PEUGEOT 408 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2023, Model line: 408, Model: PEUGEOT 408 2023Pages: 244, PDF Size: 7.25 MB
Page 181 of 244

179
In geval van pech
8Reservewiel
Gebruik de link om video's met uitleg te bekijken: http://q-r.to/bagGl9
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer informatie over de gereedschapsset.
Toegang tot het reservewiel
Het reservewiel ligt onder de vloer van de
bagageruimte.
Zie het hoofdstuk
Gereedschapsset voor toegang
tot het reservewiel.
Afhankelijk van de uitvoering is er een standaardformaat reservewiel (met stalen of
aluminium velg) of een noodreservewiel
aanwezig.
Het reservewiel monteren
► Draai de centrale moer los.
► V erwijder het bevestigingssysteem (moer en
bout).
►
T
il het reservewiel aan de achterzijde op en trek
het naar u toe.
►
Neem het wiel uit de bagageruimte.
Het reservewiel terugplaatsen
Het wiel met de lekke band kan niet onder de vloerplaat van de bagageruimte geplaatst
worden.
► Leg het reservewiel terug in de reservewielbak.
► Draai de moer op de bout een aantal slagen los.
► Plaats het bevestigingssysteem (moer en bout)
op het midden van het wiel.
► Draai de centrale moer voldoende vast om het
wiel goed te bevestigen.
►
Berg de gereedschapskist in het midden van het
wiel op en klik de kist vast.
Verwijderen van het wiel
Parkeren van de auto Parkeer de auto op een horizontale, stabiele
en stroeve ondergrond, op een plaats waar u het
verkeer niet hindert.
Bij een automatische transmissie moet u
stand P selecteren om de wielen te blokkeren,
de parkeerrem aantrekken, tenzij deze in
de automatische stand staat, en het contact
uitzetten.
Controleer of de controlelampjes van de
parkeerrem op het instrumentenpaneel
permanent branden.
De inzittenden moeten de auto hebben verlaten
en zich op een veilige plaats bevinden.
Page 182 of 244

180
In geval van pech
Plaats waar nodig een wielblok achter het wiel
kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op de
krik steunt; gebruik een bok.
Wiel met wieldopBij het verwijderen van de wielen moet
u eerst de wieldop verwijderen door met twee
handen aan een van de bovenste armen te
trekken.
Monteren: haal de wielbouten aan en breng
daarna de wieldop aan; plaats de opening in lijn
met het ventiel en druk de wieldop vervolgens
rondom vast met de palm van uw hand.
– Als de auto is uitgerust met stalen velgen,
verwijdert u de wieldop.
–
Als de auto is uitgerust met lichtmetalen velgen,
verwijdert u de naafdop met het gereedschap (7 ).
–
Als uw auto is uitgerust met slotbouten, zet dan
de dop (2 ) op de wielsleutel (5 ) om de slotbout los
te draaien.
–
Draai de overige wielbouten iets los met alleen de
wielsleutel (5 ).
Gebruik nooit een momentsleutel op de
slotbout.
► Plaats het voetstuk van de krik ( 6) op de grond,
recht onder een van de twee krikpunten aan de
voorzijde (A ) of achterzijde (B ). Gebruik het krikpunt
aan de onderzijde van de auto dat zich het dichtste
bij het te verwisselen wiel bevindt.
► Draai de krik ( 6) uit totdat de kop van de krik
het krikpunt (A of B) raakt; het contactvlak van het
krikpunt (A of B) moet goed in het middelste deel
van de kop van de krik steken.
►
Krik de auto op totdat er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het reservewiel te
monteren.
Zorg ervoor dat de krik stabiel staat. Op een gladde of zachte ondergrond kan de krik
wegschuiven of wegzakken - kans op letsel!
Plaats de krik precies onder een van de
krikpunten (A of B) onder de auto en controleer
of de kop van de krik goed tegen het midden van
het contactvlak van het krikpunt drukt. Anders
kan de auto beschadigd raken en/of kan de krik
wegzakken - Kans op letsel!
Page 183 of 244

