stop start Peugeot 208 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: 208, Model: Peugeot 208 2020Pages: 260, PDF Size: 6.53 MB
Page 38 of 260

36
Toegang tot de auto
Bij een storing in het centrale-vergrendelingssysteem moet de accu
worden losgekoppeld, zodat de auto volledig
is vergrendeld.
Bestuurdersportier
► Draai de sleutel in de richting van de achterzijde van de auto om deze te vergrendelen
of in de richting van de voorzijde om de auto te
ontgrendelen.
Overige portieren
Ontgrendelen► Trek aan de portierhandgreep aan de binnenzijde.
Vergrendelen
► Open de portieren.► Controleer of de kinderbeveiliging van de achterportieren niet is geactiveerd.
Zie het betreffende hoofdstuk.
De centrale vergrendeling werkt niet als=
een van de portieren is geopend.
Bij vergrendelen/supervergrendelen
van buitenaf
Als de auto van buitenaf is vergrendeld of de
supervergrendeling is ingeschakeld, knippert
het verklikkerlampje en werkt de toets niet.
► Als de auto normaal vergrendeld is, trek dan aan een van de binnenportiergrepen om
de auto te ontgrendelen.
► Als de supervergrendeling is ingeschakeld, moet u de afstandsbediening, het Keyless
entry and start-systeem of de geïntegreerde
sleutel gebruiken om de auto te ontgrendelen.
Automatisch (beveiliging tegen agressie)
De portieren en de achterklep kunnen tijdens het
rijden automatisch worden vergrendeld (bij een
snelheid hoger dan 10 km/h).Om deze functie, die standaard op actief staat,
uit of in te schakelen:
► Druk op de toets tot een melding ter bevestiging wordt weergegeven.
Vervoer van lange of grote
voorwerpen
Druk op de knop van de centrale
vergrendeling om te kunnen rijden met
geopende achterklep. De portieren blijven
vergrendeld. Als u dit niet doet, hoort u
elke keer dat u de 10 km/h overschrijdt de vergrendeling "terugspringen” en wordt een
waarschuwing weergegeven.
Noodprocedures
Sleutels, afstandsbediening
of elektronische sleutel
verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw
legitimatiebewijs en indien mogelijk het label met
de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code
van de sleutel en de transponder opzoeken en
een nieuwe bestellen.
De auto volledig met de
sleutel ontgrendelen/
vergrendelen
Gebruik deze procedure in de volgende situaties:
– De batterij van de afstandsbediening is leeg.– Een storing in de afstandsbediening.– De accu van de auto is leeg.– De auto staat in een gebied met sterke elektromagnetische straling.
In het eerste geval moet u de batterij van de
afstandsbediening vervangen.
In het tweede geval kunt u het probleem mogelijk
verhelpen door de afstandsbediening te resetten.
Zie de betreffende hoofdstukken.
► Steek de sleutel in het deurslot.► Draai de sleutel in de richting van de voorzijde/achterzijde om de auto te
ontgrendelen/vergrendelen.
► Draai de sleutel binnen 3 seconden nogmaals richting de achterzijde van de auto
om de supervergrendeling van de auto in te
schakelen.
Als de auto is uitgerust met een alarmsysteem, wordt het alarm niet
ingeschakeld bij het vergrendelen met de
sleutel.
Als het alarmsysteem is ingeschakeld,
klinkt de sirene bij het openen van de
deur. De sirene stopt als het contact wordt
ingeschakeld.
Centrale vergrendeling
werkt niet
Gebruik deze procedures in de volgende
situaties:
– Storing in de centrale vergrendeling.– Accu losgekoppeld of leeg.
Page 40 of 260

38
Toegang tot de auto
Achterklep
Openen
► Druk, na het ontgrendelen van de auto of alleen de achterklep, op de schakelaar voor het
openen en open de achterklep.
Sluiten
► Trek de achterklep omlaag met behulp van een van de handgrepen aan de binnenzijde.Wanneer de motor draait en de achterklep niet goed gesloten is, gaat dit lampje
branden en wordt een melding weergegeven.
