sensor Peugeot 208 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2017Pages: 304, PDF Size: 11.54 MB
Page 50 of 304

48
"Elektrochromatische" 
binnenspiegel
Zodra de achteruitversnelling wordt 
ingeschakeld, wordt de spiegel in de 
dagstand gezet voor een maximaal zicht 
naar achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die 
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel 
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en 
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
Vo or stoelen
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar 
achteren voor dat het schuiven van de 
stoel niet wordt verhinderd door personen 
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de 
achterpassagiers of op blokkeren van de 
stoel als grote voor werpen op de vloer 
achter de stoel zijn geplaatst.
Standaardstoelen
In lengterichting verstellen
F Trek de beugel omhoog en schuif de stoel 
naar voren of naar achteren. 
Ergonomie en comfort  
Page 57 of 304

55
Gebruiksadviezen voor ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van deze 
systemen de volgende gebruiksadviezen in 
acht:
F 
L
 et erop dat voor een gelijkmatige 
verdeling van de lucht naar het 
interieur de uitstroomopening 
onder de voorruit, de verschillende 
luchtkanalen, ventilatieroosters en 
overige uitstroomopeningen alsmede de 
ventilatieopening in de bagageruimte vrij 
blijven.
F
 
D
 ek de zonnesensor op het dashboard 
niet af; deze wordt gebruikt voor 
het regelen van het automatische 
airconditioningssysteem.
F
 
Z
 et de airconditioning minstens één tot 
twee keer per maand 5 tot 10
  minuten 
aan om het systeem in per fecte staat te 
houden.
F
 
C
 ontroleer regelmatig de staat van 
het interieurfilter en vervang de 
filterelementen periodiek. Wij raden u een 
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij 
het toegevoegde speciale actieve additief 
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor 
de inzittenden en een schoon interieur 
(vermindering van allergische reacties, 
stank en vetaanslag). F
 L aat de airconditioning regelmatig 
controleren zoals voorgeschreven in het 
garantie- en onderhoudsboekje, om het 
systeem in per fecte staat te houden.
F
 
G
 ebruik de airconditioning niet als deze 
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken 
van een aanhanger op een steile helling 
bij een hoge buitentemperatuur) kan de 
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld 
voor een optimale trekkracht van de motor.
Om te voorkomen dat de ruiten beslaan en de 
luchtkwaliteit in het interieur achteruit gaat:
-
 
r
 ijd niet te lang met uitgeschakelde 
ventilatie.
-
 
h
 oud de luchtrecirculatie niet langere tijd 
ingeschakeld. Als de auto lange tijd in de zon heeft 
gestaan en de temperatuur in het 
interieur hoog is opgelopen, zet dan de 
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid 
voldoende hoog is ingesteld, zodat 
de lucht in het interieur goed ver verst 
wordt.
Condensvorming door de airconditioning 
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje 
water onder de auto vormt. Dit is een 
normaal verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en 
airconditioningssystemen werken alleen 
als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op 
het door u gewenste niveau wilt houden, 
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start 
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem.
3 
Ergonomie en comfort  
Page 70 of 304

68
Mistlampen vóór en 
mistachterlicht
Verdraai de ring:
F e enmaal naar voren om de mistlampen vóór 
in te schakelen,
F
 
t
 wee standen naar voren om het 
mistachterlicht in te schakelen,
F
 
é
 én stand naar achteren om het 
mistachterlicht uit te schakelen,
F
 
t
 wee standen naar achteren om de 
mistlampen vóór uit te schakelen.
Als de verlichting automatisch wordt 
uitgeschakeld (uitvoeringen met automatische 
verlichting) of als het dimlicht handmatig wordt 
uitgeschakeld, blijven de mistverlichting en het 
parkeerlicht branden.
F
 
D
 raai de ring naar achteren om de 
mistverlichting uit te schakelen. 
De parkeerlichten worden dan ook 
uitgeschakeld. Bij helder of regenachtig weer, zowel 
overdag als 's nachts, is het gebruik 
van de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten niet toegestaan. Ze zijn 
onder deze omstandigheden namelijk 
verblindend voor medeweggebruikers. 
Gebruik de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten uitsluitend bij mist of 
sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u 
de mistlampen en het dimlicht handmatig 
in te schakelen, omdat de lichtsensor 
voldoende licht kan waarnemen.
Vergeet niet de mistlampen vóór en de 
mistachterlichten uit te zetten zodra ze 
niet meer nodig zijn.
Uitschakelen van de verlichting bij het 
afzetten van het contact 
Als u het contact afzet, worden alle lichten 
automatisch uitgeschakeld, behalve als de 
automatische "follow me home"-verlichting 
is geactiveerd.
Inschakelen van de verlichting na het 
afzetten van het contact 
Draai om de lichtschakelaar weer te 
activeren ter wijl de verlichting uit is, de 
ring in de stand 0 en ver volgens in de 
stand van uw keuze.
Als het bestuurdersportier wordt geopend, 
klinkt er een geluidssignaal om aan te 
geven dat de verlichting nog brandt.
De verlichting, met uitzondering van 
het parkeerlicht, wordt na maximaal 
30
  minuten automatisch uitgeschakeld om 
het ontladen van de accu te voorkomen.
Richtingaanwijzers
F Bocht naar links: duw de lichtschakelaar  helemaal omlaag.
F
 
B
 ocht naar rechts: duw de lichtschakelaar 
helemaal omhoog. 
Verlichting en zicht  
Page 71 of 304

69
Drie keer knipperen
Beweeg de hendel iets omhoog of omlaag, 
zonder het zware punt te passeren; de 
desbetreffende richtingaanwijzers knipperen 
vervolgens drie keer.Deze functie kunt u bij elke snelheid 
gebruiken, maar komt vooral van pas bij 
het wisselen van rijstrook op wegen met 
meerdere rijstroken per rijbaan.
Automatisch inschakelen 
van de verlichtingWanneer de richtingaanwijzers na 
meer dan 20   seconden nog niet zijn 
uitgeschakeld, wordt bij een snelheid 
van meer dan 60
  km/h automatisch het 
knippergeluid versterkt. Met behulp van een lichtsensor worden de 
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en 
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. 
De verlichting kan ook, in geval van neerslag, 
gelijktijdig met het automatisch inschakelen van 
de ruitenwissers vóór worden ingeschakeld.
De verlichting wordt uitgeschakeld als de 
lichtsterkte van de omgeving weer voldoende is 
of nadat het wissen is gestopt.
Inschakelen
F Draai de ring in de stand AUTO
. Het 
inschakelen van de functie wordt bevestigd 
door een melding op het scherm.
Uitschakelen
F Draai de ring in een andere stand. Het  uitschakelen wordt bevestigd door een 
melding op het display.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten 
onrechte voldoende licht waarnemen. De 
verlichting wordt dan niet automatisch 
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor 
gecombineerde lichtsensor die zich in 
het midden van de voorruit achter de 
binnenspiegel bevindt, niet af. De aan de 
sensor gekoppelde functies worden dan 
niet meer bediend.
Automatische follow me 
home-verlichting
De koppeling van de automatische follow 
me home-verlichting aan de automatische 
verlichting biedt de volgende extra 
mogelijkheden:
-
 
i
 nstellen van de duur van de follow me 
home-verlichting (15, 30 of 60
  seconden),
-
 
a
 utomatische inschakeling van de follow 
me home-verlichting als de automatische 
verlichting is ingeschakeld.
4 
Verlichting en zicht  
Page 72 of 304

70
De follow me home-verlichting kan 
in het menu Rijverlichting / Auto 
worden geconfigureerd.
Bij een storing in de lichtsensor 
gaat de verlichting branden, wordt 
dit pictogram weergegeven op het 
instrumentenpaneel en/of verschijnt 
een melding op het display, in 
combinatie met een geluidssignaal.
Neem contact op met het 
PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Handbediende follow me 
home-verlichting
Deze functie zorgt er voor dat na het afzetten 
van het contact de dimlichten nog even blijven 
branden om het uitstappen in het donker te 
vergemakkelijken.
Inschakelen
F Geef bij afgezet contact een "lichtsignaal"  met de lichtschakelaar.
F
 
G
 eef nogmaals een "lichtsignaal" om de 
functie uit te schakelen.
De handbediende follow me 
home-verlichting kan ook 
worden ingeschakeld met 
de verlichtingsknop van de 
afstandsbediening.
Uitschakelen
De handbediende follow me home-verlichting 
wordt na een bepaalde tijd automatisch 
uitgeschakeld.
Parkeerlichten
De zijkant van de auto wordt gemarkeerd door 
het inschakelen van de parkeerlichten aan de 
kant van het verkeer.
F
 
D
 uw de lichtschakelaar binnen één minuut 
na het afzetten van het contact omhoog of 
omlaag om de parkeerlichten aan de kant 
van het verkeer in te schakelen (voorbeeld: 
rechts van de weg parkeren: lichtschakelaar 
omlaag duwen; parkeerlichten links gaan 
branden).
Het inschakelen wordt bevestigd door 
een geluidssignaal en het branden van 
het controlelampje van de desbetreffende 
richtingaanwijzer op het instrumentenpaneel.
Zet om de parkeerlichten uit te schakelen de 
lichtschakelaar in de middenstand of zet het 
contact aan. 
Verlichting en zicht  
Page 75 of 304

73
Hoge snelheid (hevige neerslag).
Normale snelheid (matige regenval).
Interval (wissnelheid aangepast aan 
de wagensnelheid).
Uit.
Eén keer wissen (duw de hendel 
even omlaag).
Automatische ruitenwissers 
vóór
De ruitenwissers worden 
automatisch ingeschakeld als de 
sensor achter de binnenspiegel 
regen detecteert. De snelheid van 
de ruitenwissers wordt aangepast 
aan de hoeveelheid neerslag.
Inschakelen
Druk de hendel kort naar beneden.
De ruitenwissers maken één slag om het 
inschakelen te bevestigen.Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat aan en er 
verschijnt een melding.
Uitschakelen
Duw de hendel nog een keer kort omlaag of zet 
de hendel in een andere stand (Int., 1 of 2). Dit verklikkerlampje op het 
instrumentenpaneel gaat uit en er 
verschijnt een melding.
Elke keer als het contact meer 
dan 1
  minuut is afgezet, moet u 
de automatische werking van de 
ruitenwissers opnieuw activeren door de 
hendel één keer omlaag te duwen.
Als in de stand AUTO de ruitenwissers in 
de inter valstand werken, laat het systeem 
dan controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
4 
Verlichting en zicht  
Page 76 of 304

74
Dek de regensensor, die zich 
gecombineerd met de lichtsensor boven 
aan de voorruit achter de binnenspiegel 
bevindt, niet af.
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwissers uit als de auto wordt 
gewassen in een wasstraat.
Wacht 's winters met het inschakelen 
van de automatische ruitenwissers tot de 
voorruit volledig ontdooid is.
Ruitensproeiers voor
Trek de hendel naar u toe: de ruitensproeiers 
treden in werking en na enige tijd worden ook 
de ruitenwissers ingeschakeld.
Ruitenwisser achter
Uit.
Intervalstand.
Wissen en sproeien (tijd instellen).
Schakel de automatische werking van 
de ruitenwisser achter uit bij sneeuwval 
of strenge vorst en bij montage van 
een fietsendrager op de achterklep. 
Dit kan worden uitgevoerd via het 
configuratiemenu of touchscreen van de 
auto.
Achteruitversnelling
Als de ruitenwissers vóór zijn ingeschakeld 
op het moment dat u de achteruitversnelling 
inschakelt, wordt automatisch de ruitenwisser 
achter ingeschakeld. Via het menu Rijverlichting / Auto  
is het mogelijk om de werking van 
de ruitenwisser in te schakelen of uit 
te schakelen tijdens achteruit. 
Verlichting en zicht  
Page 86 of 304

84
Airbags
Detectiezones voor een aanrijding
A.Impactzone vóór.
B. Impactzone opzij. Het activeren van een airbag gaat gepaard 
met wat rook en een knal, als gevolg van 
de activering van de pyrotechnische lading 
die in het systeem is geïntegreerd.
Deze rook is niet schadelijk, maar kan 
irriterend zijn voor personen die hier 
gevoelig voor zijn.
De knal die bij het afgaan van een of 
meer airbags wordt geproduceerd, kan 
het gehoor gedurende een korte periode 
enigszins verminderen.
Algemeen
De airbags zijn speciaal ontworpen om de 
inzittenden (uitgezonderd de passagier op 
de middelste zitplaats achterin) zo goed 
mogelijk te beschermen tegen de gevolgen 
van een ernstige aanrijding. De airbags 
vormen een aanvulling op de werking van de 
veiligheidsgordels met spankrachtbegrenzers 
(uitgezonderd de veiligheidsgordel van de 
middelste zitplaats achterin).
Bij een aanrijding registreren en analyseren de 
elektronische schoksensoren de frontale en 
zijdelingse krachten waaraan de detectiezones 
voor een aanrijding worden blootgesteld:
-
 
b
 ij een ernstige aanrijding gaan de airbags 
onmiddellijk af om de inzittenden van de 
auto (uitgezonderd de middelste passagier 
achter) te helpen beschermen. Direct 
na de aanrijding ontsnapt het gas snel 
uit de airbags, zodat het zicht niet wordt 
belemmerd en de inzittenden de auto 
eventueel kunnen verlaten,
-
 
b
 ij een minder ernstige aanrijding of een 
aanrijding van achteren en in bepaalde 
gevallen waarbij de auto over de kop slaat, 
treden de airbags niet in werking. De 
veiligheidsgordels helpen u in deze situaties 
voldoende te beschermen. De airbags werken alleen als het 
contact is ingeschakeld.
De airbags werken slechts één keer. 
Als er een tweede aanrijding plaatsvindt 
(tijdens hetzelfde of een volgend ongeval), 
worden de airbags niet meer opgeblazen. 
Veiligheid  
Page 89 of 304

87
Advies
Houd u aan de onderstaande 
veiligheidsvoorschriften voor een 
maximale effectiviteit van de airbags.
Ga normaal en rechtop zitten.
Draag altijd een correct afgestelde 
veiligheidsgordel.
Zorg dat er zich niets bevindt tussen 
de airbag en de inzittenden (kinderen, 
huisdieren, objecten...) en bevestig niets in de 
buurt van de airbags of in het gebied waar de 
airbags afgaan. Dit kan de inzittende bij het 
afgaan van de airbag ver wonden.
Wijzig niets aan het oorspronkelijke ontwerp 
van uw auto, vooral niet in de directe 
omgeving van de airbags.
Laat na een aanrijding of diefstal van uw auto 
de airbagsystemen controleren.
Werkzaamheden aan airbagsystemen mogen 
uitsluitend door het PEUGEOT-netwerk of 
door een gekwalificeerde werkplaats worden 
uitgevoerd.
Zelfs als alle bovenstaande voorschriften 
worden nageleefd, blijft de kans bestaan 
op letsel of lichte brandwonden aan het 
hoofd, de borst of de armen als de airbag 
wordt geactiveerd. De airbag wordt namelijk 
zeer snel opgeblazen (binnen enkele 
milliseconden) en loopt vervolgens even 
snel leeg, waarbij de warme gassen via de 
daarvoor bestemde openingen naar buiten 
stromen.Airbags vóór
Houd het stuur wiel niet aan de spaken 
vast en laat uw handen niet op het 
stuurwielkussen rusten.
De voorpassagier mag zijn of haar voeten niet 
op het dashboard laten rusten.
Rook niet in de auto. Als de airbag wordt 
opgeblazen, kunnen brandende sigaretten 
of een pijp brandwonden of ander letsel 
veroorzaken.
Ver wijder het stuur wiel nooit, maak geen 
gaten in de stuur wielbekleding en sla er niet 
op.
Bevestig geen voor werpen of stickers op 
het stuur wiel of op het dashboard. Deze 
kunnen bij het afgaan van de airbags letsel 
veroorzaken.
Window-airbags
Bevestig nooit iets op of aan de 
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de 
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Demonteer nooit de handgrepen van het dak 
(indien aanwezig); deze maken deel uit van 
de bevestiging van de window-airbags.
Zijairbags
Breng uitsluitend goedgekeurde stoelhoezen 
aan die compatibel zijn met zijairbags. Voor 
informatie over de stoelhoezen die geschikt 
zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot het 
PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets 
over de rugleuning van de stoelen (kleding 
enz.): dit zou bij het afgaan van de zijairbags 
kunnen leiden tot verwondingen aan armen 
of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel 
zitten.
De portierpanelen van de voorportieren 
bevatten de zijdelingse schoksensoren van 
de auto.
Schade aan het portier of het uitvoeren van 
werkzaamheden (wijzigingen of reparaties) 
die niet aan de voorschriften voldoen, kan 
ertoe leiden dat deze sensoren niet meer 
goed werken – In dat geval werken de 
zijairbags mogelijk niet!
Laat werkzaamheden aan de voorportieren 
uitsluitend uitvoeren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde 
werkplaats.
5 
Veiligheid  
Page 129 of 304

127
Active City Brake
Preventieve rijhulpfunctie die aan de hand van 
signalen van de lasersensor aan de bovenzijde 
van de voorruit de auto automatisch afremt als 
een voorligger sterk afremt, tot stilstand komt of 
vóór de auto stilstaat.
Het doel van de functie is het voorkomen van 
een aanrijding of het verminderen van de 
aanrijdingssnelheid.
Dit systeem is ontworpen om de veiligheid tijdens 
het rijden te vergroten.
De bestuurder moet zelf altijd het verkeer in 
de gaten blijven houden en de afstand tot en 
de snelheid van andere weggebruikers blijven 
inschatten.Active City Brake is een hulpmiddel voor de 
bestuurder die desondanks waakzaam moet 
blijven. Als uw auto te dicht bij de voorligger komt of 
de voorligger te snel nadert, remt het systeem 
automatisch om een aanrijding te voorkomen.
Tijdens het automatisch remmen:
-
 w
ordt een melding weergegeven.
- ga an de remlichten branden.
Het automatische noodremsysteem remt pas in 
laatste instantie af en alleen als de bestuurder 
het rempedaal helemaal niet of met onvoldoende 
kracht intrapt en evenmin op de situatie reageert 
met een uitwijkmanoeuvre.
De laserstraal is onzichtbaar. Kijk nooit in 
de lasersensor met een optisch instrument 
(vergrootglas, microscoop, enz.): kans op 
oogletsel. Voorwaarden voor de activering:
-
 
e
 r rijdt een voertuig op dezelfde rijstrook.
-  
u
 w auto en uw voorligger rijden niet in een te 
scherpe bocht.
-  
d
 e snelheid van uw auto moet tussen 5 en 
30   km/h liggen.
-  d e remfunctieregelsystemen (ABS, REF, AFU) 
functioneren.
-
 
d
 e stabiliteitscontrolesystemen (ASR, CDS) 
functioneren en zijn niet uitgeschakeld.
-
 
d
 e functie Active City Brake is de afgelopen 
10
 
seconden niet geactiveerd.
Als het automatisch remmen wordt geactiveerd:
-
 
k
 an dit nog efficiënter werken als de 
bestuurder het rempedaal nog steviger intrapt,
6 
Rijden