OPEL INSIGNIA BREAK 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: INSIGNIA BREAK, Model: OPEL INSIGNIA BREAK 2020Pages: 329, PDF Size: 9.37 MB
Page 221 of 329

Rijden en bediening219
Dode hoeken verschijnen als
gearceerde stukken op de lichte
delen. Donkere stukken zijn de beel‐
den van het panoramazichtsysteem.
SysteembeperkingenVoorzichtig
Voor een optimale werking van het systeem is het van belang om de
lenzen van de camera's in de voor‐ grille, de behuizingen van de
buitenspiegels en in de achterklep
tussen de kentekenverlichting
altijd schoon te houden. Spoel de
lenzen met water en veeg deze
met een zachte doek af.
Reinig de lenzen niet met een
stoomcleaner of hogedrukreini‐
ger.
Het panoramazichtsysteem werkt
mogelijkerwijs niet goed wanneer:
● In een donkere omgeving.
● De zon of de straal van koplam‐ pen rechtstreeks op de lenzen
van de camera valt.
● Bij nachtelijke ritten.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De lenzen van de camera zijn bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil.
● De auto trekt een aanhangwa‐ gen.
● De auto was betrokken bij een aanrijding.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Achteruitkijkcamera
De achteruitkijkcamera helpt de
bestuurder bij het achteruitrijden door
middel van een weergave van het
gebied achter de auto.
Het camerabeeld verschijnt op het Info-Display.9 Waarschuwing
De achteruitrijcamera kan nooit
het zicht van de bestuurder
vervangen. Let op: voorwerpen
die zich buiten het bereik van de
camera en de sensoren van de
Page 222 of 329

220Rijden en bedieningparkeerhulp bevinden, bijv. onder
de bumper of onder de auto,
worden niet getoond.
Gebruik niet alleen de achteruit‐ kijkcamera om achteruit te rijden
of te parkeren.
Controleer vóór het wegrijden
altijd de omgeving van de auto.
Inschakelen
De achteruitkijkcamera wordt auto‐matisch ingeschakeld als de auto in
de achteruitversnelling wordt gescha‐
keld.
Werking De camera is gemonteerd tussen de
lampjes van de kentekenverlichting.
De camera bestrijkt slechts een
beperkt gebied. De afstand op het
beeld op de display, verschilt van de
werkelijke afstand.
Hulplijnen
Dynamische hulplijnen zijn horizon‐
tale lijnen met een onderlinge afstand
van een meter die op de afbeelding
zijn geprojecteerd om de afstand tot
de getoonde objecten aan te geven.De baan van de auto wordt afgebeeld overeenkomstig de stuurhoek.
Waarschuwingssymbolen
Waarschuwingssymbolen worden op
het scherm weergegeven als drie‐
hoekjes 9 en geven obstakels aan
die door de achtersensoren van de
geavanceerde parkeerhulp zijn
geconstateerd.
Ook verschijnt 9 op de bovenste
regel van het Info-Display met de
waarschuwing om de omgeving van
de auto te controleren.
Page 223 of 329

Rijden en bediening221Uitschakelen
De camera wordt uitgeschakeld
wanneer een bepaalde voorwaartse
snelheid wordt overschreden of als
de achteruitversnelling gedurende
ca. 10 seconden niet is ingeschakeld.
Hulplijnen en
waarschuwingssymbolen
uitschakelen
Multimedia Navi : U kunt de activering
of deactivering van de visuele hulplij‐
nen en waarschuwingssymbolen
veranderen via de aanraaktoetsen in
het onderste deel van het display.
Multimedia / Multimedia Navi Pro: U
kunt de visuele hulplijnen en waar‐
schuwingssymbolen activeren of
deactiveren in het menu Instellingen op het Info-Display . Selecteer de rele‐
vante instelling in Instellingen I
Achteruitkijkcamera .
Info-Display 3 120.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Systeembeperkingen De achteruitkijkcamera werkt moge‐
lijkerwijs niet goed:
● In een donkere omgeving.
● De zon of de straal van koplam‐ pen rechtstreeks op de lenzen
van de camera valt.
● Bij nachtelijke ritten.
● Door weersomstandigheden beperkt zicht, zoals bij mist,
regen of sneeuw.
● De lenzen van de camera zijn bedekt met sneeuw, ijs, slijk,
modder, vuil. Reinig de lens,
spoel deze met water en veeg
deze met een zachte doek af.● De auto trekt een aanhangwa‐ gen.
● De auto een aanrijding aan de achterzijde heeft gehad.
● Bij extreme temperatuurwisselin‐
gen.
Storingsmeldingen worden weerge‐
geven met een 9 op de bovenste
regel van het Info-Display.
Waarschuwing kruisendverkeer achter
Naast de achteruitkijkcamera 3 219
waarschuwt de waarschuwing krui‐
send verkeer achter bij het achteruit
rijden voor kruisend verkeer van links of rechts. Bij detectie van kruisendverkeer na activering van de achter‐uitkijkcamera, verschijnt er op hetColor Info-Display een gevarendrie‐
hoek met een pijl K die de richting
van het verkeer aangeeft. Verder klin‐
ken er drie pieptonen uit de luidspre‐ ker aan de desbetreffende kant.
Page 224 of 329

