ESP PEUGEOT BOXER 2021 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2021, Model line: BOXER, Model: PEUGEOT BOXER 2021Pages: 212, PDF Size: 6.44 MB
Page 74 of 212

72
Rijden
overschreden. Houd u aan de maximaal toelaatbare
belasting zoals die door het PEUGEOT-netwerk is
gespecificeerd.
De lading moet stevig zijn vastgezet.
Niet goed vastgezette lading in de auto kan de
wegligging negatief beïnvloeden en vergroot zo de
kans op een ongeval.
Als uw auto is voorzien van een laadbak, zorg er
dan voor dat de lading niet hoger of breder is dan
de auto zelf.
Rijd voorzichtig en efficiënt
Neem bochten met lage snelheid.
Houd rekening met een langere remweg, met name
op nat of glad wegdek.
Wees bedacht op zijwind.
Met effectief milieuvriendelijk rijden kunt u energie
besparen; trek rustig op, anticipeer op situaties
waarin u moet afremmen en pas uw snelheid aan de
omstandigheden aan.
Geef ruim van te voren richting aan zodat andere
weggebruikers hierop kunnen anticiperen.
Ga zorgvuldig om met de auto
De banden moeten minimaal de op de sticker
aangegeven spanning hebben; op lange ritten is het
raadzaam de bandenspanning met 0,2 - 0,3 bar te
verhogen.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo veel
mogelijk te vermijden, want het water kan de motor,
de versnellingsbak en het elektrische systeem van
uw voertuig ernstig beschadigen.
Wanneer u genoodzaakt bent om over een
overstroomd weggedeelte te rijden:
►
Controleer of het water nergens meer dan 15
cm
diep is en houd daarbij rekening met de golven die
kunnen worden veroorzaakt door andere gebruikers.
►
Schakel de functie Stop & Start uit.
►
Rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h.
►
Zet het voertuig niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u hebt
gelaten, rem dan meerdere keren licht af zodra de
verkeerssituatie dat toelaat om de remschijven en
remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw voertuig,
neem dan contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Geluid (elektrisch)
Buiten
De auto maakt onder het rijden bijna geen geluid;
daarom moet de bestuurder extra goed opletten.
Bij het manoeuvreren moet de bestuurder altijd de
directe omgeving van het voertuig controleren.
Bij snelheden tot 40 km/h waarschuwt het
geluidssignaal voor voetgangers andere
weggebruikers dat uw voertuig eraan komt.
Koelen van de tractiebatterij De ventilator gaat tijdens het laden aan om
de geïntegreerde lader te koelen.
Binnen
Onder het rijden kunt u bepaalde geluiden horen die
bij een elektrische auto horen. Deze geluiden zijn
bijvoorbeeld:
–
Het relais van de tractiebatterij bij het starten.
–
De vacuümpomp bij het remmen.
–
Afrolgeluiden van de banden of windgeruis tijdens
het rijden.
–
Schokkende en kloppende geluiden bij het
wegrijden op een helling.
Trekken van een aanhanger
Wanneer de auto met een aanhanger rijdt, wordt de auto zwaarder belast en moet u
extra voorzichtig zijn.
Page 85 of 212

83
Rijden
6Gebruik dit systeem niet onder de volgende
omstandigheden:
–
werkzaamheden onder de auto,
–
het verwisselen van een wiel,
–
vervoeren van de auto met een vrachtauto,
trein, veerpont, enz.
Controleer alvorens de wagenhoogte hoger of
lager in te stellen of er zich geen voorwerpen
of personen dicht bij de auto bevinden om
beschadiging van de auto of letsel aan personen
te voorkomen.
Rij- en
parkeerhulpsystemen -
Algemene adviezen
Ondanks de aanwezigheid van rij- en parkeerhulpsystemen moet de bestuurder
altijd alert blijven.
De bestuurder moet zich altijd aan de
verkeersregels houden, moet onder alle
omstandigheden de auto in zijn macht
hebben en moet te allen tijde in staat zijn
om de controle weer over te nemen. De
bestuurder moet de snelheid aanpassen aan de
weersomstandigheden, het verkeer en de staat
van de weg.
Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder om het verkeer en de afstand en
de relatieve snelheid van andere voertuigen
in de gaten te houden en om te anticiperen op
handelingen van andere weggebruikers voordat
de richtingaanwijzer wordt gebruikt en er van
rijstrook wordt gewisseld.
Deze systemen maken het niet mogelijk dat
natuurkundige wetten worden overschreden.
Rijhulpsystemen De bestuurder moet beide handen op
het stuurwiel houden, altijd de binnen- en
buitenspiegels gebruiken, altijd de voeten dicht
bij de pedalen houden en iedere twee uur pauze
nemen.
Parkeerhulpsystemen Tijdens het manoeuvreren moet de
bestuurder met name met de buitenspiegels de
omgeving van de auto in de gaten houden.
Radar(s) De werking van de radar(s), en die van
bijbehorende functies, kan worden beïnvloed
door opgehoopt vuil (zoals modder en ijs), onder
slechte weersomstandigheden (bijvoorbeeld
zware regenval of sneeuw) of als de bumpers
beschadigd zijn.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats voordat de
voorbumper wordt gespoten of de lak ervan
wordt bijgewerkt. Bepaalde laksoorten kunnen de
werking van de radar(s) beïnvloeden.
Rijhulpcamera Deze camera en bijbehorende functies
werken mogelijk minder goed of helemaal niet
als het gedeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt met sneeuw,
beschadigd of bedekt met een sticker is.
Bij vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig ontwasemen.
Slecht zicht (slecht verlichte weg, zware
regenval, dichte mist, sneeuw) en verblinding
(koplampen van tegenliggers, laagstaande
zon, reflecties op nat wegdek, uitrijden van een
tunnel, snelle overgangen tussen schaduw en
licht) kunnen ook de detectieprestaties negatief
beïnvloeden.
Wanneer de voorruit wordt vervangen, neem
dan contact op met een PEUGEOT-dealer
of gekwalificeerde werkplaats om de camera
opnieuw te laten kalibreren; de werking van de
bijbehorende rijhulpsystemen kan anders worden
verstoord.
Overige camera’s De beelden van de camera('s) op het
touchscreen of het instrumentenpaneel kunnen
door het terrein worden vervormd.
Bij de aanwezigheid van schaduwzones, bij
zonnig weer of bij onvoldoende omgevingslicht
kan het beeld donkerder en minder contrastrijk
zijn.
De obstakels kunnen verder weg lijken dan ze in
werkelijkheid zijn.
Page 96 of 212

94
Rijden
Deze functie kan worden ingesteld met de toets MODE; selecteer in het menu "Active
Safety Brake" "ON" of "OFF".
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie over de configuratie van het
voertuig (MODE).
Het uitschakelen van het systeem wordt aangegeven door het branden van dit
waarschuwingslampje in combinatie met de
weergave van een melding.
Werkingsvoorwaarden en
-beperkingen
Auto rijdt vooruit.
ESP in werkende staat.
DSC- / ASR-systemen ingeschakeld.
Veiligheidsgordels bevestigd voor alle passagiers.
Gestabiliseerde snelheid op wegen met weinig
bochten.
In de volgende gevallen is het raadzaam om het
systeem uit te schakelen via het configuratiemenu
van de auto:
–
Bij het trekken van een aanhanger
.
–
Bij lange voorwerpen op dakdragers of een
imperiaal.
–
Als sneeuwkettingen op de wielen van de auto zijn
gemonteerd.
–
V
oordat de auto met draaiende motor in een
automatische wasstraat wordt gewassen.
–
W
anneer u een wiel verwisselt, in de buurt van
een wiel werkt of in de motorruimte werkt.
– Voordat de auto op een rollenbank in een
werkplaats wordt getest.
–
Als de auto met draaiende motor wordt gesleept.
–
Na een klap op de voorruit ter hoogte van de
detectiecamera.
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld als er een storing van de
rempedaalschakelaar of van minimaal twee
remlichten wordt gedetecteerd.
Het kan gevaarlijk zijn om door te rijden als de remlichten niet goed werken.
De bestuurder mag de auto niet te zwaar belasten (binnen de limieten van het
maximaal toegestane voertuiggewicht en
hoogtelimieten voor belasting voor de dakrails).
Na een aanrijding wordt het systeem automatisch uitgeschakeld.
Laat het systeem door een PEUGEOT-dealer of
door een gekwalificeerde werkplaats controleren.
Het kan gebeuren dat waarschuwingen niet, te laat of op onjuiste momenten worden
gegeven.
Daarom moet de bestuurder altijd de controle
over de auto bewaren en op elk moment kunnen
ingrijpen om een aanrijding te voorkomen.
Gevallen die niet door het systeem worden
gedetecteerd:
– Voetgangers, fietsers, dieren, voorwerpen op de
rijbaan.
–
Kruisende voertuigen.
–
T
egemoetkomende voertuigen.
Let vooral op:– Bij de aanwezigheid van smalle
voertuigen (motorfietsen) en/of bij het invoegen
van voertuigen.
–
W
anneer u een tunnel binnenrijdt of over een
brug rijdt.
In de volgende situaties moet de bestuurder de
werking van het systeem onderbreken:
– Bij het rijden op een bochtige weg.
– Bij het naderen van een rotonde.
Page 102 of 212

100
Praktische informatie
Bij andere uitvoeringen is de tweede knop vervangen door een zekering ; neem
contact op met een PEUGEOT-dealer of
gekwalificeerde werkplaats.
Compatibiliteit van
brandstoffen
Diesel die voldoet aan de normen EN590, EN16734
en EN16709, met een methylvetzuurgehalte tot
respectievelijk 7%, 10%, 20% en 30%. Bij het
gebruik van B20- of B30-brandstof, zelfs af en toe,
gelden speciale onderhoudsvoorschriften die onder
"Zware omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio) brandstof (zuivere of verdunde plantaardige
of dierlijke olie, stookolie ...) is nadrukkelijk
verboden (kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Alleen dieseladditieven die voldoen aan de norm B715000 zijn toegestaan.
Diesel bij lage
buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en storingen
in de motor veroorzaken. Bij deze temperaturen is
het raadzaam winterdiesel te tanken en de tank voor
minimaal 50% gevuld te houden.
Bij temperaturen beneden -15
°C is het beter om de
auto binnen te parkeren (verwarmde garage) om
problemen bij het starten te voorkomen.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor van uw
auto beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken (specifiek
octaangetal, specifieke commerciële benaming
enz.) om de goede werking van de motor te
garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Laadsysteem (elektrisch)
Elektrisch systeem van 400 V
Het elektrische tractiesysteem dat met een spanning
van ongeveer 400 V werkt, is te herkennen aan
de oranje kabels. De componenten ervan zijn
gemarkeerd met het volgende symbool:
De aandrijflijn van een elektrische auto kan tijdens het gebruik en na het afzetten van
het contact heel warm worden.
Neem de waarschuwingen op de labels in acht,
vooral die op de binnenzijde van de klep.
Alle werkzaamheden of aanpassingen aan
het elektrische systeem van de auto (inclusief
de tractiebatterij, stekkers, oranje kabels en
andere componenten die aan de binnen- of
buitenkant zichtbaar zijn) zijn ten strengste
verboden - kans op ernstige brandwonden of een
mogelijk dodelijke elektrische schok (kortsluiting/
elektrocutie)!
Neem bij problemen altijd contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Bij een aanrijding of beschadiging aan de onderzijde van de auto
In deze gevallen kan het elektrische circuit of de
tractiebatterij ernstig beschadigd raken.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige
plaats en zet het contact af.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats.
Page 109 of 212

107
Praktische informatie
7Oorspronkelijke
bandenmaatMaximale afmeting
van de schakels.
205/70 R15 16 mm
215/70 R15 12 mm
225/70 R15 16 mm
215/75 R16 12 mm
225/75 R16 16 mm
Neem voor meer informatie contact op met
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Montagetips
► Als u onderweg sneeuwkettingen moet
monteren, zet de auto dan langs de kant van de weg
op een vlakke ondergrond stil.
►
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
►
Monteer de sneeuwkettingen en volg daarbij de
aanwijzingen van de fabrikant.
►
Rijd voorzichtig weg en blijf kort met een snelheid
van maximaal 50
km/h rijden.
►
Zet de auto stil en controleer of de
sneeuwkettingen goed zijn gespannen.
We raden u aan om het monteren van sneeuwkettingen altijd op een vlakke, droge
ondergrond te oefenen voordat u op reis gaat.
Rijd niet met de sneeuwkettingen op wegen zonder sneeuw, omdat de banden van de
auto en het wegdek dan beschadigd raken. Als
de auto lichtmetalen velgen heeft, controleer dan
of geen enkel deel van de kettingen of
bevestigingen de velg raakt.
Trekken van een aanhanger
De maximale aanhangergewichten staan vermeld
op het kentekenbewijs van uw auto en op het
constructeursplaatje.
Voor meer informatie over de Technische specificaties van uw auto en met name de
gewichten en versleepbare lasten, zie de
desbetreffende paragraaf.
Aan de hand daarvan kunt u bepalen of uw auto
geschikt is voor het trekken van een aanhanger,
caravan of boot, enz.
Deze waarden worden ook vermeld in de
commerciële documentatie.
