OPEL COMBO 2016 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016, Model line: COMBO, Model: OPEL COMBO 2016Pages: 191, PDF Size: 4.5 MB
Page 61 of 191
Opbergen59Handschoenenkastje
Open de klep van het handschoenen‐
kastje door aan de hendel te trekken.
Afhankelijk van de versie kan het
handschoenenkastje afsluitbaar zijn.
Het handschoenenkastje tijdens het
rijden gesloten houden.
Bekerhouders
De bekerhouders bevinden zich in de
console tussen de voorstoelen.
De bekerhouders kunnen ook worden gebruikt als houder voor de draag‐
bare asbak 3 72.
Dakconsole
Bewaar in de dakconsole alleen lichte
voorwerpen, zoals papierwerk ofkaarten.
Opbergvak onder
passagiersstoel
Trek aan de lus op het zittingkussen
voor toegang tot het opbergvak.
Page 62 of 191
60OpbergenBagageruimte
Opbergruimte achter
Dakbalken Overschrijd de maximale last (inclu‐
sief het gewicht van de balken van)
25 kg niet. Verdeel de last gelijkelijk
over de dakbalken. Voorkom dat de
deuren door de last niet kunnen wor‐ den gesloten.
Trek de bevestigingsschroeven op de
vier steunen van tijd tot tijd na.Voorzichtig
Gebruik geen elastische sjorogen,
bijv. van elastiek. Wij adviseren
het stoffen banden te gebruiken.
Dakbalken zijn ontworpen om te wor‐
den aangebracht op een specifieke
positie. Bij het aanbrengen op een
andere positie zitten de dakbalken
niet gegarandeerd goed vast.
Leg voor een goede bevestiging geen materialen (bijv. rubber, kunststof)
tussen de voeten van de balken en de carrosserie van de auto.
9 Waarschuwing
Het gebruik van dakbalken kan het
stuur- en rijgedrag van de auto na‐ delig beïnvloeden.
Verwijderen
Dakbalken wegnemen wanneer deze
niet worden gebruikt:
1. Draai aan een kant van de auto de
hendel onder de eerste dakbalk
(onder de steun) los en schuif de
hendel naar binnen naar het mid‐
den van de auto.
2. Herhaal de bovenstaande stap voor de andere kant van de auto.
3. Druk de dakbalk aan beide zijdenomhoog van de steun en verwij‐
der de dakbalk compleet.
4. Herhaal de bovenstaande stap‐ pen voor de tweede dakbalk.
5. Draai de schroeven op de vier steunen los om de steunen van decarrosserie van de auto te halen.
Page 63 of 191
Opbergen61Bagageruimte-afdekking
Uittrekbare bagageruimte-
afdekking
Geen zware voorwerpen of voorwer‐
pen met scherpe randen op de uit‐
trekbare bagageruimte-afdekking
leggen.
Sluiten
Bagageruimteafdekking aan hand‐
greep naar achteren trekken en in de
zijdelingse houders haken.
Openen
Haal de bagageruimte-afdekking aande zijkanten van de houders. Houd de
afdekking vast en geleid deze tot hij
volledig is opgerold.
Demonteren
Bagageruimte-afdekking openen.
Trek aan de ontgrendelingshendel en haal de afdekking van de houders.
Plaatsen
Steek een van de kanten van de ba‐
gageruimte-afdekking in de uitspa‐
ring en trek aan de ontgrendelings‐
hendel. Steek de bagageruimte-af‐
dekking erin en laat deze vastklikken.
Page 64 of 191
62OpbergenHoedenplank achterDe hoedenplank achter bestaat uit
twee gedeelten - een voorgedeelte en een achtergedeelte. Het voorge‐
deelte kan worden geopend of geslo‐
ten. Zo is de bagageruimte flexibeler.
Geen overmatig zware voorwerpen ofvoorwerpen met scherpe randen op
de hoedenplank achter leggen.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de la‐
ding of de auto veroorzaken.De hoedenplank achter kan in
2 standen worden geplaatst, d.w.z.
de bovenste stand
of de onderste stand. In de onderste
stand is de maximaal toegestane be‐
lasting 70 kg.
Demonteren
Als de achterbank neergeklapt is, ver‐ wijder dan de hoedenplank en leg
deze horizontaal tussen de rugleu‐
ning van de voorstoelen en de neer‐
geklapte achterbank.Voorzichtig
Zet omwille van de veiligheid geen zware voorwerpen op de neerge‐
klapte zitplaatsen achterin.
Page 65 of 191
Opbergen63Verwijder de hoedenplank door deze
bij het voorgedeelte aan beide zijden
van de voorste houders ( 1) te halen.
Til het achtergedeelte van de hoe‐
denplank op door deze aan beide zij‐ den van de achterste houders ( 2 en
3 ) te halen.
Plaatsen
Breng de hoedenplank weer aan door
deze aan beide zijden in de voorste
en achterste houders te drukken.
Sjorogen BestelwagenDe sjorogen dienen om voorwerpen
vast te zetten, bijv. met spanbanden
of een bagagenet.
Combo Tour
Scheidingsrooster bagageruimte
Afhankelijk van de versie kan de ba‐
gageruimte worden vergroot door de
scheidingswand van de bagage‐
ruimte aan de kant van de passagier
(indien aanwezig) voor te openen.
● Klap de rugleuning van de pas‐ sagiersstoel voor neer. Zie "Rug‐
leuning neerklappen" 3 36.
● Maak binnen in de bagageruimte
de pen (1) aan de achterkant van de scheidingswand los om te ont‐
grendelen en zwaai de klep van
de scheidingswand over de neer‐ geklapte passagiersstoel voor
open.
● Schuif de pen in de sleuf (2) op de rugleuning van de ingeklapte
passagiersstoel voor om deze te
vergrendelen.
Page 66 of 191
64Opbergen9Waarschuwing
Onderweg moet de scheidings‐
wand in de bagageruimte altijd in
een van de standen vergrendeld
zijn. Anders kunnen de inzittenden
bij krachtig remmen, plotseling af‐
slaan of een ongeval letsel door de scheidingswand oplopen.
Ladderschutbord
Afhankelijk van de versie is er achter
de bestuurdersstoel of achter de zit‐
plaatsen achterin een ladderschut‐
bord bevestigd om inzittenden te be‐
schermen tegen eventuele rondvlie‐
gende voorwerpen vanuit de bagage‐ ruimte.
Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐ ding van dakschade adviseren wij het
voor uw auto goedgekeurde dakdra‐
gersysteem te gebruiken. Raadpleeg
een werkplaats voor nadere informa‐
tie.
Gebruiksaanwijzing van het dakdra‐
gersysteem in acht nemen en dak‐
dragersysteem verwijderen wanneer
het niet wordt gebruikt.
Dakdrager monterenOm een dakdragersysteem te beves‐
tigen, de montagepennen in de in de
illustratie weergegeven openingen
steken.
Page 67 of 191
Opbergen65Beladingsinformatie● Zware voorwerpen zo ver moge‐ lijk vooraan en gelijkmatig ver‐
deeld in de laadruimte plaatsen.
Bij stapelbare voorwerpen de
zwaarste voorwerpen onderaan
leggen.
● Voorwerpen met spanbanden aan de sjorogen vastzetten 3 63.
● Losse voorwerpen in de bagage‐
ruimte vastzetten om schuiven
tegen te gaan.
● Bij het vervoeren van voorwer‐ pen in de bagageruimte mogen
de rugleuningen van de achter‐
bank niet schuin naar voren ge‐
kanteld of neergeklapt zijn.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Leg niets op de uitschuifbare ba‐
gageruimte-afdekking 3 61 of op
het instrumentenpaneel en dek
de sensor boven op het instru‐
mentenpaneel niet af 3 105.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheidvan de bestuurder niet belemme‐
ren. Geen losse voorwerpen in
het interieur leggen.
● Niet met een geopende achter‐ klep rijden.9Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen voorwer‐
pen in het voertuig rondgeslingerd
worden en letsel of schade aan delading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal toe‐laatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 172) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagver‐
mogen door de gegevens van uw
auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle vloeistoffen (tank voor 90 % ge‐
vuld).
