OPEL MOVANO_B 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2020Pages: 373, PDF Size: 9.36 MB
Page 111 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen109●Tijdens het sluiten van de elektri‐
sche schuifdeur 3 31.
● Als de schuifdeur open is en de handrem losgezet is 3 31.
● Tijdens het in- en uitschakelen van de alarmbewaking van de
kanteling van de auto 3 38.
● Als het AdBlue-peil tot onder een
bepaald niveau daalt of als er een
storing is 3 248.
● Als het Lane Departure Warning-
systeem onbedoeld wisselen van
rijstrook detecteert en wanneer
het systeem geactiveerd is
3 275.
Bij het parkeren van de auto en /
of het openen van het
bestuurdersportier
● Als de contactsleutel nog in het contactslot steekt.
● Bij ingeschakelde rijverlichting 3 112.
● Er is een storing in de elektrische
portiervergrendeling 3 30.● Als de auto een geautomati‐
seerde versnellingsbak heeft
3 255, de handrem niet aange‐
trokken is, de neutrale stand niet
geselecteerd is of het rempedaal niet ingetrapt is. Ook kan een
betreffend bericht op het Driver
Information Center verschijnen
3 106.
● Als de buitenkruk van de zijschuifdeur bij het ontgrendelen
van de auto open staat 3 31.
● Als de handrem niet is aange‐ trokken wanneer de schakelaar
elektrische schuifdeur wordt
ingedrukt 3 31.
● Als de elektrische schuifdeur aan
de binnenkant met actief kinder‐
slot wordt vergrendeld 3 31.
● Als de motor in een Autostop maar niet uitgeschakeld is. Stop-
startsysteem 3 241.Tripcomputer
De boordcomputer geeft informatieover rijgegevens die voortdurend
geregistreerd en elektronisch
verwerkt worden.
Afhankelijk van de auto kunnen de
volgende functies worden geselec‐
teerd door steeds op een van de
knoppen aan het einde van de ruiten‐
wisserhendel te drukken 3 106:
● kilometerteller 3 94
● dagteller 3 94
● gemiddeld brandstofverbruik
● actueel brandstofverbruik
● actieradius brandstof
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheid
● digitale snelheid
● motorkoelvloeistoftemperatuur 3 95
● klok 3 90
● afstand vóór onderhoudsbeurt 3 96
● bandenspanning terugzetten 3 308
Page 112 of 373

110Instrumenten en bedieningsorganen● instellingen
● storings- en informatieberichten 3 108
● Actieradius AdBlue
Gemiddeld brandstofverbruik De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
Het gemiddelde brandstofverbruik
wordt aangegeven op basis van de
afgelegde afstand en de verbruikte
brandstof sinds de laatste reset.
Actueel brandstofverbruik De waarde verschijnt na het bereiken
van een snelheid van 20 km/u.
Actieradius brandstof
De waarde verschijnt na het afleggen
van een afstand van 400 m.
De actieradius brandstof wordt bere‐ kend op basis van de huidige inhoud
van de brandstoftank en het gemid‐
delde brandstofverbruik sinds de laat‐ ste reset.
De actieradius brandstof verschijnt
niet als controlelamp Y brandt 3 104.Afgelegde afstand
Geeft de afgelegde afstand sinds de
laatste reset aan.
Gemiddelde snelheid
De waarde verschijnt na het afleggen van een afstand van 400 m.
Geeft de gemiddelde snelheid sinds
de laatste reset aan.
Ritonderbrekingen waarbij het
contact wordt uitgeschakeld niet
meegerekend.
Informatie boordcomputer
resetten
Boordcomputer terugzetten door eenvan de functies ervan te selecteren en
een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel ingedrukt te
houden.
De volgende informatie op de boord‐
computer kan worden gereset:
● gemiddeld brandstofverbruik
● afgelegde afstand
● gemiddelde snelheidBij het overschrijden van de maxi‐
mumwaarde van een van de parame‐
ters wordt de boordcomputer automa‐
tisch teruggezet.
Digitale snelheidDigitale weergave van de huidigesnelheid.
Instellingen
Een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel indrukken en
gedurende ongeveer 5 seconden
vasthouden om de displaytaal te
selecteren.
Actieradius AdBlue
De actieradius AdBlue wordt bere‐
kend op basis van de huidige inhoud
van het AdBlue-reservoir en het
gemiddelde AdBlue-verbruik 3 248.
Onderbreking van de voeding Als de voeding werd onderbroken of
de accuspanning te laag is gezakt,
zullen de waarden opgeslagen in de
boordcomputer verloren gaan.
Page 113 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen111Tachograaf
De tachograaf is te bedienen zoals
aangegeven in de geleverde gebrui‐
kershandleiding. Voorschriften
omtrent het gebruik aanhouden.
Page 114 of 373

