OPEL MOVANO_B 2020 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2020, Model line: MOVANO_B, Model: OPEL MOVANO_B 2020Pages: 373, PDF Size: 9.36 MB
Page 91 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen89Aan stelwiel draaien om de gevoelig‐
heid in te stellen:geringe gevoe‐
ligheid:stelwiel omlaag‐
draaienhoge gevoelig‐
heid:stelwiel omhoog‐
draaien
Sensor vrijhouden van stof, vuil en ijs.
Voorruitsproeiers
Hendel naar u toe trekken. Er wordt
sproeiervloeistof tegen de voorruit
gespoten.
kort trekken:wisser maakt één
slaglang trekken:wisser maakt
meerdere slagenBuitentemperatuur
De buitentemperatuur verschijnt op
het Driver Information Center of op
het Info-Display. Een dalende tempe‐ ratuur wordt onmiddellijk aangeduid,
een stijgende temperatuur met enige
vertraging.
Als de buitentemperatuur -3 °C tot
3 °C is, knippert °C op het display bij
wijze van waarschuwing voor glad‐
heid.
Page 92 of 373

90Instrumenten en bedieningsorganen9Waarschuwing
Ook bij een aanduiding van enkele
graden boven 0 °C kan het
wegdek al beijzeld zijn.
Klok
Afhankelijk van het specifieke model
kan de actuele tijd en/of datum
verschijnen op het Info-Display
3 107 of op het Driver Information
Center 3 106.
Tijd en datum op
informatiedisplay instellen
Meer informatie staat in de handlei‐ ding van het infotainment-systeem.
Tijd instellen in Driver Information
Center
Geef de klokfunctie weer door de
knop aan het uiteinde van de ruiten‐
wisserhendel meerdere malen in te
drukken.
● Houd een van de knoppen inge‐ drukt totdat de uren knipperen.
● Druk een van de knoppen in of houd deze vast om het uur in te
stellen.
● Wacht totdat de minuten knippe‐ ren.
● Druk een van de knoppen in of houd deze vast om de minuten in
te stellen.
● Wacht voordat u een andere functie selecteert.
Elektrische aansluitingen
Er zitten 12 V-aansluitingen boven‐
aan het instrumentenpaneel of naast
de versnellingshendel.
Page 93 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen91
Afhankelijk van de auto zit er mogelijk
een extra aansluiting achterin de
auto.
Bij aansluiting van elektrische acces‐
soires terwijl de motor stilstaat, raakt
de accu ontladen. Het maximaal
opgenomen vermogen mag niet meer
bedragen dan 120 W.
9 Gevaar
Ter voorkoming van brandgevaar
bij het gebruik van meerdere elek‐
trische aansluitingen tegelijk mag
het totale stroomverbruik van
aangesloten accessoires niet
meer zijn dan 180 W.
Wanneer de ontsteking is uitgescha‐
keld, is de aansluiting mogelijk
gedeactiveerd.
Ook de elektrische aansluiting wordt
wellicht gedeactiveerd wanneer de
accuspanning te laag is.
Aangesloten elektrische accessoires
moeten wat betreft de elektromagne‐
tische compatibiliteit voldoen aan de
DIN-norm VDE 40 839.Voorzichtig
Sluit geen apparatuur aan die
stroom levert, zoals elektrische
laadapparatuur of accu's.
Aansluitbussen niet beschadigen
door het gebruik van ongeschikte
stekkers.
USB-aansluiting
In het Infotainmentsysteem of op het
instrumentenpaneel bevindt zich een
USB-aansluiting M waarmee externe
audiobronnen en oplaadapparaten
kunnen worden aangesloten.
Page 94 of 373

92Instrumenten en bedieningsorganen
Let op
Houd de aansluitingen altijd schoon
en droog.
AUX-aansluiting, SD Cardsleuf -
raadpleeg de handleiding Infotain‐
ment.
Inductief opladen
9 Waarschuwing
Inductief opladen kan de werking
van geïmplanteerde pacemakers
of andere medische apparaten
nadelig kunnen beïnvloeden.
Raadpleeg vóór gebruik van een
inductieve oplader zo nodig een
arts.9 Waarschuwing
Neem vóór het opladen van een
mobiel apparaat alle metalen
voorwerpen van de oplader,
omdat deze voorwerpen zeer heet kunnen worden.
Voor het opladen van een toestelmoet het contact ingeschakeld zijn.
Een mobiel toestel opladen:
1. Haal alle voorwerpen van de opla‐
der.
2. Leg het mobiele apparaat met het
display omhoog op de oplader in
het opbergvak.
De oplaadstatus wordt mogelijk weer‐
gegeven op het Info-Display.
Met PMA of Qi compatibele mobiele
toestellen kunnen inductief worden
opgeladen.
Voor het inductief opladen van
bepaalde mobiele apparaten is
mogelijk een slede met een geïnte‐
greerde spoel of een aansluiting
vereist.
Een beschermcover voor het mobiele
apparaat kan het inductief opladen
bemoeilijken.
Draai de mobiele telefoon als deze
niet goed oplaadt 180° en leg deze
weer op de oplader.
Page 95 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen93Aansteker
Aansteker induwen. Zodra de spiraal
gloeit, wordt de aansteker automa‐
tisch uitgeschakeld. Aansteker
uittrekken.
Asbakken
Voorzichtig
Alleen voor as en niet voor brand‐ baar afval.
Verplaatsbare asbak
Asbak voor gebruik op verschillende
plaatsen in de auto. Voor gebruik,
deksel openen.
Waarschuwingslam‐
pen, meters en
controlelampen
Instrumentengroep
Bij sommige uitvoeringen draaien de
naalden van de instrumenten even tot tegen de eindaanslag wanneer het
contact wordt ingeschakeld.
Snelheidsmeter
Aanduiding van de rijsnelheid.
Snelheidswaarschuwing 3 106.
Snelheidsbegrenzer 3 265.
Page 96 of 373

94Instrumenten en bedieningsorganenCruisecontrol 3 263.
Kilometerteller
Toont de geregistreerde afstand in
km.
Let op
Wanneer er een tachograaf is
aangebracht, verschijnt de totaal
afgelegde afstand mogelijk alleen op de tachograaf.
Dagteller De dagteller geeft de gereden afstand
aan sinds de laatste reset.
Druk met weergegeven dagteller een
van de knoppen aan het uiteinde van de ruitenwisserhendel in en houd
deze vast totdat de waarde wordt teruggezet op 0.
Boordcomputer 3 109.
Toerenteller
Weergave van het motortoerental.
In elke versnelling zo veel mogelijk
met een laag toerental rijden.
Voorzichtig
Als de naald in het rode gebied
komt, betekent dit dat het maxi‐
maal toegestane toerental wordt
overschreden. Gevaar voor de
motor.
Page 97 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen95Brandstofmeter
Geeft het brandstofpeil in de tank
aan.
Afhankelijk van de modelvariant
worden er verschillende designs
gebruikt.
Controlelamp Y brandt en er klinkt
een geluidssignaal als het peil in de
tank te laag is. Onmiddellijk bijtanken
3 278.
Tank nooit leegrijden.
Dieselbrandstofsysteem ontluchten
3 291.
Door brandstofresten in de tank kan
de hoeveelheid brandstof die kan
worden bijgetankt kleiner zijn dan de
gespecificeerde tankinhoud.
AdBlue-meter
De AdBlue-meter toont het reste‐
rende niveau in de AdBlue-tank.
Controlelamp ú 3 103 brandt en er
klinkt een geluidssignaal als het peil
in de tank te laag is. Tank zo spoedig
mogelijk AdBlue bij opdat de motor
blijft starten.
AdBlue 3 248.
Koelvloeistoftemperatuur‐
meter
Geeft de koelvloeistoftemperatuur
aan.
linker zone:bedrijfstempera‐
tuur motor nog niet bereiktmiddelste
gebied:normale bedrijfs‐
temperatuurrechter zone:temperatuur te
hoog
Controlelamp W gaat rood branden
als de temperatuur te hoog is 3 103.
Page 98 of 373

96Instrumenten en bedieningsorganenAls W rood oplicht in combinatie met
C , de auto zo spoedig mogelijk stop‐
pen en de motor uitschakelen 3 102.Voorzichtig
Stop en zet de motor af wanneer
de koelvloeistoftemperatuur te
hoog is. Kans op motorschade.
Controleer het koelvloeistofpeil
meteen.
Om natuurkundige redenen kan de
temperatuurmeter voor de koelvloei‐
stof de koelvloeistoftemperatuur
slechts aangeven, als het koelvloei‐
stofpeil voldoende is.
Service-display Selecteer de servicepagina op het
Driver Information Center wanneer
het contact is aangezet zonder dat de
motor loopt. Een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel
indrukken en gedurende ongeveer
5 seconden vasthouden 3 109. De
afstand en de tijd tot de volgende
onderhoudsbeurt verschijnen. Bij
indrukken van de onderste knop
verschijnen de gegevens voor de
volgende olieverversing.
Na het inschakelen van het contact,
kan de resterende afstand of tijd tot
aan de volgende onderhoudsbeurt
even op het Driver Information Center verschijnen. Afhankelijk van de rijom‐
standigheden kan een onderhouds‐
beurt met aanzienlijk variërende
tussenpozen worden gemeld.
Als de resterende afstand of tijd tot de volgende onderhoudsbeurt minder
dan 1500 km of 1 maand is, verschijnt
er een bericht op het Driver Informa‐
tion Center.
Wanneer de afstand 0 km wordt of de onderhoudstermijn is vervallen,
brandt controlelamp j en
verschijnt er een bericht op het Driver Information Center.
De auto vergt een onderhoudsbeurt.
De hulp van een werkplaats inroepen.
Service-display terugzetten
Na een onderhoudsbeurt of het
verversen van de motorolie moeten
de waarden worden teruggezet:
selecteer de relevante gegevens ophet Driver Information Center en houd een van de knoppen aan het uiteinde van de wisserhendel gedurende
ongeveer 10 seconden ingedrukt
totdat de afstand continu verschijnt.
Boordcomputer 3 109.
Driver Information Center 3 106.
Service-informatie 3 327.
Versnellingsbakdisplay
De modus of ingeschakelde versnel‐
ling van de geautomatiseerde
versnellingsbak verschijnt op het transmissiedisplay.
Page 99 of 373

Instrumenten en bedieningsorganen97R:achteruitversnellingN:neutrale standD:automatische moduskg:beladingsmodusT:rem intrappenW:versnellingsbakelektronica
Geautomatiseerde versnellingsbak
3 255.
Controlelampen
De beschreven controlelampjes zijn
niet in alle auto's aanwezig. Deze
beschrijving geldt voor alle instru‐ mentuitvoeringen. Afhankelijk van de
uitrusting kan de positie van de
controlelampjes verschillen. Bij het
inschakelen van het contact lichten de meeste controlelampjes korte tijd
op bij wijze van functietest.
Betekenis kleuren controlelampjes:
Rood:gevaar, belangrijke herinne‐ ringGeel:waarschuwing, aanwijzing,
storingGroen:inschakelbevestigingBlauw:inschakelbevestigingWit:inschakelbevestiging
Page 100 of 373

98Instrumenten en bedieningsorganenControlelampjes in de instrumentengroep