MAZDA MODEL CX-5 2013 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2013, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2013Pages: 657, PDF Size: 5.51 MB
Page 261 of 657

qType B (Zonder achtermistlicht)
Voor het inschakelen van de mistlichten,
de mistlichtschakelaar naar de stand
draaien.
De koplampschakelaar dient in de stand
ofte staan alvorens de
mistlichten in te schakelen.
Het voormistlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
de mistlichten ingeschakeld zijn.
Mistlichtschakelaar
Voor het uitschakelen van de mistlichten,
de mistlichtschakelaar naar de stand
draaien of de koplampschakelaar naar de
stand
draaien.
Het voormistlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat uit wanneer de
mistlichten uitgeschakeld worden.
OPMERKING
(Met automatische
verlichtingsregeling)
Als de mistlichtschakelaar in de stand
staat en de koplampschakelaar in de
stand
staat, worden de
mistlichten ingeschakeld wanneer de
koplampen, de buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting
ingeschakeld zijn.
Achtermistlichtí
Het achtermistlicht zorgt er voor dat uw
auto beter gezien wordt.
qType A (Met voormistlicht)
Alvorens het achtermistlicht in te
schakelen, dient de koplampschakelaar in
de stand
ofte staan.
Voor het inschakelen van het
achtermistlicht, de mistlichtschakelaar
naar de stand
draaien (de
mistlichtschakelaar keert automatisch naar
de stand
terug).
Het achtermistlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het achtermistlicht is ingeschakeld.
Mistlichtschakelaar
Voor het uitschakelen van het
achtermistlicht, een van onderstaande
stappen uitvoeren:
lDraai de mistlichtschakelaar nogmaals
naar de stand
(de
mistlichtschakelaar keert automatisch
naar de stand
terug).
lDraai de mistlichtschakelaar naar de
stand
.
lDraai de koplampschakelaar naar de
stand
.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-105íBepaalde modellen.
Page 262 of 657

Het achtermistlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat uit wanneer het
achtermistlicht wordt uitgeschakeld.
OPMERKING
lDe voormistlichten worden
ingeschakeld wanneer het
achtermistlicht wordt ingeschakeld.
lAls de mistlichtschakelaar naar de
stand
gedraaid wordt (de
mistlichtschakelaar keert
automatisch naar de stand
terug),
gaat het voormistlichtindikatielampje
in de instrumentengroep eveneens
branden.
l(Met automatische
verlichtingsregeling)
Wanneer de koplampschakelaar in de
stand
staat, zal het
achtermistlicht ingeschakeld worden
wanneer de koplampen, de
buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting
ingeschakeld zijn.
qType B (Zonder voormistlicht)
Voor het inschakelen van het
achtermistlicht dienen de koplampen
ingeschakeld te zijn.
Voor het inschakelen van het
achtermistlicht, de mistlichtschakelaar
naar de stand
draaien (de
mistlichtschakelaar keert automatisch naar
zijn oorspronkelijke stand terug).
Het achtermistlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat branden wanneer
het achtermistlicht is ingeschakeld.
Mistlichtschakelaar
Voor het uitschakelen van het
achtermistlicht, een van onderstaande
stappen uitvoeren:
lDraai de mistlichtschakelaar nogmaals
naar de stand
(de
mistlichtschakelaar keert automatisch
naar zijn oorspronkelijke stand terug).
lDraai de koplampschakelaar naar de
stand
.
Het achtermistlichtindikatielampje in de
instrumentengroep gaat uit wanneer het
achtermistlicht wordt uitgeschakeld.
4-106
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 263 of 657

OPMERKING
(Met automatische
verlichtingsregeling)
Als de koplampschakelaar in de stand
staat, kan het voormistlicht
ingeschakeld worden wanneer de
koplampen, de buitenverlichting en de
instrumentenpaneelverlichting
ingeschakeld zijn.
Richtingaanwijzers en
signalen voor
rijbaanverandering
OPMERKING
lAls een indikatielampje constant
blijft branden zonder te knipperen of
als het lampje abnormaal knippert,
bestaat de kans dat de gloeilamp van
een van de richtingaanwijzers
doorgebrand is.
lEen gebruikersfunctie is beschikbaar
voor het wijzigen van het
geluidsvolume van de
richtingaanwijzerindicator.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-107
Page 264 of 657

qRichtingaanwijzers
Beweeg de richtingaanwijzerhendel naar
beneden (voor een bocht naar links) of
naar boven (voor een bocht naar rechts)
tot aan de stopstand. Na het nemen van de
bocht worden de richtingaanwijzers
automatisch uitgeschakeld.
Als de indikator na het nemen van de
bocht blijft knipperen, dient u de hendel
met de hand in de uitgangspositie terug te
zetten.
Bocht naar rechts
Bocht naar links Verandering naar
rechter rijbaan
Verandering naar
linker rijbaanUIT
Groene indikators in het dashboard geven
aan welk van de richtingaanwijzers
ingeschakeld is.
qSignalen voor rijbaanverandering
Beweeg de hendel halverwege in de
richting van de rijbaanverandering
―totdat de indikator gaat knipperen―en
houd de hendel daar vast. Wanneer u de
hendel loslaat, zal deze naar de
uitgangspositie terugkeren.
qDrie-knipperingen richtingaanwijzer
Duw voor het aangeven van een
rijbaanverandering de
richtingaanwijzerhendel een weinig
omhoog of omlaag en laat de hendel los.
Nadat de hendel is losgelaten knippert de
richtingaanwijzer driemaal.
OPMERKING
De functie van de drie-knipperingen
richtingaanwijzer kan overgeschakeld
worden naar geactiveerd/niet-
geactiveerd met gebruik van de
gebruikersinstellingenfunctie.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
4-108
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 265 of 657

Voorruitenwissers en
ruitensproeier
Het contact moet op ON staan.
WAARSCHUWING
Gebruik steeds gewoon water of
ruitensproeiervloeistof in het
reservoir:
Gebruik van radiateur-antivries in
plaats van sproeiervloeistof is
gevaarlijk. Als dit op de voorruit
gesproeid wordt, zal de voorruit
hierdoor verontreinigd worden en uw
uitzicht belemmerd worden. Dit kan
een ongeluk tot gevolg hebben.
Gebruik uitsluitend
ruitensproeiervloeistof gemengd met
anti-vries bescherming bij
temperaturen onder het vriespunt:
Het gebruik van
ruitensproeiervloeistof zonder anti-
vries bescherming bij temperaturen
onder het vriespunt is gevaarlijk,
aangezien dit op de voorruit kan
bevriezen en uw uitzicht kan
belemmeren waardoor een ongeluk
veroorzaakt kan worden.
Zorg er bovendien voor dat de voorruit
voldoende is opgewarmd met behulp
van de voorruitontwaseming alvorens
ruitensproeiervloeistof te sproeien.
OPMERKING
Aangezien door ijs en zware sneeuwval
de ruitenwissers geblokkeerd zouden
kunnen raken, is de ruitenwissermotor
beveiligd tegen motordefect,
oververhitting en mogelijk brand door
middel van een circuitonderbreker. Dit
mechanisme zal de werking van de
ruitenwissers automatisch stoppen,
echter alleen gedurende ongeveer 5
minuten.
In een dergelijk geval dient u de
ruitenwisserschakelaar uit te schakelen
en de auto op een veilige plaats tot
stilstand te brengen.
Schakel na 5 minuten de schakelaar
opnieuw in. De ruitenwissers dienen
normaal te werken. Als ze niet meer
opnieuw functioneren, dient u zo
spoedig mogelijk een deskundige
reparateur, bij voorkeur een officiële
Mazda reparateur te raadplegen. Rijd
naar de kant van de weg en breng de
auto op een veilige plaats tot stilstand.
Wacht totdat het ophoudt met regenen,
alvorens te proberen met niet
functionerende ruitenwissers te gaan
rijden.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-109
Page 266 of 657

