sensor PEUGEOT 5008 2017 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2017, Model line: 5008, Model: PEUGEOT 5008 2017Pages: 404, PDF Size: 15.44 MB
Page 70 of 404

68
Gebruiksvoorschriften
Adviezen met betrekking 
tot de functie "Handsfree 
toegang"
Wanneer de achterklep met verschillende 
schopbewegingen niet kan worden bediend, 
wacht u enkele seconden voordat u het 
opnieuw probeert.
De functie schakelt automatisch uit bij zware 
regenval of bij opgehoopte sneeuw.Als de functie niet werkt, controleer dan of 
de elektronische sleutel niet gestoord wordt 
door een elektromagnetische storingsbron 
(smartphone enz.).
De functie werkt wellicht niet correct bij een 
prothesebeen.
De functie werkt wellicht niet correct als uw 
auto voorzien is van een trekhaak.
Onder bepaalde omstandigheden kan de 
achterklep vanzelf openen of sluiten, met name 
wanneer:
-
 
u e
 en aanhanger aan- of loskoppelt,
-
 u
  een fietsendrager monteert of verwijdert,
-  
u f
 ietsen op de fietsendrager plaatst of 
verwijdert,
-  
u i
 ets achter de auto plaatst of optilt,
-  
e
 en dier de achterbumper nadert,
-  
u u
 w auto wast,
-  
e
 r onderhoud aan uw auto wordt uitgevoerd,
-  
u h
 et reser vewiel gebruikt (afhankelijk van 
de versie).
Om dergelijke problemen te voorkomen, houdt 
u de elektronische sleutel uit de buurt van 
de sensorzone of schakelt u de "Handsfree 
toegang"-functie uit.
Onder winterse omstandigheden
Als er sneeuw op de achterklep ligt, moet 
de sneeuw worden verwijderd voordat de 
achterklep automatisch wordt geopend.
Bij vorst kan de achterklep vastvriezen 
waardoor het automatisch openen niet 
werkt: ontdooi de achterklep door het 
interieur te ver warmen en probeer het 
daarna opnieuw.
Bij het wassen van de auto
Als u de auto in een automatische 
wasstraat laat wassen, vergeet dan niet 
om de auto eerst te vergrendelen om te 
voorkomen dat de achterklep per ongeluk 
wordt geopend.
Resetten van de elektrisch 
bedienbare achterklep
Deze handeling is noodzakelijk als de klep 
niet meer beweegt, bijvoorbeeld na detectie 
van een obstakel of het loskoppelen en weer 
aansluiten van de accu.
F
 
O
 pen, indien nodig, de achterklep 
handmatig.
F
 
S
 luit de achterklep volledig en handmatig.
Neem als het probleem hierdoor niet wordt 
verholpen contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Als de achterklep herhaaldelijk elektrisch 
wordt geopend en gesloten, kan het 
voorkomen dat de elektromotor te warm 
wordt waardoor elektrische bediening 
tijdelijk niet meer mogelijk is.
Wacht ten minste 10 minuten met het 
bedienen van de achterklep om de 
elektromotor te laten afkoelen.
Bedien de achterklep handmatig als u niet 
zo lang wilt wachten. 
Toegang tot de auto  
Page 86 of 404

84
F Van buitenaf: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
F
 
V
 anuit het interieur: trek bij aangezet 
contact de schakelaar A vanuit de middelste 
stand naar achteren.
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp 
van de schakelaar A , worden ze niet automatisch 
uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek 
nogmaals de schakelaar A  naar achteren om de 
buitenspiegels uit te klappen.
Uitklappen
F Van buitenaf: ontgrendel de auto met de 
afstandsbediening of de sleutel.
F
 
V
 anuit het interieur: trek bij aangezet 
contact de schakelaar A vanuit de middelste 
stand naar achteren. Het in- en uitklappen van de 
buitenspiegels met de afstandsbediening 
kan worden uitgeschakeld door 
het PEUGEOT-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.
Indien nodig kunnen de buitenspiegels 
handmatig worden ingeklapt.
Automatisch kantelen buitenspiegels 
bij het achteruitrijden
De buitenspiegels kunnen bij het achteruit 
inparkeren naar de grond worden gericht.
Zodra bij draaiende motor de achteruitversnelling 
wordt ingeschakeld, wordt het spiegelglas van de 
spiegels naar de grond gericht.
Ze keren terug naar de oorspronkelijke stand:
-
 
e
 nkele seconden nadat uit de 
achteruitversnelling is geschakeld,
-
 
z
 odra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
-
 
a
 ls de motor wordt afgezet.
Deze functie kan worden geactiveerd of 
gedeactiveerd via het tabblad Overige 
instellingen  in het menu Auto/Rijden  
van het touchscreen.
Binnenspiegel
De binnenspiegel is voorzien van een 
antiverblindingsstand waardoor de spiegel 
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder 
onder vindt van bijvoorbeeld de zon en van de 
koplampen van achteropkomend verkeer.
Handbediend model
Inklappen
Afstellen
F
 S tel de spiegel af als deze in de dagstand 
staat.
Dag-/nachtstand
F
 