112VerlichtingVerlichtingRijverlichting.............................. 112
Lichtschakelaar .......................112
Automatische verlichting .........112
Grootlicht ................................. 113
Grootlichtassistentie ................113
Lichtsignaal ............................. 114
Koplampverstelling ..................114
Koplampinstelling in het buitenland ............................... 114
Dagrijlicht ................................. 115
Alarmknipperlichten .................115
Richtingaanwijzers ..................115
Mistlampen voor ......................116
Mistachterlicht ......................... 116
Achteruitrijlichten .....................116
Beslagen lampglazen ..............116
Binnenverlichting .......................117
Bagageruimteverlichting ..........117
Leeslampen ............................. 118
Verlichtingsfuncties ....................119
Uitstapverlichting .....................119
Ontlaadbeveiliging accu ..........119Rijverlichting
Lichtschakelaar
Buitenste lichtschakelaar draaien:
7:uit0:zijmarkeringslichten9 P:dimlicht of grootlichtAUTO:automatische verlichting:
koplampen worden automa‐ tisch in- en uitgeschakeld.
Controlelamp stadslichten F
3 105.
Controlelamp dimlicht 9 3 105.
Controlelamp grootlicht P 3 105.
Zijmarkeringslichten
Zijmarkeringslichten branden samenmet de stadslichten.
Automatische verlichting
Bij het inschakelen van de automati‐
sche verlichting terwijl de motor
draait, schakelt het systeem afhanke‐
lijk van het omgevingslicht tussen het dagrijlicht (voor zover aanwezig) en
de koplampen.
Om veiligheidsredenen moet de licht‐
schakelaar altijd in stand AUTO blij‐
ven.
Dagrijlicht 3 115.
Page 115 of 373

Verlichting113Automatische
koplampinschakeling
Wanneer het omgevingslicht zwak is, worden de koplampen ingeschakeld.
Bovendien worden de koplampen
ingeschakeld als de ruitenwisser
enkele slagen geactiveerd is.
Grootlicht
Trek om te wisselen tussen dim- en
grootlicht de hendel tot voorbij het
weerstandspunt.
Grootlichtassistentie
Deze functie activeert 's nachts auto‐
matisch het groot licht bij een rijsnel‐
heid hoger dan 45 km/u.
Het systeem schakelt automatisch
terug op dimlicht wanneer:
● De camera in de voorruit de lich‐ ten van tegemoetkomende voer‐
tuigen of voorliggers detecteert.
● Het mistig is of sneeuwt.
● In stadsverkeer wordt gereden.
Zodra er geen beperkingen meer
worden herkend, schakelt het
systeem het groot licht weer in.
ActiveringZet de rijverlichtingsschakelaar op
AUTO en trek aan de hendel om de
grootlichtassistentie in te schakelen.
Wanneer de assistentie geactiveerd
is, brandt controlelampje f op de
instrumentengroep continu en
wanneer het groot licht ingeschakeld is, brandt het blauwe controlelampje
7 3 105.
Controlelampje f 3 105.
Let op
Het gebruik van het systeem
ontneemt de bestuurder niet zijn
verantwoordelijkheid voor het bestu‐ ren van de auto.
Deactivering
Trek nogmaals aan de hendel.Controlelampje f dooft.
Grootlichtassistentie wordt ook uitge‐
schakeld wanneer de rijverlichtings‐
schakelaar uit de stand AUTO wordt
gezet of het contact wordt uitgezet.
Page 116 of 373

114VerlichtingLet op
Afhankelijk van de versie kunt u het systeem ook via het Infotainment‐ systeem deactiveren. Raadpleeg
voor meer informatie de Handleiding
Infotainment.
Algemene informatie
Het systeem kan om de volgende
redenen minder goed werken:
● Extreme weersomstandigheden, bijv. zware regenval, mist of
sneeuw.
● De vooruitrijcamera of de voorruit
is geblokkeerd, bijv. door een
draagbaar navigatiesysteem.
● Lampen van tegenliggers of voorliggers worden niet waarge‐
nomen.
● Koplampen zijn niet goed afge‐ steld.
● Systeem detecteert medeweg‐ gebruikers wellicht door andere
reflecterende vlakken niet.Lichtsignaal
Trek om het lichtsignaal in te schake‐ len even aan de hendel zonder voor‐
bij het weerstandspunt te gaan.
Groot licht 3 113.
Koplampverstelling
Handmatig instellen
koplampreikwijdte
Stem met dimlicht ingeschakeld de
koplampreikwijdte af op de belading
om verblinding van tegenliggers
tegen te gaan.
Kartelwiel in de voorgestelde stand
draaien:0:alleen bestuurder2:voorstoelen bezet en belast tot
aan het toegestane maximale
gewicht3:alleen bestuurder en belast tot
aan het toegestane maximale
gewicht
Koplampinstelling in het
buitenland
Het asymmetrische dimlicht biedt
meer zicht op de rand van de weg aan
de passagierskant.
Stel bij het rijden in landen met links‐
rijdend verkeer de koplampen bij om
tegenliggers niet te verblinden.
Page 117 of 373

