde versies/markten), om een
comfortabele temperatuur in het interieur
mogelijk te maken of bij ingeschakelde
MAX-DEF functie.
Wanneer een versnelling is ingeschakeld, kan de
motor alleen automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te trappen. De
start wordt aan de bestuurder gemeld met een
bericht en, voor bepaalde versies/markten, gaat
het symbool
op de display knipperen.Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal niet
intrapt, kan de motor, 3 minuten na het afzetten,
alleen m.b.v. de contactsleutel worden gestart.
Als de motor onbedoeld is afgeslagen, bijvoorbeeld
door het koppelingspedaal te snel los te laten met
ingeschakelde versnelling, en het Start&Stop-
systeem is actief, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal helemaal in
te trappen of door de versnellingspook in de
vrijstand te schakelen.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor heeft afgezet
en de bestuurder maakt zijn veiligheidsgordel los
en opent het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de motor alleen
herstarten m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte gebracht door
een geluidssignaal, het knipperen van het symbool
op de display en bij sommige versies verschijnt
ook een melding op de display.
90
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 93 of 299

"ENERGY SAVING" FUNCTIE (voor bepaalde versies/markten) Als de bestuurder, na een automatische start van de motor, gedurende 3 minuten geen enkelehandeling uitvoert, dan schakelt het Start&Stop-systeem de motor definitief uit om brandstof tekunnen besparen. In dergelijke gevallen kan mende motor alleen herstarten m.b.v. decontactsleutel. Opmerking
De motor kan in elk geval draaiende
worden gehouden door het Start&Stop-systeem uitte schakelen. ONREGELMATIGE WERKING Indien zich een storing voordoet, wordt het Start&Stopsysteem uitgeschakeld. De bestuurderwordt op de hoogte gebracht van de storing doorhet knipperen van het symbool
op de display
(bij sommige versies verschijnt een melding op dedisplay). Wendt u in dergelijke gevallen altijdtot het Lancia Servicenetwerk.
LANGDURIGE STILSTAND VAN DE AUTO Bij langdurige stilstand van de auto, moet men bijzonder opletten dat de stroomvoorziening vande accu wordt onderbroken. Ga als volgt te werk: koppel de stekker A fig. 70 (druk op knop B) van de accusensor C op deminklem D van de accu los. Koppel deze sensornooit van de accu los, behalve bij vervanging vande accu.
BELANGRIJK
Raadpleegsteedshet
Servicenetwerk alvorens de accu te
vervangen. Vervang de accu door eenexemplaar van hetzelfde type (HEAVYDUTY) en met identieke specificaties.
fig. 70
L0F0083
91WEGWIJS IN UWAUTOVEILIGHEID STARTEN EN RIJDEN LAMPJES EN BERICHTEN NOODGEVALLENONDERHOUD EN ZORG TECHNISCHE GEGEVENS ALFABETISCH REGISTER
Lancia
Page 94 of 299

STARTEN MET HULPACCU
Wanneer men met een hulpaccu moet starten, mag
de minkabel (–) vanaf de hulpaccu nooit in
verbinding worden gebracht met de minpool A fig.
71 van de accu in de auto. Sluit de minkabel aan
op een massapunt op de motor of op de
versnellingsbak.BELANGRIJKE OPMERKINGEN
BELANGRIJK
Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de stand STOP staat. Volg
de instructies op die zijn aangegeven op
het plaatje op de voorste traverse fig. 72. Wij
adviseren om de contactsleutel uit te nemen
als er zich nog inzittenden in de auto
bevinden. Verlaat de auto na de
contactsleutel te hebben uitgenomen of in de
stand STOP te hebben gedraaid. Wees er
zeker van dat tijdens het tanken de motor is
afgezet en de sleutel in de stand STOP is
gedraaid.
fig. 71
L0F0084
fig. 72
L0F0204
92
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 104 of 299

