Peugeot Expert VU 2009 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009, Model line: Expert VU, Model: Peugeot Expert VU 2009Pages: 225, PDF Size: 10.46 MB
Page 11 of 225
3
33333
Interieur
14
Dakconsole 65
INDELING CABINE
Dashboardkastje 63 63
Opbergvak
62
Schrijftafeltje
Page 12 of 225
3
333
15
Interieur
IN EEN OOGOPSLAG
1
Bevestigingspunten voor sjorrail Sjorogen
Tunnel en galerij in het interieur
69
Verticale afscheiding 68 67
67 Zet de lading stevig vast met de sjorogen
op de vloer van de laadruimte.
LAADRUIMTE
Page 13 of 225
3
3
Interieur
16
Met handmatige bediening
Met automatische bediening en gescheiden
regeling voor bestuurder en passagier 50
48
VENTILATIE
Tips voor het instellen
Voor een optimale werking van het systeem is het r aadzaam de volgende instellingen te gebruiken:
Gewenste werking
Luchtverdeling Temperatuur Luchtopbrengst Luchtrecirculatie A/C
Warm
-
Koud
Ontdooien
Ontwasemen
Page 14 of 225
17
Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
geactiveerd. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk wanneer u het gedeeltelijk
vergrendelen/ontgrendelen van de auto
(cabine of laadruimte) wilt laten deactiveren.
AFSTANDSBEDIENING Dit wordt bevestigd door het gedurende
ongeveer twee seconden branden van de
richtingaanwijzers.
TOEGANG TOT DE AUTO
Ontgrendelen van de cabine
Druk één keer op deze knop
om de cabine van uw auto te
ontgrendelen.
Het ontgrendelen wordt bevestigd door het
twee keer knipperen van de richtingaanwijzers.
Druk nogmaals op deze knop om de
schuifdeur(en) en de achterdeuren te
ontgrendelen.
Het gedeeltelijk vergrendelen/ontgrendelen
van de portieren is bij aflevering van de auto Ontgrendelen van de
laadruimte
Druk op deze knop om alle
deuren achter te ontgrendelen.
Deze afzonderlijke vergrendeling
van de cabine en de laadruimte is
een veiligheidsvoorziening die er voor zorgt
dat u die delen van de auto kunt afsluiten
waar u niet bent.
Centrale vergrendeling
Druk kort op deze knop om
de cabine, schuifdeuren en
achterdeuren van uw auto te
vergrendelen.
Dit wordt bevestigd door het één keer
knipperen van de richtingaanwijzers.
Als één van de voorportieren is geopend
of niet goed is gesloten, werkt de centrale
vergrendeling niet.
Supervergrendeling
(volgens uitvoering)
Door binnen vijf seconden na het
inschakelen van de vergrendeling nogmaals
op het gesloten hangslot te drukken wordt
de supervergrendeling ingeschakeld. De supervergrendeling blokkeert het van
binnenuit en van buitenaf openen van
de portieren. Schakel daarom nooit de
supervergrendeling in als er zich iemand in
de auto bevindt.
Als de bestuurder de supervergrendeling
van binnenuit inschakelt, wordt zodra de
auto wordt gestart de normale vergrendeling
weer ingeschakeld.
Uitklappen/inklappen van de sleutel
Druk op deze knop om de sleutel
uit te klappen.
Druk om de sleutel in te klappen
op de verchroomde knop en duw
de sleutel in de houder. Wanneer u bij het
inklappen niet op de knop drukt, kan het
mechanisme beschadigd raken.
Gebruiksvoorschrift
Houd de afstandsbediening vrij van vet,
stof en vocht.
Een zwaar voorwerp dat aan de sleutel
hangt terwijl deze in het contactslot zit
(sleutelhanger, ...), kan storingen veroorzaken.
Page 15 of 225
18
Toegang tot de auto
SLEUTEL
Met de sleutel kunnen de sloten van de auto
vergrendeld en ontgrendeld worden en kan
de motor worden gestart.
