Peugeot Expert 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Expert, Model: Peugeot Expert 2019Pages: 324, PDF Size: 13.19 MB
Page 51 of 324

49
Als in het menu Auto de optie "Handsfree
toegang automatische vergrendeling "
is geselecteerd, controleer dan na het
sluiten van de schuifdeur of de auto is
vergrendeld.
De auto wordt namelijk niet vergrendeld:
-
a
ls het contact aan staat,
-
a
ls een van de portieren/deuren of
de achterklep geopend of niet goed
gesloten is,
-
a
ls een afstandsbediening van het
Keyless entrée and start-systeem zich
in de auto bevindt.
Als meerdere, opeenvolgende
voetbewegingen geen effect hebben
gehad, wacht dan enkele seconden
alvorens weer een voetbeweging te
maken.
De functie wordt automatisch
uitgeschakeld bij zware neerslag of
opeenhoping van sneeuw.
Als de functie niet werkt, controleer dan of
de werking van de afstandsbediening niet
wordt gehinderd door elektromagnetische
straling (smartphone enz.).
De functie werkt bij een beenprothese
mogelijk minder goed.
Ook als een trekhaakkogel is gemonteerd,
werkt de functie mogelijk niet correct. De schuifdeur kan mogelijk onver wacht
worden geopend of gesloten als:
-
e
en trekhaakkogel is gemonteerd,
-
e
en aanhanger wordt aangekoppeld of
losgekoppeld,
-
e
en fietsendrager wordt bevestigd of
losgemaakt,
-
f
ietsen op een fietsendrager worden
gezet of er van af worden gehaald,
-
i
ets achter de auto wordt neergezet of
opgepakt,
-
e
en dier de bumper nadert,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
r onderhoud aan uw auto wordt
uitgevoerd,
-
e
en wiel wordt ver wisseld.
Om een ongewenste werking van de
functie te voorkomen, is het raadzaam
om de sleutel buiten het detectiebereik
te houden (en buiten de bagageruimte)
of de functie uit te schakelen via het
configuratiemenu van de auto.Achterdeuren
F Trek nadat u de linker achterdeur hebt geopend de hendel A naar u toe om de
rechter achterdeur te openen.
Sluiten
F Sluit eerst de rechter achterdeur en vervolgens de linker achterdeur.
Als eerst de linker
achterdeur wordt gesloten,
voorkomt een aanslag op
de zijkant van de rechter
achterdeur dat deze kan
worden gesloten.
Zorg er voor dat het sluiten of openen van
de schuifdeuren niet gehinderd wordt door
voorwerpen of personen.
Zorg er met name voor dat kinderen zich
tijdens het bedienen van de schuifdeuren
niet kunnen bezeren.
Als de linker achterdeur niet goed is gesloten,
gaat het lampje "portier geopend " branden
(bij de rechter achterdeur wordt dit niet
gesignaleerd). Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het overzicht
van waarschuwings- en verklikkerlampjes,
en in het bijzonder de waarschuwing voor een
geopend portier.
2
Toegang tot de auto
Page 52 of 324

50
Openen tot ongeveer 180°
Bij het parkeren
van de auto met de
achterdeuren 90° geopend,
bedekken de deuren de
achterlichten. Gebruik
een gevarendriehoek of
een andere in uw land
voorgeschreven signalering
om andere weggebruikers
die in dezelfde richting rijden
voor uw stilstaande auto te
waarschuwen.
Afhankelijk van de uitvoering maken de
deurvangers het mogelijk de achterdeuren in
een hoek van ongeveer 90° tot 180° te openen.
F
T
rek als de deur is geopend aan de gele
hendel.
Bij het sluiten van de deur komt de deur vanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug.
Achterklep
Openen
F Trek na het ontgrendelen van de auto aan de handgreep en open de achterklep.
Ruit van de achterklep
De ruit van de achterklep kunt u openen, zodat
u het achtercompartiment rechtstreeks kunt
bereiken zonder dat u de achterklep hoeft te
openen.
Openen
Sluiten
Sluit de achterruit door op het midden van de
ruit te drukken totdat deze volledig gesloten is.
Druk, nadat u de auto hebt ontgrendeld op
deze knop en til de achterruit op om deze te
openen.
Sluiten
F Trek de achterklep omlaag aan de
handgreep aan de binnenzijde en
vergrendel deze.
Als de achterklep niet goed is gesloten, gaat
het lampje " portier geopend " branden.
Raadpleeg het desbetreffende onderdeel
voor meer informatie over het overzicht van
waarschuwings- en verklikkerlampjes, en in
het bijzonder de waarschuwing voor geopend
portier.
Als de achterklep moeilijk opent of sluit,
laat hem dan zo snel mogelijk controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door
een gekwalificeerde werkplaats om te
voorkomen dat het probleem verergert en
dat de achterklep dichtvalt en daardoor
letsel veroorzaakt. Als de achterruit van de achterklep niet goed is
gesloten, gaat het lampje "
portier geopend"
branden. Raadpleeg het desbetreffende
onderdeel voor meer informatie over
het overzicht van waarschuwings- en
verklikkerlampjes, en in het bijzonder de
waarschuwing voor een geopend portier.
De achterklep en de achterruit kunnen niet
gelijktijdig worden geopend. Ze zouden
anders beschadigd kunnen raken.
Toegang tot de auto
Page 53 of 324

51
Alarm
(Afhankelijk van de uitvoering)
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal.
Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand bijvoorbeeld een
portier, de achterklep of de motorkap probeert
te openen.
Interieurbeveiliging
Het systeem controleert alleen de
bewegingen in de cabine .
Het alarm gaat af als er een ruit
wordt ingeslagen of als iemand de
cabine binnendringt, maar gaat
niet af als iemand de laadruimte
binnendringt. Het systeem controleert op
bewegingen in het interieur.
Het alarm gaat af als er een
ruit wordt ingeslagen, als iets
of iemand de auto binnendringt
of als iets of iemand in de auto
beweegt.
Zelfbeveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert de accu,
de bedieningseenheid of de kabels van de
sirene uit te schakelen of te beschadigen.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats voor alle
werkzaamheden aan het alarm.
Als uw auto is uitgerust met extra
verwarming/ventilatie, kan de
interieurbeveiliging niet worden gebruikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de extra
verwarming/ventilatie .
Vergrendelen van de auto
met volledig ingeschakeld
alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto. De omtrekbeveiliging wordt na 5 seconden
geactiveerd en de interieurbeveiliging na
45
seconden.
Indien bijvoorbeeld een portier, de
achterklep, een achterdeur of de motorkap
niet goed is gesloten, wordt de auto niet
vergrendeld, maar worden de omtrek- en
interieurbeveiliging na 45 seconden wel
ingeschakeld.
Uitschakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met
de afstandsbediening of met het
Keyless entry and start-systeem.
Wanneer het alarmsysteem is geactiveerd, gaat
het lampje van de toets één keer per seconde
knipperen en gaan de richtingaanwijzers
ongeveer 2 seconden branden.
F
D
ruk op de ontgrendelknop van
de afstandsbediening.
of
F
O
ntgrendel de auto met het Keyless entrée
and start-systeem.
Het alarmsysteem wordt uitgeschakeld;
het lampje van de toets gaat uit en de
richtingaanwijzers knipperen gedurende
ongeveer 2 seconden.
2
Toegang tot de auto
Page 54 of 324

52
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende 30 seconden.
Als het alarm voor de 11e keer afgaat, worden
de beveiligingsfuncties uitgeschakeld.
Als het lampje van de knop snel knippert bij het
ontgrendelen van de auto, is het alarm tijdens
uw afwezigheid afgegaan. Het lampje stopt met
knipperen als het contact wordt aangezet.
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieurbeveiliging uit om te
voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en huisdier in de auto wordt achtergelaten;
-
e
en ruit op een kier blijft staan;
-
d
e auto wordt gewassen;
-
e
en wiel wordt ver wisseld;
-
d
e auto wordt gesleept;
-
d
e auto wordt ver voerd per schip.
Als de auto automatisch opnieuw
wordt vergrendeld (als binnen 30
seconden niet een van de portieren of
de achterklep wordt geopend), wordt
ook het alarmsysteem automatisch weer
ingeschakeld.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen
10 seconden op de toets van het
alarmsysteem tot het lampje blijft branden.
F
V
erlaat de auto.
F
V
ergrendel de auto onmiddellijk met de
afstandsbediening of het "Keyless entry and
start"-systeem.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het rode verklikkerlampje van de
toets knippert één keer per seconde.
Deze procedure moet elke keer na het
afzetten van het contact weer worden
uitgevoerd als u de interieur- en
wegsleepbeveiliging uitgeschakeld wilt
houden.
Inschakelen van de
interieurbeveiliging
F Schakel de omtrekbeveiliging uit door de auto te ontgrendelen met de
afstandsbediening of met het Keyless entry
and start-systeem.
F
S
chakel het alarmsysteem op de
gebruikelijke wijze in.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te
schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
o
ntgrendel de auto met de sleutel
(geïntegreerd in de afstandsbediening) in
het slot van het bestuurdersportier;
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
lampje van de knop gaat uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het lampje
in de knop blijft branden, duidt dit op een
storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Automatisch inschakelen
van het alarm
(Afhankelijk van het verkoopland)
Het systeem wordt automatisch ingeschakeld
2 minuten nadat het laatste portier of de
bagageruimte is gesloten.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep
te voorkomen, moet u eerst op de
ontgrendelknop van de afstandsbediening
drukken of moet u de auto ontgrendelen met
het Keyless entrée and start-systeem.
Toegang tot de auto
Page 55 of 324

53
Elektrische ruitbediening
1.Schakelaar ruitbediening links.
2. Schakelaar ruitbediening rechts.
Handbediening
Duw of trek aan de schakelaar zonder het
zware punt te passeren. De ruit stopt zodra de
schakelaar wordt losgelaten.
Automatische stand
Duw of trek de schakelaar tot voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Bedien de
schakelaar opnieuw om het openen of sluiten
te stoppen.
De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
-
o
ngeveer 45 seconden na het afzetten van
het contact.
-
a
ls bij afgezet contact een voorportier wordt
geopend.
Antiklemvoorziening
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar tot de ruit volledig wordt geopend.
Trek ver volgens binnen 4 seconden de
schakelaar omhoog tot de ruit wordt gesloten.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Resetten van de
ruitbediening
Als de accu losgekoppeld is geweest of na een
storing van de ruiten, moet de ruitbediening
gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de
antiklemvoorziening uitgeschakeld.
Voer bij elke ruit de volgende procedure uit:
F
O
pen de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens
als de schakelaar omhoog wordt bewogen,
sluit de ruit enkele centimeters. Laat de
schakelaar los en trek deze opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
F
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1 seconde vast zodra de ruit
volledig is gesloten. Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daar voor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder ruit aan
passagierszijde bedient, moet hij/zij
er van verzekerd zijn dat niets het correcte
sluiten van deze ruit hindert.
Wees extra alert op kinderen, zodat deze
zich tijdens het bedienen van de ruiten
niet kunnen bezeren.
2
Toegang tot de auto
Page 56 of 324

54
Juiste zitpositie
Stel alvorens te gaan rijden en om optimaal te
profiteren van de ergonomische lay-out van
de instrumenten en bedieningselementen de
zitpositie in de volgende volgorde af:
-
d
e hoogte van de hoofdsteun,
-
d
e hoek van de rugleuning,
-
d
e hoogte van de zitting van de stoel,
-
d
e positie in lengterichting van de stoel,
-
d
e hoogte en diepte van het stuur wiel,
-
d
e binnenspiegel en buitenspiegels.
Controleer ver volgens of u vanuit uw
zitpositie een goed zicht hebt op het
instrumentenpaneel.
Handmatig verstelbare
voorstoelen
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels .
Verstellen in lengterichting
F Beweeg de stang omhoog en schuif de stoel
naar voren of naar achteren.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de
stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de
stoel als grote voor werpen op de vloer
achter de stoel zijn geplaatst.
Hoogte
F Trek de hendel omhoog of duw hem omlaag tot de gewenste stand van de
hoogteverstelling van de stoel bereikt is.
Rugleuninghoek
F Draai (afhankelijk van de uitvoering) aan de draaiknop of trek de hendel zo ver mogelijk
omhoog en kantel de rugleuning naar voren
of naar achteren om deze af te stellen.
Ergonomie en comfort
Page 57 of 324

55
Lendensteun
F Draai aan de knop om de lendensteun in de gewenste stand te zetten.
Tafelstand van de
rugleuning van de
bestuurders- en/of
voorpassagiersstoel
Controleer of er geen voor werpen boven
of onder een stoel de beweging van de
stoel kunnen hinderen.
F
Z
et de hoofdsteun in de laagste stand, zet
de armsteun (indien aanwezig) rechtop en
klap het uitklaptafeltje aan de achterzijde
van de rugleuning in. Het is raadzaam de airbag vóór aan
passagierszijde uit te schakelen.
F
T
rek de hendel zo ver mogelijk omhoog en
kantel de rugleuning naar voren.
Om de stoel weer in de normale stand te zetten
moet u de hendel omhoog trekken om de
rugleuning te ontgrendelen en vervolgens de
rugleuning rechtop zetten.
Als de rugleuning van de voorpassagiersstoel
in de tafelstand is gezet, kunnen lange
voorwerpen worden vervoerd.
Als de rugleuning van de bestuurdersstoel
in de tafelstand is gezet, kunnen de
achterpassagiers door de hulpdiensten uit de
auto worden gehaald.
Bij een noodstop of een aanrijding kunnen
op de neergeklapte rugleuning geplaatste
voorwerpen veranderen in gevaarlijke
projectielen.
Elektrisch verstelbare
voorstoel
Voer deze elektrische verstellingen alleen
bij draaiende motor uit om te voorkomen
dat de accu leegraakt.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels.
Verstellen in lengterichting
F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren
om de stoel in lengterichting te verplaatsen tot
de gewenste positie is verkregen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar
achteren voor dat het schuiven van de
stoel niet wordt verhinderd door personen
of voorwerpen.
Er is een risico op bekneld raken van de
achterpassagiers of op blokkeren van de
stoel als grote voor werpen op de vloer
achter de stoel zijn geplaatst.
3
Ergonomie en comfort
Page 58 of 324