Extra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag door het hogere zwaartepunt. La‐
ding gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐ ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toegestane dakbelading
(waarin het gewicht van de dak‐ drager is inbegrepen) is 100 kg.
De dakbelasting is de som van het gewicht van het dakdrager‐
systeem en de lading.
Page 68 of 191
66Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................67
Stuurwielverstelling ...................67
Stuurbedieningsknoppen ...........67
Claxon ....................................... 67
Wis-/wasinstallatie voorruit ........68
Wis-/wasinstallatie achterruit .....68
Koplampsproeiers .....................69
Buitentemperatuur .....................69
Klok ........................................... 69
Elektrische aansluitingen ...........71
Aansteker .................................. 72
Asbakken ................................... 72
Waarschuwingslampen, meters
en controlelampen .......................72
Instrumentengroep ....................72
Snelheidsmeter ......................... 72
Kilometerteller ........................... 73
Dagteller .................................... 73
Toerenteller ............................... 73
Brandstofmeter .......................... 73
Brandstofkeuzeschakelaar ........74
Koelvloeistoftemperatuurme‐ ter ............................................. 75
Service-display .......................... 75Versnellingsbakdisplay ..............76
Controlelampen ......................... 76
Generieke waarschuwing ..........78
Richtingaanwijzer ......................79
Gordelverklikker ........................79
Airbag en gordelspanners .........79
Airbag-deactivering ...................80
Laadsysteem ............................. 80
Storingsindicatielamp ................80
Remsysteem ............................. 81
Slijtage van remblokken ............81
Antiblokkeersysteem (ABS) .......81
Transmissie ............................... 81
Opschakelen ............................. 82
Hellingrem ................................. 82
Ultrasoonparkeerhulp ................82
Elektronische stabiliteitsregeling ....................82
Koelvloeistoftemperatuur ...........83
Voorverwarming ........................83
Roetfilter .................................... 83
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ......................................... 84
Motoroliedruk ............................. 84
Motorolie verversen ...................85
Motoroliepeil laag ......................85
Te laag brandstofpeil .................85
Brandstoffilter aftappen .............86
Startbeveiliging .......................... 86
Stop-startsysteem .....................86Rijverlichting.............................. 86
Grootlicht ................................... 86
Mistlamp .................................... 86
Mistachterlicht ........................... 86
Cruise control ............................ 87
Portier open ............................... 87
Informatiedisplays ........................87
Driver Information Center ..........87
Boordinformatie ........................... 93
Geluidssignalen .........................93
Berichten brandstofsysteem ......93
Tripcomputer ................................ 94
Page 69 of 191
Instrumenten en bedieningsorganen67Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
U kunt het Infotainmentsysteem en
een gekoppelde mobiele telefoon be‐
dienen met de knoppen op het stuur‐ wiel.
Nadere informatie vindt u in de
infotainment-handleiding.
Claxon
j indrukken.
Page 70 of 191
68Instrumenten en bedieningsorganenWis-/wasinstallatie voorruit
Voorruitwissers
Hendel draaien:
§:uitÇ:intervalwissenÈ:langzaamÉ:snel
Hendel omhoog duwen om wissers
één slag te laten maken wanneer de
voorruitwisser uitgeschakeld is.
Niet inschakelen wanneer de voorruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand Ç.
De voorruitenwisser past zich auto‐ matisch aan de snelheid van de auto
aan.
Voorruitsproeiers
Hendel kort naar u toe trekken, er
wordt sproeiervloeistof op de voorruit
gespoten en de ruitenwisser maakt
enkele slagen.
Hendel naar u toe trekken en vast‐
houden, er wordt sproeiervloeistof op
de voorruit gespoten en de ruitenwis‐
ser werkt totdat u de hendel loslaat.
Sproeiervloeistof 3 139, Wisserblad
vervangen 3 141.
Wis-/wasinstallatie achterruit
Hendel draaien om achterruitenwis‐
ser te activeren.
Hendel van u af duwen. Er wordt
sproeiervloeistof op de achterruit ge‐ spoten en de ruitenwisser maakt en‐
kele slagen.
Niet inschakelen wanneer de achter‐
ruit bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.