Peugeot Expert VU 2009 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2009, Model line: Expert VU, Model: Peugeot Expert VU 2009Pages: 225, PDF Size: 10.46 MB
Page 21 of 225
21
Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
PORTIEREN Laadruimte - gaat branden als de portieren
zijn vergrendeld en het contact
wordt aangezet.
Van binnenuit
Van buitenaf
Gebruik de afstandsbediening om de auto te
vergrendelen/ontgrendelen.
Steek de sleutelbaard in het slot van het
bestuurdersportier als de afstandsbediening
niet werkt.
Cabine en laadruimte
Druk één keer op de schakelaar
om de voorportieren en
achterdeuren van de auto te
vergrendelen, mits ze zijn gesloten.
Druk nogmaals op de schakelaar om de auto
centraal te ontgrendelen.
De schakelaar werkt niet als de auto
van buitenaf is vergrendeld met de
afstandsbediening of met de sleutel in het
portierslot. Druk één keer op de schakelaar
om de achterdeuren vanuit
de cabine te ontgrendelen/
vergrendelen.
Het gedeeltelijk vergrendelen/ontgrendelen
van de portieren is bij aflevering van de auto
geactiveerd. Raadpleeg het PEUGEOT -
netwerk wanneer u het gedeeltelijk
vergrendelen/ontgrendelen van de auto
(cabine of laadruimte) wilt laten deactiveren.
De portieren kunnen altijd van binnenuit
worden geopend.
Het verklikkerlampje op de schakelaar: Anti-overvalsysteem
Bij het starten van de auto vergrendelt dit
systeem automatisch de voorportieren.
Zodra sneller wordt gereden dan ongeveer
10 km/h, vergrendelt het systeem ook de
achterdeuren.
Activeren/deactiveren van de functie
Houd bij aangezet contact deze
knop lang ingedrukt om de functie
te activeren of deactiveren.
Verklikkerlampje geopende portieren Controleer als dit lampje brandt
of de portieren van de cabine,
de achterdeuren of schuifdeuren
goed gesloten zijn.
- knippert als de portieren zijn
vergrendeld bij stilstaande
auto en afgezette motor,
Page 22 of 225
22
Toegang tot de auto
SCHUIFDEUR
Houd tijdens het tanken de linker schuifdeur
gesloten om te voorkomen dat de
brandstofvulklep wordt beschadigd. Van buitenaf
Trek de handgreep naar u toe en vervolgens
naar achteren. Gebruiksvoorschrift
Controleer of de rail op de vloer vrij is van
voorwerpen die het openen of sluiten van de
schuifdeur in de weg kunnen staan.
Ga om veiligheidsredenen en om storingen
te voorkomen niet rijden met geopende
schuifdeuren.
Van binnenuit
Duw de handgreep naar achteren om de
schuifdeur te ontgrendelen en te openen.
Open de schuifdeur volledig, zodat hij
wordt geblokkeerd door het systeem aan de
onderzijde van de deur.
Page 23 of 225
23
Toegang tot de auto
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
ACHTERDEUREN
Als de achterdeuren in een
hoek van 90° zijn geopend,
zijn de achterlichten niet
goed zichtbaar.
Gebruik om achteropkomend
verkeer te waarschuwen
in dat geval een
gevarendriehoek of
een ander wettelijk
voorgeschreven
waarschuwingsmiddel.
ACHTERKLEP (volgens uitvoering)
Van buitenaf
De twee achterdeuren openen in een hoek
van 90°.
Trek om de achterdeuren te openen de
handgreep naar u toe en trek vervolgens
aan de hendel om de linkerdeur te openen.
Sluit om de achterdeuren te sluiten eerst de
linkerdeur en vervolgens de rechterdeur.
Openen met 180°
De uitklapbare deurvangers maken het
mogelijk de achterdeuren in een hoek van
90° tot 180° te openen.
Trek de deurvanger naar u toe op het
moment dat de deur gedeeltelijk openstaat.
Bij het sluiten van de deur komt de deurvanger
automatisch in zijn oorspronkelijke stand terug. Van buitenaf
De achterklep kan worden vergrendeld en
ontgrendeld met de afstandsbediening.
Druk om de achterklep te openen op de
knop en trek de achterklep open.
U kunt gebruik maken van een lus om de
geopende achterklep te sluiten.
Van binnenuit
Noodbediening
Hiermee kan bij een eventuele storing in de
centrale vergrendeling de achterklep van
binnenuit ontgrendeld worden.
Klap de achterstoelen naar voren om bij het
slot te komen.
Steek een kleine schroevendraaier in deze
opening om de achterklep te ontgrendelen.
Page 24 of 225
24
Cockpit
INSTRUMENTENPANEEL
1. Kilometer-/mijlenteller.
2. Display.
3. Brandstofniveaumeter,
koelvloeistoftemperatuurmeter.
4. Toerenteller.
5. Dimmer dashboardverlichting.
6. Nulstelling dagteller/
onderhoudsindicator. Display instrumentenpaneel
- Snelheidsbegrenzer/-regelaar.
- Afgelegde afstand in km/mijl.
- Onderhoudsindicator,
motorolieniveaumeter, kilometer-/
mijlenteller.
- Water in brandstoffilter.
- Voorgloeien diesel. Verklikkerlampje en schakelaars op
de dakconsole
- Verklikkerlampje uitschakeling
passagiersairbag.
- Schakelaars stoelverwarming bestuurder/passagier (uitvoering met
2 voorstoelen).
COCKPIT
Page 25 of 225
25
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
TIJD INSTELLEN
- linksom draaien: tijdsaanduiding in 24H of 12H,
- rechtsom draaien: 24H of 12H selecteren,
- linksom draaien: ingestelde tijd bevestigen.
Als er ongeveer 30 seconden geen
handelingen worden uitgevoerd, verschijnt
de huidige weergave. Middenconsole met display
De tijdweergave is afhankelijk
van de uitvoering. De toegang
tot de Datum is alleen actief als
de datum geheel in letters wordt
weergegeven (volgens uitvoering).
Middenconsole zonder display
Met de knop aan de linkerzijde
van het instrumentenpaneel kan
het klokje worden ingesteld door
de handelingen in onderstaande
volgorde uit te voeren:
- linksom draaien: de minuten knipperen,
- rechtsom draaien: minuten verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in
een sneller tempo in te stellen),
- linksom draaien: de uren knipperen,
- rechtsom draaien: uren verhogen (houd de knop naar rechts om de tijd in een
sneller tempo in te stellen), Raadpleeg om de op het display
weergegeven tijd in te stellen in de
rubriek 9 het gedeelte "Datum en tijd
instellen".
Instrumentenpaneel zonder display
Page 26 of 225
Cockpit
VERKLIKKERLAMPJES
Bij het starten van de motor gaat een aantal verklikkerlampjes branden en wordt een automatische cont role uitgevoerd. Deze
lampjes zullen direct weer uitgaan. Als bij draaien de motor één van deze verklikkerlampjes blijft bran den of gaat knipperen, wordt
dit een waarschuwing, eventueel in combinatie met e en geluidssignaal of een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
STOP brandt in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het display. ernstige storingen met
betrekking tot de functies
"Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk
en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische
remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging".
Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem
contact op met het PEUGEOT
-netwerk.
Handrem /
remvloeistofniveau /
elektronische
remdrukregelaar
(REF)
brandt. handrem (nog iets) aangetrokken. Zet de handrem los; het verklikkerlampje zal uitgaan.
brandt. remvloeistofniveau te laag. Vul de door PEUGEOT voorgeschreven remvloeistof bij.
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is, in
combinatie met het
verklikkerlampje
ABS.
een storing in de elektronische
remdrukregelaar. Stop onmiddellijk, zet het contact af en neem
contact op met het PEUGEOT-netwerk .
Motoroliedruk
en -
temperatuur brandt tijdens
het rijden.
een te lage druk of een te hoge
temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de mo
torolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus ".
blijft branden,
terwijl het niveau
correct is. een ernstige storing. Neem contact op met het PEU
GEOT-netwerk.
Page 27 of 225
27
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en wijzer
in het rode
gebied. een abnormale verhoging van
de temperatuur.
Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het nive
au.
knippert. een te laag koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Raadpl
eeg
het PEUGEOT-netwerk.
Service blijft kort
branden.
lichte storingen of
waarschuwingen.
Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het display.
Zie rubriek 9, het gedeelte " Boordcomputer" en
vervolgens "Logboek waarschuwingsmeldingen.
Raadpleeg, afhankelijk van de ernst van de storing, het
PEUGEOT-netwerk.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
1e zitrij niet
vastgemaakt brandt en gaat
vervolgens
knipperen.
dat de bestuurder en/of
voorpassagier zijn veiligheidsgordel
niet heeft vastgemaakt.
Doe de gordel om en steek de gesp in de gordelslui
ting.
in combinatie
met een
geluidssignaal
en blijft
vervolgens
branden. tijdens het rijden is de
veiligheidsgordel van de
bestuurder of de voorpassagier
niet vastgemaakt.
Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in de rubriek 4 het gedeel
te
"Veiligheidsgordels".
De bestuurder moet controleren of alle passagiers
hun veiligheidsgordel op de juiste wijze hebben
vastgemaakt.
Page 28 of 225
28
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Airbag vóór /
zij-airbag /
window-airbag
knippert of blijft
branden. een defecte airbag. Laat het systeem onmiddellijk controleren door het
PEUGEOT-netwerk. Zie in de rubriek 4 het gedeelte
"Airbags".
Uitschakeling
airbag vóór aan
passagierszijde brandt. dat deze airbag handmatig is
uitgeschakeld op het moment
dat een kinderzitje met de rug
in de rijrichting op deze plaats
is bevestigd. Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Airbags - kinder
en aan
boord".
