Peugeot Boxer 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2018Pages: 232, PDF Size: 9.15 MB
Page 31 of 232
29
Huidg brandstofverbruik A
Dit is het gemiddelde brandstofverbruik over de
laatste seconden.
Gemiddelde snelheid A
Dit is de gemiddelde snelheid sinds de laatste
nulstelling van de boordcomputer (met het contact
ingeschakeld).
Reisduur A
Dit is de totale tijd sinds de laatste nulstelling van de
boordcomputer.
Als TRIP B is ingeschakeld in het menu MODE.
-
T
raject B
-
G
emiddeld brandstofverbruik B
-
G
emiddelde snelheid B
-
R
eisduur B
Tachograaf
Als de kaart in de tachograaf is geplaatst, kunnen
alle gegevens:
-
w
orden weergegeven op het scherm van de
tachograaf,
-
w
orden afgedrukt,
-
w
orden overgebracht naar externe opslagmedia
via een interface.
Raadpleeg voor meer informatie de documentatie
geleverd door de fabrikant van de tachograaf.
Als uw auto is uitgerust met een tachograaf,
adviseren wij u
de minpool van de accu los
te koppelen als u
de auto langer dan 5 dagen
niet gebruikt (de accu bevindt zich links in de
cabine onder de vloer).
De tachograaf (afhankelijk van de uitvoering) is een
apparaat waarin een kaart met alle gegevens met
betrekking tot de auto wordt bijgehouden.
Voorbeeld: aan het begin van een rit of bij een
chauffeurswissel.
1
Instrumentenpaneel
Page 32 of 232
30
Sleutel
Met de sleutel kunt u de sloten van de auto
v ergrendelen en ontgrendelen, de tankdop openen
en sluiten en de motor starten en afzetten.
Afstandsbediening met
2 knoppen
Centrale ontgrendeling
Druk op deze knop om gelijktijdig alle
portieren en deuren van de auto te
ontgrendelen. De plafonnier gaat kort branden en de
richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Als u
op deze knop drukt, wordt het alarm (indien
aanwezig) uitgeschakeld.
Het lampje van de toets van de centrale
vergrendeling op het dashboard gaat uit.
Centrale vergrendeling
Druk op deze knop om gelijktijdig alle
portieren en deuren van de auto te
vergrendelen.
Als een van de portieren of deuren open of niet
goed gesloten is, wordt de auto niet centraal
vergrendeld.
De richtingaanwijzers knipperen één keer.
Als u
op deze knop drukt, wordt het alarm (indien
aanwezig) ingeschakeld.
Het lampje van de toets van de centrale
vergrendeling gaat branden en vervolgens
knipperen.
Afstandsbediening met 3 k noppen
Ontgrendelen van de cabine
Druk op deze knop om de cabine van uw
auto te ontgrendelen.
De plafonnier gaat kort branden en de
richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Het lampje van de toets van de centrale
vergrendeling op het dashboard gaat uit.
Ontgrendelen van de
laadruimte
Druk op deze knop om de schuifdeur en
de achterdeuren van de laadruimte te
ontgrendelen.
De richtingaanwijzers knipperen twee keer.
Als u
op deze knop drukt, wordt het alarm (indien
aanwezig) uitgeschakeld.
Toegang tot de auto
Page 33 of 232
31
Als een van de portieren of deuren open of niet
goed gesloten is, wordt de auto niet centraal
vergrendeld.
De richtingaanwijzers knipperen één keer.
Als u op deze knop drukt, wordt het alarm (indien
aanwezig) ingeschakeld.
Uitklappen/inklappen van
de sleutel
F Druk op deze knop om de sleutel in of uit te
klappen.
Wanneer u
hierbij niet op de knop drukt, kan
het mechanisme beschadigd raken.
Centrale vergrendeling
Druk op deze knop om alle portieren en
deuren van de auto te vergrendelen.
Het lampje van de toets van de centrale
vergrendeling gaat branden en vervolgens knipperen.
Supervergrendeling
Druk twee keer achter elkaar op deze
knop om de super vergrendeling in te
schakelen.
Het is dan niet mogelijk de portieren en deuren van
binnenuit of buitenaf te openen.
De richtingaanwijzers knipperen drie keer.
Schakel nooit de super vergrendeling in als er
zich iemand in de auto bevindt.
De batterij vervangen
F Druk op de knop om de sleutel uit te klappen.
F D raai de schroef 1 v an het gesloten hangslot in
de richting van het geopende hangslot met een
kleine schroevendraaier.
F
W
ip met de schroevendraaier de batterijhouder
2
los.
Wanneer niet de voorgeschreven batterij gebruikt
wordt, kan de afstandsbediening beschadigd raken.
Gebruik uitsluitend een door het PEUGEOT-
netwerk voorgeschreven batterij of een batterij met
gelijkwaardige eigenschappen. Lever gebruikte
batterijen in bij een speciaal inzamelpunt.
Type: CR 2032/3 V. F
V
erwijder de batterij 3
en plaats de nieuwe
batterij op de juiste manier.
F
P
laats de batterijhouder 2
in de sleutel en draai
de schroef 1
vast.
2
Toegang tot de auto
Page 34 of 232
32
Overzicht van de belangrijkste functies van de sleutel
Type sleutelOntgrendelen van de
cabine Vergrendelen van de
portieren Ontgrendelen van de
achterdeuren
Sleutel zonder
afstandsbediening Linksom draaien
(bestuurderszijde). Rechtsom draaien
(bestuurderszijde). -
Sleutel met
afstandsbediening -
Signalering
Richtingaanwijzers 2
keer knipperen.1
keer knipperen.2
keer knipperen.
Lampje van de toets van
de centrale vergrendeling op het dashboard Uit.Brandt permanent
gedurende ongeveer
3
seconden en knippert vervolgens. Knippert.
Het alarm wordt niet in- of uitgeschakeld door gebruik van de sleutel zonder afstandsbediening in het
slot van het bestuurdersportier.
Vergrendelen/
ontgrendelen van
binnenuit
Cabine en laadruimte
De portieren en deuren kunnen altijd van binnenuit
worden geopend. Als een van de portieren of deuren open
of niet goed gesloten is, wordt de auto niet
centraal vergrendeld.
Het lampje van de toets:
-
g
aat branden als de portieren en deuren zijn
vergrendeld en het contact is aangezet,
-
k
nippert ver volgens als de portieren en deuren
zijn vergrendeld en de motor is afgezet,
Deze toets werkt niet als de auto van buitenaf
auto is vergrendeld of de supervergrendeling
is ingeschakeld (afhankelijk van de uitvoering
met de sleutel of met de afstandsbediening).
F
D
ruk op deze knop om de portieren en de
achterdeuren te vergrendelen of ontgrendelen.
Toegang tot de auto
Page 35 of 232
33
Houd er wel rekening mee dat wanneer
u ervoor kiest met vergrendelde portieren en
deuren te rijden, de auto in geval van nood
moeilijker toegankelijk is voor hulpdiensten.
Laadruimte
F Druk op deze toets om de schuifdeur en de achterdeuren van de laadruimte te vergrendelen/
ontgrendelen.
Het lampje gaat branden bij vergrendeling.
Carjackbeveiliging
Na het wegrijden worden de portieren van de
cabine en de deuren van de laadruimte automatisch
vergrendeld zodra sneller wordt gereden dan
20
km/h.
Zolang er gedurende de rit geen portier wordt
geopend, blijven de portieren vergrendeld.
Activeren/deactiveren van
het systeem
Dit systeem kan worden geconfigureerd via de toets
MODE .
F
S
electeer "ON" of "OFF" in het menu
"Autoclose".
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto .
Voorportieren
F Gebruik de desbetreffende knop van de
afstandsbediening of de sleutel in het slot van
het bestuurdersportier om de voorportieren te
ontgrendelen.
F
T
rek de handgreep naar u
toe.
