Peugeot Boxer 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2018, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2018Pages: 232, PDF Size: 9.15 MB
Page 61 of 232

59
Scheidingswand met
schuifraam
Afhankelijk van het land van bestemming wordt
de cabine van de laadruimte geïsoleerd door een
scheidingswand met schuifraam.
U hebt wel de mogelijkheid om het schuifraam in de
scheidingswand te openen of te sluiten met behulp
van de knop.
Zaklamp
Ver wijder de zaklamp uit de houder door op de knop
te drukken en de lamp 90 graden omlaag te draaien.
Schuif de schakelaar naar voren om de lamp te
laten branden.
Verwijder de beschermkap op de zaklamp om de
vier batterijen (NiMH-type) te vervangen.
Steek de zaklamp om deze in de bagageruimte
terug te plaatsen in de uitsparingen van de houder
en draai de zaklamp omhoog.
De magnetische zaklamp bevindt zich ter hoogte
van de achterste plafonnier (afhankelijk van de
uitvoering).
In het midden van de houder van de zaklamp
bevindt zich een lamp. Bij stilstaande auto, ongeacht of de sleutel zich
in het contactslot bevindt, houden het opladen
en branden van de zaklamp na ongeveer
15
minuten op.
Tijdens het rijden worden de batterijen van de
zaklamp automatisch opgeladen.Zijschuifruiten
Tijdens het rijden moet de ruit zijn gesloten of
in een van de tussenstanden zijn gezet.
Laat geen lange voor werpen via de ruiten naar
buiten steken.
Afhankelijk van de uitvoering van de auto kunnen de
zijruiten van zitrij 2
worden geopend.
F
K
nijp de 2 knoppen in en schuif de ruit open.
3
Ergonomie en comfort
Page 62 of 232

60
Voorzieningen aan de
buitenzijde
Antisteenslagrooster
Afhankelijk van het land van bestemming is
aan de binnenzijde van de voorbumper een
antisteenslagrooster bevestigd, waarmee de
componenten in de motorruimte worden beschermd
tegen steenslag.
Beschermingen voor zeer
lage temperaturen
Afhankelijk van het land van bestemming zijn
afdichtingen van schuimmateriaal aangebracht
waarmee het bovenste gedeelte van de motorruimte
wordt geïsoleerd en beschermd tegen kou en sneeuw.
Inklapbare treeplank
Ze zijn tegen de koplampen aan op de traverse aan
de bovenzijde van de radiateur bevestigd.
Schuif ze in de richting van de buitenzijde van de
auto om ze te ver wijderen.Om het achterin in- en uitstappen te
vergemakkelijken kan uw auto worden voorzien van
een treeplank die naar buiten komt bij het openen
van de schuifdeur.
Ergonomie en comfort
Page 63 of 232

61
Lichtschakelaar
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich een
laagje condens aan de binnenzijde van de
koplampen en de achterlichten vormen; dit
verdwijnt enkele minuten na het ontsteken van
de koplampen.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u
uw auto gaat gebruiken in een land
waarin het verkeer aan de andere kant van de
weg rijdt, moet de afstelling van de koplampen
worden gewijzigd om te voorkomen dat
tegemoetkomend verkeer wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Selecteren van de stand
van de hoofdverlichting
Lichten uit (afgezet contact)/
Dagrijverlichting (draaiende motor).
Dimlicht/grootlicht.
Grootlichtassistent.
Koplampen overschakelen
(dimlicht/grootlicht)
F Trek de lichtschakelaar naar u toe om over te
schakelen van dim- naar grootlicht en terug.
Om een lichtsignaal te geven, trekt u
de
lichtschakelaar naar u
toe, ongeacht de stand van
de ring.
Richtingaanwijzers
F Draai aan de ring om het witte merkteken tegenover het symbool te zetten. F
L
inks: duw de hendel omlaag, voorbij het zware
punt.
F
R
echts: duw de hendel omhoog, voorbij het
zware punt.
Functie " snelweg"
F Beweeg de schakelaar kort omhoog of omlaag,
zonder hem door de weerstand te drukken. De
desbetreffende richtingaanwijzers zullen vijf keer
knipperen.
Mistlampen
De mistlampen (afhankelijk van de uitvoering)
werken als het dimlicht of grootlicht is ingeschakeld.
Met deze schakelaar kunt u de verlichting voor
en achter selecteren en bedienen.
4
Verlichting en zicht
Page 64 of 232

62
Mistlampen vóór
Mistachterlichten
F
D
ruk op één van deze schakelaars om de
gewenste verlichting in te schakelen.
De mistlampen mogen uitsluitend worden
gebruikt bij dichte mist of zware sneeuwval.
Bij helder of regenachtig weer, zowel overdag
als 's nachts, is het mistachterlicht verblindend
voor medeweggebruikers en daarom niet
toegestaan.
Vergeet niet de mistlampen uit te schakelen
zodra ze niet meer nodig zijn.
LED-dagrijverlichting
Als de motor wordt gestart, wordt de
dagrijverlichting automatisch ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of grootlicht
handmatig of automatisch wordt ingeschakeld, gaat
de dagrijverlichting uit.
Instellen
Voor landen waar het voeren van verlichting
overdag niet wettelijk verplicht is, kunt u de functie
in- of uitschakelen via het configuratiemenu.
Automatisch inschakelen
van de verlichting
De automatische verlichting (afhankelijk van de
uitvoering) zorgt er bij een geringe lichtsterkte van
de omgeving voor dat automatisch het dimlicht
wordt ingeschakeld.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen; de
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld. Schakel het dimlicht indien
nodig zelf in.
De verlichting wordt automatisch
uitgeschakeld als de lichtsterkte van de
omgeving weer voldoende is.
Dek de lichtsensor in het midden van de
voorruit niet af.
Activering
F Draai de ring in de afgebeelde stand.
Als het contact wordt afgezet, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Follow me home-
verlichting
De functie "follow me home" (afhankelijk van de
uitvoering) zorgt er voor dat, als u de auto verlaat, de
dimlichten nog gedurende de ingestelde tijd blijven
branden (bijvoorbeeld op een parkeerterrein).
Contact afgezet of contact
in de stand STOP
F Zet binnen 2 minuten na het afzetten van de
motor het contact in de stand STOP of ver wijder
de sleutel uit het contact.
F
T
rek de lichtschakelaar naar het stuur wiel toe.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
Telkens als u
de lichtschakelaar naar het stuur wiel
toe trekt, wordt de duur van de follow-me-home
verlichting met 30
seconden verlengd. De maximale
duur bedraagt ongeveer 3
minuten. Zodra de
U kunt zelf de gevoeligheid van de lichtsensor
instellen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto
.
Verlichting en zicht
Page 65 of 232

63
ingestelde duur is verstreken, wordt de verlichting
automatisch uitgeschakeld.
Houd de schakelaar langer dan 2 seconden naar
het stuur wiel toe getrokken om de functie uit te
schakelen.
Grootlichtassistent
Dit systeem schakelt automatisch over op grootlicht,
afhankelijk van de lichtsterkte van de omgeving
en de aanwezigheid van overig verkeer op de weg
die worden geregistreerd door een camera aan de
bovenzijde van de voorruit.
Dit systeem is een hulpsysteem bij het rijden.
De bestuurder blijft zelf verantwoordelijk
voor de verlichting van zijn auto, voor de
aanpassing van de verlichting aan de
lichtsterkte van de omgeving, het zicht en
het verkeer, en voor het naleven van de
verkeersregels.
Inschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in deze stand.
F
C
onfigureer de functie via de toets MODE ;
selecteer "ON" in het menu "Grootlichtassistent". Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de configuratie van de
auto
.
F
G
eef een lichtsignaal (door de schakelaar
voorbij het weerstandspunt te bewegen) om de
functie te activeren.
Werking
Als de functie is geactiveerd, werkt het systeem als
volgt:
Als de omgeving voldoende is verlicht en/of als de
verkeerssituatie het gebruik van het grootlicht niet
toelaat:
-
D
e dimlichten blijven ingeschakeld:
op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
4
Verlichting en zicht
Page 66 of 232

