ESP PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: BOXER, Model: PEUGEOT BOXER 2021Pages: 212, PDF Size: 6.44 MB
Page 4 of 212

2
Inhoudsopgave
■
Overzicht
■
Eco-rijden
1InstrumentenpaneelInstrumentenpaneel 8
Waarschuwings- en verklikkerlampjes 9
Meters 13
Configuratie van het voertuig (MODE) 15
Audio- en multimediasysteem op het touchscreen 21
Datum en tijd instellen 22
Boordcomputer 22
Boordcomputer 22
2Toegang tot de autoLegenda 24
Afstandsbediening 24
Voorportieren 27
Schuifdeur 27
Achterdeuren 28
Alarm 29
Elektrische ruitbediening 30
3Ergonomie en comfortVoorstoelen 31
Voorbank 32
Achterbank 33
Achterbank 33
Het stuurwiel verstellen 34
Spiegels 35
Verwarming en ventilatie 36
Verwarming / handbediende airconditioning 36
Automatische airconditioning 37
Verwarming (elektrisch) 38
Extra verwarmingssystemen 40
Verwarming/airconditioning achter 40
Extra programmeerbare verwarming 41
Ontwasemen - ontdooien voorruit en zijruiten 43
Achterruitverwarming 44
Indeling van de cabine 44
Voorzieningen achter 48
Voorzieningen aan de buitenzijde 50
4Verlichting en zichtLichtschakelaar 52
Richtingaanwijzers 52
LED-dagrijverlichting 52
Grootlichtassistent 53
Hoogteverstelling van de koplampen 54
Ruitenwisserschakelaar 55
Ruitenwisserbladen vervangen 56
5VeiligheidAlgemene aanbevelingen met betrekking tot de
veiligheid 57
Alarmknipperlichten 57
Claxon 58
Geluidssignaal voor voetgangers (elektrisch) 58
Elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) 58
Veiligheidsgordels 61
Airbags 63
Kinderzitjes 65
De airbag vóór aan passagierszijde uitschakelen 67
Zitplaatsen met ISOFIX-bevestigingen 68
Kinderslot 70
6RijdenRijadviezen 71
Starten - afzetten van de motor 74
Stand-bysysteem accu 75
Parkeerrem 76
Versnellingsbak 76
Selectiehendel (elektrisch) 77
Schakelindicator 78
Stop & Start 78
Hill Start Assist 80
Bandenspanningscontrolesysteem 80
Pneumatische ophanging 82
Rij- en parkeerhulpsystemen - Algemene adviezen 83
Verkeersbordherkenning 84
Snelheidsbegrenzer 86
Snelheidsregelaar - Specifieke adviezen 87
Snelheidsregelaar 88
Lane Departure Warning System 89
Dodehoekbewaking met detectie aanhanger 92
Active Safety Brake met Collision Risk Alert en
Intelligente noodremassistentie
93
Parkeerhulp achter 96
Achteruitrijcamera 97
7Praktische informatieBrandstof 99
Compatibiliteit van brandstoffen 100
Laadsysteem (elektrisch) 100
De tractiebatterij laden (elektrisch) 104
Sneeuwkettingen 106
Trekken van een aanhanger 107
Trekhaak met afneembare kogel 107
Op het dak gemonteerd draagsysteem 11 0
Onder de motorkap 11 0
Dieselmotoren 111
Page 5 of 212

3
Inhoudsopgave
Elektromotor 11 2
Niveaus controleren 11 2
Controles 11 4
AdBlue® (BlueHDi-motoren) 11 7
Onderhoudstips 11 9
8In geval van pechBandenreparatieset 121
Reservewiel 122
Een lamp vervangen 128
Zekeringen 133
Accu van 12 V / Hulpaccu 133
Slepen 136
9Technische gegevensTechnische gegevens motoren en
aanhangergewichten 138
Dieselmotoren 139
Elektromotor 140
Gewicht 141
Afmetingen 144
Identificatie 148
Teksten op de stickers 148
10Specifieke kenmerkenVolledige bus met dubbele cabine 151
Cabine met chassis / cabine met dieplader 151
Dubbele cabine 156
Laadklep 160
11AudiosysteemDe eerste stappen 165
Stuurkolomschakelaars 165
Radio 166
Media 167
Telefoon 168
Configuratie 168
Gesproken commando's 169
12 Audio- en telematicasysteem op hettouchscreen
De eerste stappen 172
Stuurkolomschakelaars 173
Menu's 173
Radio 174
Digitale radio (DAB, Digital Audio Broadcasting) 175
Media 175
Navigatie 177
Telefoon 180
Gegevens auto 182
Configuratie 182
Gesproken commando's 183
13ALPINE® X902D-systeemDe eerste stappen 187
Menu's 188
14Event Data Recorders (EDR)
■
Trefwoordenregister
Page 12 of 212

10
Instrumentenpaneel
Na een tweede waarschuwing wordt het
motorvermogen beperkt.
Tijdelijk of permanent branden, bij draaiende motor.
Te laag oliepeil of grote storing.
Zie (1) en controleer het peil handmatig.
Vul waar nodig bij.
Zie (2) als het peil in orde is.
Laadstroom accuPermanent. Een storing in het laadcircuit of de accu.
Controleer de accupolen.
Permanent of knipperend, ondanks de controles.
Storing in het ontstekings- of injectiesysteem.
Zie (2).
Portier, achterklep of motorkap geopendPermanent. Een van de te openen carrosseriedelen is
niet goed gesloten.
Controleer of de portieren, de achterdeuren, de
schuifdeuren en de motorkap goed zijn gesloten.
StuurbekrachtigingBrandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display.
Er is een storing in de stuurbekrachtiging.
Rijd voorzichtig met matige snelheid en zie (3).
AirbagsPermanent of knipperend. Een van de airbags of pyrotechnische
gordelspanners is defect. Zie (3).
Veiligheidsgordel niet vastgemaaktBrandt permanent en knippert vervolgens.
De bestuurder zijn veiligheidsgordel niet
heeft vastgemaakt.
Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
In combinatie met een geluidssignaal, blijft vervolgens branden.
Tijdens het rijden dat de veiligheidsgordel van de
bestuurder niet is vastgemaakt.
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt door
even aan de riem te trekken.
Pneumatische ophangingPermanent. Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
ParkeerremPermanent. De parkeerrem is aangetrokken of niet goed
vrijgezet.
Zet de parkeerrem vrij zodat het lampje uitgaat; trap
het rempedaal in.
RemmenPermanent. Het remvloeistofniveau is te laag.
Voer (1) uit en vul het reservoir bij met door de
fabrikant aanbevolen remvloeistof.
Zie (2) als het probleem niet verdwijnt.
Permanent. Een storing in het systeem van de
elektronische remdrukregelaar (EBD). Voer (1) en dan (2) uit.
Oranje waarschuwingslampjes
Service
Brandt tijdelijk.
Er zijn één of meer kleine storingen
gedetecteerd waarbij geen specifiek
waarschuwingslampje gaat branden.
Zie (2).
Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Er zijn één of meerdere grote storingen gedetecteerd
waarbij geen specifiek waarschuwingslampje gaat
branden.
Identificeer de oorzaak van de storing met behulp
van de melding op het instrumentenpaneel en zie
(3).
Antiblokkeersysteem (ABS)Brandt permanent. EStoring in het antiblokkeersysteem.
De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig en met lage snelheid en voer (3) uit.
Collision Risk Alert/Active Safety Brake
Brandt permanent, in combinatie met de weergave van een melding.
Het systeem is uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de auto.
Knippert. Het systeem activeert en remt de auto kort af
om de snelheid te verlagen.
Raadpleeg de rubriek Rijden voor meer informatie.
Page 13 of 212

11
Instrumentenpaneel
1Permanent, in combinatie met een melding en een geluidssignaal.
Er is een storing in het systeem.
Zie (3).
Collision Risk Alert / Active Safety BrakeBrandt permanent. Er is een storing in het systeem.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden
nadat de motor is uitgeschakeld en opnieuw is
gestart, zie (3).
RemblokkenPermanent. De remblokken voor zijn versleten.
Zie (3) om de remblokken te vervangen.
ESP/ASRKnippert. Het systeem is in werking.
Het systeem verbetert de tractie en zorgt ervoor dat
het voertuig beter bestuurbaar blijft.
Brandt permanent, in combinatie met een geluidssignaal en een melding op het
display.
Storing in het DSC-/ASR-systeem of de Hill Start
Assist.
Zie (2).
Permanent. Er is een storing in de Intelligent Traction
Control.
Zie (2).
Airbag vóór aan passagierszijde (OFF)Brandt permanent. De airbag vóór aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
Er kan een kinderzitje met de rug in de rijrichting
worden geplaatst, tenzij er een probleem met de
airbags is (waarschuwingslampje airbags aan).
Roetfilter (diesel)Permanent. Het roetfilter wordt automatisch
geregenereerd.
Laat de motor draaien totdat het
waarschuwingslampje uit gaat, zodat de regeneratie
kan worden voltooid.
Zelfdiagnose motorPermanent. Er is een storing in de motor of het EOBD-
emissieregelsysteem waargenomen.
EOBD (European On Board Diagnosis) is een
Europees diagnosesysteem dat de emissieregeling
bewaakt en ervoor zorgt dat het voertuig voldoet aan
de normen voor de uitstoot van:
–
CO (koolmonoxide),
–
HC (koolwaterstoffen),
–
NOx (stikstofoxide); gedetecteerd door de
lambdasondes achter de katalysatoren en
–
fijnstof.
V
oer snel (3) uit.
BandenspanningscontrolesysteemPermanent. Een band met een te lage bandenspanning
of een lekke band. Zie (1).
Verwissel het wiel of repareer de band.
Permanent.
Een van de sensoren is defect.
Zie (3).
Lane Departure Warning SystemKnippert in combinatie met een geluidssignaal.
Het systeem heeft waargenomen dat het voertuig
onbedoeld links of rechts over de streep is gedaan.
Stuur de andere kant op om het voertuig weer op de
juiste baan te brengen.
Brandt permanent in combinatie met een geluidssignaal.
Het Lane Departure Warning System is defect.
Reinig de voorruit.
Zie (3) als het probleem niet verdwijnt.
Elektronische startblokkeringPermanent. De ingestoken contactsleutel wordt niet
herkend.
De motor kan niet starten.
Gebruik een andere sleutel en zie (3) om de defecte
sleutel na te laten kijken.
Brandt ongeveer 10 seconden als het contact wordt aangezet.
Het alarm is geactiveerd.
Zie (3) om de sloten te laten controleren.
Water in dieselbrandstoffilter(Diesel)Permanent. Het brandstoffilter bevat water.
Page 16 of 212

14
Instrumentenpaneel
Wanneer u nog een keer op de toets MODE drukt,
gaat u terug naar de verschillende menu's op het
display.
Als u lang op de toets drukt, gaat u terug naar het
beginscherm.
Menu... Select...Hiermee kunt
u ...
Service Service (km/mijl tot
onderhoudsbeurt) Het resterende
aantal kilome-
ter / mijl tot
de volgende
onderhoudsbeurt
weergeven.
Olie verversen
(km/mijlen tot olie
verversen) Het resterende
aantal mijl /
kilometer tot de
volgende keer
olie verversen
weergegeven.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Koelvloeistoftemperatuur
Als de wijzer tussen C (Cold) en H (Hot) staat:
normale werking.
Onder zware gebruiksomstandigheden of bij warm
weer kan de wijzer in de buurt van het rode gebied
komen.
Als de wijzer in het rode gebied komt of het
waarschuwingslampje gaat branden:
►
stop onmiddellijk en zet het contact uit. De
koelventilator blijft mogelijk nog korte tijd draaien, dat
kan tot 10 minuten duren.
►
wacht totdat de motor is afgekoeld en controleer
dan het niveau. Vul waar nodig bij.
Bij bijvullen
Wees voorzichtig, het koelcircuit staat onder druk!
Voorkom brandwonden door de dop met een doek
twee slagen los te draaien om de druk te ontlasten.
Wanneer de druk is gedaald, controleer het niveau
en verwijder de dop om bij te vullen.
Als de wijzer in het rode gebied blijft, neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Controleer het koelvloeistofniveau van de motor regelmatig.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over het controleren van de niveaus.
AdBlue®-
actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-reservoir
is aangesproken of een storing in het SCR-systeem
is gedetecteerd, verschijnt bij het aanzetten van
het contact een indicator die aangeeft hoeveel
kilometer u nog ongeveer kunt rijden voordat het
opnieuw starten van de motor automatisch wordt
geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gedetecteerd en het
AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste actieradius
weergegeven.
Niet starten van de motor bij een te laag
AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt automatisch
geactiveerd zodra het AdBlue
®-reservoir leeg is.
Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op het
instrumentenpaneel.
Actieradius tussen 2.400 en 600 km
Wanneer de drempelwaarde van 2.400 km is bereikt, gaat dit lampje knipperen en wordt er
Page 23 of 212

21
Instrumentenpaneel
1Audio- en telematicasysteem op het
touchscreen
Met het bedieningspaneel voor het audiosysteem
op het midden van het dashboard kunnen menu's
worden geopend om bepaalde uitrusting aan te
passen.
De bijbehorende informatie wordt op het display op
het touchscreen weergegeven.
De informatie is beschikbaar in 9 talen: Duits,
Engels, Spaans, Frans, Italiaans, Nederlands, Pools,
Portugees en Turks.
Vanwege de veiligheid kunnen sommige menu's
alleen worden geopend als het contact is
uitgeschakeld.
Biedt toegang tot het menu "Settings"
(Instellingen).
Hiermee kunt u omhoog in een menu bladeren of een waarde verhogen.
Hiermee kunt u omlaag in een menu bladeren of een waarde verlagen.
Menu "Instellingen"
1. "Weergave"
2. "Gesproken commando's"
3. "Tijd en datum"
4. "Veiligheid/Assistentie"
5. "Verlichting"
6. "Portieren & vergrendeling"
7. "Audio"
8. "Telefoon/Bluetooth"
9. "Radio-instelling"
10. "Herstel instellingen" om de fabrieksinstellingen
te herstellen.
11 . "Delete pers. data" (persoonsgegevens
wissen) om al uw persoonlijke gegevens met
betrekking tot de Bluetooth-apparatuur uit het
audiosysteem te wissen.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer
informatie over de audio, telefoon, radio en
navigatie.
De instellingen in de submenu's 4 , 5 en 6
zijn afhankelijk van de uitrusting in het
voertuig.
In het submenu "Display" (Display) kunt u het
volgende doen: –
"Languages" (T
alen) selecteren en een van de
hierboven genoemde talen kiezen,
–
"Unit of Measurement" (Maateenheid) selecteren
en het verbruik (mijl/gallon, l/100 km), afstanden
(mijl, km) en temperatuur (°F, °C) instellen,
–
"T
rip B display" (Weergave traject B) selecteren
om traject B van de boordcomputer in of uit te
schakelen (aan, uit).
In het submenu "Safety/Assistance" (Veiligheid/
Assistentie) kunt u het volgende doen:
–
"Parkview Camera" (Parkview-camera) en
daarna de "Reversing camera" (Achteruitrijcamera)
selecteren om deze in of uit te schakelen (On, Off),
–
"Parkview camera" (Parkview-camera), daarna
"Vertraging camera" (Camera delay) selecteren om
het display 10 seconden vast te houden of tot 18
km/u in of uit te schakelen) (aan, uit),
–
"T
raffic Sign" (Verkeersbord) selecteren om deze
in of uit te schakelen (aan, uit),
–
"Passenger airbag" (Passagiersairbag) selecteren
om deze in of uit te schakelen (aan, uit).
In het submenu "Lights" (Verlichting) kunt u het
volgende doen:
–
"Daytime running lamps" (Dagrijverlichting)
selecteren om deze in of uit te schakelen (aan, uit),
–
"Auto. main beam headlamps" (Automatisch groot
licht) om deze functie in of uit te schakelen (aan, uit),
– "Headlamp sensor" (Koplampsensor) selecteren
om de gevoeligheid aan te passen (1, 2, 3).
In het submenu "Doors & locking" (Portieren &
vergrendeling) kunt u het volgende doen:
–
"Autoclose" (Automatische sluiten) selecteren om
deze functie in of uit te schakelen (aan, uit).
Page 60 of 212

58
Veiligheid
Claxon
► Druk op het middelste gedeelte van het stuurwiel.
Geluidssignaal voor
voetgangers (elektrisch)
Dit systeem waarschuwt voetgangers dat het
voertuig nadert.
Het geluidssignaal voor voetgangers klinkt als
het voertuig rijdt, bij snelheden tot 40 km/h in een
versnelling vooruit of achteruit.
Deze functie kan niet worden uitgeschakeld.
Elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP)
Het elektronisch stabiliteitsprogramma (ESP) omvat
de volgende systemen:
–
antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische
remdrukregelaar (EBD),
–
noodremassistentie (BAS),
–
antispinregeling (ASR),
–
dynamische stabiliteitscontrole (DSC).
Begrippen
Antiblokkeersysteem (ABS) en elektronische remdrukregelaar (EBD)
Deze systemen zorgen tijdens het remmen voor een
betere stabiliteit en bestuurbaarheid van uw auto en
dragen bij tot een betere controle in bochten, vooral
op een slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de wielen in
het geval van een noodstop.
De elektronische remdrukregelaar (EBFD) verdeelt
de remdruk over de wielen.
Noodremassistentie (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen de
optimale remdruk sneller wordt bereikt, zodat de
remafstand kleiner wordt.
Het systeem wordt geactiveerd als het rempedaal
sneller wordt ingetrapt dan een bepaalde
grenswaarde. Het systeem zorgt er dan voor dat de benodigde bedieningskracht minder wordt en dat de
effectiviteit van het remmen wordt vergroot.
Antispinregeling (ASR)
De ASR (ook wel aangeduid met tractieregeling)
past de aandrijfkracht aan om het doorspinnen
van de wielen te beperken via de remmen van de
aangedreven wielen en de motor. De ASR zorgt ook
voor meer koersstabiliteit bij het accelereren.
Dynamische stabiliteitscontrole (DSC)
De dynamische stabiliteitscontrole bewaakt de vier
wielen en grijpt, als de koers van de auto afwijkt
van de door de bestuurder gewenste richting,
automatisch in via de remmen van een of meerdere
wielen en het motorkoppel om de auto voor zover
mogelijk weer in de juiste koers te brengen.
Antiblokkeersysteem (ABS) en
elektronische remdrukregelaar
(EBD)
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in
combinatie met een melding op het display
van het instrumentenpaneel, duidt dit op een storing
in het ABS-systeem, waardoor u tijdens het remmen
de controle over uw voertuig zou kunnen verliezen.
Als deze waarschuwingslampjes gaan branden, in combinatie met een
melding op het display van het instrumentenpaneel,
duidt dit op een storing in de elektronische
remdrukregelaar (EBD), waardoor u tijdens het
Page 64 of 212

62
Veiligheid
een pyrotechnische gordelspanner en een
gordelkrachtbegrenzer.
De voorbank is voorzien van twee
veiligheidsgordels.
Mocht u achteraf een voorbank in de auto monteren, dan dient deze voorzien te zijn
van goedgekeurde veiligheidsgordels.
Verklikkerlampje niet-vastgemaakte
veiligheidsgordels
Als de bestuurder en/of de voorpassagier zijn veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt,
gaat bij het starten van de motor dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een alsmaar sterker
wordend geluidssignaal.
Deze waarschuwing werkt zowel bij uitvoeringen
met individuele passagiersstoel als bij uitvoeringen
met tweezits passagiersbank vóór.
Hoogteverstelling
► Knijp aan de bestuurderszijde of aan de zijde
van de stoel aan passagierszijde in de knop met de
gordelretour en verschuif deze helemaal; laat los om
te vergrendelen.
De gordel van de middelste zitplaats is niet in hoogte
verstelbaar.
Als de veiligheidsgordel van de bestuurder is losgemaakt, kan bij auto's met het Stop &
Start-systeem de START-stand van de motor niet
worden geactiveerd. De motor kan dan
uitsluitend met de contactsleutel worden gestart.
Veiligheidsgordels achter
De zitplaatsen achterin / zitplaatsen van de bank
zijn voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel met
oprolautomaat.
De middelste zitplaats heeft een geleider en haspel,
die aan de rugleuning zijn bevestigd.
Elke zitplaats aan de buitenkant heeft een steun
waaraan u de gesp kunt hangen als de gordel niet
wordt gebruikt.
Display waarschuwingslampjes
veiligheidsgordels
Wanneer het voertuig wordt gestart en een van de passagiers achterin de
veiligheidsgordel niet heeft vastgemaakt, gaat het
betreffende waarschuwingslampje branden.
Als een van de passagiers achterin de
veiligheidsgordel losmaakt bij een snelheid
hoger dan 20
km/h, gaat het betreffende
waarschuwingslampje branden, gedurende
ongeveer 2 minuten in combinatie met
een geluidssignaal. Vervolgens blijft het
Page 65 of 212

63
Veiligheid
5waarschuwingslampje branden totdat de
veiligheidsgordel weer is vastgemaakt.
Vastmaken
► Trek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
►
Controleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Ontgrendelen
► Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
► Houd de gordel vast terwijl deze zich oprolt.
Advies
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Maak altijd de veiligheidsgordel vast, ongeacht
de reistijd en de plaats waar u in het voertuig zit.
Wissel de gordelsluitingen van de
veiligheidsgordels onderling niet om; de gordels
zijn dan niet voldoende effectief.
Voor een juiste werking van de gordelsluiting
moet u voor het vastmaken van de gordel
controleren of er geen vreemde voorwerpen
aanwezig zijn in de sluiting.
Controleer zowel voor als na het gebruik van de
gordel of deze goed is opgerold.
Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Omdoen De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle gedeelte
van de schouder worden geplaatst.
Aan de voorkant moet de stoelhoogte mogelijk
worden aangepast om de positie van de
veiligheidsgordel af te stellen.
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
–
dient deze strak om het lichaam te worden
gedragen.
–
moet deze in een vloeiende beweging naar
voren worden getrokken, zonder dat de gordel
gedraaid raakt.
–
mag deze door niet meer dan één persoon
worden gedragen.
–
mag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen.
–
mag er niets aan de gordel worden gewijzigd
om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt.
Aanbevelingen voor kinderen Maak voor kinderen tot 12 jaar en/of
passagiers kleiner dan 1,5 meter gebruik van een
geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan één
kind gedragen worden.
Laat een kind tijdens het rijden nooit op schoot
zitten.
Zie het betreffende deel voor meer informatie
over kinderzitjes.
Onderhoud
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten alle
werkzaamheden aan de veiligheidsgordels
worden uitgevoerd door een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats, om te
garanderen dat de werkzaamheden volgens de
voorschriften worden uitgevoerd.
Laat de veiligheidsgordels van uw voertuig
regelmatig controleren door een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats, vooral
als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop of
een reinigingsmiddel voor textiel, verkrijgbaar bij
PEUGEOT-dealers.
Airbags
De airbags zijn speciaal ontworpen voor een
betere veiligheid van de inzittenden bij een
ernstige aanrijding. Ze vormen een aanvulling
op de werking van de veiligheidsgordels met
gordelkrachtbegrenzers.
De elektronische schoksensoren registreren een
plotselinge vertraging van de auto:
Page 67 of 212

65
Veiligheid
5Verwijder het stuurwiel nooit, maak geen gaten in
de stuurwielbekleding en sla er niet op.
Bevestig geen voorwerpen of stickers op het
stuurwiel of op het dashboard. Deze kunnen bij
het afgaan van de airbags letsel veroorzaken.
ZijairbagsBreng uitsluitend goedgekeurde
stoelhoezen aan die compatibel zijn met
zijairbags. Voor informatie over stoelhoezen die
geschikt zijn voor uw auto kunt u zich wenden tot
het PEUGEOT-netwerk.
Bevestig nooit iets aan en hang nooit iets over de
rugleuning van de stoelen (kleding enz.): dit zou
bij het afgaan van de zijairbags kunnen leiden tot
verwondingen aan armen of borstkas.
Ga niet onnodig dicht tegen het portierpaneel
zitten.
Window-airbags Bevestig nooit iets op of aan de
hemelbekleding; dit zou bij het afgaan van de
window-airbags kunnen leiden tot hoofdletsel.
Schroef nooit de handgrepen van het dak los;
deze maken deel uit van de bevestiging van de
window-airbags.
Kinderzitjes
De regelgeving met betrekking tot het vervoer van kinderen verschilt per land.
Raadpleeg de in uw land geldende regels.
Volg voor een optimale veiligheid de volgende
adviezen op:
–
Conform
de Europese wetgeving dienen kinderen
jonger dan 12 jaar of kleiner dan 1,5 meter
in goedgekeurde, voor het lichaamsgewicht
geschikte kinderzitjes op met veiligheidsgordels of
ISOFIX-bevestigingen uitgeruste plaatsen te worden
vervoerd.
–
V
olgens de statistieken zijn de
achterzitplaatsen van uw voertuig de veiligste
plaats voor het vervoeren van een kind.
–
Kinderen lichter dan 9 kg moeten met de rug
in de rijrichting in het voertuig worden geplaatst,
op de voorstoel of een achterzitplaats van het
voertuig.
Het wordt aanbevolen om kinderen op de achterzitplaatsen van het voertuig te
vervoeren:
–
tot 3 jaar "
met de rug in de rijrichting",
–
vanaf 3 jaar "
met het gezicht in de
rijrichting".
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordel correct is bevestigd en aangetrokken.
Zorg er bij kinderzitjes met een steun voor dat de
steun goed contact maakt met de vloer.
Wanneer een kinderzitje niet goed in een auto is bevestigd, kan de veiligheid van het
kind bij een ongeval in gevaar komen.
Controleer of er geen veiligheidsgordel of
gordelsluiting van de veiligheidsgordel onder het
kinderzitje zit; dat zou de stabiliteit van het zitje in
gevaar kunnen brengen.
Zorg ervoor dat de veiligheidsgordels of het tuigje
van het kinderzitje, zelfs bij korte ritten, worden
vastgemaakt waarbij de speling ten opzichte van
het lichaam van het kind zoveel mogelijk moet
worden beperkt.
Wanneer het kinderzitje met de veiligheidsgordel
wordt bevestigd, moet u ervoor zorgen dat de
veiligheidsgordel correct tegen het kinderzitje is
gespannen en dat de gordel het kinderzitje stevig
op zijn plaats houdt. Wanneer de passagiersstoel
verstelbaar is, moet u deze waar nodig naar
voren schuiven.
Verwijder de hoofdsteun voordat u
een kinderzitje met rugleuning op een
passagierszitplaats bevestigt.
Berg de hoofdsteun zorgvuldig op om te
voorkomen dat de hoofdsteun door de auto vliegt
bij krachtig afremmen. Plaats de hoofdsteun
terug zodra het kinderzitje is verwijderd.
Plaatsen van een zittingverhoger Het bovenste gedeelte van de
veiligheidsgordel moet over de schouder van het
kind liggen zonder de hals te raken.
Controleer of de heupgordel goed over de
bovenbenen van het kind ligt.