AFSTANDSBEDIENING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van
de motor en wordt automatisch ingeschakeld
zodra de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
De sleutelbaard moet volledig worden
uitgeklapt om een goede communicatie van
de startblokkering mogelijk te maken.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of het
losnemen van de accukabels kan het zijn dat de
afstandsbediening gesynchroniseerd moet worden.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
Steek de sleutel in het contactslot met de knoppen
(hangslot) van de afstandsbediening naar u toe. Zet het contact aan.
Druk binnen 10 seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot) en houd
deze ten minste 5 seconden ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Als de batterij niet wordt vervangen door
een batterij van hetzelfde type, kan de
afstandsbediening defect raken.
Gebruik uitsluitend batterijen van hetzelfde typ e
als de oorspronkelijke batterijen of de door het
PEUGEOT-netwerk voorgeschreven batterijen.
Gooi de batterij van de afstandsbediening niet
weg, de batterij bevat metalen die schadelijk
zijn voor het milieu.
Lever de batterij in bij het PEUGEOT-
netwerk of een speciaal verzamelpunt.
Batterij vervangen
Batterij: CR1620/3 V
Als de batterij leeg is, verschijnt een melding
op het display in combinatie met een
geluidssignaal.
Wip dan het huis met een muntstuk bij het
oog los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het vervangen
van de batterij niet werkt, moet deze
opnieuw gesynchroniseerd worden. Bij verlies van uw sleutels
Neem het kentekenbewijs van uw auto en
een geldig identiteitsbewijs mee naar een
servicepunt van het PEUGEOT-netwerk .
Het PEUGEOT-netwerk kan de sleutel- en
transpondercode achterhalen om nieuwe
sleutels te bestellen.
Page 16 of 225
19
Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem (volgens uitvoering)
bestaat uit twee soorten beveiliging:
- de omtrekbeveiliging treedt in werking als een portier, een achterdeur of de
motorkap wordt geopend.
- de interieurbeveiliging treedt in werking als er beweging in het interieur wordt
waargenomen (breken van een ruit, iets
of iemand in het interieur).
Gebruiksvoorschrift
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden. De afstandsbediening werkt niet als de sleutel zic
h
in het contact bevindt, ook al is het contact afgez et.
Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in
de auto) de sleutel uit het contactslot als u de
auto verlaat, ook al is dit voor een korte tijd.
Als uw auto is voorzien van
een scheidingswand, werkt de
interieurbeveiliging niet in de laadruimte.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
- Zet het contact uit en verlaat de auto.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn
dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige
zijn waarmee de auto kan worden gestart . - Schakel binnen vijf minuten na het
verlaten van de auto het alarmsysteem
in door de auto te vergrendelen of de
supervergrendeling in te schakelen met
behulp van de afstandsbediening. Het
rode lampje op de middenconsole zal
één keer per seconde knipperen.
Uitschakelen
- Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of zet het contact aan
(het rode lampje gaat uit).
Vergrendelen van de auto met alleen
de omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje
open wilt laten of als er een huisdier in de
auto achterblijft.
- Zet het contact af. - Druk binnen tien seconden op deze knop op de
middenconsole totdat het rode
lampje continu blijft branden.
- Verlaat de auto.
- Schakel het alarmsysteem binnen vijf minuten in door de auto te vergrendelen
of de supervergrendeling in te schakelen
met behulp van de afstandsbediening
(het rode lampje zal één keer per
seconde knipperen).
Page 17 of 225
18
Toegang tot de auto
SLEUTEL
Met de sleutel kunnen de sloten van de auto
vergrendeld en ontgrendeld worden en kan
de motor worden gestart.
AFSTANDSBEDIENING
ELEKTRONISCHE
STARTBLOKKERING
Alle sleutels zijn voorzien van een chip voor
de elektronische startblokkering.
Dit systeem blokkeert het brandstofsysteem van
de motor en wordt automatisch ingeschakeld
zodra de sleutel uit het contact wordt verwijderd.