222Rijden en bediening
De radarsensoren zitten in de achter‐bumper.
9 Waarschuwing
De waarschuwing kruisend
verkeer achter vervangt niet het
kijken door de bestuurder. Let op:
objecten buiten het bereik van de
sensoren, bijv. onder de bumper
of onder de auto, worden niet
weergegeven.
Voetgangers, kinderen of dieren
worden niet gedetecteerd.
Rijd nooit achteruit als u alleen op het Info-Display hebt gekeken.
Controleer eerst de omgeving aan
de achterzijde en rondom de auto
voordat u achteruit rijdt.
Inschakelen
De waarschuwing kruisend verkeer
achter wordt bij inschakeling van de
achteruitversnelling automatisch
samen met de achteruitkijkcamera
geactiveerd.
Detectiezones
De radarsensoren aan de achterzijde van de auto bestrijken zones van ca.
20 m 90° naar links en naar rechts. De
waarschuwing voor kruisend verkeer
achter is actief tot snelheden van
10 km/h en waarschuwt bij kruisend
verkeer achter de auto met een snel‐
heid tot 36 km/h.
Uitschakelen
De waarschuwing kruisend verkeer
achter wordt gedeactiveerd bij het
overschrijden van een bepaalde snel‐
heid voorwaarts of als de achteruit‐
versnelling gedurende ongeveer
10 seconden niet wordt ingeschakeld.
U kunt de waarschuwing kruisend
verkeer achter in het menu Persoon‐
lijke instellingen op het Info-Display
in- of uitschakelen.
Persoonlijke instellingen 3 127.
Info-Display 3 120.
Het systeem wordt geactiveerd als er
een aanhangwagen aangekoppeld is.
De deactivering wordt aangegeven
met een tekst op het Driver Informa‐
tion Centre.
Page 225 of 329

Rijden en bediening223SysteembeperkingenHet systeem werkt mogelijk niet goed
in de volgende gevallen:
● de sensoren worden geblok‐ keerd door ijs, sneeuw, modder,
stickers, magneten, metalen
plaatjes of iets anders
● u rijdt in zware regenbuien
● de auto was betrokken bij een aanrijding of als het gebied rond
de detectiesensor beschadigd of
niet goed gerepareerd is
● bij extreme temperatuurwisselin‐ gen
● de auto trekt een aanhangwagen
Bij een storing in het systeem of als
het systeem door tijdelijke omstan‐ digheden niet operationeel is, dan
verschijnt er een melding in het Driver
Information Centre. De hulp van een
werkplaats inroepen.Verkeersbordherkenning
Werking
De verkeersbordherkenning herkent
bepaalde borden via een frontcamera en toont deze op het Driver Informa‐
tion Center.
Als de auto over een ingebouwd navi‐ gatiesysteem beschikt, kunnen er ook
verkeersborden van datakaarten zijn
opgenomen.
Verkeersborden die worden herkend, zijn:
Borden met snelheidsbeperkingen enverboden in te halen ● maximumsnelheid
● inhaalverbod
● einde maximumsnelheid
● einde inhaalverbodVerkeersborden
Begin en einde van:
● stadsregio's (landspecifiek)
● snelwegen
● rijkswegen
● woonervenOnderborden ● aanvullingen op verkeersborden
● verbod op trekken van aanhan‐ gers
● beperkingen voor trekkers
● bij natheid
● bij ijs
● tijdsbeperkingen
● afstandsbeperkingen
● richtingspijlen
Borden voor maximumsnelheid en
inhaalverbod worden getoond op het
Driver Information Center, tot het
Page 226 of 329