64
In een zeer donkere omgeving en als de
verkeerssituatie het toelaat:
De bestuurder kan indien nodig op elk moment zelf
de verlichting omschakelen.
Geef nogmaals een lichtsignaal om de werking van
de functie te onderbreken; het verlichtingssysteem
wordt overgeschakeld op de stand "automatische
verlichting".
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld
onder 15 km/h.
Geef een nieuw lichtsignaal als u
het grootlicht toch
wilt gebruiken; het grootlicht blijft dan ingeschakeld
tot de auto een snelheid van 40
km/h bereikt.
Vanaf 40
km/h wordt de functie automatisch weer
ingeschakeld (op voor waarde dat u
daar voor niet
nogmaals een lichtsignaal hebt gegeven om het
grootlicht weer uit te schakelen).
Uitschakelen
F Zet de ring van de lichtschakelaar in de stand " dimlicht". Er kunnen storingen in de werking van het
systeem optreden:
-
b
ij slecht zicht (sneeuwval, zware regenval
of dichte mist, enz.),
-
a
ls het gedeelte van de voorruit voor
de camera vuil, beslagen of afgedekt is
(bijvoorbeeld met een sticker),
-
a
ls de verlichting van uw auto wordt
weerkaatst door reflecterende (verkeers)
borden.
Het systeem signaleert geen:
-
w
eggebruikers die geen verlichting voeren,
zoals voetgangers,
-
v
oertuigen waar van de verlichting wordt
afgeschermd, bijvoorbeeld door een
vangrail op de snelweg,
-
v
oertuigen die zich aan de top of de voet
van een steile helling, in een bocht of op
een zijweg bevinden.
Parkeerlichten
De lichten kunnen blijven branden als de auto
geparkeerd staat met afgezet contact, sleutel in de
stand STOP of sleutel uit het contact ver wijderd.
Op het instrumentenpaneel gaat dit
verklikkerlampje branden.
De lichten blijven branden zolang de
auto geparkeerd staat.
Als de verlichting langdurig blijft branden, kan
de laadtoestand van de accu van uw auto
aanzienlijk worden verminderd.
-
H
et grootlicht wordt automatisch
ingeschakeld: op het
instrumentenpaneel gaan deze
verklikkerlampje branden.
F
Z
et de ring van de lichtschakelaar in de stand O,
ver volgens op dimlicht of grootlicht.
Verlichting en zicht
Page 67 of 232

65
Koplampen in hoogte
verstellen
Verstel de koplampen met halogeenlampen
afhankelijk van de belading van uw auto om
verblinding van medeweggebruikers te voorkomen.
De koplampen kunnen worden versteld als het
dimlicht of het grootlicht is ingeschakeld.Druk herhaaldelijk op deze schakelaars
om de koplampen te verstellen.
Een verklikkerlampje op het display
geeft de geselecteerde stand aan (0,
1, 2, 3).
Ruitenwisserschakelaar
Ruitenwissers vóór
Wissen is alleen actief wanneer het contact in de
stand MAR staat.
De knop heeft vijf standen:
-
R
uitenwissers uit.
-
I
ntervalstand: 1
stand omlaag.
In deze stand is het mogelijk vier inter vallen te kiezen door aan de ring te draaien.
Automatische ruitenwissers
vóór
De snelheid van de automatische ruitenwissers
(afhankelijk van de uitvoering) wordt automatisch
aangepast aan de hoeveelheid neerslag.
Automatisch wissen: 1
stand omlaag. Bij het
selecteren van deze stand maken de ruitenwissers
één slag. Als het contact uitgezet is geweest, moet
de functie opnieuw worden geactiveerd.
Als deze stand is geselecteerd, is het mogelijk de
gevoeligheid van de regensensor te verhogen door
aan de ring te draaien.
Dek de regensensor, die zich aan de
bovenzijde van de voorruit bevindt, niet af.
Zet het contact uit als de auto gewassen wordt
in een wasstraat of schakel de stand voor
automatisch wissen uit.
Controleer bij vorst vóór het inschakelen
van de ruitenwissers of de ruitenwissers vrij
kunnen bewegen.
U kunt in de uitsparingen van de voorbumper
staan om eventuele opeengehoopte sneeuw
aan de onderzijde van de voorruit en op de
ruitenwissers te verwijderen.
-
z
eer lang interval,
-
lan
g interval,
-
n
ormaal interval,
-
k
ort inter val.
-
C
onstant wissen met lage snelheid: 2
standen
omlaag. -
C
onstant wissen met hoge snelheid: 3 standen
omlaag.
-
E
én keer wissen: trek de schakelaar naar het
stuurwiel toe.
4
Verlichting en zicht
Page 68 of 232

