Spiegels Peugeot Boxer 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: Boxer, Model: Peugeot Boxer 2020Pages: 196, PDF Size: 5.19 MB
Page 4 of 196

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1Instrumentenpaneel
Instrumentenpaneel 7
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 7
Meters 11
Configuratie van het voertuig (MODE)
14
Audio- en multimediasysteem op het
touchscreen
20
Datum en tijd instellen 21
Boordcomputer 21
Boordcomputer 21
2Toegang tot de auto
Legenda 23
Afstandsbediening 23
Voorportieren 26
Schuifdeur 26
Achterdeuren 27
Alarm 28
Elektrische ruitbediening 29
3Ergonomie en comfort
Voorstoelen 30
Voorbank 31
Achterbank 32
Achterbank 32
Het stuurwiel verstellen 33
Spiegels 34
Verwarming en ventilatie 34
Verwarming/handbediende airconditioning 35
Automatische airconditioning 36
Extra verwarmingssystemen 38
Verwarming/airconditioning achter 38
Extra programmeerbare verwarming 39
Ontwasemen - ontdooien voorruit en zijruiten 41
Achterruitverwarming 42
Indeling van de cabine
42
Voorzieningen achter 46
Voorzieningen aan de buitenzijde 49
4Verlichting en zicht
Lichtschakelaar 50
Richtingaanwijzers 50
Autom. dimmen grootlicht 51
Hoogteverstelling van de koplampen 53
Ruitenwisserschakelaar 53
Ruitenwisserbladen vervangen 54
5Veiligheid
Algemene aanbevelingen met betrekking
tot de veiligheid 55
Alarmknipperlichten 55
Claxon 56
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 56
Veiligheidsgordels 59
Airbags 61
Kinderzitjes 63
De airbag vóór aan passagierszijde
uitschakelen 65
Zitplaatsen met ISOFIX-bevestigingen 66
Kinderslot 68
6Rijden
Rijadviezen 69
Starten - afzetten van de motor 72
Stand-bysysteem accu 73
Parkeerrem
73
Versnellingsbak 74
Schakelindicator 74
Stop & Start 74
Hill Start Assist 76
Bandenspanningscontrolesysteem 77
Pneumatische ophanging 78
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene
adviezen
79
Snelheidslimietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
81
Snelheidsbegrenzer 83
Snelheidsregelaar - specifieke adviezen 84
Snelheidsregelaar 85
Snelheidsregelaar (3L HDi-motor) 86
Lane Departure Warning System 87
dodehoekbewaking met detectie aanhanger 90
Active Safety Brake met Distance Alert en
intelligente noodremassistentie
91
Parkeerhulp achter 94
Achteruitrijcamera 95
Page 36 of 196

34
Ergonomie en comfort
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaand voertuig.
Spiegels
Buitenspiegels
Ze zijn verdeeld in twee zones:
A - Bovenste spiegel
B - Onderste spiegel
De spiegel zijn bolvormig om het beeld opzij te
vergroten. De objecten die u in de spiegel ziet
zijn dichterbij dan ze lijken. Houd daar rekening
mee om de afstand goed in te schatten.
De behuizing bevat de zijknipperlichten en
de antennes, afhankelijk van de beschikbare
uitrusting van het voertuig (GPS, GSM, radio
enz.).
Elektrisch verstellen
Het contactslot staat in de stand MAR.
► Draai de knop om de spiegelzone te selecteren.
Buitenspiegel links:
A1 - Bovenste spiegel
B1 - Onderste spiegel
Buitenspiegel rechts:
A2 - Bovenste spiegel
B2 - Onderste spiegel
► Zet de knop dan in de richting van de gewenste afstelling.
Elektrisch inklappen
► Druk op deze toets.
De spiegels verwarmen
► Druk op de toets van de achterruitverwarming.
Binnenspiegel
Met de hendel aan de onderzijde kan de spiegel
in 2 standen worden gezet.
In de dagstand staat de hendel naar voren.
Trek de hendel naar u toe om de spiegel in de
nachtstand (antiverblinding) te zetten.
Verwarming en ventilatie
Adviezen
Gebruik van het ventilatie- en
airconditioningssysteem
► Let erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur
het luchtinlaatrooster onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
luchtafvoeropening in de bagageruimte vrij
blijven.
Page 44 of 196

42
Ergonomie en comfort
Als uw voertuig is uitgerust met een extra
verwarmingssysteem, dan moet u dit
uitschakelen om de ruiten snel te ontwasemen /
ontdooien.
Achterruitverwarming en/of verwarmde
buitenspiegels
► Druk op deze toets om achterruitverwarming en verwarmde
buitenspiegels in of uit te schakelen. Het
controlelampje brandt als de functie is
ingeschakeld.
Deze functie wordt automatisch uitgeschakeld
om te voorkomen dat de accu leeg loopt.
De achterruitverwarming werkt uitsluitend
bij draaiende motor.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de achterruitverwarming
in werking is, de STOP-stand niet
beschikbaar is.
Indeling van de cabine
Zonneklep
► Klap de zonneklep omlaag om verblinding
door de zon te voorkomen.
De zonnekleppen zijn voorzien van vakken voor
het opbergen van bijvoorbeeld tolkaarten en
kaartjes.
Middelste opbergruimte
De open opbergruimte bevindt zich onder het
paneel van de middenconsole.
Hier vindt u extra aansluitingen (aansluiting en
USB) voor het overdragen van gegevens naar
het audiosysteem.
Afhankelijk van de uitrusting kan het voertuig ook
zijn voorzien van een dubbele bekerhouder en/of
een houder voor een smartphone.
Opbergruimte bij de
voorstoel
Onder de bestuurdersstoel bevindt zich een
vaste opbergbak.
De stoel met instelbare schokdemping
heeft geen opbergruimte.
Onder de passagiersstoel bevindt zich een
gereedschapsset, met gereedschappen voor
bijvoorbeeld het verwisselen van een wiel, het
Page 81 of 196

79
Rijden
6Handmatig wijzigen van de
wagenhoogte achter
De dorpel van het platform omhoog of
omlaag aanpassen
► Wanneer u kort op een van de knoppen drukt, kunt u een hogere of lagere stand
instellen. Telkens wanneer u op de knop drukt
(lampje brandt), gaat het systeem een stand
omhoog of omlaag.
Wanneer u lang op een van de knoppen
drukt, wordt de betreffende maximale stand
geselecteerd (-3 of +3).
Terug naar de normale dorpelhoogte
► Druk net zo vaak in de tegengestelde richting van de weergegeven positie.
Uitschakelen/weer inschakelen
► Houd beide knoppen tegelijkertijd ingedrukt om het systeem in of uit te schakelen.
De lampjes van de bediening gaan branden om
te bevestigen dat het systeem is uitgeschakeld.
Bij een snelheid hoger dan 5 km/u wordt
het systeem automatisch weer
ingeschakeld.
Automatisch wijzigen van de wagenhoogte achter
Bij een wagensnelheid hoger dan 20 km/h, wordt
de wagenhoogte achter automatisch op de
nominale stand teruggebracht.
Storing
In het geval van een storing in dit systeem
gaat dit verklikkerlampje branden.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Het rijden met een te lage of te hoge
wagenhoogte kan schade aan de
onderzijde van de auto veroorzaken.
De wagenhoogte kan automatisch worden
bijgesteld afhankelijk van eventuele
wijzigingen in temperatuur of lading.
Gebruik dit systeem niet onder de volgende
omstandigheden:
– werkzaamheden onder de auto,– het verwisselen van een wiel,
– vervoeren van de auto met een vrachtauto, trein, veerpont, enz.
Controleer alvorens de wagenhoogte hoger of
lager in te stellen of er zich geen voorwerpen
of personen dicht bij de auto bevinden om
beschadiging van de auto of letsel aan
personen te voorkomen.
Rij- en
parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
Ondanks de aanwezigheid van rij- en
parkeerhulpsystemen moet de
bestuurder altijd alert blijven.
De bestuurder moet zich altijd aan de
verkeersregels houden, moet onder alle
omstandigheden de auto in zijn macht
hebben en moet te allen tijde in staat zijn
om de controle weer over te nemen. De
bestuurder moet de snelheid aanpassen aan
de weersomstandigheden, het verkeer en de
toestand van de weg.
De bestuurder moet te allen tijde het verkeer
in de gaten blijven houden en de snelheid
en afstand van achteropkomend verkeer
inschatten voordat richting aangegeven en
van rijstrook gewisseld wordt.
De systemen werken uitsluitend binnen de
grenzen van de natuurkundige wetten.
Rijhulpsystemen
De bestuurder moet beide handen aan
het stuurwiel houden, altijd de binnen- en
buitenspiegels gebruiken, altijd de voet
dichtbij de pedalen houden en iedere twee
uren pauze nemen.
Page 82 of 196