56
Hoogte van de stoel
F Beweeg de schakelaar omhoog of omlaag om de gewenste hoogte in te stellen.
Rugleuninghoek
F Duw de schakelaar naar voren of naar achteren om de gewenste hoek te
verkrijgen.
De hoogte van een
hoofdsteun afstellenVoor de veiligheid zijn de pennen van de
hoofdsteun gekarteld om te voorkomen
dat de hoofdsteun zakt in het geval van
een aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde van
het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. De hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto.
F
I
n de hoge stand zetten: trek de hoofdsteun
zo ver mogelijk omhoog (tot hij vastklikt).
F
D
ruk om de hoofdsteun te ver wijderen op
de pal A en trek de hoofdsteun omhoog.
F
D
e hoofdsteun terugzetten: steek de
pennen recht in de openingen van de
rugleuning.
F
O
mlaag zetten: druk tegelijkertijd op de
nok
A en op de hoofdsteun.
Tweezitsbank vóór
Afhankelijk van de uitvoering is deze niet
verstelbaar en voorzien van een aan de
rugleuning bevestigde veiligheidsgordel
voor de zitplaats aan de zijde van de
bestuurdersstoel. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
veiligheidsgordels .
Opbergruimte onder de
zitting
Ergonomie en comfort
Page 59 of 324

57
Afhankelijk van de uitvoering van de auto
bevindt zich onder de zitting een opbergruimte.
F
T
rek de riem naar u toe om de zitting
omhoog te klappen.
Armsteun
De armsteun kan in meerdere standen worden
gezet.
F
T
rek de armsteun volledig omhoog.
F
D
uw deze volledig omlaag.
F
Z
et de armsteun omhoog in de gewenste
stand.
Stoelverwarming voorste
zitplaatsen
Afhankelijk van de uitvoering van de auto.
F B ij draaiende motor kunt u met de draaiknop
de stoelver warming inschakelen en de
gewenste verwarmingsstand selecteren
van
0 (uit) naar 3 (hoog). Langdurig gebruik van de stoelver warming
wordt afgeraden voor personen met een
gevoelige huid.
Personen waar van de warmtewaarneming
beperkt is (ziekte, medicijnen enz.),
kunnen brandwonden krijgen.
Om beschadiging van het
verwarmingselement en kortsluiting te
voorkomen:
-
p
laats geen scherpe of zware
voor werpen op de stoel,
-
k
niel of sta niet op de stoel,
-
m
ors geen vloeistoffen op de stoel,
-
g
ebruik de stoelver warming nooit
wanneer de stoel vochtig is.
Gebruik de functie niet als de stoel niet
wordt gebruikt.
Zet de stoelver warming zo snel mogelijk
in een lagere stand.
Schakel de functie uit zodra de
temperatuur van de stoelen en in
het interieur op een aangenaam
niveau is gekomen. Dit vermindert
het stroomverbruik waardoor ook het
brandstofverbruik lager wordt.
3
Ergonomie en comfort
Page 60 of 324

58
Elektrisch verstelbare
lendensteun
F Druk de schakelaar in om de lendensteun naar wens in te stellen.
Massagefunctie
Deze functie zorgt voor een massage van
de lendenen bij de inzittenden voorin en
werkt alleen bij draaiende motor en als de
STOP-stand van het Stop & Start-systeem is
geactiveerd.
Inschakelen/uitschakelen
F Druk op deze toets om de functie in of uit te schakelen.
Bij het inschakelen gaat het verklikkerlampje
branden. De massagefunctie is voor een
tijdsduur van één uur ingeschakeld.
Gedurende deze tijdsduur wordt de massage
in 6 cycli van 10 minuten uitgevoerd (6 minuten
massage worden gevolgd door 4 minuten rust).
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Intensiteit instellen
Druk op deze knop om de intensiteit
van de massage in te stellen.
U hebt de keuze uit twee standen
voor de intensiteit van de massage.
Stuurwielverstelling
F Duw bij stilstaande auto de hendel omlaag
om het stuurwiel te ontgrendelen.
F
V
erstel de hoogte en de diepte.
F
T
rek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
Ergonomie en comfort