Bij het aanzetten van het contact moet de
code van de sleutel worden herkend door de
startblokkering.
De sleutelbaard moet volledig worden
uitgeklapt om een goede communicatie van
de startblokkering mogelijk te maken.
Synchroniseren van de
afstandsbediening
Na het vervangen van de batterij of het
losnemen van de accukabels kan het zijn dat de
afstandsbediening gesynchroniseerd moet worden.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
Steek de sleutel in het contactslot met de knoppen
(hangslot) van de afstandsbediening naar u toe. Zet het contact aan.
Druk binnen 10 seconden op de
vergrendelknop (gesloten hangslot) en houd
deze ten minste 5 seconden ingedrukt.
Zet het contact af.
Wacht ten minste 1 minuut voordat u de
afstandsbediening gebruikt.
De afstandsbediening werkt nu weer.
Als de batterij niet wordt vervangen door
een batterij van hetzelfde type, kan de
afstandsbediening defect raken.
Gebruik uitsluitend batterijen van hetzelfde typ e
als de oorspronkelijke batterijen of de door het
PEUGEOT-netwerk voorgeschreven batterijen.
Gooi de batterij van de afstandsbediening niet
weg, de batterij bevat metalen die schadelijk
zijn voor het milieu.
Lever de batterij in bij het PEUGEOT-
netwerk of een speciaal verzamelpunt.
Batterij vervangen
Batterij: CR1620/3 V
Als de batterij leeg is, verschijnt een melding
op het display in combinatie met een
geluidssignaal.
Wip dan het huis met een muntstuk bij het
oog los om bij de batterij te komen.
Als de afstandsbediening na het vervangen
van de batterij niet werkt, moet deze
opnieuw gesynchroniseerd worden. Bij verlies van uw sleutels
Neem het kentekenbewijs van uw auto en
een geldig identiteitsbewijs mee naar een
servicepunt van het PEUGEOT-netwerk .
Het PEUGEOT-netwerk kan de sleutel- en
transpondercode achterhalen om nieuwe
sleutels te bestellen.
Page 18 of 225
19
Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem (volgens uitvoering)
bestaat uit twee soorten beveiliging:
- de omtrekbeveiliging treedt in werking als een portier, een achterdeur of de
motorkap wordt geopend.
- de interieurbeveiliging treedt in werking als er beweging in het interieur wordt
waargenomen (breken van een ruit, iets
of iemand in het interieur).
Gebruiksvoorschrift
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden. De afstandsbediening werkt niet als de sleutel zic
h
in het contact bevindt, ook al is het contact afgez et.
Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in
de auto) de sleutel uit het contactslot als u de
auto verlaat, ook al is dit voor een korte tijd.
Als uw auto is voorzien van
een scheidingswand, werkt de
interieurbeveiliging niet in de laadruimte.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
- Zet het contact uit en verlaat de auto.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn
dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige
zijn waarmee de auto kan worden gestart . - Schakel binnen vijf minuten na het
verlaten van de auto het alarmsysteem
in door de auto te vergrendelen of de
supervergrendeling in te schakelen met
behulp van de afstandsbediening. Het
rode lampje op de middenconsole zal
één keer per seconde knipperen.
Uitschakelen
- Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of zet het contact aan
(het rode lampje gaat uit).
Vergrendelen van de auto met alleen
de omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje
open wilt laten of als er een huisdier in de
auto achterblijft.
- Zet het contact af. - Druk binnen tien seconden op deze knop op de
middenconsole totdat het rode
lampje continu blijft branden.
- Verlaat de auto.
- Schakel het alarmsysteem binnen vijf minuten in door de auto te vergrendelen
of de supervergrendeling in te schakelen
met behulp van de afstandsbediening
(het rode lampje zal één keer per
seconde knipperen).
Page 19 of 225
19
Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
ALARMSYSTEEM
Het alarmsysteem (volgens uitvoering)
bestaat uit twee soorten beveiliging:
- de omtrekbeveiliging treedt in werking als een portier, een achterdeur of de
motorkap wordt geopend.
- de interieurbeveiliging treedt in werking als er beweging in het interieur wordt
waargenomen (breken van een ruit, iets
of iemand in het interieur).
Gebruiksvoorschrift
Breng geen wijzigingen aan in de
elektronische startblokkering.
Speel niet met de knop van de
afstandsbediening, om te voorkomen dat de
portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Als zich in de buurt van de
afstandsbediening andere apparaten
bevinden die in hetzelfde frequentiegebied
werken (mobiele telefoons, alarmsystemen
van gebouwen), kan de werking van de
afstandsbediening tijdelijk verstoord worden. De afstandsbediening werkt niet als de sleutel zic
h
in het contact bevindt, ook al is het contact afgez et.
Haal uit veiligheidsoverwegingen (kinderen in
de auto) de sleutel uit het contactslot als u de
auto verlaat, ook al is dit voor een korte tijd.
Als uw auto is voorzien van
een scheidingswand, werkt de
interieurbeveiliging niet in de laadruimte.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
- Zet het contact uit en verlaat de auto.
Let er bij het aanschaffen van een
tweedehands auto op dat:
- uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen worden
opgeslagen, zodat u er zeker van kunt zijn
dat de in uw bezit zijnde sleutels de enige
zijn waarmee de auto kan worden gestart . - Schakel binnen vijf minuten na het
verlaten van de auto het alarmsysteem
in door de auto te vergrendelen of de
supervergrendeling in te schakelen met
behulp van de afstandsbediening. Het
rode lampje op de middenconsole zal
één keer per seconde knipperen.
Uitschakelen
- Ontgrendel de auto met behulp van de afstandsbediening of zet het contact aan
(het rode lampje gaat uit).
Vergrendelen van de auto met alleen
de omtrekbeveiliging ingeschakeld
Schakel alleen de omtrekbeveiliging in als
u tijdens uw afwezigheid een ruit een stukje
open wilt laten of als er een huisdier in de
auto achterblijft.
- Zet het contact af. - Druk binnen tien seconden op deze knop op de
middenconsole totdat het rode
lampje continu blijft branden.
- Verlaat de auto.
- Schakel het alarmsysteem binnen vijf minuten in door de auto te vergrendelen
of de supervergrendeling in te schakelen
met behulp van de afstandsbediening
(het rode lampje zal één keer per
seconde knipperen).
Page 20 of 225
20
Toegang tot de auto
Activering
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking, knipperen de richtingaanwijzers
ongeveer 30 seconden en zal het rode
lampje snel knipperen.
- Plaats om het alarm uit te schakelen de sleut el
in het contactslot en zet het contact aan.
Als het alarm tien keer achter elkaar is afgegaan,
wordt het systeem uitgeschakeld. Voer dan de
procedure voor het activeren opnieuw uit.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
rode lampje gedurende 10 seconden blijft
branden, duidt dit op een storing in de
verbinding met de sirene.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk om het
systeem te controleren.
Vergrendelen van de auto zonder het
alarm in te schakelen
- Vergrendel de auto met de sleutel in het slot van het bestuurdersportier.
Schakel het alarm niet in bij het wassen van
uw auto.
Storing afstandsbediening
Als het alarmsysteem is ingeschakeld en de
afstandsbediening niet meer werkt:
- Ontgrendel de portieren met de sleutel en open het portier. Het alarm zal
afgaan.
- Zet binnen tien seconden het contact aan. Het alarm stopt. Automatisch inschakelen
Volgens land van bestemming wordt het
alarmsysteem ongeveer 2 minuten nadat
een laatste portier, schuifdeur of achterdeur
is gesloten, automatisch ingeschakeld.
Om het afgaan van het alarm bij het openen
van een portier, schuifdeur of achterdeur
te voorkomen, moet nogmaals op de
ontgrendelknop op de afstandsbediening
worden gedrukt.
Breng geen wijzigingen aan aan
het alarmsysteem, dit kan leiden tot
storingen.