80
Rijden
Om te voorkomen dat de pedalen blijven hangen:► controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,► leg nooit meerdere matten boven op elkaar.
Snelheidseenheden
Als u in een ander land bent, controleer
dan of de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph
of km/h), overeenkomt met de in het land
geldende eenheid.
Zo niet, verander dan bij stilstaande
auto de door het instrumentenpaneel
gebruikte eenheid van snelheid zodat deze
overeenkomt met de ter plaatse geldende
eenheid.
Neem bij twijfel contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Snelheids-
limietherkennings- en
snelheidsadviessysteem
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Parkeerhulpsystemen
De bestuurder moet voorafgaand aan en
tijdens het manoeuvreren altijd en met name
met behulp van de spiegels de omgeving van
de auto in de gaten houden.
Radar
De werking van de radar en de
bijbehorende functies kan negatief worden
beïnvloed door de opeenhoping van vuil
(stof, modder, ijs enz.) of door bepaalde
weersomstandigheden (zware regenval,
sneeuw) wanneer de bumper beschadigd is.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats alvorens
de voorbumper te spuiten of de lak ervan bij
te werken. Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radar beïnvloeden.
Rijhulpcamera
Deze camera en bijbehorende functies
werken mogelijk minder goed of helemaal
niet als het gedeelte van de voorruit vóór
de camera vuil, beslagen, bevroren, bedekt
met sneeuw, beschadigd of bedekt met een
sticker is.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Slecht zicht (slecht verlichte weg, zware
regenval, dichte mist, sneeuw) en
verblinding (koplampen van tegenliggers,
laagstaande zon, reflecties op nat wegdek,
uitrijden van een tunnel, snelle overgangen
tussen schaduw en licht) kunnen ook de
detectieprestaties negatief beïnvloeden.
Wanneer de voorruit wordt vervangen, neem
contact op met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats om de camera
opnieuw te laten kalibreren; de werking
van de bijbehorende systemen kan worden
onderbroken.
Overige camera’s
De op het touchscreen of het
instrumentenpaneel weergegeven beelden
van de camera('s) kunnen door het reliëf
worden vervormd.
Bij de aanwezigheid van schaduwzones, of bij
zonnig weer of onvoldoende omgevingslicht
kan het beeld donkerder en minder
contrastrijk zijn.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze
in werkelijkheid zijn.
Sensoren
De werking van de sensoren en de
bijbehorende functies kan worden verstoord
door omgevingsgeluiden van bijvoorbeeld
luidruchtige voertuigen en machines (zoals
vrachtwagens of drilboren), door de ophoping
van sneeuw of dode bladeren op de weg of bij
beschadigde bumpers en spiegels.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling geeft een geluidssignaal
(lange pieptoon) aan dat de sensoren
mogelijk vuil zijn.
Een aanrijding aan de voorzijde
of achterzijde van de auto kan de
sensorinstellingen verstoren, hetgeen niet
altijd door het systeem wordt vastgesteld: de
afstandsmetingen kunnen hierdoor incorrect
zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die
te laag (trottoirbanden, drempels) of te dun
(bomen, palen, draadhekken) zijn.
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel
worden gedetecteerd, worden mogelijk niet
meer gedetecteerd als ze zich in de dode
hoek van het detectiebereik van de sensoren
bevinden.
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Onderhoudscontroles
Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd tijdens het wassen van de auto het
uiteinde van de hogedrukspuit op minimaal
30 cm van de radar, sensoren en camera's.
Matten
Het gebruik van matten die niet door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, kan de
bediening van de snelheidsbegrenzer of de
snelheidsregelaar hinderen.
Page 141 of 196

139
Technische gegevens
9L1L2L3L4
H1 H2 H1H2H2H3H2H3
B Overhang vóór 948
C Overhang achter 1.0151.380
D Breedte (met/zonder buitenspiegels) 2.508/2.050
E Spoorbreedte vóór 1.810
F Spoorbreedte achter 1.790
G Hoogte laaddrempel 535 tot 565
I Vloerlengte binnen 2.6703.1203.7054.070
J Maximale laadhoogte binnenin 1.6621.932 1.6621.9321.9322.1721.9322.172
K Maximale breedte laadruimte 1.870
M Binnenste breedte tussen wielkuipen 1.422
Inhoud (m
3) 89,5 1011,5 13151517
Page 150 of 196