Identificatie van een parkeerplek
Als het systeem een geschikte plek tussen twee
geparkeerde auto's of tussen andere obstakels
identificeert (bijv. voorwerpen met een groot
zijoppervlak zoals voertuigen, containers, etc.), zal
het melden dat een plek is gevonden waarin
ingeparkeerd kan wordenfig. 80.
Als de bereikte positie reeds geschikt is voor het
begin van de manoeuvre, adviseert het systeem de
bestuurder om de achteruit in te schakelen, en
anders zal het vragen om iets naar voren te gaan.
Bij het verzoek om de achteruit in te schakelen,
moet de bestuurder de auto stoppen en de
achteruit inschakelen om zijn wens om de
manoeuvre te beginnen te bevestigen. Als de
bestuurder blijft rijden, zal het systeem na circa
10 meter niet meer de gevonden parkeerplek
in beschouwing nemen, maar naar een nieuwe
geschikte plek zoeken.Manoeuvre
De bestuurder controleert de bewegingen van de
auto met gas-, rem- en koppelingspedaal (alleen
bij versies met handgeschakelde versnellingsbak),
terwijl het systeem automatisch de stuurinrichting
bedient om zo goed mogelijk in te parkeren.
Tijdens de manoeuvre kan men gebruik maken
van de informatie afkomstig van de
parkeersensoren (tijdens het achteruitrijden wordt
geadviseerd de zone te bereiken waar de achterste
sensoren een ononderbroken toon produceren),
maar het is altijd aan te raden de omliggende zone
in de gaten te houden.
De auto kan tijdens de manoeuvre gestopt worden
en men kan, terwijl de auto stil staat, de
achteruitversnelling tijdelijk uitschakelen
(bijvoorbeeld om een voetganger in de
manoeuvreruimte te laten passeren).
De snelheid moet tijdens de manoeuvre minder
dan 7 km/h bedragen, want anders wordt de
parkeermanoeuvre onderbroken.
Als de bestuurder tijdens het inparkeren een
bedoelde of onbedoelde handeling op het stuurwiel
verricht (door het aan te raken of de beweging te
verhinderen), wordt de manoeuvre onderbroken.
Als het wegdek bijzonder onregelmatig is of er
bevinden zich obstakels onder de wielen die de
beweging van de auto beïnvloeden, waardoor de
auto niet meer de correcte baan volgt, kan de
manoeuvre onderbroken worden.
fig. 80
L0F1002
102WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 105 of 299

Einde manoeuvre
Als de grootte van de parkeerplek dit toestaat, kan
het inparkeren in één manoeuvre worden
verricht. Wanneer de achteruitversnelling wordt
uitgeschakeld, worden de wielen recht gezet en
wordt de manoeuvre als voltooid beschouwd (het
systeem zal dus uitgeschakeld worden).
Als de parkeerruimte kleiner is, kunnen
verschillende manoeuvres nodig zijn: de
bestuurder wordt geadviseerd het inparkeren
handmatig te voltooien via een speciale melding
op de display van het instrumentenpaneel.
BELANGRIJK
Als men tijdens een manoeuvre het
stuurwiel met de handen wil stoppen,
wordt geadviseerd het stevig aan de
buitenste rand vast te houden. Steek de
handen niet door het stuurwiel of houd niet
de spaken vast.ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
❒De uiteindelijke verantwoordelijkheid tijdens
het parkeren ligt altijd bij de bestuurder.
Controleer tijdens deze manoeuvres altijd of er
geen mensen, dieren of voorwerpen in het
manoeuvregebied aanwezig zijn. Het Magic
Parking systeem is (net zoals de
parkeersensoren) ontworpen om de bestuurder
te assisteren, die echter nooit zijn aandacht mag
laten verslappen tijdens potentieel gevaarlijke
manoeuvres, ook al worden ze op lage snelheid
verricht.
❒Als de sensoren schokken ondergaan die hun
positie wijzigen, kan de werking van het
systeem op ernstige wijze verslechteren.
❒Als de sensoren vuil zijn of bedekt zijn met
sneeuw, ijs of modder of overgespoten zijn
ten opzichte van de originele toestand, kan de
werking van het systeem op ernstige wijze
verslechteren. Voor een correcte werking van het
systeem is het van essentieel belang dat de
sensoren altijd schoon zijn. Zorg er tijdens het
reinigen voor dat ze niet gekrast of beschadigd
worden; vermijd het gebruik van droge, harde of
ruwe doeken. De sensoren moeten met schoon
water worden gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In wastunnels met
stoomreinigers/hogedrukreinigers moeten de
sensoren snel gewassen worden door de
spuitmond op minstens 10 cm van de sensoren
te houden.
103WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 107 of 299

