display Lancia Ypsilon 2013 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: LANCIA, Model Year: 2013, Model line: Ypsilon, Model: Lancia Ypsilon 2013Pages: 307, PDF Size: 13.3 MB
Page 94 of 307

BELANGRIJK
Neem nooit onnodige en
onverantwoorde risico's, ook al is de
auto voorzien van de systemen ESC en ASR.
Pas het rijgedrag steeds aan in functie van
de conditie van het wegdek, het zicht en het
verkeer. De bestuurder is altijd
verantwoordelijkheid voor de
verkeersveiligheid.
BRAKE ASSIST
Dit systeem, dat niet uitgeschakeld kan worden,
herkent eventuele noodstops (in functie van de
snelheid waarmee het rempedaal wordt ingetrapt).
Hierdoor kan het remsysteem sneller en
krachtiger ingrijpen. Het Brake Assist systeem
wordt uitgeschakeld in geval van storing in het
ESC systeem.
MSR
(Motor Schleppmoment Regelung)
Dit systeem is een onderdeel van het ABS systeem
dat het motorkoppel regelt bij bruusk
terugschakelen, om overmatige vertraging van de
tractiewielen te voorkomen. Dit is vooral van
nut op wegdekken met gebrekkige grip, waardoor
de auto niet meer stabiel blijft.
START&STOP SYSTEEMINLEIDING
Het Start&Stop-systeem zet automatisch de motor
af wanneer de auto stilstaat en start de motor
zodra de bestuurder terug wil rijden. Dit verhoogt
de efficiency van de auto dankzij een reductie
van het brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de geluidsoverlast.
WERKING
Uitschakelmodus van de motor
Bij stilstaande auto, wordt de motor afgezet als de
versnellingspook in de vrijstand staat en het
koppelingspedaal niet is ingetrapt.
OpmerkingDe motor kan alleen automatisch
uitgezet worden nadat bij een snelheid is gereden
van meer dan circa 10 km/h om het herhaaldelijk
afzetten van de motor te voorkomen wanneer
erg traag wordt gereden.
Het symbool
verschijnt op de display als de
motor wordt afgezet.
De motor opnieuw starten
Trap het koppelingspedaal in om de motor
opnieuw te starten.
90
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 95 of 307

HET SYSTEEM HANDMATIG
INSCHAKELEN/UITSCHAKELEN
Druk op knop
fig. 71 op het bedieningspaneel
van het dashboard om het systeem handmatig
in of uit te schakelen.
Inschakeling Start&Stop systeem
Wanneer het Start&Stop systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt een melding op de
display. In deze omstandigheid is de led op de
knop
gedoofd.
Uitschakeling Start&Stop systeem
Versies met multifunctioneel display: wanneer het
Start&Stop systeem wordt uitgeschakeld,
verschijnt een melding op de display.
Versies met multifunctioneel display: wanneer het
Start&Stop systeem wordt uitgeschakeld,
verschijnt het symbool
op de display.De led boven de
knop brandt wanneer het
systeem is uitgeschakeld.
OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
Bij ingeschakeld systeem wordt, om redenen van
comfort, emissiecontrole en veiligheid, de motor
niet afgezet onder de volgende omstandigheden:
❒nog koude motor;
❒buitengewoon lage buitentemperatuur;
❒onvoldoende acculading;
❒bezig met regeneratie van het roetfilter (DPF)
(alleen bij dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder niet
omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het parkeren);
❒bij versies met automatische klimaatregeling
(voor bepaalde versies/markten), wanneer
een comfortabele temperatuur in het interieur
moet worden bereikt of bij ingeschakelde
MAX-DEF functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het systeem wordt
geïnitialiseerd.
fig. 71
L0F0044
91WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als een comfortabele temperatuur
prioritair is, dan kan het
Start&Stop-systeem worden
uitgeschakeld zodat de klimaatregeling kan
blijven werken.
Page 96 of 307