Verlichting115
Open de motorkap en stel beide
koplampen met een schroeven‐
draaier af door de schroef een kwart‐ slag in de richting - te draaien. Stel ze
af in de standaardstand door de
schroef een kwartslag in de richting
+ te draaien.
Dagrijlicht
Dagrijlichten maken de auto overdag
beter zichtbaar.
De lichten branden automatisch
wanneer het contact is ingeschakeld.
Als de auto is uitgevoerd met auto‐
matische verlichting, schakelt het
systeem afhankelijk van het licht in de
omgeving tussen dagrijlicht en de
koplampen.
Automatische verlichting 3 112.
Alarmknipperlichten
Om in te schakelen ¨ indrukken.
Bij krachtig remmen kunnen de
alarmknipperlichten automatisch
gaan werken. Uitschakelen door op
¨ te drukken.
Richtingaanwijzersomhoog:richtingaanwijzer rechtsomlaag:richtingaanwijzer links
Bij het verplaatsen van de hendel is
een weerstandspunt te voelen.
Constant knipperen wordt geacti‐ veerd wanneer de hendel voorbij het
weerstandspunt wordt bewogen. Het wordt uitgeschakeld wanneer het
stuurwiel in de tegenovergestelde
richting wordt gedraaid of wanneer de
hendel met de hand in de ruststand
wordt gezet.
Page 118 of 373

116VerlichtingActiveer tijdelijk knipperen door dehendel net voor het weerstandspunt
te houden. De richtingaanwijzers
gaan knipperen totdat u de hendel
loslaat.
Voor het activeren van drie knipper‐
signalen, tikt u kort tegen de hendel
zonder voorbij het weerstandspunt te
gaan.
Mistlampen voor
Binnenste schakelaar op stand >
zetten en loslaten.
Mistlampen werken bij draaiende
motor en ingeschakelde koplampen.
Mistachterlicht
Binnenste schakelaar op stand ø
zetten en loslaten.
Mistachterlicht werkt bij lopende
motor en ingeschakelde koplampen.
Achteruitrijlichten
De achteruitrijlichten gaan branden
wanneer het contact is ingeschakeld
en de auto in de achteruitversnelling
staat.
Beslagen lampglazen
De binnenkant van de lampafdekkin‐
gen kan bij koud en vochtig weer, bij
hevige regen of na een wasbeurt
korte tijd beslaan. De condens
verdwijnt vanzelf. Om dit te bespoe‐
digen kunt u de koplampen inschake‐
len.
Page 119 of 373

Verlichting117Binnenverlichting
De instapverlichting gaat branden
wanneer de auto met de handzender wordt ontgrendeld of de voorportieren worden geopend.
Wanneer de portieren worden geslo‐ ten, dooft de interieurverlichting na
enige tijd of direct als het contact
wordt ingeschakeld.
Voorste binnenverlichtingmiddelste stand:automatisch in- en uitschakelendruk op c:aandruk op 0:uitAchterste binnenverlichting
Combi, bus
De interieurverlichting onderaan en in
het dak bevinden zich in de passa‐
giersruimte achteraan.
Druk op de knop om de verlichting in
of uit te schakelen.
Leeslampen 3 118.
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting kan
zodanig worden ingesteld dat deze
gaat branden bij het openen van de
zij- of achterdeuren, of juist continu is ingeschakeld.
Met de schakelaar in de middelste
stand werkt het licht als instapverlich‐
ting.
● werkt door op de linkerkant van de schakelaar te drukken:
continu aan
● werkt door op de rechterkant van
de schakelaar te drukken:
continu uit
Page 120 of 373

118Verlichting
Werkt door indrukken van schakelaarc :
● continu aan
● aan wanneer de portieren worden ontgrendeld en geopend
● continu uit
Wanneer de portieren worden geslo‐
ten, dooft de interieurverlichting na
enige tijd of direct als het contact
wordt ingeschakeld.
Leeslampen
Leeslamp vooraandruk op l:aandruk op 0:uitLeeslampen achteraan
Combi, bus
U kunt elke leeslamp apart in- of
uitschakelen en in de gewenste rich‐
ting zetten.
druk op I:aandruk op 0:uit
Instapverlichting 3 117.