Wanneer de auto met een snelheid van meer
dan 10 km/h rijdt, wordt dit gecombineerd met een geluidssignaal.
Bij een storing of wanneer de achterklep
lastig opent en sluit, moet u de auto
onmiddellijk laten nakijken door een
PEUGEOT-dealer of in een gekwalificeerde
werkplaats om te voorkomen dat het
probleem verergert en de achterklep
plotseling dicht valt, waarbij ernstig letsel kan
ontstaan.
Noodbediening
Hiermee kan bij een lege accu of een eventuele
storing van de centrale vergrendeling de
achterklep mechanisch ontgrendeld worden.
Zonder Keyless entry and start
► Zet het contact af.► Draai de sleutel terug in de stand 2 (contact
AAN).
► Druk direct gedurende enkele seconden op de knop met het gesloten hangslot.► Zet het contact uit en verwijder de sleutel uit het contactslot.
De afstandsbediening werkt nu weer volledig.
Met Keyless entry and start
► Steek de mechanische sleutel (uit de afstandsbediening) in het slot om de auto te
openen.
► Houd de elektronische sleutel tegen de noodsleutellezer op de stuurkolom totdat u het
contact hebt aangezet.
► Zet het contact aan door op de knop START/
STOP te drukken.► Zet bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak de versnellingspook in de
neutraalstand en trap het koppelingspedaal
volledig in.
► Bij een auto met een automatische
transmissie of een selectiehendel
(elektrisch):
trap met de selectiehendel in stand P op het rempedaal.
Als de storing na het synchroniseren niet is
verholpen, neem zo snel mogelijk contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Portieren
Openen
Van buitenaf
► Wanneer u de auto hebt ontgrendeld of de elektronische sleutel van het Keyless entry and
start-systeem zich in de detectiezone bevindt,
trek aan de portierhandgreep.
Van binnenuit
► Trek aan de binnenportiergreep van een portier; de auto wordt dan volledig ontgrendeld.
Als de selectieve ontgrendeling is geactiveerd:
– Wanneer het bestuurdersportier wordt geopend, wordt alleen het bestuurdersportier
ontgrendeld (als de auto nog niet volledig was
ontgrendeld).
– Wanneer een van de passagiersportieren wordt geopend, wordt de auto volledig
ontgrendeld.
Sluiten
Als een van de portieren niet goed is gesloten, gaat dit waarschuwingslampje
branden, samen met een melding als de motor
draait en een geluidssignaal als de auto harder
dan 10 km/h rijdt.
Page 42 of 260

40
Toegang tot de auto
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop, blijven
bepaalde bewakingsfuncties ingeschakeld tot het
alarm voor de 11e keer achtereenvolgens afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem, geeft snel knipperen van het
rode verklikkerlampje in de toets aan dat het
alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het
lampje stopt met knipperen als het contact wordt
ingeschakeld.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:► Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.► Open het portier; het alarm gaat af.► Zet het contact aan; het alarm stopt. Het lampje in de toets gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarmsysteem.
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Activering
► Zet het contact af en verlaat de auto.► Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de afstandsbediening
of door op één van de handgrepen van het
bestuurdersportier te drukken.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd,
knippert het rode verklikkerlampje van de
toets één keer per seconde en worden de
richtingaanwijzers gedurende ongeveer 2
seconden actief.
De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na 45
seconden.
Het alarm wordt niet geactiveerd
wanneer de auto automatisch op afstand
wordt vergrendeld.
Indien een portier, de bagageruimte of de
motorkap niet goed is gesloten, wordt de
auto niet vergrendeld, maar worden de
omtrek- en interieurbeveiliging na 45
seconden wel ingeschakeld.
Uitschakelen
► Druk op een van de ontgrendelknoppen van de afstandsbediening:kort indrukken
lang indrukken
of
► Ontgrendel de auto door op de portiergreep van het bestuurdersportier te drukken.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld; het
verklikkerlampje van de toets gaat uit en de
parkeerlichten en/of dagrijverlichting knipperen
gedurende ongeveer 2 seconden.