OMSTANDIGHEDEN WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Om redenen van comfort, beperking van
schadelijke uitstoot en veiligheid kan de motor
weer automatisch worden gestart, zonder
tussenkomst van de bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het remsysteem
(bijvoorbeeld na meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als bergaf wordt
gereden)
❒als de motor langer dan circa 3 minuten is
afgezet door het Start&Stop-systeem;
❒bij versies met automatische klimaatregeling
(voor bepaalde versies/markten), om een
comfortabele temperatuur in het interieur
mogelijk te maken of bij ingeschakelde
MAX-DEF functie.
Wanneer een versnelling is ingeschakeld, kan de
motor alleen automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal helemaal in te trappen. De
start wordt aan de bestuurder gemeld met een
bericht en, voor bepaalde versies/markten, gaat
het symbool
op de display knipperen.Opmerkingen
Als de bestuurder het koppelingspedaal niet
intrapt, kan de motor, 3 minuten na het afzetten,
alleen m.b.v. de contactsleutel worden gestart.
Als de motor onbedoeld is afgeslagen, bijvoorbeeld
door het koppelingspedaal te snel los te laten met
ingeschakelde versnelling, en het Start&Stop-
systeem is actief, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal helemaal in
te trappen of door de versnellingspook in de
vrijstand te schakelen.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor heeft afgezet
en de bestuurder maakt zijn veiligheidsgordel los
en opent het bestuurdersportier of het
passagiersportier, dan kan men de motor alleen
herstarten m.b.v. de contactsleutel.
De bestuurder wordt op de hoogte gebracht door
een geluidssignaal, het knipperen van het symbool
op de display en bij sommige versies verschijnt
ook een melding op de display.
92
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 97 of 307

"ENERGY SAVING" FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische start van
de motor, gedurende 3 minuten geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het Start&Stop-
systeem de motor definitief uit om brandstof te
kunnen besparen. In dergelijke gevallen kan men
de motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel.
OpmerkingDe motor kan in elk geval draaiende
worden gehouden door het Start&Stop-systeem uit
te schakelen.
ONREGELMATIGE WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt het
Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
Versies met multifunctioneel display: het
lampje gaat branden en er verschijnt een
melding op de display wanneer een storing in het
Start&Stop systeem optreedt.
Versies met herconfigureerbaar
multifunctioneel display: het
pictogram gaat
branden en er verschijnt een melding op de
display wanneer een storing in het Start&Stop
systeem optreedt.
Neem contact op met het Lancia Servicenetwerk
als een storing in het Start&Stop systeem optreedt.LANGDURIGE STILSTAND VAN DE AUTO
Bij langdurige stilstand van de auto, moet men
bijzonder opletten dat de stroomvoorziening van
de accu wordt onderbroken.
Ga als volgt te werk: koppel de stekker A fig. 72
(druk op knop B) van de accusensor C op de
minklem D van de accu los. Koppel deze sensor
nooit van de accu los, behalve bij vervanging van
de accu.
BELANGRIJK
Raadpleeg steeds het Lancia
Servicenetwerk alvorens de accu te
vervangen. Vervang de accu door een
exemplaar van hetzelfde type (HEAVY
DUTY) en met identieke specificaties.
fig. 72
L0F0083
93WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 99 of 307

EOBDHet EOBD-systeem (European On Board
Diagnosis) voert een doorlopende diagnose uit op
die componenten op de auto die van invloed
zijn op de uitstoot van uitlaatgassen. Bovendien
verwittigt het systeem de bestuurder door het
branden van het lampje op het
instrumentenpaneel en het verschijnen van een
melding op het instelbare multifunctionele display
(voor bepaalde versies/markten) (zie het
hoofdstuk “Lampjes en meldingen”)
Het doel van het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) is:
❒de werking van het systeem controleren;
❒signaleren wanneer de emissiewaarden stijgen;
❒de noodzaak voor het vervangen van
beschadigde onderdelen aangeven.
Ook beschikt het systeem over een
diagnosestekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de regeleenheid
opgeslagen storingscodes en de specifieke
parameters voor diagnose en werking van de
motor kunnen worden uitgelezen.
BELANGRIJK Na de storing te hebben verholpen
zal het Lancia Servicenetwerk zorgen voor een
complete controle van het systeem, tests verrichten
op een proefbank en zo nodig, een proefrit maken
die ook lange afstandsritten kan omvatten.
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
"DUALDRIVE"Dit systeem werkt alleen als de contactsleutel in de
stand MAR staat en bij draaiende motor. Met de
stuurbekrachtiging kan de bestuurder de
benodigde kracht voor het verdraaien van het
stuurwiel regelen in functie van de
rijomstandigheden.
BELANGRIJK Als de contactsleutel snel wordt
gedraaid, is de complete werking van de
stuurbekrachtiging reeds na 1-2 seconden
beschikbaar.
95WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 100 of 307