qVoorruitenwissers
Schakel de ruitenwissers in door de
hendel omhoog of omlaag te drukken.
Met intervalruitenwisser
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr.Type
AType
B
Eén enkele wiscyclus (mist)
Intervalwerking
Lage snelheid
Hoge snelheid
Met automatische ruitenwisserregeling
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr.Type
AType
B
Eén enkele wiscyclus (mist)
Automatische regeling
Lage snelheid
Hoge snelheid
Ruitenwissers met regelbare
intervalwerking
Zet de hendel in de intervalstand en kies
de intervaltijd door de ring te draaien.
INT ringSnel
Langzaam
Automatische ruitenwisserregeling
Wanneer de ruitenwisserhendel in de
stand
staat, tast de regensensor de
hoeveelheid regenval op de voorruit af en
schakelt deze de ruitenwissers
automatisch in of uit (uit―interval―lage
snelheid―hoge snelheid).
4-110
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 267 of 657

De gevoeligheid van de regensensor kan
afgesteld worden door de schakelaar op
de ruitenwisserhendel te draaien.
De schakelaar vanuit de middenpositie
(normaal) omlaag draaien voor een hogere
gevoeligheid (snellere respons) of de
schakelaar omhoog draaien voor minder
gevoeligheid (langzamere respons).
Hogere gevoeligheid
Minder gevoeligheidSchakelaar
Middenpositie
OPGELET
lDe regensensor niet afdekken door
een sticker of een label op de
voorruit te plakken. Anders zal de
regensensor niet correct
functioneren.
OPGELET
lWanneer de ruitenwisserhendel in de
stand AUTO staat en het contact op
ON wordt gezet, is het mogelijk dat
de ruitenwissers in de volgende
gevallen automatisch in beweging
gezet worden:
lAls de voorruit boven de
regensensor wordt aangeraakt of
met een doek wordt afgeveegd.
lAls vanaf de buitenzijde of
binnenzijde van de auto met een
hand of ander voorwerp tegen de
voorruit wordt gestoten.
Houd handen en ruitenkrabbers uit
de buurt van de voorruit wanneer de
ruitenwisserhendel in de stand
AUTO staat en het contact op ON
gezet is, aangezien vingers beklemd
kunnen raken of de ruitenwissers en
wisserbladen beschadigd kunnen
worden wanneer de ruitenwissers
automatisch in werking gesteld
worden.
Als u de voorruit gaat reinigen, er op
letten dat de ruitenwissers volledig
zijn uitgeschakeld―dit is vooral
belangrijk bij het verwijderen van ijs
en sneeuw―wanneer de kans het
grootst is dat u de motor laat draaien.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-111
Page 268 of 657