Na het ontgrendelen met de
afstandsbediening
Als de auto automatisch opnieuw wordt
vergrendeld (als een van de portieren of de
achterklep niet binnen 30 seconden wordt
geopend), wordt ook het alarmsysteem
automatisch weer ingeschakeld.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel het interieuralarm uit om te voorkomen
dat het systeem in bepaalde gevallen een loos
alarm geeft, zoals:
– Het raam staat een klein stukje open.
– De auto wordt gewassen.– Er wordt een wiel verwisseld.– De auto wordt gesleept.– De auto staat op een schip of veerboot.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
► Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op de toets van het alarm totdat het
verklikkerlampje blijft branden.
► Stap uit de auto.► Vergrendel de auto meteen met de afstandsbediening of het Keyless entry and
start-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging is ingeschakeld; het
rode verklikkerlampje in de toets knippert elke
seconde.
De beveiliging kan alleen worden
uitgeschakeld als het contact is afgezet.
Opnieuw inschakelen van de
interieurbeveiliging
► Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto
met de afstandsbediening of het Keyless entry
and start-systeem te ontgrendelen.
Het lampje in de toets gaat uit.
► Schakel het volledige alarmsysteem weer in door de auto te vergrendelen met de
afstandsbediening of door op de portiergreep
van het bestuurdersportier te drukken.
Het rode verklikkerlampje in de toets knippert
weer één keer per seconde.
Page 43 of 260

41
Toegang tot de auto
2Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de hoorbare alarm
in werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Afhankelijk van het land van verkoop, blijven
bepaalde bewakingsfuncties ingeschakeld tot het
alarm voor de 11e keer achtereenvolgens afgaat.
Als de auto wordt ontgrendeld met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem, geeft snel knipperen van het
rode verklikkerlampje in de toets aan dat het
alarm tijdens uw afwezigheid is afgegaan. Het
lampje stopt met knipperen als het contact wordt
ingeschakeld.
Storing afstandsbediening
Om de beveiligingsfuncties uit te schakelen:► Ontgrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.► Open het portier; het alarm gaat af.► Zet het contact aan; het alarm stopt. Het lampje in de toets gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
► Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in het slot
van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het rode
lampje van de toets blijft branden, duidt dit op
een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen van het alarm
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
► Om het afgaan van het alarm bij het openen van een portier of de achterklep te voorkomen,
moet u eerst op de ontgrendelknop van de
afstandsbediening drukken of moet u de
auto ontgrendelen met het Keyless entry and
start-systeem.
Elektrische ruitbediening
1. Linksvoor
2. Rechtsvoor
3. Rechtsachter (afhankelijk van de uitvoering)
4.Linksachter (afhankelijk van de uitvoering)
5. Uitschakeling van de elektrische ruitbediening
bij de achterbank (afhankelijk van de
uitvoering)
Vergrendelen van de achterdeuren -
Elektrische kinderbeveiliging (afhankelijk van
de uitvoering)
Zie het betreffende hoofdstuk voor
meer informatie over de Elektrische
kinderbeveiliging .
Handmatige bediening
► Openen/sluiten van de ruit: druk op of trek aan de schakelaar zonder het weerstandspunt
te passeren; de ruit stopt zodra de schakelaar
wordt losgelaten.
Automatische werking
(Afhankelijk van de uitvoering)► Wanneer u de ruit wil openen/sluiten, druk op of trek aan de schakelaar voorbij het weerstand:
de ruit opent of sluit volledig wanneer de
schakelaar wordt losgelaten.
Bedien de schakelaar opnieuw om het openen of
sluiten te stoppen.
De ruitbediening kan nog ongeveer 45
seconden na het uitschakelen van het
contact of na vergrendeling van de auto
worden bediend.
Daarna wordt de bediening uitgeschakeld.
U kunt de bediening weer inschakelen door
Page 44 of 260

42
Toegang tot de auto
het contact in te schakelen of de auto te
ontgrendelen.