INSCHAKELING/UITSCHAKELING
CITY-FUNCTIE
Druk op de knop CITY fig. 75 om de functie
in/uit te schakelen. Als deze functie wordt
ingeschakeld, verschijnt het opschrift CITY op de
display (bij sommige versies verschijnt het
opschrift CITY op het instrumentenpaneel).
Wanneer de CITY-functie is ingeschakeld, draait
het stuur erg licht, waardoor makkelijker kan
worden geparkeerd: deze instelling van de
stuurbekrachtiging is daarom bijzonder geschikt
voor het rijden in de stad.
BELANGRIJK
Demontage-/
montagewerkzaamheden, waarvoor
wijzigingen in de stuurinrichting of de
stuurkolom vereist zijn (bv. bij montage van
een diefstalbeveiliging) zijn ten strengste
verboden. Zulke werkzaamheden kunnen de
prestaties van het systeem, de garantie en
de veiligheid in gevaar brengen waardoor de
auto niet meer aan de typegoedkeuring
voldoet.
BELANGRIJK De benodigde kracht voor het
verdraaien van het stuurwiel kan toenemen bij
langdurige parkeermanoeuvres; dit is een normaal
verschijnsel om te voorkomen dat de motor voor
de stuurbekrachtiging oververhit kan raken. In
dergelijke gevallen zijn dus geen reparaties vereist.
Wanneer de auto een volgende keer weer wordt
gebruikt, zal de stuurbekrachtiging weer normaal
functioneren.
fig. 75
L0F0082
96
WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 104 of 307

PARKEERSENSOREN(voor bepaalde versies/markten)
Deze sensoren bevinden zich in de achterbumper
fig. 79 en detecteren de aanwezigheid van
obstakels achter het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een geluidssignaal.
INSCHAKELING/UITSCHAKELING
De sensoren worden automatisch ingeschakeld
zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal neemt toe
naarmate het obstakel dichter bij het voertuig
komt.GELUIDSSIGNAAL
Wanneer de achteruitversnelling is ingeschakeld
en er bevindt zich een obstakel achter de auto,
wordt een geluidssignaal afgegeven met een
frequentie die varieert op basis van de afstand van
het obstakel ten opzichte van de bumper.
De frequentie van het geluidssignaal:
❒neem toe naarmate de afstand tussen de auto en
het obstakel afneemt;
❒wordt ononderbroken wanneer de afstand
tussen de auto en het obstakel minder dan 30
cm bedraagt en stopt onmiddellijk als de
afstand toeneemt;
❒is constant als de afstand onveranderd blijft.
Wanneer de sensoren meerdere obstakels
signaleren, dan wordt alleen rekening gehouden
met het dichtstbijzijnde obstakel.
STORINGSMELDING
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
worden eventuele storingen in de parkeersensoren
aangegeven met het lampje
op het
instrumentenpaneel, samen met een melding op de
multifunctionele display (voor bepaalde
versies/markten) (zie het hoofdstuk “Lampjes en
meldingen”).
LANCIA
fig. 79
L0F0027
100WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 107 of 307

BELANGRIJK
De parkeersensoren dienen als hulp
voor de bestuurder, die echter nooit
zijn aandacht mag laten verslappen tijdens
potentieel gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden verricht. Het
Magic Parking systeem regelt op GEEN
ENKELE manier de snelheid van de auto
tijdens het inparkeren: de bediening van
gas- en rempedaal blijft voor rekening van
de bestuurder.
SENSOREN
Voor het zoeken naar een parkeerplek, maakt het
systeem gebruik van de sensoren opzij fig. 80,
die automatisch geactiveerd worden bij snelheden
onder 30 km/h.
Als de bestuurder in deze fase langs een ruimte
rijdt die geschikt wordt geacht als parkeerplek,
kan de functie opgevraagd worden met de speciale
knopop het instrumentenpaneel fig. 81: op het
display van het instrumentenpaneel worden de
aanwijzingen weergegeven om de manoeuvre
te verrichten. Als de functie niet door de
bestuurder wordt aangevraagd (knop ingedrukt),
wordt er geen informatie getoond.WERKING
De geassisteerde parkeermanoeuvre kan alleen
geactiveerd worden bij ingeschakeld
instrumentenpaneel en snelheden onder 30 km/h.
De manoeuvre bestaat uit de volgende fases:
fig. 80
L0F0036
fig. 81
L0F0037
103WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 108 of 307