OPMERKING
lDoor de hendel van de automatische
ruitenwisser tijdens het rijden van de
stand
naar de standover
te schakelen, worden de
voorruitenwissers eenmaal
geactiveerd, waarna ze zullen
functioneren overeenkomstig de
hoeveelheid regenval.
lHet is mogelijk dat de automatische
ruitenwisserregeling niet functioneert
wanneer de temperatuur van de
regensensor ongeveer_
10 °C of
lager is, of ongeveer 85 °C of hoger
is.
lAls een waterafstotende laag op de
voorruit wordt aangebracht, kan de
regensensor de hoeveelheid regenval
niet correct aftasten en bestaat de
kans dat de automatische
ruitenwisserregeling niet juist
functioneert.
lAls vuil of vreemde bestanddelen
(zoals ijs of materie welke zout water
bevat) zich op de voorruit boven de
regensensor zijn gaan vasthechten of
als de voorruit met ijs bedekt is, kan
dit tot gevolg hebben dat de
ruitenwissers automatisch in
beweging gezet worden. Als echter
de ruitenwissers dit ijs, vuil of de
vreemde bestanddelen niet kunnen
verwijderen, zal de automatische
ruitenwisserregeling stoppen met
functioneren. Zet in dit geval de
ruitenwisserhendel in de stand voor
lage snelheid of hoge snelheid voor
handbedieningsregeling of verwijder
het ijs, vuil of de vreemde
bestanddelen met de hand om de
automatische ruitenwisserregeling te
herstellen.
OPMERKING
lAls u de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
laat staan, kunnen de
ruitenwissers door het effect van
sterke lichtbronnen,
elektromagnetische golven of
infrarood licht automatisch in
werking treden, omdat voor de
regensensor een optische sensor
wordt gebruikt. Het wordt
aanbevolen de automatische
ruitenwisserhendel in de stand
te laten staan, behalve tijdens het
rijden bij regenachtig weer.
lDe regelfuncties van de automatische
ruitenwisser kunnen uitgeschakeld
worden.
Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-13.
qVoorruitensproeier
Voor het sproeien van sproeiervloeistof de
hendel naar u toe trekken en vasthouden.
Ruitensproeier UIT
4-112
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Page 269 of 657

OPMERKING
Als de ruitenwisserhendel in de stand
of interval/stand staat,
zullen de ruitenwissers continu blijven
functioneren totdat u de hendel weer
loslaat.
Indien de ruitensproeier niet werkt, het
vloeistofniveau inspecteren (pagina 6-32).
Is dit in orde, raadpleeg dan een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
OPMERKING
(Met koplampsproeiers)
Als de koplampen zijn ingeschakeld,
werken de koplampsproeiers
automatisch eenmaal elke vijfde keer
dat de voorruitensproeier geactiveerd
wordt.
Zie Koplampsproeier (pagina 4-114).
Achterruitenwisser en
ruitensproeier
Het contact moet op ON staan.
qAchterruitenwisser
Schakel de ruitenwisser in door het
draaien van de achterruitenwisser/
ruitensproeier schakelaar.
Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr.Type
AType
B
Intervalwerking
Normaal
qAchterruitensproeier
Voor het sproeien van sproeiervloeistof de
achterruitenwisser/ruitensproeier
schakelaar naar de stand
draaien. Na
het loslaten van de schakelaar, zal de
ruitensproeier stoppen.
Indien de ruitensproeier niet werkt, het
vloeistofniveau inspecteren (pagina 6-32).
Is dit in orde en de ruitensproeier werkt
nog steeds niet, raadpleeg dan een
deskundige reparateur, bij voorkeur een
officiële Mazda reparateur.
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
4-113
Page 270 of 657

Koplampsproeierí
De motor dient gestart te zijn en de
koplampen dienen ingeschakeld te zijn.
De koplampsproeiers werken automatisch
eenmaal elke vijfde keer dat de
voorruitensproeier geactiveerd wordt.
Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken,
de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe
trekken.
Ruitensproeier UIT
OPMERKING
Als er lucht in de
koplampsproeiervloeistofleiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in gevallen
wanneer de auto pas nieuw is of nadat
een leeg sproeiervloeistofreservoir
opnieuw met sproeiervloeistof gevuld
is, zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:
1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel herhaalde
malen tweemaal naar u toe totdat de
sproeiervloeistof naar buiten sproeit.
Achterruitverwarming
De achterruitverwarming ontdoet de
achterruit van wasem.
Het contact moet op ON staan.
Druk op de schakelaar om de
achterruitverwarming in te schakelen. De
achterruitverwarming functioneert
gedurende ongeveer 15 minuten en wordt
dan automatisch uitgeschakeld.
Het indikatielampje brandt wanneer de
achterruitverwarming in werking is.
Druk nogmaals op de schakelaar om de
achterruitverwarming uit te schakelen
alvorens de 15 minuten zijn verstreken.
Volautomatisch type airconditioning
Indikatielampje
4-114
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Schakelaars en regelaars