BELANGRIJK De correcte positionering van de
auto binnen de door het systeem gevonden
parkeerruimte hangt van verschillende factoren af,
met name van de omtrek van de wielen. Als
bijvoorbeeld wielen met een diameter van 14 duim
zijn gemonteerd, kan de positie van de auto in de
parkeerruimte iets verschillen.
MELDINGEN OP DE DISPLAY
Zoeken bezig:het Magic Parking systeem zoekt
naar een geschikte parkeerplek.
Park. pl. gevonden:het Magic Parking systeem
heeft een geschikte parkeerplek gevonden.
Vooruit gaan:het Magic Parking systeem
verzoekt de bestuurder om langzaam vooruit te
rijden om de auto in de correcte positie te brengen
voordat de halfautomatische manoeuvre wordt
gestart of het systeem verzoekt de bestuurder
tijdens de halfautomatische manoeuvre om de
vooruitversnelling in te schakelen om de
manoeuvre voort te zetten.
In achteruit zetten:er is een geschikte
parkeerplek gevonden en de positie is correct om
de parkeermanoeuvre te starten. Stop en schakel
de achteruitversnelling in.
Achteruit uitschakelen:bij bediening van de
inschakelknop van het systeem, wordt aangegeven
dat de achteruitversnelling uitgeschakeld moet
worden om het systeem in te schakelen.Magic Parking: stuur bezet:De manoeuvre staat
op het punt te beginnen, de bestuurder wordt
verzocht het stuurwiel los te laten.
In achteruit zetten - Magic Parking: stuur
bezet:De manoeuvre is gestart, de bestuurder kan
gas geven en het koppelingspedaal laten opkomen
(bij een handgeschakelde versnellingsbak) om
de parkeerruimte in te rijden. Het systeem bedient
automatisch de stuurinrichting.
Snelheid te hoog:De snelheid van de auto
overschrijdt de maximumsnelheid die het systeem
toestaat (de melding wordt getoond bij circa 25
km/h tijdens het zoeken). Als de snelheid verder
wordt opgevoerd, schakelt het systeem
automatisch uit.
Magic Parking niet beschikbaar:Er is een
probleem in het systeem gedetecteerd. Neem in dit
geval contact op met het Lancia Servicenetwerk.
Opnieuw proberen:Het Magic Parking systeem
heeft een probleem gedetecteerd in een van de
systemen die voor zijn werking nodig zijn. Neem,
als het probleem aanhoudt, contact op met het
Lancia Servicenetwerk.
Stuur is aangeraakt:De bestuurder heeft
bedoeld of onbedoeld het stuurwiel bediend. Het
systeem wordt uitgeschakeld en de controle over
de manoeuvre wordt aan de bestuurder gegeven.
105WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 109 of 299

Als om inschakeling van de Magic Parking functie
is verzocht, worden de sensoren voor en achter
niet automatisch ingeschakeld tijdens het zoeken
naar een parkeerplek, maar kunnen geactiveerd
worden door op de PARK-knop te drukken of
de achteruit in te schakelen bij een snelheid van
circa 15 km/h.
Wanneer de achteruit wordt uitgeschakeld, blijven
de sensoren voor en achter geactiveerd totdat
een snelheid van circa 15 km/h wordt
overschreden, om voltooiing van de
parkeermanoeuvre toe te staan.
De sensoren worden uitgeschakeld door opnieuw
op de PARK-knop te drukken of wanneer een
snelheid van 15 km/h wordt overschreden: de led
in de knop is uit wanneer het systeem niet actief
is.Bij inschakeling van de sensoren, begint het
systeem geluidssignalen uit de voorste of achterste
zoemers af te geven zodra een obstakel wordt
gedetecteerd. De frequentie neemt toe naarmate
het obstakel dichterbij komt. Wanneer het
obstakel zich op minder dan 30 cm bevindt, wordt
het geluid ononderbroken. Afhankelijk van de
positie van het obstakel (voor of achter) wordt het
geluid door de bijbehorende zoemers (voor of
achter) geproduceerd. Het obstakel dat zich het
dichtst bij de auto bevindt wordt gesignaleerd.
Het geluidssignaal stopt onmiddellijk wanneer de
afstand ten opzichte van het obstakel toeneemt.
De geluidscyclus blijft constant als de door de
middelste sensoren gemeten afstand ongewijzigd
blijft. Als deze situatie optreedt voor de
zijsensoren, wordt het signaal na circa 3 seconden
onderbroken (bijvoorbeeld om signalen te
voorkomen tijdens manoeuvres langs muren).
LANCIA
fig. 82
L0F0027
fig. 83
L0F0038
107WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 110 of 299

BELANGRIJK
De verantwoordelijkheid voor de
parkeermanoeuvres ligt echter altijd
bij de bestuurder. Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen mensen (vooral
kinderen) of dieren in het manoeuvregebied
aanwezig zijn. De parkeersensoren dienen
als hulp voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht.
GELUIDSMELDING
De informatie over de aanwezigheid en afstand
van een obstakel ten opzichte van de auto wordt
gegeven door middel van geluidssignalen uit
zoemers die in het interieur zijn gemonteerd:
❒bij de versies met 4 sensoren achter, meldt een
zoemer in de dashboardzone de aanwezigheid
van obstakels achter de auto;
❒bij de versies met 10 sensoren, meldt een
zoemer voorin de aanwezigheid van obstakels
vóór de auto en een zoemer achterin de
aanwezigheid van obstakels achter de auto.
De geluidsmelding:
❒neem toe naarmate de afstand tussen de auto en
het obstakel afneemt;❒wordt ononderbroken wanneer de afstand
tussen de auto en het obstakel minder dan 30
cm bedraagt en stopt onmiddellijk als de
afstand toeneemt
❒blijft constant als de afstand ongewijzigd blijft;
als deze situatie de zijsensoren betreft, zal de
zoemer na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen tijdens
manoeuvres langs muren.
Voor een correcte werking van het
systeem mogen de sensoren nooit
bevuild zijn met modder, vuil, sneeuw
of ijs. Zorg ervoor dat ze tijdens het reinigen
niet gekrast of beschadigd worden. Vermijd
het gebruik van droge, ruwe of harde doeken.
De sensoren moeten met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel autoshampoo
is toegevoegd. Wanneer speciale
reinigingsapparaten worden gebruikt, zoals
stoomreinigers of hogedrukreinigers, reinig
dan de sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.Voor het overspuiten van de bumpers
of eventueel bijwerken van de laklaag
in de zone van de sensoren, dient men
zich uitsluitend tot het Lancia Servicenetwerk
te richten. Het verkeerd opbrengen van de
lak kan de werking van de parkeersensoren
negatief beïnvloeden.
108WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 111 of 299

WERKING MET AANHANGER
De werking van de sensoren wordt automatisch
uitgeschakeld zodra de elektrische stekker van de
aanhanger in het stopcontact van de trekhaak
van de auto wordt gestoken. De sensoren worden
automatisch ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
BELANGRIJK Als de trekhaak gemonteerd moet
blijven, ook als er geen aanhanger is, wordt
geadviseerd zich tot het Lancia Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten bijwerken,
aangezien de trekhaak door de middelste sensoren
als een obstakel gedetecteerd kan worden.
ALGEMENE WAARSCHUWINGEN
Let tijdens parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder de sensoren
kunnen bevinden.
Onder bepaalde omstandigheden kunnen
voorwerpen voor of achter de auto niet
gedetecteerd worden en kunnen zo schade aan de
auto veroorzaken of zelf beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen de werking
van de parkeersensoren beïnvloeden:
❒Verminderde gevoeligheid van de sensoren en
afname van de prestaties van het systeem
kunnen te wijten zijn aan de aanwezigheid van
ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de sensoren.❒De sensoren kunnen een onbestaand voorwerp
(echogeluid) wegens mechanische geluiden
detecteren, bijvoorbeeld tijdens het wassen van
de auto, in geval van regen, sterke wind, hagel.
❒De door de sensoren verzonden signalen kunnen
ook gewijzigd worden door ultrasoonsystemen
(bijv. pneumatisch remsysteem of pneumatische
hamers) in de buurt van de auto.
❒De prestaties van het parkeerhulpsysteem
kunnen ook beïnvloed worden door de positie
van de sensoren. Als bijvoorbeeld de geometrie
gewijzigd wordt (door slijtage van de
schokdempers, wielophanging) of de banden
verwisseld worden, de auto te veel beladen is, of
speciale afstellingen worden uitgevoerd die de
auto lager zetten.
❒De detectie van obstakels in het hoge gedeelte
van de auto kan niet gegarandeerd zijn,
aangezien het systeem obstakels detecteert die
de auto in het lage gedeelte kunnen raken.
109WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 140 of 299

BELANGRIJK
De vervaldata van de explosieve
lading en de klokveer staan vermeld
op een specifiek etiket in het
dashboardkastje. Neem contact op met het
Lancia Servicenetwerk om ze te laten
vervangen wanneer de vervaldatum nadert.
BELANGRIJK
Laat bij diefstal of poging tot diefstal,
vandalisme of overstromingen het
airbagsysteem door het Lancia
Servicenetwerk controleren.
BELANGRIJK
Als de contactsleutel in stand MAR
staat of wanneer de motor is uitgezet,
kunnen de airbags ook geactiveerd worden
als de auto door een andere auto wordt
aangereden. Om die reden mogen kinderen
nooit op de voorstoel worden geplaatst,
ook als de auto stilstaat. Als de sleutel echter
in de stand STOP staat, wordt bij een
ongeval geen enkel veiligheidssysteem
(airbag of gordelspanners) geactiveerd. In
dat geval duidt de niet-activering niet op een
storing van het systeem.
BELANGRIJK
Wanneer de contactsleutel naar de
stand MAR wordt gedraaid, gaat het
waarschuwingslampje
(bij actieve
frontairbag aan passagierszijde) enkele
seconden branden, om eraan te herinneren
dat de passagiersairbag bij een botsing
geactiveerd wordt. Hierna moet het lampje
doven.
BELANGRIJK
Het
waarschuwingslampje
knippert om te wijzen op
een
storing van het lampje. In dit geval worden
de explosieve ladingen van de
passagiersairbag gedeactiveerd (voor
bepaalde versies/markten).
BELANGRIJK
De activeringsdrempel van de airbag
is hoger dan die van de
gordelspanners. Bij aanrijdingen die tussen
deze twee drempelwaarden liggen, treden
alleen de gordelspanners in werking.
138WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER