sensor PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: BOXER, Model: PEUGEOT BOXER 2021Pages: 212, PDF Size: 6.44 MB
Page 86 of 212

84
Rijden
SensorenDe werking van de sensoren en de
bijbehorende functies kan worden verstoord door
omgevingsgeluiden van bijvoorbeeld luidruchtige
voertuigen en machines (zoals vrachtwagens of
drilboren), door de ophoping van sneeuw of dode
bladeren op de weg, of bij beschadigde bumpers
en spiegels.
Bij het inschakelen van de achteruitversnelling
geeft een geluidssignaal (lange pieptoon) aan dat
de sensoren mogelijk vuil zijn.
Een aanrijding aan de voorzijde of achterzijde
van de auto kan de sensorinstellingen
verstoren, wat niet altijd door het systeem wordt
vastgesteld: de afstandsmetingen kunnen
hierdoor incorrect zijn.
De sensoren detecteren geen obstakels die te
laag (trottoirbanden, drempels) of te dun (bomen,
palen, draadhekken) zijn.
Bepaalde obstakels die aanvankelijk wel worden
gedetecteerd, worden mogelijk niet meer
gedetecteerd als ze zich in de dode hoek van het
detectiebereik van de sensoren bevinden.
Bepaalde materialen (stoffen) kunnen
geluidsgolven absorberen: hierdoor worden
voetgangers mogelijk niet gedetecteerd.
Onderhoud Reinig de bumpers, de spiegels en het
gezichtsveld van de camera's regelmatig.
Houd het uiteinde van de hogedrukspuit tijdens
het wassen van de auto op minimaal 30
cm van
de radar, sensoren en camera's.
Matten / pedaalbekledingen Het gebruik van matten of
pedaalbekledingen die niet door PEUGEOT
zijn goedgekeurd, kan de werking van de
snelheidsbegrenzer of de snelheidsregelaar
hinderen.
Voorkomt dat de pedalen blijven hangen:
–
Controleer of de mat goed op zijn plaats ligt.
–
Leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
SnelheidseenhedenAls u in een ander land bent, controleer
dan of de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt gebruikt (mph of
km/h), overeenkomt met de in het land geldende
eenheid.
Zo niet, verander dan bij stilstaande auto de door
het instrumentenpaneel gebruikte eenheid van
snelheid zodat deze overeenkomt met de ter
plaatse geldende eenheid.
Neem bij twijfel contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats.
Snelheidslimietherkennings-
en snelheidsadviessysteem
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Met de camera boven op de voorruit detecteert dit
systeem de volgende soorten borden en wordt de
bijbehorende informatie op het instrumentenpaneel
weergegeven:
–
de maximale toegestane snelheid;
–
inhaalverbod;
–
einde van eerdere limieten / verboden.
Het systeem ziet borden aan de linker- en
rechterkant, hoog en laag, maar ook overlappende
borden.
Het systeem kan alleen ronde borden zien.
De eenheid voor de snelheidslimieten (km/h of mph) hangt af van het land waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen dat u
de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u in een ander land bent, moet de eenheid
van snelheid die door het instrumentenpaneel
Page 94 of 212

92
Rijden
Dodehoekbewaking met
detectie aanhanger
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem werkt met sensoren op de zijkanten
van de achterbumper, die de dode hoek in de gaten
houden.
Het waarschuwt de bestuurder voor andere
voertuigen (zoals auto's, vrachtwagens en motoren)
op plekken waar de bestuurder ze niet kan zien,
tijdens voor- en achteruitrijden.
Als er een aanhanger aan het voertuig is gekoppeld,
wordt het detectiegebied vergroot met de lengte van
de aanhanger.
In de buitenspiegel aan de zijde waar dat voertuig
zich bevindt, gaat er een waarschuwingslampje
branden. Afhankelijk van de configuratie kan er een
geluidssignaal klinken.
Inschakelen/uitschakelen
De functie kan worden in- of uitgeschakeld met de toets MODE in het menu Dode hoek.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de configuratie van het voertuig (MODE).
Er zijn twee mogelijkheden voor inschakelen:
–
VISUEEL
: visuele waarschuwing. Onder het
rijden gaat er in de buitenspiegel aan de zijde waar
dat voertuig zich bevindt een waarschuwingslampje
branden.
–
VISUEEL
en GELUID: visuele en hoorbare
waarschuwing. Onder het rijden gaat er in
de buitenspiegel aan de betreffende zijde
een waarschuwingslampje branden. Als de
richtingaanwijzer wordt ingeschakeld aan de zijde
waar het voertuig is gedetecteerd, klinkt er een
geluidssignaal. Wanneer het voertuig wordt gestart, gaat er in elke
spiegel een waarschuwingslampje branden om aan
te geven dat het systeem is geactiveerd.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Achteruitversnelling
Het systeem helpt de bestuurder bij achteruit rijden
(bijvoorbeeld wanneer hij of zij achteruit uit een
parkeerplaats rijdt).
Het detecteert voertuigen die links of rechts van het
voertuig rijden bij een snelheid tussen ongeveer 1
en 35 km/u.
Wanneer er een voertuig wordt gedetecteerd,
gaat er een waarschuwingslampje in de spiegel
aan de betreffende zijde branden en klinkt er een
geluidssignaal.
Aanhangerdetectie
Het systeem detecteert de aanwezigheid en lengte
van een aanhanger. Het detectiegebied van het
Page 98 of 212

96
Rijden
– Bij lagere snelheid in stedelijke gebieden,
wanneer er een stilstaand voertuig wordt
gedetecteerd.
–
De rijsnelheid moet liggen tussen 5 en
130
km/h wanneer een bewegend voertuig wordt
gedetecteerd.
Dit waarschuwingslampje knippert (gedurende ongeveer 10 seconden) zodra
de functie de remmen van de auto bedient.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak kan de motor afslaan als de auto
door het automatische noodremsysteem tot stilstand
wordt gebracht.
De bestuurder kan op elk gewenst moment de controle over de auto overnemen door
een ferme stuurbeweging te maken en/of het
gaspedaal stevig in te trappen.
Het rempedaal kan iets trillen als deze functie actief is.
Als de auto volledig tot stilstand is gekomen,
blijven de remmen automatisch 1 tot 2 seconden
geactiveerd.
Storing
Bij een storing in het systeem wordt u gewaarschuwd door het permanent branden
van dit lampje in combinatie met een melding en een
geluidssignaal.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem te laten
controleren.
Als deze lampjes gaan branden nadat de motor is afgezet en weer
gestart, raadpleeg dan het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem te
laten controleren.
Parkeerhulp achter met
geluidssignalen
Raadpleeg de algemene adviezen over het gebruik van de rij- en
parkeerhulpsystemen voor meer informatie.
Dit systeem (waar aanwezig) bestaat uit 4
naderingssensoren in de achterbumper.
Ze detecteren alle obstakels, zoals personen,
voertuigen, bomen en hekken, achter het voertuig
terwijl het voertuig rijdt. Bepaalde obstakels die aan het begin van de
manoeuvre werden gedetecteerd, worden aan het
einde van de manoeuvre niet meer waargenomen
als ze zich in de dode hoek tussen en onder de
sensoren bevinden. Voorbeelden: paaltjes, pionnen
bij wegwerkzaamheden of voorwerpen op de stoel.
De parkeerhulp achter kan in combinatie met een
achteruitrijcamera werken.
Inschakelen
► Schakel de achteruitversnelling in met de
schakelhendel.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het obstakel
aan. Hoe dichter het voertuig bij het obstakel komt,
hoe korter de tijd tussen de geluidssignalen is.
Als het voertuig minder dan ongeveer 30 centimeter
van het obstakel is verwijderd, is het geluidssignaal
continu hoorbaar.
Afzetten
► Schakel de transmissie van achteruit naar
neutraal.
Page 121 of 212

11 9
Praktische informatie
7onmiddellijk weg met koud water of veeg het weg
met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
verwijderd met een spons en warm water.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reservoir leeg is geraakt, dient
u ongeveer 5 minuten te wachten voordat u het
contact aanzet, zonder het bestuurdersportier
te openen, de auto te ontgrendelen en de
elektronische sleutel in het interieur te
houden.
Zet vervolgens het contact aan en start na 10
seconden wachten de motor.
►
Zet het contact af en verwijder de sleutel uit het
contactslot om de motor af te zetten.
► Draai de blauwe dop van het AdBlue®-reservoir
een 6e slag linksom en verwijder de dop.
Bijvullen
► Bij een verpakking AdBlue®: wanneer u de
uiterste houdbaarheidsdatum hebt gecontroleerd,
moet u de instructies op het etiket zorgvuldig lezen
voordat u de inhoud van de verpakking in het
AdBlue-reservoir van de auto giet.
►
Bij een
AdBlue®-pomp: steek het vulpistool in het
reservoir en blijf tanken totdat het vulpistool afslaat.
Giet het AdBlue® reservoir niet te vol:
–
V
ul 10 tot 13 liter bij met behulp van
AdBlue
®-verpakkingen.
–
Stop met bijvullen als het vulpistool voor het
eerst afslaat als u bij een tankstation tankt.
Het systeem kan alleen hoeveelheden van 5 liter
AdBlue
® of meer registreren.
Als het AdBlue®-reservoir helemaal leeg is,
wat wordt bevestigd met de melding
“Bijvullen
AdBlue: Starten niet mogelijk”, dan
moet u minimaal 5 liter bijvullen.
Na het vullen
► Plaats de blauwe dop terug op de tankvulopening
en draai deze rechtsom totdat u niet verder kunt
draaien (een zesde slag).
►
Sluit de brandstofvulklep.
Voer lege AdBlue®-verpakkingen niet als
huisvuil af.
Deponeer ze in een daartoe bestemde container
of breng ze terug naar het verkooppunt.
Onderhoudstips
Algemene aanwijzingen
Houd u aan de volgende aanbevelingen om
beschadiging van de auto te voorkomen.
Buitenkant
Gebruik nooit een hogedrukspuit in de motorruimte - kans op schade aan
elektrische componenten!
Was de auto niet bij fel zonlicht of bij zeer lage
temperaturen.
Wanneer u de auto in een autowasstraat wast, vergrendel dan alle portieren en,
afhankelijk van de uitvoering, haal de
elektronische sleutel uit de detectiezone en
schakel de handsfree-functie (Handsfree toegang
achterklep) uit.
Wanneer u een hogedrukreiniger gebruikt,
houd de spuitmond dan op minimaal 30 cm
van de auto (vooral wanneer u gebieden met
beschadigde lak, sensoren of afdichtingen
reinigt).
Verwijder meteen alle vlekken die chemicaliën
bevatten die de lak van uw auto kunnen
beschadigen (zoals boomhars, vogelpoep,
insectenafscheidingen, pollen en teer).
Afhankelijk van de omgeving moet u de
auto vaker wassen om zoutafzettingen (in
kustgebieden), roet (in industriële gebieden)
of modder/zout (in natte of koude gebieden)
Page 129 of 212

127
In geval van pech
8► Monteer het reservewiel door de 2 gaten (M) uit
te lijnen met de 2 bijbehorende assen (N).
►
Draai de bouten eerst met de hand vast.
Draai de bouten in deze volgorde vast.
► Draai de bouten vast met de wielsleutel ( D) en
de stang (B ).
►
Laat het voertuig zakken met de wielsleutel (
D)
en de stang (B ), en verwijder dan de krik.
►
Draai de bouten weer vast met de wielsleutel (
D)
en de stang (B ).
Laat het aanhaalmoment van de wielbouten
en de bandenspanning van het reservewiel
zo snel mogelijk door een dealer van de fabrikant
of een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Laat de lekke band zo spoedig mogelijk
repareren en verwissel hem met het reservewiel.
Voertuig voorzien van een bandenspanningscontrolesysteem
Het reservewiel is niet voorzien van een
bandenspanningssensor. Bij deze band werkt
het bandenspanningscontrolesysteem niet. Het
systeem kan een waarschuwing geven.
Controleer de bandenspanning van alle banden
en reset het systeem.
Zie het betreffende hoofdstuk
voor meer informatie over het
bandenspanningscontrolesysteem.
5 - Berg het wiel met de lekke
band op
U moet het wiel met de lekke band of het
reservewiel onder het voertuig terugplaatsen om het
liersysteem te blokkeren.
Controleer of het goed in de ruimte onder de vloer is bevestigd.
Wanneer het wiel niet goed is geplaatst, kan de
veiligheid in gevaar komen.
►
Plaats het wiel aan de achterkant van het
voertuig.
Bij stalen velgen:
► Hang de steun ( I) aan het buitenste deel.
► Schroef de hendel ( H) om de beugel en de stalen
velg vast te zetten.
Bij lichtmetalen velgen:
Page 192 of 212

190
Event Data Recorders (EDR)
Gebeurtenisgegevens
opslaan
In de auto zijn elektronische regeleenheden
geïnstalleerd. Deze regeleenheden verwerken
gegevens die bijvoorbeeld van de sensoren van
de auto worden ontvangen, of gegevens die door
de eenheden zelf worden gegenereerd of die ze
met elkaar uitwisselen. Sommige regeleenheden
zijn vereist voor de juiste werking van uw auto,
andere eenheden helpen u bij het rijden (rij- of
parkeerhulpsystemen) en nog weer andere
eenheden bieden comfort- of infotainment-functies.
Hieronder staat algemene informatie over hoe
gegevens in de auto worden verwerkt.
U vindt aanvullende informatie over de specifieke
gegevens die worden gedownload, opgeslagen
en verstuurd naar derden en waarvoor ze
in uw auto worden gebruikt. Dit staat onder
"Gegevensbescherming". Deze informatie is direct
gekoppeld aan de referenties voor de betreffende
functies in het bijbehorende instructieboekje voor de
auto of in de algemene verkoopvoorwaarden.
Deze informatie staat ook online.
Werkingsgegevens van de
auto
De regeleenheden verwerken gegevens die voor de
werking van de auto worden gebruikt.
Deze gegevens omvatten onder meer:
–
Informatie over de toestand van de auto
(zoals snelheid, reistijd, zijdelingse acceleratie, draaisnelheid van de wielen en vastgemaakte
veiligheidsgordels).
–
Omgevingsfactoren (zoals temperatuur
,
regensensor en afstandssensor).
Over het algemeen zijn deze gegevens tijdelijk,
worden ze niet langer dan één werkingscyclus
opgeslagen en worden ze alleen in de auto zelf
gebruikt. De regeleenheden slaan deze gegevens
vaak op (inclusief de sleutel van de auto). Met deze
functie kan informatie over de toestand van de auto,
de belasting van componenten, servicevereisten,
gebeurtenissen en technische storingen tijdelijk of
permanent worden opgeslagen.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau van de auto
worden de gegevens als volgt opgeslagen:
–
De bedrijfsstatus van systeemcomponenten
(zoals het vulniveau, de bandenspanning en de
laadtoestand van de accu).
–
Fouten en storingen in belangrijkste
systeemcomponenten (zoals lampen en remmen).
–
Reacties van systemen in specifieke rijsituaties
(zoals activering van een airbag of activering van
stabiliteitsregel- en remsystemen).
–
Informatie over gebeurtenissen die schade aan de
auto hebben veroorzaakt.
–
Bij elektrische en plug-in hybride auto's de
laadtoestand van de tractiebatterij en de geschatte
actieradius.
Onder specifieke omstandigheden (bijvoorbeeld
als de auto een storing heeft gedetecteerd) kan het
nodig zijn om gegevens te registreren die anders
niet worden opgeslagen. Wanneer u servicewerkzaamheden aan uw auto
laat uitvoeren (zoals reparatie of onderhoud), dan
kunnen de opgeslagen bedrijfsgegevens worden
uitgelezen, samen met het VIN-nummer van de
auto, en kunnen ze waar nodig worden gebruikt.
Personeel dat voor het servicenetwerk werkt (zoals
garages en fabrikanten) of derden (bijvoorbeeld
pechhulpverleners) kunnen de gegevens van de
auto uitlezen. Dit geldt ook voor werkzaamheden die
onder garantie en vanwege kwaliteitsmaatregelen
worden uitgevoerd.
Deze gegevens worden meestal uitgelezen via
de OBD-aansluiting (On-Board Diagnostics) die
wettelijk verplicht in de auto is. De gegevens
worden gebruikt voor meldingen over de technische
toestand van de auto of componenten van de auto
en maakt de diagnose van storingen gemakkelijker,
in overeenstemming met verplichtingen onder
garantie en voor verbetering van de kwaliteit. Deze
gegevens, met name informatie over belasting
van componenten, technische gebeurtenissen,
bedieningsfouten en andere storingen, worden
waar nodig naar de fabrikant gestuurd, samen met
het VIN-nummer van de auto. Er kan ook sprake
zijn van aansprakelijkheid van de fabrikant. De
fabrikant kan de bedrijfsgegevens die uit de auto
worden gehaald ook gebruiken voor terugroepacties
voor producten. De gegevens kunnen ook worden
gebruikt om de garantie van de klant en eventuele
garantieclaims na te kijken.
Elke storing die in de auto is opgeslagen, kan
door een servicepunt tijdens onderhouds- of
Page 198 of 212

196
Trefwoordenregister
Richtingaanwijzers 52
Rijadviezen
6, 71–72
Rijden
71–72
Rijhulpcamera (waarschuwingen)
83
Rijhulpsystemen (algemene adviezen)
83
Roetfilter
115–116
Ruitbediening
30
Ruitensproeiervloeistof
113–114
Ruitenwissers
55
Ruitenwisserschakelaar
55
S
Schakelaars stoelverwarming ~ Stoelverwarming,
schakelaars
32
Schrijftafeltje ~ Tafeltje
44–46
SCR (Selective Catalytic Reduction)
117
SCR-systeem
117
Selectiehendel (elektrische auto)
77
Sensoren (waarschuwingen)
84
Slepen
136
Slepen van een auto
136
Sleutel met afstandsbediening
73
Sneeuwkettingen
106–107
Snelheidsbegrenzer
86–87
Snelheidslimietherkenning
84–85
Snelheidsregelaar
87–89
Soort lamp
128
Starten dieselmotor ~ Dieselmotor starten
100
Stickers
120
Stickerset
120
Stoelen achter ~ Achterbank 66
Stoelverwarming
32
Stop & Start
36, 44, 55, 62, 78–80, 110, 115, 136
Streaming audio Bluetooth
176–177
Stuurbekrachtigingsvloeistof
113–114
Stuurwiel (verstellen)
34
Supersnel laden (elektrische auto)
105–106, 140
T
Technische gegevens 139–140
Te laag brandstofniveau ~ Brandstofniveau
99
Telefoon
168, 181–182
Teller
84
Tijd instellen
22
Touchscreen
172, 187
Tractiebatterij (elektrische auto)
100–101, 140
Tractiebatterij opladen (elektrische auto)
100,
104–106
Trekhaak met afneembare kogel
107–109
U
Uitschakelen airbag passagier ~
Passagiersairbag uitschakelen
64, 66
USB
167, 175–176
USB-aansluiting
167, 175–176
USB-poort
167, 175–176
V
Veiligheidsgordels 61–63
Veiligheidsgordels achter
62
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen
64–66
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen ~
Kinderen (veiligheidsvoorzieningen)
64–66
Ventilatie
36–37
Ventilatieroosters
36
Verkeersinformatie (TA)
166
Verklikkerlampjes ~ Controlelampjes
9
Verklikkerlampjes ~ Waarschuwingslampjes
9
Verklikkerlampje veiligheidsgordels ~ Gordel
(lampje)
61–62
Vermogensmeter (elektrische auto)
7
Verversen
11 2
Verwarming
36–37
Vloeistofniveau verwarmingssysteem
114
Voorportieren
27
Vrijloop activeren
136
W
Waarschuwing kans op aanrijding 93–95
Wallbox (elektrische auto)
102
Wassen
84
Wassen (adviezen)
101, 119–120
Window-airbags
65
Page 199 of 212

197
Trefwoordenregister
Z
Zekeringen 133
Zekeringen vervangen
133
Zij-airbags
65
Zonder gereedschap afneembare kogel
107–109
Zonnesensor
36
Zuinig rijden
6