181
In geval van pech
8
► Verwijder de wielbouten en leg ze op een schone
plaats.
►
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
Een reservewiel met stalen velg of noodreservewiel monteren
Als de auto is voorzien van lichtmetalen velgen,
raken de ringen (A ) de stalen velg of het
noodreservewiel niet. Het wiel wordt door het
conische contactvlak (B ) van elke bout op zijn
plek gehouden.
► Monteer het wiel op de naaf.
► Draai de bouten met de hand vast.
►
Draai de slotbout met de wielsleutel (
5) en de
dop
(2)
voorlopig vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) handvast.
► Laat de auto weer volledig zakken.
► V ouw de krik (6 ) op en verwijder deze.
► Draai de slotbout met de wielsleutel ( 5) en de
dop (2 ) vast.
►
Draai de overige wielbouten met alleen de
wielsleutel (5 ) vast.
►
Bevestig de doppen op de wielbouten
(afhankelijk van de uitvoering).
►
Berg het gereedschap op.
Na het verwisselen van een wiel
Het wiel met de lekke band kan niet op de plek van
het reservewiel worden opgeborgen. Leg het in de
bagageruimte.
Met een noodreservewiel
Schakel bepaalde rijhulpsystemen uit (Active
Safety Brake, Adaptieve snelheidsregelaar enz.).
Page 184 of 244

182
In geval van pech
Overschrijd de maximaal toegestane snelheid
van 80 km/h of de maximale afstand van 80 km
niet.
Het is niet toegestaan om met meer dan één
noodreservewiel te rijden.
Ga naar een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat het aantrekkoppel van de bouten van het
reservewiel en de bandenspanning nakijken.
Laat de lekke band controleren. Na inspectie kan
de monteur u vertellen of de band kan worden
gerepareerd of moet worden vervangen.
Een lamp vervangen
Onder bepaalde weersomstandigheden (zoals een lage temperatuur of vocht) kan er
een laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten ontstaan; dit
verdwijnt als de lampen enkele minuten branden.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel van ledlampen. U kunt daarbij ernstig oogletsel
oplopen!
De koplampunits zijn voorzien van glas van polycarbonaat met een speciale vernislaag:
–
Gebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge doek of een
schuur-, schoonmaak- of oplosmiddel.
–
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
–
W
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te verwijderen, houd
de straal dan nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen ervan gericht,
om beschadiging van de vernislaag en de
afdichtrubbers te voorkomen.
Koplampen en andere
verlichting met ledlampen
Afhankelijk van de uitvoering zijn de betreffende
typen (kop)lampen:
–
Koplampen met ledtechnologie.
–
Koplampen met Full LED-technologie.
–
Afzonderlijke lampen voor de dagrijverlichting /
parkeerlichten / richtingaanwijzers.
–
Zijrichtingaanwijzers.
– Verlichting zijkant.
– Remlichten.
–
Achterlichten met Full LED-technologie.
–
Achterlichten met ledtechnologie.
–
Derde remlicht.
–
Kentekenplaatverlichting.
Vervanging van dit type gloeilampNeem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Raak koplampen met led- of Full LED-
technologie niet aan - elektrocutiegevaar!
Verlichting vóór
Uitvoering met ledkoplampen
1. Grootlicht
2. Dimlicht
3. Richtingaanwijzers
4. Dagrijverlichting/Parkeerlichten
Page 185 of 244

