stop start Peugeot Bipper 2014 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2014, Model line: Bipper, Model: Peugeot Bipper 2014Pages: 192, PDF Size: 9.72 MB
Page 38 of 192

36
Toegang tot de auto
ALARM
Het alarm bestaat uit:
- een omtrekbeveiliging met sensoren op
de portieren, deuren en motorkap en op
de elektrische voeding,
- een interieurbeveiliging,
- een beveiliging tegen opkrikken en wegslepen,
- een beveiliging bij het plaatsen van een
sleutel in het contactslot.
Het systeem bevat een sirene.
Inschakelen van het alarm
Controleer eerst of alle portieren goed zijn
gesloten.
Druk op deze schakelaar om
het alarm in te schakelen. De
beveiliging wordt na enkele
seconden ingeschakeld.
Als het alarm in de waakfase is, wordt bij een
inbraak gedurende ongeveer 30 seconden
de sirene geactiveerd, waarbij tevens de
richtingaanwijzers gaan knipperen.
Het alarm komt vervolgens terug in de
waakfase.
Het alarm gaat tevens af nadat de
elektrische voeding is onderbroken en weer
wordt aangesloten.
Uitschakelen met de afstandsbediening
Uitschakelen met de sleutel
Ontgrendel de portieren met de sleutel en
stap in de auto. Zet het contact in de stand
MAR; de identificatie van de sleutelcode
zorgt ervoor dat de sirene stopt.
Uitschakelen van de interieurbeveiliging en
de beveiliging tegen opkrikken en wegslepen
Gebruiksvoorschrift
Als de sirene per ongeluk afgaat, kunt u
deze snel uitschakelen door de auto met de
afstandsbediening te ontgrendelen.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, vergrendel
de auto dan met de sleutel in het slot
(bijvoorbeeld om de auto te wassen).
Druk op deze knop. Het
alarmsysteem wordt
uitgeschakeld op het moment dat
de auto wordt ontgrendeld.
Signalering van inbraakpogingen
Wanneer iemand tijdens uw
afwezigheid heeft geprobeerd
om in te breken in uw auto,
wordt u daar bij terugkomst op
geattendeerd door het knipperen
van het verklikkerlampje van de elektronische
startblokkering of een waarschuwingsmelding
op het display van het instrumentenpaneel.
Druk om de interieurbeveiliging
en de beveiliging tegen opkrikken
en wegslepen uit te schakelen
op de knop op de plafonnier van
de auto. Dit dient u, zolang u wilt
dat deze beveiligingen zijn uitgeschakeld,
telkens nadat u het contact hebt uitgezet te
herhalen.
Page 56 of 192