Beveiliging tegen beknellen
(Afhankelijk van de uitvoering)
Als de ruit tijdens het sluiten een obstakel
tegenkomt, stop de ruit onmiddellijk en gaat
gedeeltelijk weer omlaag.
Blokkering van de
ruitbediening voor de
elektrische achterruiten
Druk vanwege de veiligheid van uw kinderen op
toets 5 om de ruitbediening voor de elektrische
achterruiten uit te schakelen, ongeacht hun
positie.
Het rode controlelampje in de toets gaat
branden en er wordt een melding ter bevestiging
weergegeven. Het lampje blijft branden totdat de
bediening weer wordt ingeschakeld.
De elektrische achterruiten kunnen nog altijd
worden bediend met de ruitbediening bij de
bestuurderspositie.
Bij een ernstige botsing wordt de
bediening van de elektrische achterruiten
weer ingeschakeld als deze was
uitgeschakeld.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een
storing van de ruiten, moet de ruitbediening
gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
► Open de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens als de schakelaar omhoog wordt bewogen, sluit
de ruit enkele centimeters. Laat de schakelaar
los en trek deze opnieuw omhoog totdat de ruit
volledig is gesloten.
► houd de schakelaar na het sluiten nog minimaal 1 seconde vast zodra de ruit volledig
is gesloten.
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer worden
geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Als bestuurder de elektrische ruit aan
passagierszijde bedient, is het belangrijk om
ervoor te zorgen dat niets het correct sluiten
van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van de elektrische ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruiten niet
kunnen bezeren.
Let op inzittenden en/of personen in de buurt
van de auto tijdens het sluiten van de ruiten
met de elektronische sleutel of het "Keyless
entry and start"-systeem.
Page 46 of 260

44
Ergonomie en comfort
Deze functie zorgt voor een massage van de
lendenen. Deze werkt alleen bij draaiende motor
en als de STOP-stand van het Stop & Start-
systeem is geactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Bij het inschakelen gaat het verklikkerlampje
branden. De massagefunctie is voor een
tijdsduur van één uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage
in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten
massage worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Stoelverwarming
► Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.
Rugleuninghoek
► Draai aan de draaiknop om de rugleuning te verstellen.
Hoogte
► Trek de hendel omhoog of duw hem omlaag tot de gewenste stand van de hoogteverstelling
van de stoel bereikt is.
Elektrisch verstelbare
stoelen
Verstellen in lengterichting
► Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de stoel in lengterichting te
verplaatsen tot de gewenste positie is verkregen.
Verstelling van de rugleuninghoek
► Beweeg de schakelaar naar voren of naar achteren.
Hoogte- en hoekverstelling van de
zitting
► Beweeg de achterzijde van de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte en
hoek te verkrijgen.
Comfortfuncties
Elektrisch verstelbare lendensteun
► Druk op toets + of - om de lendensteun naar
wens in te stellen.
Massagefunctie
(Alleen bestuurdersstoel)
Page 47 of 260

45
Ergonomie en comfort
3
Deze functie zorgt voor een massage van de
lendenen. Deze werkt alleen bij draaiende motor
en als de STOP-stand van het Stop & Start-
systeem is geactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
► Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Bij het inschakelen gaat het verklikkerlampje
branden. De massagefunctie is voor een
tijdsduur van één uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage
in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten
massage worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Stoelverwarming
De functie werkt alleen als de motor draait.
Aan/uit
► Druk op de toets voor uw stoel.► Elke keer dat u op de toets drukt, wijzigt de stand van de verwarming; het bijbehorende
aantal lampjes gaat branden.
► Wanneer u de verwarming wilt uitschakelen, drukt u nogmaals op de toets totdat alle lampjes
uit zijn.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het uitzetten van het contact.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt gebruikt.
Zet de stoelverwarming zo snel mogelijk in
een lagere stand.
Schakel de functie uit zodra de temperatuur
van de stoelen en in het interieur op
een aangenaam niveau is gekomen. Dit
vermindert het stroomverbruik waardoor ook
het brandstofverbruik lager wordt.
