OPEL MOVANO_B 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2016.5, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2016.5Pages: 241, PDF Size: 5.69 MB
Page 11 of 241

Kort en bondig9BuitenspiegelsHandmatig verstellen
Spiegel in gewenste richting draaien.
Buitenspiegels 3 34.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
Desbetreffende buitenspiegel selec‐
teren en verstellen.
Bolle buitenspiegels 3 34, elektri‐
sche verstelling 3 34, inklapbare
buitenspiegels 3 34, verwarmde
buitenspiegels 3 35.
Stuurwiel instellen
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Airbags 3 51, Contactslotstanden
3 122.
Page 12 of 241

10Kort en bondigOverzicht instrumentenpaneel
Page 13 of 241

Kort en bondig111Vaste uitstroomkanalen .....118
2 Koplampreikwijdte
instellen .............................. 100
Park pilot met
ultrasoonsensoren ..............148
Traction Control-systeem ....142
Elektronisch stabiliteits‐
programma (ESP) ..............143
3 Zijdelingse
uitstroomkanalen ...............117
4 Lichtschakelaar ....................98
Richtingaanwijzers .............101
Grootlicht en dimlicht,
lichtsignaal ........................... 99
Stadslichten .......................... 98
Automatische verlichting ......98
Omgevingsverlichting ......... 104
Mistlampen ......................... 101
Mistachterlicht ....................102
Grootlichtassistentie .............. 995 Instrumenten ........................ 80
Versnellingsbakdisplay .........84
Driver Information Centre
(DIC) ..................................... 93
6 Claxon .................................. 76
Bestuurdersairbag ...............54
7 Afstandsbediening op
stuurwiel ................................ 76
Cruise control .....................145
8 Voorruitwissers,
voorruitsproeiers ..................77
Boordcomputer .....................95
9 Munthouder .......................... 67
10 Elektrische aansluiting,
USB-sleuf .............................. 79
11 Middelste
uitstroomkanalen ...............117
12 Opbergvak ............................ 67
13 Infodisplay ............................. 93
14 Passagiersairbag ..................54
15 Opbergvak ........................... 67
16 Handschoenenkastje ...........6817Gordelverklikker ....................87
Passagiersairbag
deactiveren ........................... 56
18 Bekerhouders ....................... 68
19 Verwarming en ventilatie ...106
Elektronische
klimaatregeling (ECC) .........108
20 Aansteker ............................. 80
Stekkerdoos ......................... 79
21 Schakelhefboom,
handgeschakelde
versnellingsbak ...................135
Geautomatiseerde
versnellingsbak ...................136
22 Cruise control en snel‐
heidsbegrenzer ..................145
Geautomatiseerde
versnellingsbak,
winter- en beladingsmodus . 138
Stationair-toerentalregeling . 123
Stop/Start-systeem .............124
Modus ECO ........................ 121
23 Contactslot met stuurslot ...122
Page 14 of 241

12Kort en bondig24Stuurkolomknoppen .............76
25 Stuurwiel instellen ................76
26 Ontgrendelingshandgreep
motorkap ............................ 162
27 Hulpverwarming ..................113
28 Opbergvak ........................... 67
Zekeringenkast ..................179Rijverlichting
Buitenste lichtschakelaar draaien:
7:uit0:zijmarkeringslichten9 P:dimlicht of grootlichtAUTO:automatische verlichting:
koplampen worden automa‐ tisch in- en uitgeschakeld.
Verlichting 3 98, automatische ver‐
lichting 3 98, waarschuwingsappa‐
raat koplampen 3 94, adaptief rij‐
licht (AFL) 3 101.
Mistlampen en mistachterlicht
Binnenste lichtschakelaar draaien:
>:mistlampenø:mistachterlichten
Mistlampen en mistachterlicht 3 101,
3 102.
Page 15 of 241

Kort en bondig13Lichtsignaal, grootlicht en dimlicht
Hendel naar u toe trekken.
Grootlicht 3 99, lichtsignaal 3 100.
Richtingaanwijzershendel omhoog:rechter rich‐
tingaanwijzersig‐
naalhendel omlaag:linker richtingaan‐
wijzersignaal
Richtingaanwijzers 3 101.
Alarmknipperlichten
Bediening met toets ¨.
Alarmknipperlichten 3 101.
Page 16 of 241

14Kort en bondigClaxon
j indrukken.
Wis-/wasinstallatie
Voorruitwissers0:uitP /
AUTO:intervalschakeling of au‐
tomatisch wissen met
regensensor1:langzaam2:snel
Voorruitwisser 3 77, wisserblad
vervangen 3 170.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken.
kort trekken:wisser maakt één
slag en er wordt
sproeiervloeistof
tegen de voorruit
gespotenlang trekken:wisser maakt en‐
kele slagen en er
wordt sproeier‐
vloeistof tegen de
voorruit gespoten
Voorruitsproeiers 3 77, sproeier‐
vloeistof 3 166.
Page 17 of 241

Kort en bondig15KlimaatregelingVerwarmbare achterruit
Ü indrukken om de verwarming in te
schakelen.
Verwarmbare achterruit 3 38.
Verwarmbare buitenspiegels
Met Ü schakelt u ook de verwarm‐
bare buitenspiegels in.
Verwarmbare buitenspiegels 3 35.
Ruiten ontwasemen en ontdooien
Verwarming en ventilatie
● Draaiknop voor temperatuur in hoogste stand zetten.
● Luchtdebiet in hoogste stand zet‐
ten.
● Luchtverdeelschakelaar op V
zetten.
● Verwarming achterruit Ü inscha‐
kelen.
● Schakelaar koeling A/C AAN.
● Zijdelingse luchtroosters openen naar wens en op de zijruiten rich‐ten.
Verwarming en ventilatie 3 106.
Page 18 of 241

16Kort en bondigElektronische klimaatregeling (ECC)
V indrukken.
Temperatuur en luchtverdeling wor‐
den automatisch ingesteld en de ven‐
tilator draait op een hoog toerental.
Elektronisch klimaatregelsysteem
3 108.
Versnellingsbak
Handgeschakelde
versnellingsbak
Achteruit: vanuit stilstand na het in‐
trappen van het koppelingspedaal de ring op de keuzehendel omhoog trek‐
ken en de versnelling inschakelen.
Kan de versnelling niet worden inge‐
schakeld, dan het koppelingspedaal
in de neutrale stand laten opkomen
en weer intrappen; vervolgens nog‐
maals schakelen.
Handgeschakelde versnellingsbak
3 135.
Geautomatiseerde
versnellingsbakN:neutrale stando:rijstand+:hogere versnelling-:lagere versnellingA/M:wisselen tussen automatische
en handgeschakelde modusR:achteruitversnelling. Uitslui‐
tend inschakelen als de auto
stilstaat.
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 136.
Page 19 of 241

Kort en bondig17Voordat u wegrijdt
Voor het wegrijden controleren ● Bandenspanning en - staat 3 184, 3 228.
● Motoroliepeil en vloeistofniveaus 3 163.
● Ruiten, spiegels, buitenverlich‐ ting en kentekenplaat: vrij van
vuil, sneeuw of ijs en gebruiks‐
klaar.
● Juiste positie van spiegels, stoe‐ len en veiligheidsgordels 3 34,
3 40, 3 49.
● Werking van remsysteem (bij lage snelheid), vooral bij vochtige
remmen.Motor starten
● Draai de sleutel naar stand 1.
● Stuurwiel iets verdraaien om het stuurslot te ontgrendelen.
● Trap de koppeling en rem in.
● Trap het gaspedaal niet in.
● Sleutel naar stand 2 draaien om
voor te verwarmen en wachten
totdat controlelamp ! op het Dri‐
ver Information Center (DIC)
dooft.
● Draai de sleutel naar stand 3 en
laat deze los.
Motor starten 3 122.
Stop/Start-systeem
Als de auto langzaam rijdt of stilstaat
en er bepaalde voorwaarden zijn ver‐ vuld, activeer dan een Autostop zoals hieronder beschreven:
● Het koppelingspedaal intrappen.
● Zet de keuzehendel in N.
● Laat het koppelingspedaal los.
Als controlelamp Ï op de instrumen‐
tengroep groen brandt, duidt dit op
een Autostop.
Om de motor te herstarten, moet u het koppelingspedaal opnieuw bedienen.
Stop-startsysteem 3 124.
Page 20 of 241

18Kort en bondigParkeren9Waarschuwing
● Parkeer de auto niet op een
licht ontvlambaar oppervlak.
Door de hoge temperatuur van
het uitlaatsysteem kan het op‐
pervlak ontbranden.
● Handrem altijd zonder indruk‐ ken van de ontgrendelingsknopstevig aantrekken. Op een af‐
lopende of oplopende helling
zo stevig mogelijk. Trap tegelij‐ kertijd het rempedaal in om
minder kracht nodig te hebben.
● Zet de motor af.
● Schakel de eerste versnelling in als de auto op een effen on‐
dergrond of een oplopende hel‐ ling. Op een oplopende helling
bovendien de voorwielen van
de stoeprand wegdraaien.
Schakel de achteruitversnelling
in als de auto op een aflopende helling staat. Bovendien de
voorwielen naar de stoeprand
toedraaien.
● Sluit de ruiten.
● Trek de contactsleutel uit het contactslot. Stuurwiel ver‐
draaien totdat het stuurslot
merkbaar vergrendelt.
● Vergrendel de auto door e op de
handzender in te drukken
3 21.
● Activeer het alarmsysteem 3 32.
● Koelventilatoren kunnen ook na het afzetten van de motor in wer‐
king treden 3 162.
Voorzichtig
Na een rit waarbij met hoge mo‐
tortoerentallen of met hoge motor‐
belasting werd gereden, de motor
vóór het afzetten gedurende een
korte tijd met lage belasting laten
draaien of gedurende ca.
30 seconden stationair laten
draaien om de turbolader te be‐
schermen.
Sleutels, sloten 3 19, auto een lan‐
gere tijd stilzetten 3 161.