T
 rek aan het hendeltje om de spiegel in de 
nachtstand te zetten.
F
 
D
 uw het hendeltje naar voren om de spiegel 
terug te zetten in de dagstand.
"Elektrochromatische" 
binnenspiegel
Zodra de achteruitversnelling wordt 
ingeschakeld, wordt de spiegel in de 
dagstand gezet voor een maximaal zicht 
naar achteren.
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die 
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel 
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en 
automatisch over van de dag- in de nachtstand. 
Ergonomie en comfort  
Page 97 of 404

95
Gebruiksadviezen voor de ver warming, 
ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de 
verwarming, ventilatie en airconditioning de 
volgende gebruiksadviezen in acht:
F 
L
 et erop dat voor een gelijkmatige 
verdeling van de lucht naar het 
interieur de uitstroomopening 
onder de voorruit, de verschillende 
luchtkanalen, ventilatieroosters en 
overige uitstroomopeningen alsmede de 
ventilatieopening in de bagageruimte vrij 
blijven.
F
 
D
 ek de zonnesensor op het dashboard 
niet af; deze wordt gebruikt voor 
het regelen van het automatische 
airconditioningssysteem.
F
 
Z
 et de airconditioning minstens één tot 
twee keer per maand vijf tot tien minuten 
aan om het systeem in per fecte staat te 
houden.
F
 
C
 ontroleer regelmatig de staat van het 
interieurfilter en laat de filterelementen 
periodiek ver vangen. Wij raden u een 
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij 
het toegevoegde speciale actieve middel 
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor 
de inzittenden en een schoon interieur 
(vermindering van allergische reacties, 
stank en vetaanslag). Als de auto lange tijd in de zon heeft 
gestaan en de temperatuur in het 
interieur hoog is opgelopen, zet dan de 
ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid 
voldoende hoog is ingesteld, zodat 
de lucht in het interieur goed ver verst 
wordt.
Condensvorming door de airconditioning 
kan ertoe leiden dat zich een klein plasje 
water onder de auto vormt. Dit is een 
normaal verschijnsel.
F
 L aat de airconditioning regelmatig 
controleren zoals voorgeschreven in het 
garantie- en onderhoudsboekje, om het 
systeem in per fecte staat te houden.
F
 
G
 ebruik de airconditioning niet als deze 
niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken 
van een aanhanger op een steile helling 
bij een hoge buitentemperatuur) kan de 
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld 
voor een optimale trekkracht van de motor.
Stop & Star t
De verwarmings- en airconditioningssystemen 
werken alleen als de motor draait.
Als u het thermische comfort in de auto op 
het door u gewenste niveau wilt houden, 
kunt u tijdelijk de functie Stop & Start 
uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor 
meer informatie over het Stop & Star t-
systeem.
3 
Ergonomie en comfort  
Page 101 of 404

99
Automatische airconditioning 
met gescheiden regeling
Druk op de toets van het menu 
Airconditioning om de pagina 
met de bedieningstoetsen van het 
systeem weer te geven. 1.
Automatisch programma "Zicht".
2. Recirculatie van de interieurlucht.
3. Temperatuurregeling aan 
bestuurderszijde.
4. Temperatuurregeling aan 
passagierszijde.
5. Regeling luchtverdeling.
6. Regeling luchtopbrengst.
7. Uitschakelen van het systeem.
8. Airconditioning A AN/UIT.
9. Automatisch comfortprogramma AAN/UIT.
10. Maximumstand airconditioning.
11. Toegang tot de secundaire pagina.
12 . Selectie van de instellingen voor het 
automatische comfortprogramma  
(Langzaam/Normaal/Snel).
13. Functie "AQS (Air Quality System)" (met 
vervuilingssensor).
14 . Centrale regeling/Gescheiden regeling.
15. Functie "REAR" (afhankelijk van de 
uitvoering).
Het airconditioningssysteem werkt bij draaiende 
motor, maar de aanjager en bedieningsfuncties 
werken ook bij ingeschakeld contact.
Het inschakelen van de airconditioning, 
de temperatuur, de luchtopbrengst en 
de luchtverdeling in het interieur worden 
automatisch geregeld.
Temperatuurregeling
Automatisch 
comfortprogramma
F Druk op deze toets om het  automatische programma van 
de airconditioning in of uit te 
schakelen.
De bestuurder en voorpassagier kunnen de 
temperatuur afzonderlijk en naar eigen wens 
instellen.
De weergegeven waarde heeft betrekking op 
een bepaald comfortniveau en niet op een 
exacte temperatuur.
F 
D
 ruk op een van deze toetsen 
om de waarde te verhogen.
F  
D
 ruk op een van deze toetsen 
om de waarde te verlagen.
Het is raadzaam het verschil tussen de instellingen 
links en rechts niet meer dan 3   °C te laten 
bedragen.
Als het lampje van de toets brandt, werkt 
het airconditioningssysteem automatisch: 
afhankelijk van het comfortniveau dat u hebt 
geselecteerd, zorgt het systeem voor een 
optimale temperatuur, luchtopbrengst en 
luchtverdeling in het interieur.
3 
Ergonomie en comfort