PEUGEOT 206 2002 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2002, Model line: 206, Model: PEUGEOT 206 2002Pages: 155, PDF Size: 2.08 MB
Page 121 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE
116
CONTROLE VAN NIVEAUS Motor Controleren van het motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen
2 verversingen eventueel olie bijvul-len.(het maximale olieverbruik
bedraagt 0,5 liter per 1000 km). De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatste wagen tegeschieden.
2 merktekens op de peilstok: A= maxi.
B = mini. Keuze van de viscositeitDe olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Oliefilter
Vervang regelmatig, volgens het onder- houdsschema, het oliefilterelement. Afgewerkte olie
Vermijd langdurig contact met de huid. Gooi geen afgewerkte olie in afvoer- systemen, in het water of op degrond.
Voor het behoud van de bedrijfsze- kerheid van de motor en de emissieregeling mag in geen gevaleen middel aan de motorolie wordentoegevoegd. Reservoir remvloeistof.
Ð Het remvloeistofniveau moet altijd
boven het merkteken DANGER op het reservoir staan.
Ð Raadpleeg bij een sterke daling onmiddellijk een PEUGEOT- ser-vicepunt. Verversen
Ð De remvloeistof dient volgens de
voorgeschreven intervallen te wor- den ververst om de goede werkingvan het remsysteem te behouden.
Ð Gebruik remvloeistof die door de constructeur is goedgekeurd en aande DOT4-normen voldoet.
Reservoir koelvloeistof Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeurde koelvloeistof. Als de motor warm is, wordt de tem- peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de koelventilator. Wachtvoor werkzaamheden aan het koel-systeem ten minste 1 uur nadat demotor gedraaid heeft, omdat dekoelventilator ook nog kan (gaan)werken als de sleutel uit hetcontactslot is verwijderd en het koel-systeem onder druk staat. Draai de dop eerst 2 slagen los om de druk te laten dalen en te voorko-men dat de koelvloeistof uit het koel-
systeem spuit. Trek, als de drukeenmaal gedaald is, de dop los envul het systeem bij.
Olie verversen: Volgens het onder-
houdsschema.
Ð Peilstok: vul nooit meer olie bij dan tot het maximum merkteken A.
Ð Olieniveaumeter op het instru- mentenpaneel.
Page 122 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE117
Reservoir stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloeis-tofniveau dient boven het MINI endichtbij het MAXI merkteken te staan. Handgeschakeldeversnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Reservoir ruiten- enkoplampsproeiers Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT goedgekeurdeproducten (2,8 liter of 6,6 liter metkoplampsproeiers).
Luchtfilter Periodiek vervangen is een vereiste. Als u in stofrijke gebieden rijdt, moethet luchtfilter twee keer zo vaak vervangen worden.
Accu Laat uw accu voor de winter
door een PEUGEOT-servicepuntcontroleren. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooralbij stadsverkeer en veel korte ritten.Hierdoor kan het noodzakelijk
blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles
door, te laten controleren. Automatische transmissie Niet verversen. Laat het niveau door
een PEUGEOT-servicepunt volgenshet onderhoudsschema en de voor-geschreven procedure controleren.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeur-de producten. Om de werking van
belangrijke organen als de stuur- bekrachtiging en het remsysteemte optimaliseren, selecteert enbiedt PEUGEOT specifieke pro-ducten aan.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk hetbrandstofsysteem te ontluchten: 1,4 liter HDI-motor
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- Bedien de handpomp van de ont- luchting tot u brandstof in de trans- parante slang onder de motorkapziet komen,
- Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Page 123 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE117
Reservoir stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur), het vloeis-tofniveau dient boven het MINI endichtbij het MAXI merkteken te staan. Handgeschakeldeversnellingsbak Niet verversen. Controleer het niveau volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Reservoir ruiten- enkoplampsproeiers Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT goedgekeurdeproducten (2,8 liter of 6,6 liter metkoplampsproeiers).
Luchtfilter Periodiek vervangen is een vereiste. Als u in stofrijke gebieden rijdt, moethet luchtfilter twee keer zo vaak vervangen worden.
Accu Laat uw accu voor de winter
door een PEUGEOT-servicepuntcontroleren. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooralbij stadsverkeer en veel korte ritten.Hierdoor kan het noodzakelijk
blijken om de remblokken vaker, tussen twee onderhoudscontroles
door, te laten controleren. Automatische transmissie Niet verversen. Laat het niveau door
een PEUGEOT-servicepunt volgenshet onderhoudsschema en de voor-geschreven procedure controleren.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT goedgekeur-de producten. Om de werking van
belangrijke organen als de stuur- bekrachtiging en het remsysteemte optimaliseren, selecteert enbiedt PEUGEOT specifieke pro-ducten aan.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk hetbrandstofsysteem te ontluchten: 1,4 liter HDI-motor
- Vul de brandstoftank met minimaal vijf liter diesel,
- Bedien de handpomp van de ont- luchting tot u brandstof in de trans- parante slang onder de motorkapziet komen,
- Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
Page 124 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE
118
WIEL VERWISSELEN (3-/5-deurs) Parkeren van de auto
Ð Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð Trek de handrem aan, schakel de eerste versnelling of de achteruit
in (stand P bij een automatischetransmissie).
Toegang tot het reservewiel ende krik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder onder de bagage-ruimte.
Ð Neem de wielsleutel 1uit het
rechter zijpaneel van de bagage- ruimte. Ð Draai de bout van de reservewielhouder aan de binnenzijde onder de vloer-
bedekking met de wielsleutel 1los.
Ð Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser- vewielhouder zakken.
Ð Neem de doos met de krik 2uit het reservewiel.
Wiel demonteren
Ð Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met de doos van de krik.
Ð Verwijder de wieldop door de wielsleutel in de opening voor het ventiel te ste- ken en de wieldop los te trekken.
Ð Draai de wielbouten iets los.
Ð Plaats de krik in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Ebij het te ver-
wisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over het gehele oppervlak steunt op de grond.
Ð Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.
Page 125 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE
120
Wiel monteren
Ð Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigszins vast.
Ð Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
Ð Draai de wielbouten met de sleutel vast.
Ð Plaats de wieldop (behalve bij een noodreservewiel), begin bij de openingvoor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Opmerking: Als de auto is uitgerust met een wielslot, bestaat de sierkap van de anti-diefstalbout uit twee delen.
Reservewiel in reservewielhouder plaatsen
Ð Plaats de doos met de krik weer in het reservewiel.
Ð Klem het vulstuk 3alleen op een noodreservewiel.
Ð Plaats het wiel in de reservewielhouder en richt het vulstuk 3in de lengte-
richting van de auto, met de opening naar voren zoals in de bovenstaande afbeelding is aangegeven (uitsluitend bij een noodreservewiel).
Ð Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
Ð Vergeet niet de bout van de reservewielhouder geheel aan te draaien.
Ð Berg de wielsleutel op.
Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingenalleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
- met aangetrokken handrem,
- de 1e versnelling of de achteruit is ingeschakeld,
- blokkeer de auto met de doos van de krik,
- ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik bokken).
Na het verwisselen van het wiel
- Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van hetreservewiel door een
PEUGEOT-servicepunt contro-leren.
- Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.
- Het noodreservewiel met een 115/70R15-band mag slechts
tijdelijk worden gebruikt:
- bandenspanning: 4,2 bar,
- maximumsnelheid: 80 km/h.
Page 126 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE121
BIJZONDERHEDEN MET
BETREKKING TOT
LICHTMETALEN VELGEN Sierdoppen De bouten van de lichtmetalen vel- gen zijn afgedekt met verchroomdedoppen.
Verwijder deze met gereedschap 4
alvorens de bouten los te draaien. Het gereedschap 4bevindt zich:
- bij de 3-/5-deurs in het rechter zijpaneel van de bagageruimte,
- bij de 206 SW in de doos van de krik. Plaatsen van het reservewielIndien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, dientu
speciale bouten te gebruiken die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-ser-vicepunt. Slotbouten* Als de wielen van uw auto zijn gemonteerd met slotbouten (ŽŽn perwiel), verwijder dan eerst de ver-chroomde sierdop en vervolgens hetkunststof deksel met behulp vangereedschap
4, alvorens de bouten
los te draaien met behulp van ŽŽnvan de twee speciale dopsleutels (die u bij aflevering van de auto zijnoverhandigd samen met de extrasleutels en de codekaart) en dewielsleutel 1.
Opmerking: noteer zorgvuldig het
codenummer dat in de dopsleutel isgegraveerd. Hiermee is het mogelijkeen extra dopsleutel te bestellen bij uw
dealer.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
Page 127 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE119
WIEL VERWISSELEN (206 SW) Parkeren van de auto
Ð Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Ð Trek de handrem aan, schakel de eerste versnelling of de achteruit
in (stand P bij een automatischetransmissie).
Toegang tot het reservewiel ende krik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder onder de bagage-ruimte.
Ð Neem de wielsleutel 1uit het
rechter zijpaneel van de bagage- ruimte. Ð Draai de bout van de reservewielhouder aan de binnenzijde onder de vloer-
bedekking met de wielsleutel 1los.
Ð Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser- vewielhouder zakken.
Ð Neem de doos met de krik 2uit het reservewiel.
Wiel demonteren
Ð Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met de doos van de krik.
Ð Verwijder de wieldop door de wielsleutel in de opening voor het ventiel te ste- ken en de wieldop los te trekken.
Ð Draai de wielbouten iets los.
Ð Plaats de krik in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Ebij het te ver-
wisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over het gehele oppervlak steunt op de grond.
Ð Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.
Page 128 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE
120
Wiel monteren
Ð Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigszins vast.
Ð Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
Ð Draai de wielbouten met de sleutel vast.
Ð Plaats de wieldop (behalve bij een noodreservewiel), begin bij de openingvoor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Opmerking: Als de auto is uitgerust met een wielslot, bestaat de sierkap van de anti-diefstalbout uit twee delen.
Reservewiel in reservewielhouder plaatsen
Ð Plaats de doos met de krik weer in het reservewiel.
Ð Klem het vulstuk 3alleen op een noodreservewiel.
Ð Plaats het wiel in de reservewielhouder en richt het vulstuk 3in de lengte-
richting van de auto, met de opening naar voren zoals in de bovenstaande afbeelding is aangegeven (uitsluitend bij een noodreservewiel).
Ð Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
Ð Vergeet niet de bout van de reservewielhouder geheel aan te draaien.
Ð Berg de wielsleutel op.
Verwissel een wiel uit veiligheidsoverwegingenalleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
- met aangetrokken handrem,
- de 1e versnelling of de achteruit is ingeschakeld,
- blokkeer de auto met de doos van de krik,
- ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik bokken).
Na het verwisselen van het wiel
- Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van hetreservewiel door een
PEUGEOT-servicepunt contro-leren.
- Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.
- Het noodreservewiel met een 115/70R15-band mag slechts
tijdelijk worden gebruikt:
- bandenspanning: 4,2 bar,
- maximumsnelheid: 80 km/h.
Page 129 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE121
BIJZONDERHEDEN MET
BETREKKING TOT
LICHTMETALEN VELGEN Sierdoppen De bouten van de lichtmetalen vel- gen zijn afgedekt met verchroomdedoppen.
Verwijder deze met gereedschap 4
alvorens de bouten los te draaien. Het gereedschap 4bevindt zich:
- bij de 3-/5-deurs in het rechter zijpaneel van de bagageruimte,
- bij de 206 SW in de doos van de krik. Plaatsen van het reservewielIndien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, dientu
speciale bouten te gebruiken die
verkrijgbaar zijn bij uw PEUGEOT-ser-vicepunt. Slotbouten* Als de wielen van uw auto zijn gemonteerd met slotbouten (ŽŽn perwiel), verwijder dan eerst de ver-chroomde sierdop en vervolgens hetkunststof deksel met behulp vangereedschap
4, alvorens de bouten
los te draaien met behulp van ŽŽnvan de twee speciale dopsleutels (die u bij aflevering van de auto zijnoverhandigd samen met de extrasleutels en de codekaart) en dewielsleutel 1.
Opmerking: noteer zorgvuldig het
codenummer dat in de dopsleutel isgegraveerd. Hiermee is het mogelijkeen extra dopsleutel te bestellen bij uw
dealer.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
Page 130 of 155

17-06-2002
PRAKTISCHE INFORMATIE
122
Parkeerlicht W5W Draai de stekker met de lamphouder
Been kwart omwenteling en trek deze los.
Vervang de lamp.
Enkele koplampen H4 55/60W
Ð Neem de stekker los.
Ð Verwijder de rubber beschermkap.
Ð Druk op de beide uiteinden van de borglip om deze los
te maken. Vervang de lamp A.
Ð Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer of de borglip stevig vastzit.
Ð Plaats de rubber beschermkap zorgvuldig.
Ð Sluit de stekker weer aan. Dubbele koplampen H7 55W
Ð Trek de lip
Comhoog en verwijder de beschermkap.
Ð Neem de stekker los.
Ð Druk op het uiteinde van de borglip om deze los te maken. Vervang de defecte lamp.
Ð Let bij het monteren op de goede stand van de nokjes en controleer of de borglip stevig vast zit.
Ð Sluit de stekker weer aan.
Ð Plaats de beschermkap weer.
LAMPEN VERVANGEN Dim-/grootlicht
Opmerkingen
Ð Raak de lamp uitsluitend met een droge doek aan.
Ð Verwijder eerst de vulpijp van het ruitensproeierreservoir als de lamp aan de rechterzijde vervangen moet worden.
Ð Aan de binnenzijde van de koplamp kan enige condensvorming ontstaan. Deze verdwijnt zodra de lampen branden.