Langdurig gebruik van de
stoelverwarming wordt afgeraden voor
personen met een gevoelige huid.
Personen waarvan de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.), kunnen
brandwonden krijgen.
Om beschadiging van het
verwarmingselement en kortsluiting te
voorkomen:
– plaats geen scherpe of zware voorwerpen op de stoel,– kniel of sta niet op de stoel,– mors geen vloeistoffen op de stoel,– gebruik de stoelverwarming nooit wanneer de stoel vochtig is.
Het stuurwiel verstellen
► Trek aan de hendel om het stuurwiel te ontgrendelen terwijl de auto stilstaat.► Verstel het stuurwiel in hoogte en diepte voor een optimale zithouding.► Druk de bedieningshendel weer vast om het stuurwiel te vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit terwijl
de auto stilstaat.
Page 51 of 260

49
Ergonomie en comfort
3Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
► Dek de zonnesensor op het dashboard niet af; deze wordt gebruikt
voor het regelen van het automatische
airconditioningssysteem.
► Zet de airconditioning minstens één of twee keer per maand 5 tot 10 minuten aan
om het systeem in perfecte staat te houden.
► Gebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken
van een aanhanger op een steile helling
bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld
voor een optimale trekkracht van de motor.
Vermijd het te lang rijden met een
uitgeschakelde aanjager en het te lang
gebruiken van de luchtrecirculatie om te
voorkomen dat de ruiten beslaan of de
luchtkwaliteit vermindert.
Als de binnentemperatuur zeer hoog is wanneer de auto lang in de zon heeft
gestaan, is het raadzaam het
passagierscompartiment korte tijd te
ventileren.
Zorg ervoor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht in
het interieur goed ververst wordt.
Condensvorming door de airconditioning
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje
water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Onderhoud van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Controleer regelmatig de staat van het interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek vervangen.
Het is raadzaam om een gecombineerd
interieurfilter te gebruiken. Dankzij het
toegevoegde speciale actieve middel is de
lucht die de inzittenden inademen schoner en
blijft het interieur schoner (vermindering van
allergische reacties, stank en vetaanslag).
► Om een correcte werking van de airconditioning te garanderen moet u deze
overeenkomstig de aanbevelingen in het
onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Handbediende
airconditioning
Druk op de toets Airconditioning om de
pagina met de bedieningstoetsen van het
systeem weer te geven.
Met 5 inch touchscreen
Page 54 of 260

52
Ergonomie en comfort
Het programma regelt automatisch de airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Verwijder in winterse omstandigheden
alle sneeuw of ijs op de voorruit in de
buurt van de camera voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de systemen
die met de camera zijn verbonden negatief
worden beïnvloed.
Voorruitverwarming
– Normaal: voor het beste compromis tussen
een comfortabele temperatuur en een stille
werking (standaardinstelling).
– Snel: voor een stevige en doeltreffende
luchttoevoer.
Wanneer u de huidige instelling (aangegeven
door het desbetreffende lampje) wilt wijzigen,
druk dan meerdere keren op toets 8 totdat de
gewenste instelling wordt weergegeven:
De instellingen Normaal en Snel zijn het meest
comfortabel voor de achterpassagiers.
Deze instelling kan uitsluitend samen met de
automatische stand worden gebruikt. Maar
wanneer de stand AUTO wordt uitgeschakeld,
blijft het lampje voor de geselecteerde instelling
branden.
Als de instelling wordt gewijzigd terwijl de stand
AUTO is uitgeschakeld, wordt de stand AUTO
hierdoor niet ingeschakeld.
De luchtstroom neemt geleidelijk toe
totdat de gewenste comfortwaarde is
bereikt, om de toevoer van koude lucht in de
auto bij koud weer en een koude motor te
beperken.
Als de temperatuur in de auto bij het
instappen veel lager of hoger is dan de
ingestelde comfortwaarde, heeft het geen
zin om de ingestelde waarde te wijzigen
om de gewenste temperatuur sneller
te bereiken. Het systeem corrigeert het
temperatuurverschil automatisch en zo snel
mogelijk.