54
Versnellingsbak en stuurwiel
Resetten
Zet het contact in de stand MAR
.
Binnen 10 seconden moet de ingeschakelde
versnelling op het display van het
instrumentenpaneel verschijnen.
Als dat niet het geval is, zet dan het contact
in de stand STOP
en wacht tot het display
van het instrumentenpaneel uitgaat.
Zet het contact nogmaals in de stand MAR
. Als dit lampje gaat branden in
combinatie met een melding op
het display, duidt dit erop dat de
versnellingsbak op de verkeerde
manier wordt bediend door de bestuurder.
Als bij aangezet contact dit lampje
gaat knipperen in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op het
display van het instrumentenpaneel, duidt dit
op een storing in de versnellingsbak.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats. Laat als het probleem niet is verholpen het
systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Zet de selectiehendel tijdens het rijden
nooit in de neutraalstand (stand N
).
Zet de selectiehendel alleen in de achteruit
(stand R
) als de auto volledig stilstaat en het
rempedaal is ingetrapt.
Wanneer u gelijktijdig het gaspedaal en
het rempedaal intrapt, kan schade aan de
versnellingsbak ontstaan.
Noodloopfunctie - vertraagd wegrijden
Deze procedure moet worden toegepast
als het systeem het intrappen van het
rempedaal niet signaleert of in het geval
van een storing in de versnellingsbak bij het
starten van de motor.
Trap het rempedaal stevig in.
Draai de contactsleutel ten minste
7 seconden in de stand AV V
.
De motor wordt gestart.
Het systeem blijft werken in de
noodloopfunctie: de versnellingsbak gebruikt
de 3
e versnelling als hoogste versnelling en
de automatische stand is niet beschikbaar.
Laat als de motor niet kan worden gestart het
systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalifi ceerde werkplaats.
Storing
Als de auto lang stilstaat met
draaiende motor, is het raadzaam de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N
) te houden.
Als de auto stilstaat met draaiende
motor en de eerste of tweede
versnelling of de achteruitversnelling is
ingeschakeld, selecteert de versnellingsbak
in de volgende gevallen automatisch de
neutraalstand, waarbij een geluidssignaal
klinkt:
- het gas- en/of rempedaal wordt
gedurende 3 minuten niet ingetrapt,
- het rempedaal wordt al 10 minuten
ingetrapt,
- het bestuurdersportier is geopend en het
gas- en/of rempedaal wordt gedurende
1,5 seconde niet ingetrapt,
- storing in de versnellingsbak.
Wanneer uw auto gesleept wordt,
dient u ervoor te zorgen dat de
versnellingsbak in de neutraalstand
(stand N
) staat.
Page 57 of 192

55
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
HILL HOLDER
Deze functie, die is geïntegreerd in het ESP,
vergemakkelijkt het wegrijden op een helling
door uw auto, nadat u het rempedaal hebt
losgelaten, ongeveer 2 seconden op zijn
plaats te houden. In die tijd kunt u uw voet
naar het gaspedaal verplaatsen.
Deze functie is alleen actief:
- als de auto volledig stilstaat terwijl u het
rempedaal intrapt,
- bij draaiende motor,
- op hellingen met een percentage van
minimaal 5%,
Werking
Als de auto met draaiende motor op een
helling stilstaat, wordt deze even op zijn
plaats gehouden als u het rempedaal
loslaat en:
- bij een handgeschakelde versnellingsbak
de eerste versnelling of de neutraalstand
hebt ingeschakeld,
- bij een gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak de stand A
of M
hebt
geselecteerd.
Als de auto met draaiende motor
bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld
is, wordt de auto even op zijn plaats
gehouden als u het rempedaal loslaat.
Als het gaspedaal niet binnen
2 seconden wordt ingetrapt, wordt
het systeem automatisch uitgeschakeld en
valt de remdruk geleidelijk weg. Tijdens
deze fase wijst een mechanisch geluid erop
dat de remmen loskomen en de auto in
beweging begint te komen.
Verlaat de auto niet in de korte periode
dat u de hill holder gebruikt.
Als u de auto moet verlaten terwijl de motor
draait, trek dan de handrem aan. Controleer
of het verklikkerlampje van de handrem op
het instrumentenpaneel constant brandt.
Storing
Bij een storing in de systeem
gaan op het instrumentenpaneel
deze verklikkerlampjes branden.
Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats om het systeem te
laten controleren.
In de STOP-stand van het Stop &
Start-systeem is de hill holder
uitgeschakeld.
Page 58 of 192

56
Versnellingsbak en stuurwiel
- bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak:
zet, terwijl de auto
stilstaat, de versnellingsbak in de
neutraalstand en laat de koppeling los,
- bij een auto met een elektronsich
gestuurde
versnellingsbak:
houd,
terwijl de auto stilstaat, het rempedaal
ingetrapt.
Bijzonderheden: geen overgang naar de
STOP-stand
De STOP-stand wordt niet geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de bestuurder
losgemaakt is,
- de achteruitversnelling is ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
regeneratie van het roetfilter,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S"
gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
STOP & START-SYSTEEM
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt (bij rood
licht, opstoppingen enz.). De motor wordt
automatisch gestart (START-stand) als u
weer weg wilt rijden. Het starten gebeurt
direct, snel en stil.
Het Stop & Start-systeem, dat perfect is
aangepast aan het stadsverkeer, zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder uitstoot
van schadelijke stoffen en een aangename
rust in het interieur tijdens het wachten.
Werking
Overgang naar de STOP-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S"
op het
instrumentenpaneel gaat branden
en de motor wordt afgezet: Om te voorkomen dat de motor te
vaak wordt uitgezet als u langzaam
rijdt, wordt de motor uitsluitend automatisch
afgezet als de auto een snelheid van
minimaal 10 km/h heeft bereikt.
In de STOP-stand van het Stop & Start-
systeem is de hill holder uitgeschakeld.
Verlaat nooit de auto zonder eerst
het contact met de sleutel te hebben
afgezet.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af en neem de
sleutel uit het contactslot.
Page 59 of 192

57
1
VOORDAT u GAAT RIJDEN
Versnellingsbak en stuurwiel
Bijzonderheden: automatisch activeren van
de START-stand
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
- de auto wegrolt op een helling,
- de motor ongeveer drie minuten geleden
is afgezet door het Stop & Start-systeem,
- bepaalde bijzondere omstandigheden
(laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dit niet toelaten.
Gebruiksvoorschrift
Als u bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak in de STOP-stand een
versnelling inschakelt, maar daarbij het
koppelingspedaal niet helemaal intrapt,
wordt de motor in sommige gevallen niet
weer gestart.
Er gaat dan een verklikkerlampje branden
of er wordt een melding weergegeven die
aangeeft dat u het koppelingspedaal volledig
moet intrappen om de motor weer te laten
starten.
Als de motor automatisch is afgezet
(STOP-stand) en de bestuurder zijn
veiligheidsgordel losmaakt en een
voorportier opent, dan kan de motor
uitsluitend weer met de contactsleutel
worden gestart. Dit wordt aangegeven door
een geluidssignaal in combinatie met het
knipperen van het verklikkerlampje Service
en het weergeven van een melding op het
display van het instrumentenpaneel.
Als de motor automatisch is gestart (START-
stand) en de bestuurder gedurende de
daaropvolgende drie minuten de auto niet
bedient, zet het systeem de motor definitief
af. De motor kan dan uitsluitend weer met
de contactsleutel worden gestart.
Overgang naar de START-stand van de motor
Het verklikkerlampje "S"
gaat uit
en de motor wordt gestart:
- bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak:
trap het
koppelingspedaal volledig in,
- bij een auto met een elektronisch
gestuurde
versnellingsbak:
●
laat het rempedaal los met de
selectiehendel in de stand A
of M
,
●
of schakel de achteruitversnelling in.
In dat geval wordt een melding
weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel en gaat het
verklikkerlampje "S"
gedurende
enkele seconden knipperen om
vervolgens te doven.
Dit is volkomen normaal.
Als in de STOP-stand de
selectiehendel van de elektronisch
gestuurde versnellingsbak in een
andere stand wordt gezet, wordt de
motor weer gestart.
Als de motor bij stilstand op een
helling automatisch wordt afgezet,
moet, aangezien de hill holder uitsluitend bij
draaiende motor werkt, de motor opnieuw
gestart worden en een versnelling worden
ingeschakeld alvorens het rempedaal kan
worden losgelaten.
Page 60 of 192

58
Versnellingsbak en stuurwiel
Uitschakelen
Als u geen concessies wilt doen aan
het thermische comfort, kunt u het
Stop & Start-systeem uitschakelen,
zodat de airconditioning continu blijft
werken.
Het systeem behoudt na het starten
van de motor met de sleutel dezelfde
status (ingeschakeld of uitgeschakeld)
als voordat de motor werd afgezet.
U kunt dit systeem op elk willekeurig
moment uitschakelen door de toets "S
-
OFF"
in te drukken.
Het verklikkerlampje in de toets gaat
branden en er verschijnt een bericht op het
display van het instrumentenpaneel.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Storing
Onderhoud
Bij een storing in het Stop &
Start-systeem wordt het systeem
uitgeschakeld, gaan deze
verklikkerlampjes branden op
het instrumentenpaneel en wordt
er een melding weergegeven
op het display van het
instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing zou
optreden, kan de motor gestart worden
door het koppelingspedaal volledig in te
trappen of door de selectiehendel in de
neutraalstand te zetten. Zet het contact altijd met de sleutel
af als u handelingen onder de
motorkap wilt verrichten, om letsel door het
automatisch activeren van de START-stand
te voorkomen.
Dit systeem heeft specifieke kenmerken
en maakt gebruik van een speciale accu
(raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats).
Het gebruik van een andere dan de door
PEUGEOT voorgeschreven accu's kan
leiden tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde technologie.
Laat eventuele werkzaamheden uitsluitend
door een officiële PEUGEOT-dealer
uitvoeren.
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de toets "S
-
OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
verklikkerlampje in de toets gaat uit en er
wordt een melding weergegeven op het
display van het instrumentenpaneel.
Page 68 of 192

66
Motoren
DIESELMOTOREN
1.4 HDi 70 pk
1.3 HDi 75 pk
Versnellingsbakken
Handgeschakeld
Handgeschakeld
Elektronisch
gestuurd
Aantal versnellingen
5
5
5
Max. vermogen ECE-norm (kW) *
*
50
55
Cilinderinhoud (cm
3
)
1399
1248
Boring x slag (mm)
73,7 x 82
69,6 x 82
Toerental bij max. vermogen (t/min)
4000
3750
Max. koppel ECE-norm (Nm)
160
190
Toerental bij max. koppel (t/min)
2750
1750
Brandstof
Diesel
Diesel
Katalysator
Ja
Ja
Roetfi lter (FAP)
Nee
Ja
Stop & Start
Nee
Ja
Inhoud motorolie, met vervangen fi lter (liter)
3,8
3,0
*
Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de Europese
regelgeving (Richtlijn 1999/99/CE).
Page 69 of 192

67
2
Motoren
TECHNISCHE GEGEVENS
BENZINEMOTOR
1.4 75 pk
Versnellingsbak
Handgeschakeld
Aantal versnellingen
5
Max. vermogen ECE-norm (kW) *
*
54
Cilinderinhoud (cm
3
)
1360
Boring x slag (mm)
75 x 77
Toerental bij max. vermogen (t/min)
5200
Max. koppel ECE-norm (Nm)
118
Toerental bij max. koppel (t/min)
2600
Brandstof
Loodvrije benzine
Stop & Start
Nee
Inhoud motorolie, met vervangen fi lter (liter)
3,0
* Het maximumvermogen komt overeen met de op de testbank gehomologeerde waarde, onder de voorwaarden die zijn vastgelegd in de Europese
regelgeving (Richtlijn 1999/99/CE).
Page 118 of 192