224Rijden en bedieningvolgende bord maximumsnelheid of
einde maximumsnelheid of als er
gedurende een bepaalde periode
geen ander bord wordt geconsta‐
teerd.
Weergeven van meerdere borden op
het display is mogelijk.
Een uitroepteken in een kader duidt
erop dat er een bijkomend verkeers‐
bord is gedetecteerd dat niet duidelijk
door het systeem wordt herkend.
Het systeem werkt zonder prestatie‐
verlies tot een snelheid van maximaal 200 km/u, afhankelijk van de verlich‐
ting. ’s Nachts is het systeem actief tot een snelheid van 160 km/u.
Displayweergave
Informatie over de op dit moment
geldige verkeersborden is beschik‐ baar op de desbetreffende pagina in
het Driver Information Center.
Bovendien wordt de huidige geldige
snelheid permanent op de onderste
regel van het Driver Information
Center aangegeven. Bij een snel‐
heidslimiet met een onderbord
verschijnt in dit gebied het symbool +.
Kies het menu Info, " of ? via de
stuurwielknoppen rechts en selecteer
de pagina Verkeersbordherkenning
3 114.
Wanneer u een andere pagina op het
menu Driver Information Center hebt
gekozen en u daarna weer de pagina met de verkeersbordherkenning
kiest, wordt het laatst herkende
verkeersbord getoond.
Waarschuwingsfunctie
U kunt de waarschuwingsfunctie acti‐ veren en deactiveren in het instellin‐
genmenu van de pagina met
verkeersbordherkenning.
Page 227 of 329

Rijden en bediening225
Wanneer de functie is geactiveerd ende pagina met verkeersbordherken‐
ning wordt niet getoond, worden de
net waargenomen snelheidslimiet en
Niet inhalen-borden weergegeven als
waarschuwingen op het Driver Infor‐
mation Center.Druk wanneer op het Baselevel-
display de pagina met de verkeers‐
bordherkenning wordt getoond, op
Å op het stuurwiel.
Selecteer Waarschuw. AAN of
Waarschuw. UIT .
Druk wanneer op het Uplevel-display
de pagina met de verkeersbordher‐
kenning wordt getoond, op Å op het
stuurwiel.
Activeer de waarschuwingen door J
in te stellen, deactiveer de waarschu‐ wingen door I in te stellen.
Systeem resetten
De inhoud van de verkeersbordpa‐
gina is in het menu Instellingen van de pagina Verkeersbordherkenning te
Page 228 of 329

226Rijden en bedieningwissen door Terugstellen te selecte‐
ren en ter bevestiging op 9 op het
stuurwiel te drukken.
U kunt ook 9 3 seconden indrukken
om de inhoud van de pagina te
wissen.
Als het resetten is gelukt, klinkt er een toon. Het onderstaande "standaard‐
teken" wordt aangegeven tot het
volgende verkeersbord wordt waar‐
genomen of door de kaartgegevens
van het navigatiesysteem wordt gele‐ verd.
In sommige gevallen wordt verkeers‐
bordherkenning automatisch door het
systeem gewist.
Wissen van verkeersborden
Er zijn verschillende scenario's waar‐
bij de op dit moment getoond
verkeersborden worden gewist. Na
het wissen wordt het "standaardte‐
ken" of een verkeersbord uit de kaart‐ gegevens van het navigatiesysteem
in het Driver Information Center weer‐
gegeven.
Redenen voor het wissen van
verkeersborden:
● Een vooraf ingestelde afstand werd gereden of een vooraf inge‐stelde periode is verlopen
(verschillend per verkeersbord)
● Er wordt een bocht genomen
● Als er geen navigatiekaartgege‐ vens beschikbaar zijn en de snel‐heid afneemt tot onder 52 km/u
(detectie van de bebouwde kom)
● Als er navigatiekaartgegevens beschikbaar zijn en het systeem
nam op basis van een verande‐
ring in de kaartgegevens waar
dat de bebouwde kom werd inge‐ reden
Verkeersbordherkenning samen
met het navigatiesysteem
Als de auto met een navigatiesys‐
teem is uitgerust, kan het weergege‐
ven verkeersbord zijn waargenomendoor een optische verkeersbordher‐
kenning of uit de kaartgegevens
afkomstig zijn.
Als het op dit moment weergegeven
verkeersbord uit de kaartgegevens
afkomstig is en de kaartinformatie
verandert, wordt er een ander
verkeersbord getoond. Dit kan bete‐
kenen dat er dan een nieuw verkeers‐ bord wordt geregistreerd, hoewel u
wellicht geen nieuw bord bent gepas‐
seerd.
Systeembeperkingen De verkeersbordherkenning werkt
mogelijk niet goed wanneer:
● De rijsnelheid is hoger dan 200 km/u.
● Er op bochtige of heuvelachtige wegen wordt gereden.
● Er 's nachts wordt gereden.
● Het deel van de voorruit waar de frontcamera zich bevindt, is niet
schoon of er zijn bijvoorbeeld
stickers geplakt.
● Het zicht beperkt is door weers‐ omstandigheden, zoals bij mist,regen of sneeuw.
Page 229 of 329