Schuifdeur
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voor werpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur in de weg kunnen staan.
Openen
Van buitenaf
F Trek de handgreep naar u toe en ver volgens
naar achteren.
2
Toegang tot de auto
Page 36 of 232
34
Van binnenuit
Om de schuifdeur open te houden, moet hij
volledig worden geopend, zodat hij wordt
geblokkeerd door het blokkeersysteem (aan
de onderzijde van de deur).Ga niet rijden als de schuifdeur is geopend.
Sluiten
Van buitenaf
F Trek de handgreep naar u
toe en ver volgens
naar voren.
Van binnenuit
F Trek aan de handgreep om de blokkering op te heffen en schuif de deur dicht.
F
D
uw de handgreep naar achteren om de
schuifdeur te ontgrendelen en te openen.
Achterdeuren
Als de auto stilstaat en de achterdeuren worden
geopend, wordt de camera geactiveerd en stuurt
deze zijn beelden naar het scherm in de cabine.
Openen
Van buitenaf
F Trek om de achterdeuren te openen de handgreep van de rechterdeur naar u toe en
open de linkerdeur door aan de hendel aan de
binnenzijde te trekken.
De twee deuren kunnen worden geopend in een
hoek van 96°.
Toegang tot de auto
Page 37 of 232
35
Openen van de
achterdeuren met 180°
De uitklapbare deurvangers (afhankelijk van de
uitvoering) maken het mogelijk de achterdeuren te
openen in een hoek van 96° tot 180°.
Sluiten
F Bij het sluiten moet eerst de linkerdeur en vervolgens de rechterdeur worden gesloten.
Alarm
Dit systeem (afhankelijk van de uitvoering) beveiligt
uw auto tegen inbraak en diefstal. Het systeem
bestaat uit de volgende typen beveiliging:
- Omtrekbeveiliging
Dit systeem biedt een omtrekbeveiliging, dankzij
sensoren op de portieren, deuren en motorkap en
op de elektrische voeding,
- Wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen
in de positie van de auto worden waargenomen.
Inschakelen
F Druk op deze knop van de afstandsbediening.
De beveiliging wordt na enkele seconden
ingeschakeld.
Afgaan van het alarm
Het alarm komt ver volgens terug in de
waakfase, maar het systeem geeft op het
moment dat het contact wordt aangezet
aan dat het alarm is afgegaan door het
gedurende 10
seconden branden van het
verklikkerlampje van de elektronische
startblokkering.
Het alarm gaat tevens af nadat de elektrische
voeding is onderbroken en weer wordt aangesloten.
Van binnenuit
F Trek de handgreep op het deurpaneel naar u toe en duw hem ver volgens naar buiten om de
rechterdeur te openen.
F
D
uw de hendel naar buiten om de linkerdeur te
openen.
Ga nooit rijden met een geopende achterdeur. F
D
ruk op de knop op het deurpaneel om de
openingshoek te vergroten.
Bij het sluiten van de deur komt de deur vanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug. F
Z
et het contact uit en verlaat de auto.
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in werking en
knipperen de richtingaanwijzers gedurende dertig
seconden.
2
Toegang tot de auto
Page 38 of 232
36
Uitschakelen met de
afstandsbediening
F Druk op deze knop.
Uitschakelen van de
wegsleepbeveiliging
F Druk op deze knop om de beveiliging uit te schakelen
(bijvoorbeeld als de auto met
ingeschakeld alarm wordt gesleept).
Storing van de
afstandsbediening
F Ontgrendel de portieren met de sleutel in het portierslot; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan; de identificatie van de
sleutelcode zorgt ervoor dat de sirene stopt.
De uitschakeling vindt plaats wanneer de auto wordt
ontgrendeld.
(afhankelijk van de motoruitvoering).
De beveiliging blijft ingeschakeld tot de portieren
centraal worden ontgrendeld.