66
U kunt de ruitenwisserbladen zelf vervangen.
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het vervangen van een
ruitenwisserblad.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de ruitenwissers vóór zijn
ingeschakeld in de stand hoge snelheid, de
STOP-stand niet beschikbaar is.
Ruiten- en
koplampsproeiers
F Trek de ruitenwisserschakelaar naar u toe,
de ruitensproeiers treden in werking in
combinatie met het tijdelijk inschakelen van de
ruitenwissers.
De koplampsproeiers treden gelijktijdig met de
ruitensproeiers in werking als de dimlichten zijn
ingeschakeld (afhankelijk van de uitvoering).
Het niveau van de koplampsproeiervloeistof
moet regelmatig worden gecontroleerd, vooral
in de winter.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het controleren van niveaus ,
in het bijzonder het niveau van de ruiten-/
koplampsproeiers.
Verlichting en zicht
Page 69 of 232

67
Algemene aanbevelingen
met betrekking tot de
veiligheid
Op verschillende plaatsen in uw auto
zijn labels aangebracht. Ze bevatten
veiligheidswaarschuwingen en informatie over
de identificatie van uw auto. Ver wijder ze niet:
ze horen namelijk bij de auto.
Neem voor alle werkzaamheden aan uw
auto contact op met een gekwalificeerde
werkplaats die beschikt over de juiste
technische informatie, vakkennis en
apparatuur. Het PEUGEOT-netwerk is in staat
u dit te bieden. Belangrijke informatie:
-
H
et monteren van elektrische uitrustingen
of accessoires die niet onder een
artikelnummer in het assortiment van
PEUGEOT voorkomen, kan tot een
hoger verbruik leiden en storingen in
het elektronische systeem van uw auto
veroorzaken. Ga naar het PEUGEOT-
netwerk voor meer informatie over
het aanbod aan accessoires met een
artikelnummer.
-
U
it veiligheidsoverwegingen is toegang tot
de diagnose-aansluiting, die is gekoppeld
aan de elektronische systemen in de
auto, uitsluitend voorbehouden aan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats waar de beschikking is over
geschikt gereedschap (kans op storingen
in de elektronische systemen die kunnen
leiden tot pech of ernstige ongevallen). De
fabrikant kan niet aansprakelijk worden
gesteld als deze aanwijzing niet wordt
opgevolgd.
-
W
ijzigingen of aanpassingen die niet door
PEUGEOT zijn voorzien of toegestaan,
of die niet volgens de technische
voorschriften van de fabrikant zijn
uitgevoerd, leiden tot het ver vallen van de
wettelijke en contractuele garanties. Monteren van als accessoire geleverde
radiocommunicatiezenders
Voordat u
een radiocommunicatiezender
met buitenantenne monteert, moet u bij
het PEUGEOT-netwerk de technische
gegevens (frequentieband, maximaal
uitgangsvermogen, positie antenne, specifieke
installatievoorschriften) van de voor montage
geschikte zenders opvragen, conform de
Richtlijn Elektromagnetische Compatibiliteit
(2004/104/EG).
Afhankelijk van de landelijke wetgeving
kan de aanwezigheid van bepaalde
veiligheidsuitrusting verplicht zijn:
veiligheidsvesten, gevarendriehoeken,
alcoholtests, een set reservelampen,
reservezekeringen, een brandblusser,
een verbandtrommel, spatlappen aan de
achterzijde van de auto, enz.
5
5
Veiligheid
Page 70 of 232

68
Alarmknipperlichten
Lichtsignaal van de richtingaanwijzers om het
overige verkeer te waarschuwen in het geval van
file, pech, slepen of een ongeval.
F
D
ruk deze schakelaar in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het contact
is afgezet.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma
(ESP)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) omvat
de volgende systemen:
-
a
ntiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD),
-
n
oodremassistentie (BAS),
-
an
tispinregeling (ASR),
-
d
ynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Claxon
F Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een
betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en
dragen bij tot een betere controle in bochten, vooral
op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in
het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar (EBD) verdeelt
de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt er voor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt geactiveerd als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde
grenswaarde. Het systeem zorgt er dan voor dat de
benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR (ook wel aangeduid met tractieregeling)
past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen
van de wielen te beperken via de remmen van de
aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook
voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Veiligheid