❒Inschakeling:bediening van de knop
start
het zoeken.
❒Zoeken:via de zijsensoren zoekt het systeem
voortdurend naar een vrije parkeerplek die
geschikt is voor de afmetingen van de auto. De
bestuurder kiest met behulp van de
richtingaanwijzers aan welke kant van de weg
hij wil parkeren (als er geen informatie van
de richtingaanwijzers of de alarmknipperlichten
beschikbaar is, vindt het zoeken aan
passagierszijde plaats).
BELANGRIJK Het ZOEKEN wordt uitgeschakeld
als na 10 minuten nog steeds geen geschikte
parkeerruimte is gevonden.
❒Identificatie:als het systeem een vrije
parkeerruimte identificeert die geschikt is voor
de afmetingen van de auto, meldt het de
aanwezigheid hiervan en de handelingen die
voor het starten van het inparkeren zijn vereist.
❒Manoeuvre:de bestuurder wordt gevraagd de
achteruit in te schakelen, het stuurwiel los te
laten en het gaspedaal, het rempedaal en het
koppelingspedaal te bedienen (bij een
handgeschakelde versnellingbak) of het gas- en
het rempedaal (bij een automaat) (voor
bepaalde versies/markten). Tijdens het
inparkeren in de achteruitversnelling, bedient
het systeem het stuurwiel automatisch.
Afhankelijk van de parkeerruimte, kan de
manoeuvre met het enkele achteruitrijden
volstaan, of kunnen er meerdere manoeuvres in
de vooruit- en achteruitversnelling nodig zijn.Na de eerste manoeuvre, wanneer de achterste
zoemer onafgebroken klinkt, wordt de
bestuurder gevraagd de achteruitversnelling uit
te schakelen en de vooruitversnelling in te
schakelen. Als dit niet voldoende is, wordt de
bestuurder gevraagd om bij het bereiken van de
onafgebroken toon de achteruit in te schakelen.
De halfautomatische manoeuvre eindigt
wanneer het display de melding "Handmatig
afronden" toont.
❒Afsluiting:na afloop van de manoeuvre neemt
de bestuurder de controle over en zal indien
nodig het inparkeren handmatig moeten
voltooien.
BELANGRIJK De MANOEUVREfase wordt
uitgeschakeld als het parkeren binnen 3 minuten
niet voltooid is.
BELANGRIJK Na het achteruitrijden wordt de
stuurinrichting rechtgezet zodra de
achteruitversnelling wordt uitgeschakeld. De
bestuurder moet de manoeuvre handmatig
voltooien.
De werking van Magic Parking is op
diverse onderdelen gebaseerd:
parkeersensoren voor en achter,
zijsensoren, stuurinrichting, wielen en
remsysteem, instrumentenpaneel. Onthou dat
een storing van een van deze onderdelen de
werking van het systeem in gevaar kan
brengen.
104WEGWIJS IN UW
AUTO
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 109 of 307

BESCHRIJVING VAN DE MANOEUVREFASES
Inschakeling
Het systeem wordt ingeschakeld door op de knopte drukken: zodra het systeem is ingeschakeld,
begint het te zoeken (inschakeling van de led
op de knop geeft aan dat het systeem actief is).
Aangezien het systeem ook parkeerplekken
herkent wanneer het uitgeschakeld is, kan het ook
meteen nadat een geschikte plek is gevonden
ingeschakeld worden.
Als een geschikte parkeerplek is gevonden (de
zoekfase zal niet verricht worden), zal het systeem
de bestuurder op het display van het
instrumentenpaneel informeren over de
handelingen die voor een correcte manoeuvre
nodig zijn.
Een parkeerplek zoeken
Tijdens de zoekfase fig. 82 moet de auto zijn route
volgen met een snelheid van minder dan 30 km/h
en op een afstand van 50 tot 130 cm van de
geparkeerde auto's. Een parkeerplek wordt
geschikt geacht als deze circa 80 cm langer dan de
auto is.Keuze van zoek- en inparkeerzijde
Ga als volgt te werk om de zoek- en inparkeerzijde
te kiezen
1)
Keuze van passagierszijde als zoek- en
inparkeerzijde met:
❒richtingaanwijzer in middelste stand;
❒alarmknipperlichten ingeschakeld;
❒alarmknipperlichten ingeschakeld en
richtingaanwijzer in stand passagierzijde;
❒richtingaanwijzer naar passagierszijde gericht.
2)Keuze van bestuurderszijde als zoek- en
inparkeerzijde met:
❒richtingaanwijzer naar passagierszijde gericht.
❒alarmknipperlichten ingeschakeld en
richtingaanwijzer in stand passagierzijde;
Het systeem zal de bestuurder informeren over de
zijde waar het zoeken en inparkeren zal
plaatsvinden door middel van meldingen en het
inschakelen van de
of
controlelampjes op het
instrumentenpaneel.
fig. 82
L0F1001
105WEGWIJS IN UW
AUTOVEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD EN
ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER