OPEL VIVARO B 2019 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Manufacturer: OPEL, Model Year: 2019, Model line: VIVARO B, Model: OPEL VIVARO B 2019Pages: 241, PDF Size: 5.61 MB
Page 81 of 241

Opbergen79Openen
Ontgrendel voor toegang tot een
opbergvak eerst het zittingkussen
door het zittingkussen met de band
aan de voorste rand ervan omhoog te trekken en daarna voorzichtig naar
voren te schuiven.
Klap het zittingkussen daarna open
door de achterkant omhoog te trek‐
ken.
Demonteren
Het opbergvak kan ook worden
verwijderd wanneer het zittingkussen
opengeklapt is. Omhoog trekken om
de borgring uit het vak te halen en
daarna het vak onder de stoel
vandaan schuiven.
Plaats het opbergvak terug wanneer
het niet wordt gebruikt.
Sluiten
Sluit: klap het zittingkussen omlaag,
duw het iets naar achteren en druk
het voorste deel van het kussen naar beneden om het vast te klikken.
Wanneer de stoel neergeklapt is, kunt u met de band ook de stand van de
zitting bijstellen naar persoonlijke
voorkeur.
Stoelinstelling 3 49.
Zitplaatsen achterin 3 52.
Ruimte voor lang materiaal
Page 82 of 241

80OpbergenOm lange voorwerpen onder de
achterbak (alleen aan de kant van de
passagiersstoel voor) te kunnen
opbergen, kunnen de onderste bekle‐ dingskleppen losgemaakt worden.
Trek eerst aan de band op de zitting
van de passagiersstoel om de stoel
omhoog te brengen en kantel de
voorste klep dan naar binnen door
aan de lip achter de stoel te trekken
(zie illustratie).
Klap de achterste klep met de hand
omhoog. Deze wordt door magneten
in de geopende stand gehouden.
9 Waarschuwing
Passagiers mogen de stoel niet
gebruiken wanneer eronder voor‐
werpen worden vervoerd terwijl de onderste bekledingskleppen
geopend zijn.
Opbergruimte plafond
Niet meer dan 35 kg aan spullen in dit
opbergvak bewaren.
Bagageruimte
Bevestig of hang geen voorwerpen
aan de onderste of bovenste veerpo‐
ten aan de zijkanten van de laad‐
ruimte.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de
lading of de auto veroorzaken.
Page 83 of 241

Opbergen81De handgrepen naast de achterdeu‐
ren en de zijschuifdeur(en) gebruiken
als hulpje bij het betreden en verlaten van de bagageruimte.
Bagageruimte-afdekking
Hoedenplank achter Geen overmatig zware voorwerpen ofvoorwerpen met scherpe randen op
de hoedenplank achter leggen.
Het toelaatbare laadvermogen is
50 kg.De hoedenplank achter kan in
twee standen worden geplaatst,
d.w.z. de bovenste stand of de onder‐
ste stand.
De hoedenplank achter kan ook
worden opgeklapt waardoor de baga‐ geruimte voor meer doeleinden kan
worden gebruikt.
Demonteren
U verwijdert de hoedenplank door
deze aan beide zijden uit de houders te halen.
Als de achterbank 3 52 neergeklapt
is, verwijder dan de hoedenplank en leg deze horizontaal vóór de neerge‐
klapte achterbank.
Plaatsen
Breng de hoedenplank weer aan door deze aan beide zijden in de houderste drukken.Sjorogen
In de laadruimte zitten sjorogen om
de lading met bevestigingsbanden of
een bagagenet op de vloer niet te
laten verschuiven.
Page 84 of 241

82Opbergen
Sjorogen kunnen zich op de vloer van
de auto en / of in de zijwand bevinden. Het aantal en de plaats van de sjor‐
ogen variëren al naar gelang de auto.
Afhankelijk van de auto kunnen er
sjorogen achter een bekledingspa‐
neel in de zijwand zitten. Pak het sjor‐ oog door het bekledingspaneel
omhoog eraf te trekken en in een van
de opbergruimtes achterin te leggen.
De sjorogen mogen niet met meer
dan 500 daN/5 kN/5000 N worden
belast.
Afhankelijk van het land kan de maxi‐
male kracht op een etiket staan.
Let op
Specificaties op het etiket prevale‐ ren altijd boven die in deze handlei‐ding.
Beladingsinformatie 3 84.
Veiligheidsnet
Het veiligheidsnet kan achter de voor‐ stoelen of achter de achterste zitrij
worden gemonteerd.
Het is niet toegestaan om personen
achter het veiligheidsnet te vervoe‐ ren.
Plaatsen
Maak de kappen in de hemelbekle‐
ding los (met een platte schroeven‐
draaier) om bij de montagepunten te
komen, steek de stangen van het
bagageruimtenet in de montagepun‐
ten links en rechts en zet deze vast.
Page 85 of 241

Opbergen83
Bevestig de banden aan de sjorogen
of ringen achter de bank en span de
banden.
Demonteren Ontspan de banden en haak de
banden los uit de sjorogen of ringen.
Haal de netstangen uit de montage‐
punten en sluit de kappen.
Scheidingsrooster
bagageruimte
Bij auto's met een ruit in het cabine‐
schutbord zit er wellicht een metalen rooster aan de kant van de bagage‐ruimte.
Afhankelijk van de auto zit er bij auto
zonder cabine mogelijk een veilig‐
heidstraliewerk achter de voorstoe‐
len.
Page 86 of 241

84OpbergenBij combi's zit er mogelijk veiligheids‐
traliewerk achter de zitplaatsen op de
2e zitrij.
Let op
Het rooster of het traliewerk biedt
bescherming tegen rondvliegende
voorwerpen vanuit de laadruimte bij
krachtig remmen, een plotselinge
verandering van richting of een
ongeval.
Beladingsinformatie 3 84.
Gevarendriehoek
De gevarendriehoek kan worden
opgeborgen in de ruimte onder de
stoelen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 78.
Verbanddoos De verbanddoos kan worden opge‐
borgen in de ruimte onder de stoelen.
Opbergvak onder passagiersstoel
3 78.Dakdragersysteem
Dakdrager
Om veiligheidsredenen en ter vermij‐
ding van dakschade wordt geadvi‐
seerd de voor uw auto goedgekeurde
dakdrager te gebruiken. Neem
contact op met uw werkplaats voor
meer informatie.
Gebruiksaanwijzing van de dakdra‐
ger in acht nemen en dakdrager
verwijderen wanneer het niet wordt
gebruikt.
Let op
Raadpleeg als er banden met een
maat 215/60 R17 C gemonteerd zijn
een werkplaats voordat u een
dakdrager aanbrengt.
Raadpleeg "Beladingsinformatie"
hieronder voor nadere informatie.Beladingsinformatie
● Zware voorwerpen zo ver moge‐ lijk vooraan en gelijkmatig
verdeeld in de laadruimte plaat‐
sen. Bij stapelbare voorwerpen
de zwaarste voorwerpen onder‐
aan leggen.
● Voorkom dat losse voorwerpen gaan schuiven door ze met
banden vast te zetten aan de
sjorogen 3 81.
● Bij het vervoeren van voorwer‐ pen in de bagageruimte mogen
de rugleuningen van de achter‐
bank niet schuin naar voren
geklapt zijn.
● Bagage niet boven de rugleunin‐ gen laten uitsteken.
● Niets op het instrumentenpaneel leggen.
● De bagage mag de bediening van pedalen, handrem, schakel‐
hendel en de bewegingsvrijheid
van de bestuurder niet belemme‐
ren. Geen losse voorwerpen in het interieur leggen.
Page 87 of 241

Opbergen85● Niet met een geopende achter‐klep rijden. Bovendien is de
kentekenplaat alleen goed zicht‐
baar en verlicht met gesloten
deuren.9 Waarschuwing
Controleer altijd of de lading in het
voertuig goed vastgezet is. Als datniet het geval is, kunnen er voor‐
werpen in het voertuig rondslinge‐
ren en letsel of schade aan de
lading of de auto veroorzaken.
● Het nuttig draagvermogen is het verschil tussen het maximaal
toelaatbare totaalgewicht van de
auto (zie typeplaatje 3 217) en
het EU-leeggewicht van de auto.
U berekent het nuttig draagver‐
mogen door de gegevens van uw auto in de tabel Gewichten voorin deze handleiding in te voeren.
Het EU-leeggewicht omvat ook
het gewicht van de bestuurder
(68 kg), de bagage (7 kg) en alle
vloeistoffen (brandstoftank voor
90% gevuld).
Extra uitrusting en accessoires
verhogen het leeggewicht.
● Rijden met daklading verhoogt de zijwindgevoeligheid van de
auto en verslechtert het rijgedrag
door het hogere zwaartepunt.
Lading gelijkmatig verdelen en
goed met spanbanden vastzet‐
ten. Bandenspanning en rijsnel‐
heid aan de beladingstoestand
aanpassen. Spanbanden regel‐
matig controleren en bijspannen.
Niet sneller rijden dan 120 km/u.
De toelaatbare dakbelasting is
200 kg voor H1 dakhoogtevari‐
anten en 150 kg voor H2
dakhoogtevarianten (behalve
varianten met platformcabine).
De dakbelasting is de som van
het gewicht van het dakdrager‐
systeem en de lading.
Page 88 of 241

86Instrumenten en bedieningsorganenInstrumenten en
bedieningsorganenBedieningsorganen ......................87
Stuurwielverstelling ...................87
Stuurbedieningsknoppen ...........87
Claxon ....................................... 87
Knoppen op stuurkolom ............87
Wis- en wasinstallatie voorruit ...88
Wis- en wasinstallatie achterruit .................................. 89
Buitentemperatuur .....................89
Klok ........................................... 90
Elektrische aansluitingen ...........91
Aansteker .................................. 92
Asbakken ................................... 92
Waarschuwingslampjes, meters
en controlelampjes .......................93
Instrumentengroep ....................93
Snelheidsmeter ......................... 93
Kilometerteller ........................... 94
Dagteller .................................... 94
Toerenteller ............................... 94
Brandstofmeter .......................... 94
Brandstofverbruikmeter .............95
Service-display .......................... 96
Controlelampjes ........................96Richtingaanwijzers ....................99
Gordelverklikker ......................100
Airbag en gordelspanners .......100
Airbag-deactivering .................100
Laadsysteem ........................... 101
Storingsindicatielamp ..............101
Service-indicatie ......................101
Schakel motor uit .....................101
Remsysteem ........................... 101
Antiblokkeersysteem (ABS) .....102
Schakelen ................................ 102
Elektronische stabiliteitsregeling ..................102
Elektronische stabiliteitsregeling UIT ............102
Koelvloeistoftemperatuur .........102
Voorverwarming ......................103
AdBlue ..................................... 103
Bandenspanningscontrolesys‐ teem ....................................... 103
Motoroliedruk ........................... 103
Brandstofbesparingsmodus .....104
Te laag brandstofpeil ...............104
Stop-startsysteem ...................104
Rijverlichting ............................ 104
Grootlicht ................................. 104
Mistlampen voor ......................104
Mistachterlicht ......................... 105
Cruisecontrol ........................... 105
Snelheidsbegrenzer ................105Tachograaf .............................. 105
Portier open ............................. 105
Displays ..................................... 105
Driver Information Center ........105
Info-Display ............................. 106
Boordinformatie ......................... 106
Geluidssignalen .......................107
Motoroliepeil ............................ 108
Tripcomputer .............................. 108
Tachograaf ................................. 110
Page 89 of 241

Instrumenten en bedieningsorganen87Bedieningsorganen
Stuurwielverstelling
Hendel omlaagbewegen, stuurwiel
instellen, hendel omhoogbewegen en
vergrendelen.
Stuurwiel uitsluitend bij stilstaande
auto en ontgrendeld stuurslot verstel‐ len.
Stuurbedieningsknoppen
De cruisecontrol en de snelheidsbe‐
grenzer werken via de toetsen op het stuurwiel.
Cruise control 3 157.
Claxon
j indrukken.
De claxon klinkt ongeachte de stand
van de contactschakelaar.
Knoppen op stuurkolom U kunt het Infotainmentsysteem en
een gekoppelde mobiele telefoon
bedienen met de knoppen op de stuurkolom.
Meer informatie staat in de handlei‐
ding van het infotainment-systeem.
Page 90 of 241

88Instrumenten en bedieningsorganenWis- en wasinstallatievoorruit
Voorruitwissers7:uitAUTO of P:intervalwissen of auto‐
matisch wissen met
regensensor1:langzaam2:snel
Niet inschakelen wanneer de voorruit
bevroren is.
Uitschakelen in wasstraten.
Let op
Onderweg werken de wissers auto‐
matisch minder snel wanneer de
auto stilstaat. Zodra de auto begint
te rijden, wist het systeem weer met de geselecteerde snelheid tenzij de
hendel verplaatst is.
Instelbaar wisinterval
Wisserhendel in stand AUTO of P.
Draai aan het stelwiel om het gewen‐
ste wisinterval in te stellen.
Automatische wisfunctie met
regensensor
Wisserhendel in stand AUTO of P.
De regensensor registreert de
hoeveelheid neerslag op de voorruit
en stuurt automatisch de wissnelheid
van de voorruitwisser aan.
Na het uitschakelen van het contact
moet automatisch wissen steeds
opnieuw worden geselecteerd.
Instelbare gevoeligheid regensensor
Aan stelwiel draaien om de gevoelig‐
heid in te stellen.
De regensensor zit op de voorruit.
Sensorzone vrijhouden van stof, vuil
en ijs.