183
In geval van pech
8Uitvoering met Peugeot Matrix LED
Technology 2.0-koplampen
1.Dimlicht / grootlicht met functie Matrix Beam
2. Dimlicht / grootlicht
3. Dagrijverlichting / parkeerlichten /
richtingaanwijzers
Achterlichten
Uitvoering met led-achterlichten
Uitvoering met Full LED 3D-lampen
1.Richtingaanwijzers (led)
2. Remlichten / parkeerlichten (led)
3. Parkeerlichten (led)
4.Mistlampen (P21W)
5. Achteruitrijlichten (W16W)
Achteruitrijlichten / mistlampen
Deze gloeilampen kunnen via de buitenkant van de
achterbumper worden vervangen.
►
V
erwijder de bevestigingsschroef of -schroeven
uit de toegangsklep onder de bumper met een Torx-
schroevendraaier of een 10
mm inbussleutel.
►
Maak de toegangsklep los.
►
Draai de gloeilamphouder een kwartslag en
verwijder deze.
►
V
oor de mistlamp: draai de gloeilamp een kwart
slag en vervang deze.
►
V
oor het achteruitrijlicht: trek de gloeilamp eruit
en vervang deze.
Raak de uitlaat niet aan als u de gloeilamp kort na het uitschakelen van het contact
vervangt - kans op brandwonden!
Page 186 of 244

184
In geval van pech
Zekeringen
Een zekering vervangenLaat alle werkzaamheden alleen door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats uitvoeren
Wanneer een zekering door een derde partij
wordt vervangen, kan er een ernstige storing in
de auto ontstaan.
Montage van elektrische accessoires Bij het ontwerp van het elektrische systeem
van uw auto is al rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in de
auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor kosten die voortvloeien uit storingen veroorzaakt
door het repareren van de auto of het oplossen
van storingen die zijn ontstaan door de montage
van accessoires die niet door PEUGEOT zijn
geleverd of aanbevolen, of die niet zijn
gemonteerd in overeenstemming met de
aanbevelingen. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de extra
uitrusting meer dan 10 milliampère bedraagt.
12V-accu('s)
Loodstartaccu's
Deze accu's bevatten schadelijke stoffen
(zwavelzuur en lood).
Ze moeten conform de regelgeving worden
afgevoerd en mogen nooit samen met
huishoudelijk afval worden weggegooid.
Lever gebruikte accu's in bij een aangewezen
inzamelpunt.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u handelingen aan de accu uitvoert.
Voer handelingen aan de accu uitsluitend uit in
een goed geventileerde ruimte, ver van open
vuur of vonken veroorzakende bronnen, om elk
risico van brand of explosie uit te sluiten.
Was na afloop uw handen.
Elektronische regeleenheden / koplampen met ledtechnologie
Sluit de minkabel nooit aan op het metalen
deel van elektronische regeleenheden of op de
achterzijde van de koplampen.
Kans op defecte elektronische regeleenheden
en/of koplampen!
Sluit deze aan op een extern aardingspunt dat
speciaal hiervoor is bedoeld.
Bevroren accu Probeer nooit om een bevroren accu te
laden - Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat deze
dan door een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats controleren op
beschadigingen van de inwendige delen en op
scheuren in de behuizing (kans op lekkage van
giftig en corrosief zuur).
Automatische transmissie Probeer de motor nooit te starten door de
auto aan te duwen.
Symbolen
Geen vonken of open vuur, niet roken.
Bescherm altijd uw ogen. Explosieve gassen
kunnen blindheid en letsel veroorzaken.
Houd de accu van de auto buiten het bereik van kinderen.
De accu van de auto bevat zwavelzuur, wat blindheid of ernstige brandwonden kan
veroorzaken.
Zie de handleiding voor meer informatie.
Vlak bij de accu kunnen explosieve gassen
aanwezig zijn.
Page 187 of 244