Wij raden u aan gebruik te maken van een speciaal door PEUGEOT geteste en
goedgekeurde trekhaak inclusief bedrading en
deze door het PEUGEOT-netwerk te laten
monteren.
Deze originele trekhaken zijn compatibel met
de werking van de parkeerhulp achter en de
achteruitrijcamera (indien aanwezig).
Als de trekhaak wordt gemonteerd door een
bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-netwerk
behoort, moet de montage altijd volgens de
voorschriften van de fabrikant worden uitgevoerd.
ElektromotorEen elektrische auto mag nooit met een
trekhaak worden uitgerust.
U kunt dus geen aanhanger of caravan trekken
met een dergelijke auto.
Trekhaak met afneembare kogel
Overzicht
Deze originele trekhaakkogel kan eenvoudig en snel
worden gemonteerd en verwijderd. Hiervoor hebt u
geen gereedschap nodig.
Page 116 of 212

11 4
Praktische informatie
Wanneer u met spoed moet bijvullen, neem dan een
doek om brandwonden te voorkomen en draai de
dop twee slagen los om de druk te laten dalen.
Als de druk is gedaald, verwijder de dop en vul bij tot
het vereiste peil.
Controleer het peil van de koelvloeistof op basis van hoe vaak u uw voertuig gebruikt
(iedere 5000 km / 3 maanden).
(Elektrisch)
Vul geen koelvloeistof bij.
Als het peil zich dicht bij of onder de markering
"MIN"
bevindt, neem dan contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Vloeistof in het
verwarmingscircuit
(elektrisch)
Vul de vloeistof van het verwarmingscircuit niet bij.
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Vloeistof ruiten- en
koplampsproeiers
Als uw voertuig is voorzien van koplampsproeiers en u wilt het niveau
controleren of bijvullen, parkeer het voertuig en zet
de motor af.
Inhoud reservoir: ongeveer 5,5 liter.
Voor toegang tot de vuldop trekt u aan de
telescopische vulnek en haalt u de dop los.
Type vloeistof
De vloeistof moet worden bijgevuld met een kant-en-
klaar mengsel.
's Winters (bij temperaturen beneden het vriespunt)
moet een voor de omstandigheden geschikte
vloeistof met antivries worden gebruikt om de
onderdelen van het systeem (pomp, reservoir,
leidingen enz.) te beschermen.
Vul het reservoir nooit bij met kraanwater (kans op bevriezing, kalkafzetting enz.).
AdBlue (BlueHDi)
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer informatie
over de meters en met name de indicatoren voor de
AdBlue-actieradius.
Vul het AdBlue-reservoir bij om te voorkomen dat de
motor om wettelijke redenen niet meer kan worden
gestart.
Zie het desbetreffende hoofdstuk voor meer
informatie over AdBlue
® (BlueHDi) en met name
over het bijvullen van
AdBlue.
Controles
Zie, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
een PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Voor een optimale werking van belangrijke
onderdelen zoals het remsysteem selecteert en
biedt PEUGEOT specifieke producten aan.
12 V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Page 119 of 212

11 7
Praktische informatie
7die een PEUGEOT-dealer of gekwalificeerde
werkplaats kan bieden.
Velgen en banden
De bandenspanning van alle banden, inclusief het reservewiel, moet worden
gecontroleerd terwijl de banden koud zijn.
De bandenspanningswaarden op de sticker gelden
voor koude banden. Als u langer dan 10 minuten of
meer dan 10 km met een snelheid van meer dan
50 km/h hebt gereden, moet u een 0,3 bar (30 kPa)
hogere bandenspanning ten opzichte van de op de
sticker aangegeven waarden aanhouden.
Bij een te lage bandenspanning neemt het energieverbruik toe. Wanneer de spanning
van de banden niet correct is, kunnen ze
voortijdig slijten. Bovendien kan dit een negatief
effect hebben op de wegligging: risico van een
ongeval!
Het rijden met versleten of beschadigde banden
vermindert de remwerking en heeft een negatieve
invloed op het wegligging. Controleer de staat
van de banden (loopvlak en flanken) en de
velgen regelmatig, en controleer dan ook of de
ventieldoppen nog aanwezig zijn.
Als de slijtage-indicatoren niet meer onder het
loopvlakprofiel liggen, is de diepte van de groeven
minder dan 1,6 mm. De banden moeten zo snel
mogelijk worden vervangen.
Het gebruik van wielen en banden in een andere
maat dan gespecificeerd kan van invloed zijn op de levensduur van de banden, het draaien van de
banden, de bodemvrijheid en de waarde op de
snelheidsmeter, en kan een nadelig effect op de
wegligging hebben.
Gebruik altijd dezelfde banden op de voor-
en achteras, anders kan het elektronische
stabiliteitsprogramma (ESP) niet meer op het juiste
moment ingrijpen.
Markeer altijd de draairichting van de banden die
worden opgeslagen bij het monteren van de winter-
of zomerbanden. Berg ze op een koele, droge plek
op, uit de buurt van direct zonlicht.
Winter- en vierseizoenenbanden zijn te
herkennen aan dit symbool op de flanken.
AdBlue® (BlueHDi-motoren)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6-norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's met
dieselmotor te voorzien van een systeem waarbij
het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd met een
SCR-systeem (Selective Catalytic Reduction) voor
de behandeling van de uitlaatgassen zonder dat
de prestaties veranderen of het brandstofverbruik
toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator tot
85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in stikstof
en water (deze stoffen zijn niet schadelijk voor de
gezondheid en het milieu).
De AdBlue® bevindt zich in een specifiek
reservoir van ongeveer 19 liter.
Met deze inhoud kan het voertuig ongeveer
4.000
km rijden, waarbij uw rijstijl ook een grote
invloed op deze afstand heeft.
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2.400
km kunt rijden totdat
het reservoir helemaal leeg is en het voertuig
niet meer kan worden gestart, wordt er een
waarschuwingssysteem geactiveerd.
Zie de betreffende hoofdstukken voor meer informatie over de waarschuwings- en
controlelampjes en bijbehorende
waarschuwingen of de lampjes.
Wanneer het AdBlue®-reservoir leeg is,
voorkomt een wettelijk verplichte
Page 124 of 212

122
In geval van pech
► Koppel de slang (I) los en sluit deze direct
aan op het bandventiel; de patroon wordt dan op
de compressor aangesloten en er wordt geen
afdichtmiddel ingespoten.
Als de band leeg moet, sluit de slang (I ) aan op het
bandventiel en druk op de gele knop in het midden
van de schakelaar op de compressor.
De patroon vervangen
Ga als volgt te werk om de patroon met
afdichtmiddel te vervangen:
►
Sluit de slang
(I) aan.
►
Draai
de oude patroon linksom en trek deze eruit.
►
Plaats de nieuwe patroon en draai deze
rechtsom.
►
Sluit de slang
(I) en de leiding (B ) weer in positie
aan.
De patroon bevat ethyleenglycol, wat bij inslikken schadelijk is en de ogen irriteert.
Buiten het bereik van kinderen houden.
Gooi de patroon na gebruik niet weg, maar lever deze in bij een PEUGEOT-dealer of
een officieel inzamelpunt.
Reservewiel
Parkeren
► Parkeer het voertuig op een horizontale, stabiele
en stroeve ondergrond, op een plaats waar u het
verkeer niet hindert.
►
Op een hellende of hobbelige weg moet u
een voorwerp achter de wielen plaatsen om ze te
blokkeren.
►
Schakel bij een voertuig met een
handgeschakelde versnellingsbak de eerste
versnelling in en zet vervolgens het contact af om de
wielen te blokkeren. ►
T
rek de parkeerrem aan en controleer of het
controlelampje op het instrumentenpaneel brandt.
►
U moet ervoor zorgen dat alle inzittenden het
voertuig hebben verlaten en dat ze op een veilige
plek staan.
►
Doe een veiligheidshesje aan en geef aan dat
het voertuig niet verder kan rijden met de wettelijk
verplichte maatregelen in het land waar u rijdt (zoals
de gevarendriehoek en/of alarmknipperlichten).
►
Haal het gereedschap eruit.
Speciale functie met pneumatische
ophanging
Wanneer uw voertuig is uitgerust met deze functie,
kunt u de hefmodus voor het voertuig activeren
voordat u het voertuig met een krik opheft.
Bij voertuigen met het stuur rechts bevinden de
toetsen zich rechts van het stuurwiel.
►
Druk met het contact ingeschakeld minstens 5
seconden tegelijkertijd op beide toetsen 1 en 2.
Page 163 of 212

161
Specifieke kenmerken
10Specificaties
UitrustingDetail
Kiepwagen Het laadbed van de kiepwagen bestaat uit twee balken van hoogwaardig staal, 2,5 mm dik, verzinkt, met
laserlassen in het midden en in de lengte.
In de carrosseriekleur gespoten kiepwagen
Structuur van de kiepwagen 2 hoofdzijbalken in gegalvaniseerd hoogwaardig staal.
1 dwarsbalk aan bovenkant hefcilinder van stalen buizen.
Dwarsbalken van gegalvaniseerd, hoogwaardig staal. Unit beschermd tegen corrosie met een poedercoating.
Subframe 2 C-vormige zijbalken van hoogwaardig staal, dikte 2,5 mm, intern bevestigd met verbrede onderste
spatschermen.
Gemonteerd op het basisvoertuig met gestanste steunen van hoogwaardig st\
aal.
1 dwarsbalk van staal aan onderkant hefcilinder, mechanisch gelaste buis, thermisch verzinkt.
1 dwarsbalk met achterste scharnier in gegalvaniseerd staal.
Steunaanslagen op uiteinden van zijbalk.
Zijbeschermingen truck en spatbordsteunen in gegalvaniseerd staal.
Platen Platen van hoogwaardig staal, dikte 15/10, koudgewalst en gemonteerd door continu laserlassen.
Anticorrosiebescherming gegarandeerd door een behandeling met poedercoat\
ing.
Vergrendelhandgrepen met verstevigde, zinkcoating, geïntegreerd in de uitsparing van de plaat.
Laadklep bevestigd met twee kettingen links en rechts.
Maximale belasting van de geopende laadklep: 150 kg.
Ladderhouder Rails van gegalvaniseerd staal. Panelen en dwarsbalken in gelakt staal met gekrompen bouten.
Elektropomp 12 V/2 kW.
Bedrijfstemperatuur: -20 tot +70 °C.
Hydraulische cilinder Expansie, stang van nitride, 3 behuizingen, Diam: 107 mm.
Maximale druk: 20 bar.
Hydraulische olie Mineraal van het type ISO HV 46 of vergelijkbaar.
Page 167 of 212

165
Audiosysteem
11Audiosysteem
Multimedia audiosysteem
- Bluetooth
®-telefoon
Het systeem is zodanig beveiligd dat het uitsluitend in uw auto functioneert.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd uitvoeren als het voertuig stilstaat.
Als de motor is afgezet, schakelt het systeem
zichzelf uit nadat de eco-mode is ingeschakeld
om te voorkomen dat de accu leeg raakt.
De eerste stappen
Aan/uit en volumeregeling.
Selecteren van het golfbereik FM en AM.
Selecteren van de bron USB of AUX.
Toegang tot de lijst van aangesloten
telefoons.
Draaien: scrollen door de lijst of afstemmen op een radiozender.
Drukken: bevestigen van de op het scherm
weergegeven optie.
Informatie over de op dat moment beluisterde radiozender of het op dat
moment gebruikte medium.
Selecteren van opgeslagen zenders. FM-A, FM-B, FM-C, AM-A, AM-B, AM-C.
Weergeven van het menu en instellen van de opties.
Toetsen 1 t/m 6 autoradio: Selecteren van een voorkeuzezender.
Ingedrukt houden: opslaan van een zender als
voorkeuzezender.
Afspelen in willekeurige volgorde.
Herhaald afspelen.
Geluid onderbreken/pauzeren.
Automatisch zoeken naar lagere frequentie.
Selecteren van de vorige afspeellijst van het
USB-apparaat.
Ingedrukt houden: terugspoelen.
Automatisch zoeken naar hogere frequentie. Selecteren van de volgende afspeellijst van het
USB-apparaat.
Ingedrukt houden: vooruitspoelen.
Huidige bewerking afbreken.
Eén niveau omhooggaan in een structuur
(menu of map).
Stuurkolomschakelaars
De pauzefunctie van USB/iPod, AUX en Bluetooth®-bronnen inschakelen/
uitschakelen.
De dempingsfunctie van de radio inschakelen/
uitschakelen.
De microfoon tijdens een telefoongesprek
inschakelen/uitschakelen.
Omhoog of omlaag: verhoog of verlaag het volume van gesproken meldingen en
muziek, de handsfree functie en leesfunctie voor
tekstberichten.
Stemherkenning inschakelen. Een gesproken bericht onderbreken om een
nieuw gesproken commando te geven.
Stemherkenning onderbreken.
Een inkomende oproep aannemen. Een tweede inkomende oproep aannemen
en het huidige gesprek in de wacht zetten.
Stemherkenning inschakelen voor de
telefoonfunctie.
Een gesproken bericht onderbreken om een ander
gesproken commando te geven.
Stemherkenning onderbreken.