Luchtrecirculatie in het
interieur
De toevoer van buitenlucht voorkomt dat de
voorruit en zijruiten beslaan.
Wanneer de interieurlucht wordt gerecirculeerd,
wordt het interieur beschermd tegen luchtjes
en vervuilende stoffen van buitenaf en kan de
gewenste binnentemperatuur sneller worden
bereikt.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
De functie wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Maximale stand van de
airconditioning
Deze functie stelt automatisch de temperatuur
op de laagste stand in, stuurt de luchtstroom
naar de middelste ventilatieroosters en
zijventilatieroosters, stelt de luchtopbrengst
op maximaal in en schakelt, indien nodig, de
luchtrecirculatie in het interieur in.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje). Als de functie wordt uitgeschakeld, keert het
systeem terug naar de instellingen van vóór de
inschakeling.
Systeem uitschakelen /
► Druk afhankelijk van de uitvoering op deze toets of schakelaar.
Het lampje gaat branden en alle andere lampjes
van het systeem gaan uit.
Alle functies van het airconditioningssysteem zijn
nu uitgeschakeld.
De temperatuur wordt niet meer geregeld. Door
de rijwind stroomt er nog wel wat lucht in de
auto.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit en voorste
zijruiten
Automatisch programma
Zicht
Selecteer dit programma om de voor- en zijruiten
snel te ontwasemen of te ontdooien.
► Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het lampje).
Page 55 of 260

53
Ergonomie en comfort
3Het programma regelt automatisch de
airconditioning (afhankelijk van de uitvoering),
de luchtopbrengst en de luchttoevoer, en zorgt
voor een optimale verdeling van de lucht naar de
voorruit en zijruiten.
U kunt de luchtopbrengst handmatig aanpassen
zonder het automatische programma Zicht uit te
schakelen.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
is de STOP-stand niet beschikbaar
zolang de ontwaseming in werking is.
Verwijder in winterse omstandigheden
alle sneeuw of ijs op de voorruit in de
buurt van de camera voordat u wegrijdt.
Anders kan de werking van de systemen
die met de camera zijn verbonden negatief
worden beïnvloed.
Voorruitverwarming
Bij koud weer verwarmt dit systeem de
onderzijde van de voorruit en het gedeelte langs
de linker voorruitstijl.
Zonder dat u daarvoor de instellingen
van de airconditioning hoeft te wijzigen,
zorgt dit systeem ervoor dat vastgevroren
ruitenwisserbladen sneller loskomen van de
voorruit en helpt het systeem een opeenhoping
van sneeuw door de werking van de
ruitenwissers te voorkomen.
Aan/uit
► Druk met draaiende motor op deze toets om de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
het desbetreffende lampje).
De functie is actief zodra de buitentemperatuur
lager wordt dan 0 °C. De functie wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de motor
wordt afgezet.
Achterruitverwarming
Het ontwasemen en ontdooien werkt alleen bij
draaiende motor.
Afhankelijk van de uitvoering geldt dit ook voor
de buitenspiegels.
► Druk op deze toets om de functie in/uit te schakelen (bevestigd door branden/
doven van het verklikkerlampje).
De achterruitverwarming wordt automatisch
uitgeschakeld om onnodig stroomverbruik te
voorkomen.
Schakel de achterruitverwarming uit zodra u deze niet meer nodig denkt te
hebben, want hoe lager het stroomverbruik,
hoe lager het brandstofverbruik.
Programmeerbare
verwarming (elektrisch)
Met deze functie kunt u de auto zodanig
programmeren dat de temperatuur in het
interieur wordt ingesteld op een vooraf bepaalde
temperatuur die niet kan worden gewijzigd
(ongeveer 21 °C) voordat u in de auto stapt. U
kunt de dagen en tijden hiervoor instellen.
Programmeren
(Met PEUGEOT Connect Nav)
In het menu Airconditioning > OPTIES :Selecteer Temperatuur conditionering .
► Druk op + om te programmeren.► Selecteer het tijdstip waarop u in de auto stapt en de gewenste dagen. Druk op OK.