185
In geval van pech
8Met benzinemotoren
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu voor
het starten van de motor met behulp van startkabels
of voor het laden van een lege accu.
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de pluspool (+):
► Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens de
veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.
►
Open de motorkap.
Pluspool (+)
met snelsluiting.
Minpool (-).
De minpool van de accu is niet bereikbaar en
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Starten van de motor met een hulpaccu
en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe accu of
de accu van een andere auto) en startkabels of met
een startbooster.
Start de motor nooit als er een acculader is aangesloten.
Gebruik nooit een startbooster van 24
V of hoger.
Controleer eerst of de hulpaccu een nominale
spanning van 12
V en een capaciteit minimaal
gelijk aan die van de lege accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers (audiosysteem,
ruitenwissers, verlichting enz.) van beide auto's
uit.
Zorg ervoor dat de startkabels zich niet in de
buurt van bewegende delen van de motor (zoals
ventilator en riemen) bevinden.
Maak de plusklem (+) niet los bij draaiende
motor.
► Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
►
Sluit de rode kabel aan op de pluspool (+) van
de ontladen accu (A ) (bij het gebogen metalen
gedeelte) en vervolgens op de pluspool (+) van de
hulpaccu (B) of de startbooster.
►
Sluit het ene uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op de minpool (-) van de hulpaccu (B ) of
de startbooster (of op een massapunt van de auto
met de hulpaccu).
►
Sluit het andere uiteinde van de groene of zwarte
kabel aan op het massapunt C .
►
Start de motor van de auto met de hulpaccu en
laat deze enkele minuten draaien.
►
Start de auto met de lege accu en laat de motor
draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het contact af
en wacht even voordat u een nieuwe poging doet.
►
W
acht totdat de motor stationair draait.
►
Maak de startkabels vervolgens
in omgekeerde
volgorde los.
►
Breng het kunststof kapje aan op de pluspool (+),
als uw auto hiermee is uitgerust.
►
Laat de motor minimaal 30 minuten draaien,
terwijl de auto stilstaat, om de accu voldoende op
te laden.
Wanneer u meteen gaat rijden zonder dat de auto voldoende is opgeladen, kunnen
sommige functies mogelijk niet goed werken
(zoals Stop & Start).
Laden met behulp van een acculader
Voor een optimale levensduur van de accu is het
noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
Page 188 of 244

186
In geval van pech
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om
de accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt gebruikt.
–
Als de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT
-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
►
Zet het contact af.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel lader B uit voordat u de kabels op de
accu aansluit om gevaarlijke vonken te voorkomen.
► Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader
B als volgt aan:
•
de rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van de
accu A,
•
de zwarte minkabel (-) op het massapunt
C van
de auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader
B uit
voordat u de kabels loskoppelt van accu A .
Als deze sticker is aangebracht, mag er
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kunnen elektrische onderdelen
onherstelbaar beschadigd raken.
24V
12V
De accu loskoppelen / weer aansluiten
We raden u aan om de accu los te koppelen als de
auto langere tijd niet wordt gebruikt, zodat de accu
voldoende lading behoudt om de motor te starten.
Voer de volgende handelingen uit voordat u de accu
loskoppelt:
►
Sluit alle te openen carrosseriedelen (portieren /
deuren, achterklep, ruiten, dak). ►
Schakel alle stroomverbruikende voorzieningen
uit (zoals audiosysteem, ruitenwissers en lampen).
►
Zet het contact uit en wacht 4 minuten.
Als u bij de accu bent, hoeft u alleen de klem van de
pluspool (+) los te halen.
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)
► Afhankelijk van de uitrusting tilt u het plastic kapje
van de pluspool (+) op.
►
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog om de
accupoolklem B te ontgrendelen.
►
Beweeg de accupoolklem
B omhoog om hem te
verwijderen.
Page 189 of 244