Als de portieren worden vergrendeld met de
sleutel in het portierslot, wordt het alarm niet
ingeschakeld. Snel uitschakelen van de sirene als deze
per ongeluk is afgegaan:
F
z
et het contact aan; de identificatie van
de sleutelcode zorgt ervoor dat de sirene
stopt,
F
d
ruk op de ontgrendelknop (cabine en
sleutel) van de afstandsbediening.
Als u de auto wilt vergrendelen zonder het
alarmsysteem in te schakelen, bijvoorbeeld
om de auto te wassen, vergrendel de auto dan
met de sleutel in het slot.
Bij het ontgrendelen van de auto met
de afstandsbediening wordt de sirene
automatisch uitgeschakeld.
Elektrische ruitbediening
A. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde
B. Schakelaar ruitbediening passagierszijde
Handmatige bediening
F Duw of trek de schakelaar A/B tot het zware
punt om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
F Duw of trek de schakelaar A voorbij het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de ruit
volledig. Druk opnieuw op de schakelaar om het
openen of sluiten te stoppen.
Ver wijder bij het verlaten van de auto altijd de
contactsleutel, zelfs wanneer u
de auto maar
even verlaat.
Als er tijdens het bedienen van de ruit iets
tussen de ruit en de sponning bekneld raakt,
moet u
de ruit meteen weer openen. Druk
daarvoor op de desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten
van de ruit verhindert.
Zorg er voor dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de elektrische
ruitbediening.
Wees extra alert op kinderen om te
voorkomen dat ze zich tijdens het bedienen
van de ruit bezeren.
Toegang tot de auto
Page 39 of 232
37
Cockpit
Verstellen in lengterichting
F Trek de beugel omhoog en schuif de stoel naar voren of naar achteren.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de stoel
niet wordt verhinderd door personen of
voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de stoel
als grote voor werpen op de vloer achter de
stoel zijn geplaatst.
Hoogte van de stoel
Hoek van de rugleuning
F Draai aan de draaiknop om de rugleuning te verstellen.
Lendensteun
Hoofdsteunen
F Trek aan de hendel 1 om de voorzijde van de
zitting te verhogen of verlagen.
F
T
rek aan de hendel 2
om de achterzijde van de
zitting te verhogen of verlagen. F
D
raai aan de knop om de lendensteun in de
gewenste stand te zetten.
Verstel omwille van de veiligheid de stoelen
alleen als de auto helemaal stilstaat.
F
D
ruk op de lip om de hoofdsteun hoger of lager
te zetten.
3
Ergonomie en comfort
Page 40 of 232
38
Verstelbare armleuningStoelverwarming
U kunt de functie uitschakelen zodra de
temperatuur van de stoelen en in het
interieur op een aangenaam niveau is
gekomen. Dit vermindert het stroomverbruik
waardoor ook het brandstofverbruik lager
wordt.
F
D
ruk om de hoofdsteun te ver wijderen op de
lippen en trek de hoofdsteun omhoog.
F
K
antel de armleuning omhoog of omlaag.
F
D
raai aan de knop op het uiteinde van de
armleuning om deze in de gewenste stand vast
te zetten. Met deze schakelaar kunt u de stoelver warming in-
of uitschakelen.
Gebruik de functie niet als de stoel niet wordt
gebruikt.
Langdurig gebruik in de hoogste instelling
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waarvan de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.) kunnen
brandwonden krijgen.
Het systeem kan over verhit raken als
materiaal met isolerende eigenschappen zoals
kussens of stoelhoezen wordt gebruikt.
Gebruik het systeem niet:
-
a
ls vochtige kleding wordt gedragen,
-
al
s kinderzitjes zijn aangebracht.
Om breken van het verwarmingselement in de
stoel te voorkomen:
- p laats geen zware voor werpen op de stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
p
laats geen scherpe voor werpen op de
stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel.
Voorkomen van de kans op kortsluiting:
-
g
ebruik geen vloeibare producten om de
stoel te reinigen,
-
g
ebruik de ver warmingsfunctie nooit
wanneer de stoel vochtig is.
Ergonomie en comfort