148
Specifieke kenmerken
Afmetingen platformcabine
De afmetingen worden in millimeter gegeven.
L1 L2L2S L3L4
L Totale lengte 4.9085.3585.7085.9436.308
A Wielbasis 3.0003.4503.8004.0354.035
B Overhang vóór 948
C Overhang achter 9601.325
D Breedte (met/zonder buitenspiegels) 2.508/2.050
- Bebouwbare breedte 2.207
- Maximale bebouwbare breedte 2.350
E Spoorbreedte vóór 1.810
- Spoorbreedte achter 1.790
- Grotere spoorbreedte achter 1.980
F Totale hoogte 2.254
- Maximale bebouwbare hoogte 3.500
Page 152 of 196

150
Specifieke kenmerken
Achterbank
Deze ergonomische bank heeft vier zitplaatsen.
Opbergruimte
L1L2L2SL3L4
L Totale lengte 5.2935.7436.0936.3286.693
A Wielbasis 3.0003.4503.8004.0354.035
B Overhang vóór 948
C Overhang achter 1.3451.710
D Breedte (met/zonder buitenspiegels) -/2.100
- Bebouwbare breedte -
- Maximale bebouwbare breedte -
E Spoorbreedte vóór 1.810
- Spoorbreedte achter 1.790
- Grotere spoorbreedte achter 1.980
F Totale hoogte 2.153
- Maximale bebouwbare hoogte -
Dubbele cabine
De dubbele cabine is beschikbaar op de uitvoeringen
met cabine met chassis en
cabine met dieplader; deze
beschikt over een bank,
veiligheidsgordels, een
opbergruimte en zijramen.
Page 155 of 196

153
Specifieke kenmerken
10DubbelchassiscabineDubbelplatformcabine
L3 L4L2L3L4
L Totale lengte 5.8436.2085.7386.2286.678
A Wielbasis 4.0353.4504.035
B Overhang vóór 948948
C Overhang achter 8601.2251.3401.2451.695
D Breedte (met/zonder buitenspiegels) 2.508/2.050-/2.100
- Bebouwbare breedte --
- Maximale bebouwbare breedte --
E Spoorbreedte vóór 1.8101.810
- Spoorbreedte achter 1.7901.790
- Grotere spoorbreedte achter 1.9801.980
F Totale hoogte 2.2542.153
- Maximale bebouwbare hoogte --
Page 189 of 196

187
Trefwoordenregister
12V-accu 106, 128
A
Aanhangergewichten 133Aansteker 47ABS 56Accessoires 55
Accu 73, 128Achteruitrijcamera 80Actieradius AdBlue® 13, 106Active Safety Brake 91–93AdBlue® 109AdBlue® bijvullen 110AdBlue®-reservoir 110Afmetingen 138Afstandsbediening 23, 71AFU 56Airbags 62–64Airbags vóór 62Airconditioning 34Airconditioning, extra 38–39Airconditioning (handbediend) 36Alarmknipperlichten 55Alarmsysteem 28Antiblokkeersysteem (ABS) 56Antispinregeling (ASR) ~ Antislipregeling 56–57Armleuning vóór 31ASR 56Audiokabel 162, 172
Audiosysteem 160Audio-telematicasysteem met touchscreen 168, 184Autogegevens 178Automatische airconditioning ~ Airconditioning, automatische 36Automatische ruitenwissers 53Automatisch noodremsysteem 91–93AUX-aansluiting 162, 172
Aux-aansluitingen 42–45
B
Banden 108Banden oppompen 108Bandenspanning 108Bandenspanning te laag (detectie) 77–78Bediening autoradio aan
stuurkolom ~ Autoradio,
bedieningen aan stuurkolom 160, 169Bijvullen AdBlue® 106, 109–110BlueHDi 13, 106Bluetooth (handsfree set) 163, 177–178Bluetooth (telefoon) 163, 177–178Boordcomputer 21Boordgereedschap 113–114, 116–118Brandstof 5, 98Brandstofniveaumeter 97Brandstoftank 97Brandstof tanken 97Brandstofverbruik 5
Brandstofvulklep ~ Brandstoftankklep 97Buitenlandse reizen 50Buitenspiegels 34, 90
C
CD 172CD MP3 172
Claxon 56Cockpit 4Configuratie van de auto 14, 20Controlelampjes 7–8Controles 106–107
D
DAB (Digital Audio Broadcasting) - D igitale radio 171Dagrijverlichting 50Dashboard 4Dashboardkastje 42–44Datum instellen 21Detectie te lage bandenspanning ~ Bandenspanning, detectie 77–78Dieselfilter 103, 108Dieselmotor 98, 103, 134Digitale radio - DAB (Digital Audio Broadcasting) 171Dimlicht 50