Peugeot Boxer 2008 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2008, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2008Pages: 150, PDF Size: 2.6 MB
Page 11 of 150

28
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Koelvloeistof-
temperatuur brandt en wijzer
in rode gebied.
een abnormale toename. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het nive
au.
op H in rode
gebied. een te hoge koelvloeistof-
temperatuur. Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Niveaus". Raadple
eg
het PEUGEOT-netwerk.
Motoroliedruk brandt tijdens
het rijden.
een te lage druk. Zet de auto stil, zet het contact af, laat de motor
olie
afkoelen en controleer het oliepeil. Zie in de rubr iek 7
het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is. een ernstige storing. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
knippert enkele
seconden in
combinatie met een
melding op het display.een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje en laat de onderhoudsbeurt uitvoer
en
door het PEUGEOT-netwerk.
Laden accu brandt. een storing in het laadcircuit.
Controleer de accupolen ... Zie in de rubriek 8 het
gedeelte "Accu".
blijft branden, terwijl
de controles zijn
uitgevoerd.een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Geopend portier brandt.
een niet goed gesloten portier,
achterdeur, schuifdeur of
motorkap. Controleer of de portieren, de achterdeuren, de
schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten.
in combinatie met een
melding op het display.
Page 12 of 150

29
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt brandt en gaat
vervolgens
knipperen.
dat de bestuurder zijn
veiligheidsgordel niet heeft
vastgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
in combinatie met
een geluidssignaal;
blijft vervolgens
branden.tijdens het rijden dat de
veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt.Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 5 het gedeel
te
"Veiligheidsgordels".
Stuurbekrachtiging brandt. een storing in het systeem .De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat het sys
teem
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Airbag vóór/zij-
airbag knippert of blijft
branden.
een defecte airbag. Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk. Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Airbags"
.
Vering brandt. een storing in de pneumatische
niveauregeling.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk .
ABS blijft branden. een storing in het systeem.
De conventionele werking van het remsysteem, zonder
bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadz aam de auto stil
te zetten en contact op te nemen met het PEUGEOT-ne twerk.
ASRbrandt. een ingreep van de ASR.
Het systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal ove
r de
wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van de auto.
Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
blijft branden. een storing in het systeem. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Page 13 of 150

30
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
ESP knippert. de werking van het systeem.
brandt.
een storing in het systeem of in
het hulpsysteem voor wegrijden
op een helling. Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk .
Zie in de rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
Emissie regeling knippert of blijft
branden. een storing in het systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door
het
PEUGEOT-netwerk.
Emissieregeling brandt. een storing in het systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door
het
PEUGEOT-netwerk.
Uitschakeling
airbag aan
passagierszijde brandt. dat deze airbag handmatig is
uitgeschakeld op het moment
dat een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op deze plaats
is bevestigd. Schakel de airbag in of uit via het menu MODE van d
e
boordcomputer. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mo de".
Elektronische
startblokkering brandt. dat de gebruikte contactsleutel
niet wordt herkend.
De motor kan in dat geval niet
worden gestart. Gebruik een andere sleutel en laat de defecte sleut
el
controleren door het PEUGEOT-netwerk. Zie in de
rubriek 2 het gedeelte "Toegang tot de auto".
Remblokken
vóór brandt. dat de remblokken zijn
versleten. Laat de remblokken vervangen door het PEUGEOT-
netwerk.
Page 14 of 150

31
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Water in
brandstoffilter brandt.
in combinatie
met een melding
op het display.de aanwezigheid van water in
het brandstoffilter (diesel).
Laat het filter aftappen door het PEUGEOT-netwerk.
Zie
in de rubriek 7 het gedeelte "Controles".
Laag
brandstofniveau brandt en
wijzer van de
brandstofmeter in
gebied E.
een bijna lege brandstoftank. Wacht niet met tanken. De actieradius met de
resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk van
de rijstijl, het profiel van de weg, de verstreken tijd en
het aantal kilometers dat is gereden sinds het lamp je
brandt.
Voorgloeien
dieselmotor brandt.dat voorgloeien van de
dieselmotor noodzakelijk is
(koude omstandigheden). Wacht tot het lampje uit is alvorens de motor te st
arten.
Parkeerlicht brandt. een handmatig geselecteerde
stand.
Draai de ring van de lichtschakelaar.
het automatisch branden van de
lichten, ring in de stand A. Stel de gevoeligheid van de lichtsensor in via het
menu
MODE. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Dimlicht brandt.een handmatig geselecteerde
stand.
Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede
stand.
Grootlicht dat u de hendel naar u toe trekt. Trek de hendel naar u toe om terug te keren naar
dimlicht.
Page 15 of 150

32
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Richtingaanwijzers
knippert in
combinatie met
geluidssignaal.het inschakelen van de
richtingaanwijzers met de
lichtschakelaar links van het stuurwiel.Rechts: beweeg de hendel omhoog.
Links: beweeg de hendel omlaag.
Mistlampen vóór brandt. dat de knop op de
middenconsole is ingedrukt.Handmatig selecteren.
De mistlampen werken uitsluitend als het parkeerlic
ht
of dimlicht is ingeschakeld.
Mistachterlicht brandt. dat de knop op de
middenconsole is ingedrukt.Handmatig selecteren. Het mistachterlicht werkt
uitsluitend als het parkeerlicht of dimlicht is
ingeschakeld. Schakel het mistachterlicht uit als h
et
zicht weer normaal is.
Snelheidsregelaar brandt. dat de snelheidsregelaar is
geselecteerd.Handmatig selecteren.
Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Defecte lamp brandt. in
combinatie met
een melding op
het display. dat een of meer lampen defect
zijn.
Laat de lamp vervangen.
Zie in de rubriek 8 het gedeelte "Lampen vervangen"
of
raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
Parkeerhulp
achter brandt. een storing in het systeem. De parkeerhulp met geluidssignalen werkt niet meer.
Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door
het
PEUGEOT-netwerk.
Page 16 of 150

33
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Display geeft weer signaleert Wat te doen
Temperatuur/
Gladheid
het verklikkerlampje
voor gladheid, de
temperatuur die
knippert en een
melding die wordt
weergegeven op
het display.
weersomstandigheden met kans
op gladheid. Wees extra waakzaam en rem niet abrupt. Zie in de
rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
Temperatuur instellen:
Datum. Tijd. een instelling via het menu
MODE.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Hoogte van de
koplampverstelling een verstelling
van de
koplampen.stand 0 t/m 3, afhankelijk van
de belading van de auto. Verstel de koplampen met de knop op het
dashboard. Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Onderhoudssleutelde sleutel die
blijft branden.
een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje. Laat de onderhoudsbeurt uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Page 17 of 150

33
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
Display geeft weer signaleert Wat te doen
Temperatuur/
Gladheid
het verklikkerlampje
voor gladheid, de
temperatuur die
knippert en een
melding die wordt
weergegeven op
het display.
weersomstandigheden met kans
op gladheid. Wees extra waakzaam en rem niet abrupt. Zie in de
rubriek 5 het gedeelte "Veilig rijden".
Temperatuur instellen:
Datum. Tijd. een instelling via het menu
MODE.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Mode".
Hoogte van de
koplampverstelling een verstelling
van de
koplampen.stand 0 t/m 3, afhankelijk van
de belading van de auto. Verstel de koplampen met de knop op het
dashboard. Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Onderhoudssleutelde sleutel die
blijft branden.
een bijna verstreken
onderhoudsinterval. Zie het overzicht met controlepunten in het
onderhoudsboekje. Laat de onderhoudsbeurt uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk.
Page 18 of 150

34
Cockpit
BRANDSTOFNIVEAUMETER
Het brandstofniveau wordt aangegeven zodra
het contact wordt aangezet.
De wijzer staat op:
-
F (Full - vol): de brandstoftank is volledig
gevuld (ongeveer 90 liter).
- E (Empty - leeg): de brandstoftank is bijna
leeg, het verklikkerlampje blijft branden.
Het lampje gaat branden op het moment dat
er nog ongeveer 11 liter brandstof in de tank
aanwezig is.
Optioneel kan de auto worden uitgerust met
een brandstoftank met een inhoud van 60 of
125 liter.
KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR
De wijzer van de
koelvloeistoftemperatuurmeter bevindt
zich tussen C (Cold - koud) en H (Hot -
warm): de temperatuur is in orde.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij
warm weer kan de wijzer in de buurt van het
rode gebied komen. - wacht tot de motor is afgekoeld om
het niveau te controleren en eventueel
koelvloeistof bij te vullen. Neem daarbij de
volgende voorzorgsmaatregelen in acht:
het koelcircuit staat onder druk. Draai om
brandwonden te voorkomen de dop eerste
2 omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Controleer, als de druk eenmaal is gedaald, het niv eau
en verwijder de dop om koelvloeistof bij te vullen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk als de
wijzer in het rode gebied blijft staan.
Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Niveaus".
Raadpleeg in de rubriek 7 het gedeelte
"Brandstof". Als de wijzer in het rode gebied komt
en/of het lampje gaat branden:
- stop onmiddellijk en zet het contact af.
De motorventilateur kan nog ongeveer
10 minuten blijven werken.
EMISSIEREGELING
EOBD (European On Board Diagnosis) is
een Europees diagnosesysteem dat de
emissieregeling bewaakt en ervoor zorgt dat de
auto voldoet aan de normen voor de uitstoot van:
- CO (koolmonoxide),
- HC (koolwaterstoffen),
- NOx (stikstofoxide) of roetdeeltjes, de samenstelling van de uitstoot wordt
gecontroleerd door de lambdasondes
voor en achter de katalysator.
In het geval van een storing in de
emissieregeling wordt de bestuurder
gewaarschuwd door het branden van
d i t s p e c i i e k e v e r k l i k k e r l a m p j e o p h e t
instrumentenpaneel.
De katalysator kan beschadigd raken .
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Page 19 of 150

35
2
VOORDAT U GAAT RIJDEN
Cockpit
ONDERHOUDSINDICATOR
Na het aanzetten van het contact brandt
gedurende enkele seconden het lampje
(een sleutel die onderhoudswerkzaamheden
symboliseert): het display geeft de afstand tot
de volgende onderhoudsbeurt aan volgens het
onderhoudsschema van de constructeur (zie het
onderhoudsboekje). Deze afstand wordt bepaald
op basis van de afgelegde afstand sinds de
vorige onderhoudsbeurt.
DIMMER DASHBOARDVERLICHTING
De lichtsterkte van de dashboardverlichting kan
worden ingesteld als de verlichting is ingeschakeld.
Raadpleeg het overzicht van de
onderhoudsbeurten in het onderhoudsboekje
d a t u b i j d e a fl e v e r i n g v a n d e a u t o i s o v e r h a n d i g d .
Na enkele seconden schakelt het display weer over
naar de normale weergave.
Stel de lichtsterkte van de
dashboardverlichting in met deze
schakelaars.
Er zijn 8 standen mogelijk.
Slijtage-indicator motorolie (100 pk- en 120 pk-motor)
Functie "Oil Life" of "Suit in Oil": het
verversingsinterval bij normaal gebruik van
uw auto bedraagt 40.000 km.
Vanaf wordt door de elektronische eenheid
motor echter al de kwaliteit van de motorolie
gecontroleerd.
Onder zware omstandigheden zal de
kwaliteit van de motorolie van uw auto
sneller achteruitgaan. Als de motorolie moet worden
ververst, wordt u elke keer
dat de motor wordt gestart
gewaarschuwd door het
verklikkerlampje motoroliedruk en een
melding op het instrumentenpaneel (volgens
uitvoering).
Zorg ervoor dat in dat geval de olie zo
snel mogelijk wordt ververst.
Page 20 of 150

36
Versnellingsbakken en stuurwiel
HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap om soepel te kunnen schakelen het
koppelingspedaal altijd volledig in.
Om te voorkomen dat de werking van het
pedaal wordt gehinderd:
-
controleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-
leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Laat tijdens het rijden niet uw hand op de
versnellingspook rusten. Zelfs een lichte belasting
op de pook kan na verloop van tijd slijtage aan de
onderdelen in de versnellingsbak veroorzaken.
VERSNELLINGSBAKKEN EN STUURWIEL
STUURWIEL IN DIEPTE VERSTELLEN
Stel eerst, bij stilstaande auto, de stoel in de
juiste stand af.
Ontgrendel het stuurwiel door de hendel
naar u toe te trekken.
Stel het stuurwiel in de gewenste stand en
vergrendel het weer door de hendel volledig
terug te duwen.
Uit veiligheidsoverwegingen mogen deze
handelingen alleen bij stilstaande auto
worden uitgevoerd.
Achteruit
Trek de ring onder de pookknop omhoog om
de achteruit in te schakelen. Schakel de achteruit pas in als de auto
volledig stilstaat.
Zet de pook met beleid in de
achteruitversnelling om bijgeluiden te
beperken.
Als de achteruit is ingeschakeld, klinkt aan de
buitenzijde van de auto een geluidssignaal.
De parkeerhulp (volgens uitvoering)
wordt bij het inschakelen van
de achteruitversnelling automatisch
ingeschakeld; hierbij klinkt een geluidssignaal.
Raadpleeg in rubriek 4 het gedeelte
"Parkeerhulp achter".