Peugeot Partner 2011 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2011, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2011Pages: 200, PDF Size: 6.5 MB
Page 61 of 200
59
ERGONOMIE en COMFOR
T
33
Ventilatie
Gebruiksvoorschrift
Om het interieur maximaal te koelen
of te verwarmen kan de temperatuur
lager dan 15 worden ingesteld door de
knop naar links te draaien tot LO wordt
weergegeven of hoger dan 27 worden
ingesteld door de knop naar rechts te
draaien tot HI wordt weergegeven.
Als de temperatuur in de auto bij
het instappen veel lager of hoger
is dan de ingestelde waarde, heeft
het geen zin om voor het gewenste
comfort de ingestelde waarde te
wijzigen. Het systeem compenseert
automatisch en zo snel mogelijk het
temperatuurverschil.
Automatische werking
Automatisch programma "comfort"
Dit is de normale gebruiksstand van de
airconditioning.
Ingestelde waarde bestuurders- of
passagierszijde
De op het display weergegeven waarde
heeft betrekking op een bepaald
comfortniveau en niet op de temperatuur
in graden Celsius of Fahrenheit.
Draai deze knop naar links of
naar rechts om de waarde te
verlagen of te verhogen. Voor
een optimaal comfort wordt
de waarde 21 aanbevolen.
Niettemin is afhankelijk van uw
wensen een afstelling tussen 18 en
24 gebruikelijk.
Zorg ervoor dat de zonnesensor
op het dashboard niet wordt
afgedekt.
Druk op deze toets. Het
symbool AUTO
verschijnt.
Afhankelijk van de gekozen
instellingen regelt het
systeem de luchtverdeling,
de luchtopbrengst en de luchttoevoer
om het comfort en de luchtcirculatie
in het interieur optimaal te houden. U
hoeft het systeem niet meer zelf bij te
regelen. Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
luchtopbrengst geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Voor uw comfort worden de
instellingen tussen twee
startmomenten opgeslagen.
De automatische stand wordt
uitgeschakeld zodra u de instellingen
handmatig wijzigt (AUTO verdwijnt).
BESTUURDER EN PASSAGIER
Page 62 of 200
60
Ventilatie
Handmatig verstellen
Al naar gelang uw wensen kunt u
de automatische bediening van het
systeem handmatig aanpassen. De
overige functies worden automatisch
geregeld. Bij het indrukken van de
toets AUTO
zal het systeem weer
volledig automatisch functioneren.
Regeling luchtverdeling
Druk deze toets herhaalde
malen in om de luchtstroom te
verdelen naar:
- de voorruit,
- de voorruit en de beenruimte,
- de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters en de beenruimte,
- de linker, rechter en middelste
ventilatieroosters.
Regeling luchtopbrengst
De luchtopbrengst kan vergroot of
verkleind worden door respectievelijk
de toets "kleine propeller"
of
"grote propeller"
in te drukken.
Het symbool van de luchtopbrengst
op het display, de propeller, wordt
afhankelijk van de ingestelde waarde
geleidelijk voller.
Airconditioning AAN/UIT
Druk op deze toets:
het symbool A/C
wordt
weergegeven en de
airconditioning wordt
geactiveerd.
Uitschakelen van het
systeem
Druk op de toets "kleine
propeller"
van de
luchtopbrengstregeling tot het
symbool van de propeller van
het display is verdwenen.
Alle functies van de airconditioning
worden dan uitgeschakeld,
behalve de luchtrecirculatie en
de achterruitverwarming (volgens
uitvoering). De ingestelde waarde
wordt niet meer geregeld en verdwijnt
van het display.
Toevoer van buitenlucht/
luchtrecirculatie
Bij het indrukken van deze
toets wordt de lucht in het
interieur gerecirculeerd.
Het symbool van de
luchtrecirculatie wordt weergegeven.
Het is raadzaam om niet
langdurig met uitgeschakelde
airconditioning te rijden. Druk
op de toets "grote propeller"
of op de toets AUTO
om het
systeem weer met de laatst ingestelde
waarden in te schakelen. De luchtrecirculatie dient om de
toevoer van buitenlucht bij stank en
stofoverlast af te sluiten. Gebruik de
luchtrecirculatie alleen als dit echt
nodig is (om te voorkomen dat de
ruiten beslaan en de luchtkwaliteit in
het interieur achteruitgaat).
Druk de toets zodra de luchtrecirculatie
niet meer nodig is nogmaals in om de
toevoer van buitenlucht te hervatten.
Druk nogmaals op deze toets om de
aircondioning uit te schakelen.
De ventilatieopening in het
dashboardkastje verspreidt koele
lucht (als de airconditioning is
ingeschakeld), onafhankelijk van de
ingestelde temperatuur in het interieur
en de buitentemperatuur.
Page 63 of 200
61
ERGONOMIE en COMFOR
T
33
Ventilatie
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN
Handbediening
Zet de knop van de
temperatuurregeling in deze
stand.
Zet de aanjager in de hoogste
stand. Schakel de airconditioning in.