Rijden en bediening227● De zon rechtstreeks in de lensvan de camera valt.
● Verkeersborden geheel of gedeeltelijk bedekt zijn of lastig
waarneembaar zijn.
● De verkeersborden incorrect gemonteerd of beschadigd zijn.
● Verkeersborden niet voldoen aan
het Verdrag van Wenen inzake
verkeersborden en verkeerste‐
kens.
● De navigatiekaart inactueel is.Voorzichtig
Het systeem is bedoeld om de bestuurder binnen een vast snel‐
heidsbereik te helpen bij de waar‐
neming van bepaalde verkeers‐
borden. Negeer geen verkeers‐
borden die het systeem niet weer‐ geeft.
Het systeem herkent geen andere
verkeersborden dan de conventi‐
onele versies die een maximum‐
snelheid aangeven of beëindigen.
Laat u door dit speciale systeem
niet verleiden tot een roekeloze
rijstijl.
Pas uw snelheid altijd aan de staat van het wegdek aan.
De hulpsystemen ontnemen de
bestuurder niet zijn verantwoorde‐
lijkheid voor het besturen van de
auto.
Lane keep assist
Lane Keep Assist helpt bij het voor‐
komen van botsingen wanneer de
rijstrook per ongeluk werd verlaten.
De frontcamera observeert de rijst‐
rookmarkeringen waar de auto
tussen rijdt. Wanneer de auto de
markeringen nadert, wordt het stuur‐ wiel licht verdraaid om de auto binnen de rijstrook te houden. Draai het
stuurwiel in dezelfde richting mee als
het systeem onvoldoende stuurt.
Draai het stuurwiel rustig in de tegen‐
overgestelde richting als u van
rijstrook wilt wisselen.
Als een rijstrookmarkering wordt
overschreden, geeft Lane Keep
Assist een zicht- en hoorbare waar‐
schuwing.
Daarbij wordt de status van de lane
keep assist aangegeven op de
pagina Rijhulp op het Driver Informa‐
tion Center 3 114.
In de volgende gevallen wordt aange‐ nomen dat u de rijstrook per ongelukverlaat
● wanneer geen richtingaanwijzers
zijn ingeschakeld
● u gebruikt de richtingaanwijzers aan de kant die tegenovergesteldis aan de kant waar u de rijstrook
verlaat
● u remt niet
● u accelereert niet
● u stuurt niet actief.
Let op
Het systeem wordt uitgeschakeld als
er onduidelijke markeringen zijn,
bijvoorbeeld bij wegwerkzaamhe‐
den.
Page 230 of 329

228Rijden en bedieningLet op
Het systeem kan worden uitgescha‐ keld als het wegen waarneemt die te
smal, te breed of te kronkelig zijn.
Inschakelen
U activeert Lane Keep Assist door
a in te drukken. De brandende led
in de knop geeft aan dat het systeem is ingeschakeld.
Wanneer controlelampje a op de
instrumentengroep of op het head- updisplay groen oplicht, is het
systeem bedrijfsklaar.
Het systeem werkt bij snelheden tussen 60 km/h en 180 km/h, en als
er rijstrookmarkeringen aanwezig
zijn.
Het systeem verdraait het stuurwiel
langzaam en het controlelampje a
wordt geel als de auto detecteert dat
u een rijstrookmarkering nadert en u
de richtingaanwijzers aan die kant
niet hebt ingeschakeld.
Het systeem waarschuwt de bestuur‐
der door a te laten knipperen en drie
waarschuwingstonen te laten horen
vanaf de kant waar u de rijstrookmar‐ keringen overschrijdt.
Het systeem werkt alleen als er een
wegbelijning wordt gedetecteerd.
Als het systeem alleen rijstrookmar‐
keringen aan één kant van de weg
waarneemt, is er alleen ondersteu‐
ning voor die kant.
Lane Keep Assist neemt waar
wanneer u de handen van het stuur‐
wiel haalt. In dat geval verschijnt ereen bericht op het Driver Information
Center en klinkt er een geluidssignaal
zolang Lane Keep Assist waarneemt
dat u met de handen van het stuur
rijdt.
Aanduiding op pagina Rijhulp
Als het systeem actief is, maar een of
beide rijstroken niet worden gedetec‐ teerd, verschijnen deze als een hollestippellijn aan de rechterkant van deauto. Zie de afbeelding hierboven.
Als het systeem een strook detec‐
teert, verschijnt deze als een groene
stippellijn aan de rechterkant van de
auto. Zie de afbeelding hierboven.
Deze stippellijn wordt oranje als wordt