11 6
Veiligheid tijdens het rijden
Brake-Assist-System *
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt,
zodat de remafstand kleiner wordt. Het
Brake-Assist-System maakt onderdeel uit
van het ESP-systeem.
Inschakelen
Het systeem wordt ingeschakeld als het
rempedaal sneller wordt ingetrapt dan een
bepaalde grenswaarde.
Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde
bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Trap het rempedaal bij een noodstop zeer
krachtig in en laat het pedaal niet los.
Gebruiksvoorschrift
Dit systeem kan niet door de bestuurder
worden uitgeschakeld.
*
Afhankelijk van het land van bestemming.
STABILITEITSCONTROLESYSTEMEN
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma grijpt
in via de remmen van één of meer wielen
en via het motorkoppel om de auto (binnen
de natuurkundige grenzen) weer in de juiste
koers te brengen.
Inschakelen
Het ESP-systeem wordt automatisch
ingeschakeld zodra de motor wordt gestart
en kan niet worden uitgeschakeld.
Het systeem wordt geactiveerd zodra de
wielen te weinig grip hebben of de koers van
de auto afwijkt van de door de bestuurder
gewenste richting.
Als dit controlelampje en het
controlelampje van de toets "ASR
OFF"
gaan branden, in combinatie
met een melding op het display
van het instrumentenpaneel, wijst dit op een
storing in het ESP-systeem. Het systeem
wordt dan automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Antislipregeling (ASR) en
motorkoppelregeling (MSR)
De antislipregeling zorgt voor een optimale
tractie. Het systeem voorkomt het spinnen
van de wielen door in te grijpen op de
remmen van de aangedreven wielen en op
het motormanagement.
Het MSR-systeem maakt onderdeel uit
van het ASR-systeem en treedt in werking
als te abrupt wordt geschakeld of als de
aangedreven wielen gaan glijden. Door het
motorkoppel te vergroten zorgt het systeem
ervoor dat de auto stabiel blijft.
Inschakelen
Als de motor wordt gestart, worden deze
systemen automatisch ingeschakeld.
Deze systemen treden in werking als de
auto grip verliest of uit de koers dreigt te
raken.
Uitschakelen
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond,...) kan het nuttig zijn het ASR-
systeem uit te schakelen, zodat de wielen
kunnen spinnen en weer grip kunnen
krijgen.
)
Druk op de toets "ASR OFF"
, die zich in
het midden van het dashboard bevindt.
Als het controlelampje van de toets brandt
en er een melding op het display van het
instrumentenpaneel verschijnt, is het
ASR-systeem uitgeschakeld. In dat geval gaat dit
controlelampje op het
instrumentenpaneel knipperen.
Storing
Page 121 of 192

11 9
5
VEILIGHEID
Veiligheidsgordels
VEILIGHEIDSGORDELS VÓÓR
De voorstoelen zijn voorzien van
veiligheidsgordels met pyrotechnische
gordelspanners en gordelkrachtbegrenzers.
Vastmaken
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
Trek aan de gordel om de vergrendeling
van de gesp te controleren.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden gebracht. De schoudergordel
moet langs het holle gedeelte van de
schouder worden geplaatst.
Veiligheidsgordels met oprolautomaat
Deze zijn voorzien van een automatische
blokkeerinrichting die in werking treedt bij
een aanrijding of een noodstop.
Dankzij de toepassing van
veiligheidsgordels met gordelspanners en
gordelkrachtbegrenzers is de veiligheid
van de inzittenden bij frontale aanrijdingen
nog verder verbeterd. De gordelspanners
dienen om, afhankelijk van de kracht van de
aanrijding, de autogordels stevig tegen de
lichamen van de inzittenden te trekken.
De veiligheidsgordels met gordelspanners
werken alleen als het contact is aangezet.
De gordelkrachtbegrenzer beperkt de kracht
waarmee de gordel tegen het lichaam van
de inzittende getrokken wordt.
Waarschuwingslampje
veiligheidsgordel bestuurder
Als de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt, gaat bij het
starten van de motor het
waarschuwingslampje branden.
VEILIGHEIDSGORDELS ACHTER (COMBI)
De driezitsbank is voorzien van driepunts
veiligheidsgordels met oprolautomaat en
spankrachtbegrenzer.
De middelste zitplaats is voorzien van een
gordelgeleider en een oprolautomaat die zijn
bevestigd aan de rugleuning.
Als een veiligheidsgordel niet wordt
gebruikt, kunt u de gesp ervan
opbergen in de daarvoor bestemde
uitsparing in de zitting.
Als de bestuurder zijn veiligheidsgordel
niet heeft vastgemaakt, werkt de
START-stand van het Stop & Start-systeem
niet. In dat geval kan de motor alleen met de
sleutel worden gestart.