Schakel zodra de
omstandigheden dit toelaten
de toevoer van buitenlucht
weer in om de lucht in het
interieur te verversen
(lampje uit). Zet de schakelaar van de
luchtverdeling in deze stand.
Achterruitverwarming en/of
verwarming buitenspiegels
Druk bij draaiende motor
op deze toets om de
achterruitverwarming en/of de
verwarming van de elektrisch
verstelbare buitenspiegels in
te schakelen.
Deze functie wordt uitgeschakeld:
- door op de toets te drukken,
- door de motor af te zetten,
- automatisch, om onnodig
stroomverbruik te voorkomen.
Page 64 of 200
62
Ventilatie
ONTDOOIEN EN ONTWASEMEN GEBRUIKSVOORSCHRIFT
Ventilatieroosters
Houd de ventilatieroosters altijd
geopend
Voor een optimale verdeling van de
lucht over het interieur hebt u de
beschikking over 4 ventilatieroosters
in het midden en opzij, die gekanteld
en naar links of rechts en omhoog of
omlaag gedraaid kunnen worden. Sluit
de ventilatieroosters niet, maar richt de
luchtstroom voor een optimaal comfort
tijdens het rijden naar de zijruiten.
Uitstroomopeningen in de beenruimte
en bij de voorruit completeren het
geheel.
Dek de uitstroomopeningen bij de
voorruit en de openingen van de
luchttoevoer in de bagageruimte niet af.
Stoffilter/geurfilter
(actieve kool)
Dit fi lter beperkt het binnendringen van
stof en stank in het interieur.
Zorg ervoor dat dit fi lter in goede staat
verkeert en laat de fi lterelementen
regelmatig vervangen.
Zie in de rubriek 6 het gedeelte
"Controles".
Airconditioning
Voor een doeltreffende werking van de
airconditioning moeten de ruiten onder
alle weersomstandigheden gesloten
zijn. Als de auto echter langdurig in de
zon heeft gestaan en de temperatuur
in het interieur zeer hoog blijft, kunnen
de ruiten wel even geopend worden
om de ventilatie te bevorderen.
Het is raadzaam de stand AUTO
zo veel mogelijk te gebruiken: het
systeem regelt de luchtopbrengst, de
comforttemperatuur in het interieur, de
luchtverdeling, de luchttoevoer of -
recirculatie automatisch en optimaal.
Laat de airconditioning minimaal
één keer per maand 5 à 10 minuten
functioneren om het systeem in
perfecte staat te houden.
Condensvorming in de airconditioning
kan ertoe leiden dat er zich een klein
plasje water onder de stilstaande auto
vormt, dit is een normaal verschijnsel.
Gebruik de airconditioning niet als
deze niet koelt en laat het systeem in
dat geval door het PEUGEOT-netwerk
controleren.
Automatische stand: programma
"zicht"
Voor het snel ontwasemen of
ontdooien van de ruiten (bij vocht, veel
inzittenden, vorst) kan het programma
"comfort" (AUTO) niet toereikend
blijken.
Kies dan het programma "zicht". Het
verklikkerlampje van het programma
"zicht" gaat branden.
Het systeem schakelt de airconditioning
in, regelt de luchtopbrengst en stuurt de
optimale luchtstroom naar de voorruit
en de zijruiten.
De luchtrecirculatie wordt
uitgeschakeld.
Page 65 of 200
63
ERGONOMIE en COMFOR
T
33
Stoelen
VOORSTOELEN
Afhankelijk van de uitvoering en
inrichting van uw auto zijn er de
volgende mogelijkheden voor de
zitplaatsen vóór:
- bestuurdersstoel en
passagiersstoel,
- bestuurdersstoel en een
modulaire bank.
Afhankelijk van de uitvoering zijn de
volgende verstellingen mogelijk:
1 - Verstelling in lengterichting.
Til de beugel op en schuif de stoel in
de gewenste stand.
3 - Hoogteverstelling van de
bestuurdersstoel
Trek, om de stoel in hoogte te verstellen,
de hendel omhoog en druk niet met uw
lichaamsgewicht op de stoel.
Trek, om de stoel omlaag te zetten,
de hendel omhoog en druk met uw
lichaamsgewicht op de stoel.
2 - Rugleuningverstelling
Trek, terwijl u met de rug tegen de
rugleuning drukt, de hendel naar voren
en zet de rugleuning in de gewenste
stand.
Page 66 of 200
64
Stoelen
Ga nooit rijden als de
hoofdsteunen zijn verwijderd;
de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en correct zijn afgesteld.
Armsteun
Klap de armsteun in verticale positie
tot deze vergrendeld is.
Klap de armsteun naar beneden om
deze weer te kunnen gebruiken.
Druk, om de armsteun te verwijderen,
op de ontgrendelingsknop als de
armsteun in de verticale stand staat en
trek er aan.
Schakelaars stoelverwarming
Elke voorstoel kan voorzien zijn van
een schakelaar op de zijkant van de
zitting.
Bij de 2+1 bank bedient de schakelaar
op de bestuurdersstoel ook de
stoelverwarming van de buitenste
zitplaats van de bank.
Druk op de schakelaar om de
stoelverwarming in te schakelen.