Laag
brandstofniveau brandt en wijzer
in het rode
gebied.
een bijna lege brandstoftank. Wacht niet met tanken. De actieradius met de
resterende hoeveelheid brandstof is afhankelijk van
de
rijstijl, het profiel van de weg, de verstreken tij d en het
aantal gereden kilometers sinds het lampje brandt.
knippert. dat de brandstoftoevoer is
onderbroken ten gevolge van
een ernstige aanrijding. Herstel de brandstoftoevoer. Zie in de rubriek 6 h
et
gedeelte "Brandstof".
Emissieregeling
EOBD knippert of blijft
branden.
een storing in het systeem. Laat het systeem zo snel mogelijk controleren door
het
PEUGEOT-netwerk.
Laden accu brandt. een storing in het laadcircuit.
Controleer de accupolen. Zie in de rubriek 7 het
gedeelte "Accu".
knippert. het overgaan naar de waakfase van
de actieve functies (eco-mode). Zie in de rubriek 7 het gedeelte "Accu".
blijft branden,
terwijl de controles
zijn uitgevoerd. een storing in een elektrisch
circuit, de ontsteking of het
brandstofsysteem.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk.
Page 29 of 225
ABS
ESP
29
Cockpit
VOORDAT u GAAT RIJDEN
2
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Stuurbekrachtiging brandt. een storing in het systeem. De conventionele werking van de stuurinrichting,
zonder bekrachtiging, blijft behouden. Laat het sys
teem
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
Geopend
portier brandt in
combinatie met
een melding op
het display. een niet goed gesloten portier,
deur of motorkap. Controleer of de portieren van de cabine, de
achterdeuren, de schuifdeuren en de motorkap (als
de auto is voorzien van een alarmsysteem) goed zijn
gesloten.
Achtervering
met luchtvering knippert.
een abnormaal verschil tussen
de gedetecteerde en de
optimale wagenhoogte. Automatische regeling: rijd stapvoets (tot ongevee
r
10 km/h) tot het lampje uitgaat.
Handmatige regeling: stel de wagenhoogte, die in de
onderste of bovenste stand stond, optimaal in. Zie in de
rubriek 3 het gedeelte "Achtervering".
brandt bij het
wegrijden of
tijdens het rijden. een storing in de luchtvering. Stop onmiddellijk.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.
ABS blijft branden. een storing in het
antiblokkeersysteem.
De conventionele werking van het remsysteem, zonde
r
bekrachtiging, blijft behouden. Het is echter raadz aam de auto stil
te zetten en contact op te nemen met het PEUGEOT-ne twerk.
ESP knippert.
een ingreep van het ESP-
systeem. Dit systeem verdeelt de aandrijfkracht optimaal ov
er de
wielen en verbetert zo de richtingsstabiliteit van de auto.
Zie in de rubriek 4 het gedeelte "Veilig rijden".
blijft branden. een storing in het
systeem. Bijv.: een te lage
bandenspanning. Bijv.: controleer de bandenspanning. Laat het syst
eem
controleren door het PEUGEOT-netwerk.
blijft branden in
combinatie met het
verklikkerlampje
van de knop (op
het dashboard).
dat het systeem op verzoek van
de bestuurder is uitgeschakeld. Het systeem is uitgeschakeld.
Het systeem wordt automatisch weer ingeschakeld al
s
de auto sneller dan 50 km/h rijdt of als de knop op het
dashboard wordt ingedrukt.
Page 30 of 225
30
Cockpit
Verklikkerlampje status signaleert Wat te doen
Remblokken brandt. dat de remblokken aan
vervanging toe zijn. Laat de remblokken vervangen door het PEUGEOT-netw
erk.
Dimlicht /
verlichting
overdag
brandt. een handmatig geselecteerde
stand of het automatisch
inschakelen van de verlichting.
Draai de ring van de lichtschakelaar in de tweede
stand.
het inschakelen van de
verlichting zodra het contact
wordt aangezet. Volgens land van bestemming.
Zie in de rubriek 3 het gedeelte
"Stuurkolomschakelaars".
Grootlicht dat u de hendel naar u toe trekt. Trek de hendel naar u toe om over te schakelen naa
r
dimlicht.
Richtingaanwijzers
knippert in
combinatie met
geluidssignaal. het inschakelen van de
richtingaanwijzers met de
lichtschakelaar links van het stuurwiel. Rechts: beweeg de hendel omhoog.
Links: beweeg de hendel omlaag.
Mistlampen
vóór brandt. dat de functie handmatig is
geselecteerd. De mistlampen werken uitsluitend als het parkeerli
cht of
dimlicht is ingeschakeld.
Mistachterlicht brandt. dat de functie handmatig is
geselecteerd. Het mistachterlicht werkt uitsluitend als het park
eerlicht
of dimlicht is ingeschakeld. Schakel het mistachter licht
uit als het zicht meer dan 50 m bedraagt. Laat u he t
branden, dan kunt u medeweggebruikers verblinden en
het risico lopen te worden bekeurd.
Roetfilter brandt. een storing van het roetfilter
(niveau brandstofadditief, kans
op verstopping, ...). Laat het filter controleren door het PEUGEOT-netwe
rk.
Zie in rubriek 6 het gedeelte "Controles".