187
In geval van pech
8Weer aansluiten van de plusklem (+)
► Trek de hendel (A) zo ver mogelijk omhoog.
► Plaats de geopende accupoolklem ( B) op de
pluspool (+).
►
Druk de accupoolklem (
B) volledig omlaag.
►
Beweeg de hendel (
A) omlaag om de
accupoolklem (B ) vast te zetten.
►
Afhankelijk van de uitrusting duwt u het plastic
kapje terug op de pluspool (+).
Forceer de hendel niet wanneer u erop drukt; als de klem niet goed is geplaatst, kan
deze niet worden vergrendeld. Voer de procedure
nogmaals uit.
Tijdens de rit die volgt op het de eerste keer starten van de motor na het aansluiten van
de accukabels, werkt het Stop & Start-systeem
mogelijk niet.
Het systeem werkt dan pas weer als de auto
langere tijd heeft stilgestaan; hoe lang dat is,
is afhankelijk van de buitentemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8 uur).
Bij motoren van plug-in
hybrideauto's
Het plug-in hybridesysteem heeft twee hulpaccu's:
een voorin en een middenin de auto.
De 12V-accu's vervangen Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Een ander voertuig met startkabels starten
Start een ander voertuig niet (met startkabels) via
de 12V-accu's van de auto.
Toegang tot de 12V-accu's
Voor
De voorste accu bevindt zich onder de motorkap.
Voor toegang tot de pluspool (+): ►
Ontgrendel de motorkap door de
ontgrendelhendel in het interieur en vervolgens de
veiligheidshaak van de motorkap te bedienen.
►
Open de motorkap.
Pluspool (+)
met snelsluiting.
Minpool (-).
De minpool van de accu is niet bereikbaar en
daarom bevindt er zich vlak bij de accu een
afzonderlijk massapunt.
Midden
De middelste accu bevindt zich in de opbergruimte
van de middenarmsteun vóór.
Voor toegang tot de accu:
► Open de middenarmsteun vóór .
► Haal de vloer van de ruimte los.
Pluspool (+)
, beschermd door een rood kunststof
kapje (niet toegankelijk).
Minpool (-) met een zwarte snelsluitende aansluiting.
Page 190 of 244

188
In geval van pech
De voorste accu laden met behulp van
een acculader
Voor een optimale levensduur van de voorste accu
is het noodzakelijk om ervoor te zorgen dat de accu
voldoende is opgeladen.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn om
de voorste accu op te laden:
–
Als de auto vooral voor korte ritten wordt gebruikt.
–
Als de auto meerdere weken niet wordt gebruikt.
Neem contact op met een PEUGEOT
-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u de voorste accu van uw auto zelf gaat opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12
V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde polen.
De accu hoeft niet te worden losgekoppeld.
►
Zet het contact af.
►
Schakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting enz.).
► Schakel om gevaarlijke vonken te voorkomen
de lader B uit alvorens de kabels op de accu aan te
sluiten.
►
Controleer of de kabels van de lader in goede
staat zijn.
►
Beweeg het kunststof kapje van de pluspool (+)
omhoog, wanneer uw auto hiermee is uitgerust.
►
Sluit de kabels van lader
B als volgt aan:
•
De rode pluskabel (+) op de pluspool (+) van
accu A.
•
De zwarte minkabel (-) op het massapunt (
C)
van de auto.
►
Zet na afloop van het laden eerst acculader
B uit
voordat u de kabels loskoppelt van accu A .
De 12V-accu's loskoppelen / weer
aansluiten
Procedure voor het loskoppelen / aansluiten van de
12V-accu's als de auto langdurig niet wordt gebruikt.
Voer de volgende handelingen uit voordat u de
12V-accu's loskoppelt:
►
Open het bestuurdersportier
.
►
Sluit alle andere portieren / deuren.
► Schakel alle stroomverbruikers uit (zoals
audiosysteem, ruitenwissers en verlichting).
►
Zet het contact uit en wacht totdat het
controlelampje READY uit gaat.
►
W
acht 4 minuten.
Keer de volgorde van de stappen voor het ontkoppelen en aansluiten van de
12V-accu's niet om - kans op onherstelbare
schade!
Loskoppelen
Centrale accu:
► Koppel aansluiting (-) los met de zwarte
snelsluitende aansluiting
Accu voorin: