MAZDA MODEL CX-5 2013 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: MAZDA, Model Year: 2013, Model line: MODEL CX-5, Model: MAZDA MODEL CX-5 2013Pages: 657, PDF Size: 5.51 MB
Page 301 of 657

Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)í
lHet rijbaanveranderingcontrolesysteem is bedoeld om de bestuurder te helpen bij het
controleren van het gedeelte aan weerszijden van de achterkant van de auto tijdens het
veranderen van rijbaan door de bestuurder te attenderen op de aanwezigheid van
voertuigen die op een naastgelegen rijbaan van achteren naderen. Het detectiegebied van
het systeem strekt zich uit vanaf het gedeelte bij het achterste uiteinde van de
voorportieren tot een afstand van ongeveer 50 m achterwaarts op zowel de linker als
rechter naastgelegen rijbanen. Wanneer een naderend voertuig door het systeem wordt
waargenomen, gaat het RVM waarschuwingsindikatielampje branden dat ingebouwd is
in de linker en rechter buitenspiegel, afhankelijk van de omstandigheden. Als de
richtingaanwijzerhendel bediend wordt naar een kant waar het RVM
waarschuwingsindikatielampje brandt, begint het RVM waarschuwingsindikatielampje
te knipperen en klinkt er een waarschuwingszoemer om de bestuurder te attenderen.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41.
Zie Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM) waarschuwingszoemer op pagina 7-55.
DetectiegebiedUw auto
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-145íBepaalde modellen.
Page 302 of 657

WAARSCHUWING
Dit systeem is enkel bedoeld om de bestuurder te helpen bij het controleren van het
gedeelte aan de achterkant van de auto alvorens van rijbaan te veranderen.
Controleer altijd visueel het gebied rondom de auto alvorens van rijbaan te
veranderen. Als gevolg van de diverse beperkingen ten aanzien van de werking van
het rijbaanveranderingcontrolesysteem, is het mogelijk dat het RVM
waarschuwingsindikatielampje niet gaat branden of vertraagd gaat branden, alhoewel
zich een ander voertuig op een naastgelegen rijbaan bevindt. Vertrouw niet uitsluitend
op dit systeem en controleer altijd visueel het gebied rondom de auto.
OPMERKING
lHet rijbaanveranderingcontrolesysteem functioneert wanneer aan alle onderstaande
voorwaarden is voldaan:
lHet contact op ON wordt gezet.lDe RVM schakelaar is ingedrukt en het RVM indikatielampje (groen) in de
instrumentengroep brandt.
lDe rijsnelheid is ongeveer 30 km/h of hoger.
lHet rijbaanveranderingcontrolesysteem werkt niet onder de volgende
omstandigheden:
lDe rijsnelheid tot beneden 30 km/h is teruggevallen, alhoewel het RVM
indikatielampje (groen) brandt.
lDe keuzehendel in de achteruit (R) is gezet en de auto achteruit rijdt.
4-146
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
Page 303 of 657

OPMERKING
lIn de volgende gevallen laat het systeem het RVM waarschuwingslampje (oranje) in
de instrumentengroep branden en wordt de werking van het systeem stopgezet. Als
het RVM waarschuwingslampje (oranje) blijft branden, het systeem zo spoedig
mogelijk door een officiële Mazda dealer laten inspecteren:
lEr is een defect in het systeem, inclusief het RVM waarschuwingsindikatielampje,
opgespoord.
lDe positie van een radarsensor is beduidend veranderd. De richting waarin de
radarsensors gericht zijn is van fabriekswege afgesteld en is specifiek voor de
installatiecondities van elke auto zodat naderende voertuigen correct opgespoord
kunnen worden. Als de richting van een radarsensor om een bepaalde reden
afwijkt, dient deze opnieuw afgesteld te worden.
lGrote hoeveelheden sneeuw of ijs bevinden zich op de achterbumper nabij de
radarsensors.
lRijden gedurende langere perioden op met sneeuw bedekte wegen.lDe temperatuur rondom de radarsensors wordt buitengewoon hoog wanneer er met
de auto gedurende langere tijd bij hete weersomstandigheden bergop gereden
wordt.
lDe accuspanning is laag.
lDe opsporingscapaciteit van de radarsensors is beperkt. In de volgende gevallen kan
de opsporingscapaciteit van het rijbaanveranderingcontrolesysteem afnemen en niet
normaal functioneren:
lDe achterbumper bij een radarsensor is vervormd.lSneeuw, ijs of modder heeft zich vastgezet op het gedeelte nabij een radarsensor op
de achterbumper.
lOnder bepaalde weersomstandigheden, zoals bij regen, sneeuw of mist.
lVoor de radarsensors kan het onmogelijk of moeilijk zijn het volgende op te sporen:
lKleine, tweewielige voertuigen, fietsen, voetgangers en stilstaande objecten op of
langs de kant van de weg.
lVoertuigen met carrosserievormen die de radarsignalen niet reflecteren, zoals
ongeladen lage aanhangwagens en sportauto's.
lEen voertuig bevindt zich in het opsporingsgebied op een naastgelegen rijbaan aan
de achterzijde, maar nadert niet. Het systeem maakt bepalingen gebaseerd op de
radardetectiegegevens van naderende voertuigen.
lEen ander voertuig rijdt gedurende langere tijd met dezelfde snelheid naast de auto.lVoertuigen die naderen vanuit tegenovergestelde richting.lEen ander voertuig dat uw auto probeert te passeren bevindt zich op een
naastgelegen rijbaan.
lEr bevindt zich een voertuig op een naastgelegen rijbaan die buitengewoon breed
is. Het radarsensordetectiegebied is ingesteld overeenkomstig de rijbaanbreedte van
algemene snelwegen.
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-147
Page 304 of 657

OPMERKING
lIn de volgende gevallen is het mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje
en de waarschuwingszoemer niet geactiveerd worden of dat de activering ervan
vertraagd wordt:
lEen ander voertuig komt vanaf een rijbaan twee rijbanen verderop op de
naastgelegen rijbaan.
lBij het rijden op een steile helling.lBij het rijden over een bergpas.lWanneer de draaicirkel klein is (maken van scherpe bochten, op rotondes of
kruisingen).
lWanneer er een verschil in hoogte is tussen de rijbanen.lOnmiddellijk nadat dit systeem is ingeschakeld.
lAls de breedte van de rijbanen bijzonder smal is, is het mogelijk dat een voertuig op
een naastgelegen rijbaan twee rijbanen verderop opgespoord wordt. Het
radarsensordetectiegebied is ingesteld overeenkomstig de rijbaanbreedte van
algemene snelwegen.
4-148
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
Page 305 of 657

OPMERKING
lHet is mogelijk dat het RVM waarschuwingsindikatielampje gaat branden voor
stilstaande objecten op of langs de kant van de weg, zoals vangrails, tunnels en
zijmuren.
Objecten zoals vangrails en betonnen muren
die langs de auto lopen.Plaatsen waar de breedte tussen de vangrails
of muren aan weerszijden van de auto smaller
wordt.
De muren aan de ingang en uitgangen van
tunnels, afritten.
lAls een aanhangwagen wordt getrokken of een voertuigdrager aan de achterzijde van
de auto is aangebracht, bestaat de kans dat het rijbaanveranderingcontrolesysteem niet
correct functioneert omdat de radaruitstraling gehinderd wordt. Schakel het
rijbaanveranderingcontrolesysteem uit.
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-149
Page 306 of 657

qRVM waarschuwingsindikatielampje
Het rijbaanveranderingcontrolesysteem waarschuwt de bestuurder voor de aanwezigheid
van een ander voertuig op een naastgelegen rijbaan met behulp van de RVM
waarschuwingsindikatielampjes en de waarschuwingszoemer wanneer het systeem
operationeel is.
RVM waarschuwingsindikatielampje
De RVM waarschuwingsindikatielampjes zijn ingebouwd in de linker en rechter
buitenspiegels. Het waarschuwingsindikatielampje gaat branden wanneer een voertuig dat
op een naastgelegen rijbaan van achteren nadert wordt opgemerkt. Een
waarschuwingsindikatielampje knippert wanneer de richtingaanwijzerhendel bediend
wordt naar de kant waar het RVM waarschuwingsindikatielampje brandt om de bestuurder
te attenderen.
Annuleringsfunctie van verlichtingsdimmer
Normaal, wanneer de koplampschakelaar in de stand
ofwordt gezet, wordt de
helderheid van de RVM waarschuwingsindikatielampjes gedimd wanneer deze gaan
branden.
Bij het rijden op besneeuwde wegen of in mist waar de helderheid van de omgeving een
RVM waarschuwingsindikatielampje moeilijk zichtbaar maken wanneer dit gedimd is,
wordt door het volledig rechtsom draaien van de instrumentenpaneelverlichtingsknop de
dimfunctie uitgeschakeld en wordt de helderheid van de RVM
waarschuwingsindikatielampjes weer op volle helderheid ingesteld.
Zie Instrumentenpaneelverlichting op pagina 4-28.
4-150
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
Page 307 of 657

qRVM schakelaar
Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt,
wordt het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar en het RVM indikatielampje
(groen) gaat branden op het
instrumentenpaneel. Wanneer de
schakelaar nogmaals wordt ingedrukt,
wordt het systeem uitgeschakeld en gaat
het RVM indikatielampje (groen) uit.
OPMERKING
lWanneer het contact wordt uitgezet,
wordt de toestand aangehouden die
bestond alvorens het contact werd
uitgeschakeld. Als bijvoorbeeld het
contact wordt uitgeschakeld terwijl
het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
gebruiksklaar is, zal het systeem
gebruiksklaar zijn wanneer het
contact de volgende keer op ON
gezet wordt.
lAls de accu wordt losgekoppeld of
een zekering wordt vervangen, zal
het
rijbaanveranderingcontrolesysteem
uitgeschakeld worden. Druk op de
RVM schakelaar om dit systeem in te
schakelen.
qOnderhoud van de radarsensors
De radarsensors voor het
rijbaanveranderingcontrolesysteem zijn
aangebracht binnen in de achterbumper,
één aan de linkerzijde en één aan de
rechterzijde.
Radarsensors
Het oppervlak van de achterbumper nabij
de radarsensors dient altijd schoon te zijn
zodat het
rijbaanveranderingcontrolesysteem correct
kan functioneren. Breng geen stickers of
dergelijke voorwerpen op de
achterbumper aan.
Zie Verzorging van de carrosserie op
pagina 6-69.
OPMERKING
Raadpleeg een officiële Mazda dealer
voor reparatie en vervanging van de
radarsensors, of reparatie, vernieuwing
of spuiten van de achterbumper nabij
een radarsensor.
Tijdens het rijden
Rijbaanveranderingcontrolesysteem (RVM)
4-151
Page 308 of 657

Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)í
lHet LDWS stelt de bestuurder op de hoogte dat de auto van zijn rijstrook afwijkt.
lHet systeem bespeurt de witte (gele) strepen op de rijstrook met gebruik van de
vooruitrijcamera (FSC) en als dit bepaalt dat de auto van de rijstrook gaat afwijken,
waarschuwt het de bestuurder door middel van het knipperen van het LDWS
indikatielampje (groen) en het laten klinken van het LDWS waarschuwingsgeluid.
lGebruik het LDWS bij het rijden op wegen met witte (gele) strepen.
lBij auto's met een type A instrumentengroep, de toestand van de auto controleren of de
auto door een deskundige reparateur laten inspecteren, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur, overeenkomstig de indikatie.
lSysteemdefecten of bedrijfstoestanden worden aangeduid door een waarschuwing.
Zie Waarschuwings/indikatielampjes op pagina 4-41.
Zie
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem(LDWS) waarschuwingsgeluid op pagina
7-55.
Vooruitrijcamera (FSC)
4-152
Tijdens het rijden
íBepaalde modellen.
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
Page 309 of 657

WAARSCHUWING
Gebruik het LDWS niet onder de volgende omstandigheden:
De kans bestaat dat het systeem niet adequaat reageert op de werkelijke
rijomstandigheden, waardoor ongelukken veroorzaakt kunnen worden.
lBij het rijden op wegen met scherpe bochten.lBij het rijden onder slechte weersomstandigheden (regen, mist en sneeuw).
De functies van het LDWS hebben beperkingen:
Blijf altijd uw baan aanhouden met behulp van het stuurwiel en rijd voorzichtig. Het
systeem is niet bestemd is om compensatie te geven voor onvoldoende voorzichtigheid
van de bestuurder en als u teveel op het LDWS vertrouwt kan dit tot ongelukken
leiden. De bestuurder is verantwoordelijk voor het veilig uitvoeren van
rijbaanveranderingen en overige manoeuvres. Let altijd nauwkeurig op de richting
waarin de auto rijdt en de directe omgeving ervan.
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)
4-153
Page 310 of 657

OPGELET
lGeen wijzigingen aan de vering aanbrengen. Als de hoogte van de auto of de
dempingskracht van de vering wordt gewijzigd, kan het LDWS niet juist
functioneren.
lDe afdekking van de vooruitrijcamera (FSC) niet verwijderen. Anders zal het systeem
niet normaal functioneren.
lNeem voor de juiste werking van het LDWS de volgende voorzorgsmaatregelen in
acht.
lPlaats geen voorwerpen op het instrumentenpaneel die licht weerkaatsen.lHoud het gedeelte van het voorruitglas in de buurt van de vooruitrijcamera (FSC)
schoon.
lBreng geen accessoires, stickers of folie op de voorruit aan in de buurt van de
vooruitrijcamera (FSC). Als er zich voorwerpen vóór de lens van de
vooruitrijcamera (FSC) bevinden, zelfs een doorzichtige sticker, zullen deze de
lens blokkeren met als gevolg dat het systeem niet correct kan functioneren.
lNeem contact op met een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda
reparateur alvorens reparaties rondom de achteruitkijkspiegel uit te voeren.
lHoud het gedeelte van de voorruit rondom de vooruitrijcamera (FSC) altijd
schoon. Als de voorruit beslaat, deze ontwasemen met behulp van de
voorruitontwaseming.
lZorg er voor bij het reinigen van de voorruit dat er geen glasreiniger of soortgelijke
vloeibare reinigingsmiddelen op de lens van de vooruitrijcamera (FSC)
terechtkomen. Raak ook de lens van de vooruitrijcamera (FSC) niet aan.
lRaadpleeg een deskundige reparateur, bij voorkeur een officiële Mazda reparateur
voor wat betreft het reinigen van de binnenzijde van de voorruit rondom de
vooruitrijcamera (FSC).
4-154
Tijdens het rijden
Rijstrookafwijkingwaarschuwingssysteem (LDWS)