Druk nogmaals op de schakelaar om
de verwarming uit te schakelen.
PASSAGIERSSTOEL
De rugleuning van de passagiersstoel
kan worden neergeklapt en verandert
hierbij in een schrijftafeltje.
In deze stand is het eveneens mogelijk
langere lading te vervoeren.
Hoogteverstelling van de hoofdsteun
Schuif, om de hoofdsteun in hoogte te
verstellen, de hoofdsteun recht omhoog.
Druk, om de hoofdsteun te laten zakken,
op de knop en schuif de hoofdsteun recht
omlaag.
De juiste stand van de hoofdsteun is als
de bovenzijde van de hoofdsteun zich ter
hoogte van de bovenzijde van het hoofd
bevindt.
Druk, om de hoofdsteun te verwijderen, op
de knop en trek de hoofdsteun omhoog.
Steek om de hoofdsteun terug te zetten de
pennen in de openingen van de rugleuning
tot de hoofdsteun op zijn plaats blijft.
Rugleuning neerklappen
Trek de handgreep naar voren en klap
de rugleuning neer.
Rugleuning terugplaatsen
Trek de handgreep naar voren
en til de rugleuning omhoog in de
vergrendeling. Klem de armsteun in de verticale
positie vast om deze weer te
bevestigen.
Als de auto voorzien is van de extra
console en een armsteun, moet
de console of de armsteun worden
verwijderd om de passagiersstoel in de
tafelstand te zetten.
Page 67 of 200
65
ERGONOMIE en COMFOR
T
33
Stoelen
Bureaustand
Trek, om de rugleuning neer te
klappen, aan de lip die op de onderste
rand van de stoel is gemonteerd.
De leuning is voorzien van een
schrijftafeltje en een klemband.
Trek, om de leuning weer rechtop te
zetten, aan de lip en klap de leuning
omhoog tot deze vergrendeld is.
Let erop dat de lip tijdens deze
handelingen niet beklemd raakt onder
de zitting.
Opbergvak onder de zitplaats
Til de zitting van de middelste zitplaats
op om bij het opbergvak te komen.
Deze ruimte kan met een slot (niet
meegeleverd) worden afgesloten.
Middelste zitplaats
De middelste zitplaats is voorzien van
een driepuntsgordel. De oprolautomaat
van deze veiligheidsgordel is op de
laddervormige scheidingswand achter
de bestuurder gemonteerd.
Controleer voordat een stoel in
de zitstand wordt vergrendeld
of de uiteinden van de
veiligheidsgordels zichtbaar zijn en
de passagiers bij de desbetreffende
gordels kunnen komen.
Page 68 of 200
66
Stoelen
Stand zitting opgeklapt
Trek de gele hendel onderaan de stoel
omhoog om deze te ontgrendelen en
klap de zitting tegen de rugleuning op
tot deze vergrendeld is.
In deze stand kan hoge lading in de
cabine vervoerd worden.
Druk op de gele hendel onder de
zitting om de zitting weer neer te
klappen en druk de ziting omlaag tot
deze vergrendeld is in de stand stoel
op de vloer.
Buitenste zitplaats
De rugleuning is voorzien van een
metalen achterpaneel.
Weggeklapte stand
Trek aan de lip op de bovenste
rand van de stoel ter hoogte van de
hoofdsteun om het geheel te kantelen.
De stoel wordt weggeklapt in de vloer
van de voorste zitplaats waardoor er
één geheel ontstaat met de vloer van
de laadruimte.
In deze stand kunnen lange
voorwerpen, tot wel 3 m (3,25 m
bij de verlengde uitvoering), met
gesloten deuren in het interieur worden
vervoerd.
Het maximale gewicht dat op de
weggeklapte stoel vervoerd mag
worden, bedraagt 50 kg.
Zet, om de zitting weer terug te
plaatsen, de rugleuning omhoog tot
deze vergrendeld is in de stand stoel
op de vloer.
Page 69 of 200
67
ERGONOMIE en COMFOR
T
33
Stoelen
OPSTELLINGEN
Voorbeelden van stoelopstellingen die zowel comfortabel als praktisch zijn
Het wijzigen van de
opstellingen dient uitsluitend te
gebeuren als de auto stilstaat.
Page 70 of 200
68
Praktische voorzieningen
INDELING VOORCOMPARTIMENT
1. Onderste opbergvak
Dit opbergvak kan, afhankelijk van
de uitvoering, van een deksel zijn
voorzien.
Bovenste opbergvak
Het opbergvak bevindt zich bovenop
het dashboard, achter het stuurwiel.
Het optillen van het deksel wordt
vergemakkelijkt door een uitsparing.
Beweeg het deksel met de hand
omhoog tot deze volledig geopend is.
Beweeg om het opbergvak te sluiten
het deksel omlaag en druk vervolgens
kort op het midden van het deksel.
Het morsen van vloeistof kan
kortsluiting veroorzaken, wat tot brand
kan leiden.
3. Opbergvak aan de zijkant
4. Tashaak
Hang uitsluitend fl exibele en niet te
zware tassen aan de haak.
2. Opbergvak en flessenhouder
(1,5 L)