Peugeot Partner 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2019Pages: 312, PDF Size: 9.61 MB
Page 201 of 312

199
Mistlampen vóór
Ty p e D, H11
Achterlichten
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het vervangen van
lampen en in het bijzonder de typen lampen.
Met achterdeuren/achterklep
1.Remlicht/parkeerlicht.
Ty p e
B, P21/5W
2. Richtingaanwijzer.
Ty p e
B, PY21W (amberkleurig)
3. Achteruitrijlicht.
Ty p e
B, P21W
4. Mistachterlicht.
Ty p e
B, P21W
F
N
eem in het interieur de stekker aan de
achterzijde van het achterlicht los.
F
S
teek een sleufkopschroevendraaier tussen
de lampunit en de behuizing.
F
W
ip de behuizing voorzichtig los.
F Ver wijder de twee bevestigingsbouten van de module.
F
N eem de module uit de behuizing.
F Druk op de borgklem en maak de stekker los.
F
D
raai de lamphouder los door hem een
kwart omwenteling linksom te draaien.
F
V
erwijder de lamphouder.
F
V
er vang de defecte lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Voor het ver vangen van deze lampen kunt
u ook terecht bij het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
8
In geval van pech
Page 202 of 312

200
Zorg bij het aanbrengen er voor dat de lippen en de
bedrading weer correct worden teruggeplaatst om te
voorkomen dat de bedrading klem komt te zitten.
Nadat de lamp van een richtingaanwijzer
achter vervangen is, duurt het resetten ten
minste ongeveer 2 minuten.
Kentekenplaatverlichting
Ty p e A , W5W -5W
F
V
erwijder de twee bevestigingsbouten met
behulp van de meegeleverde Torx-sleutel.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de gereedschapsset .
F
T
rek vanaf de buitenzijde de lichtunit naar u
toe (bij achterdeuren ) of in de richting van
het midden van de auto (bij achterklep ).
F
B
eweeg de lippen naar buiten en ver wijder
vervolgens de lamphouder.
F
D
ruk de defecte lamp iets in en draai
hem een kwartslag linksom om hem te
verwijderen. F
V
ervang de gloeilamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Met achterdeuren
F Maak de binnenbekleding los.
F N eem de stekker los door de lip opzij te
bewegen.
F
D
raai de lamphouder los door hem een
kwartslag linksom te draaien.
F
V
ervang de gloeilamp.
F
P
laats de lamphouder terug en sluit de
stekker weer aan.
F
P
laats de binnenbekleding terug.
Met achterklep
F Ver wijder het kunststof lampglas met behulp van een schroevendraaier.
F
V
ervang de gloeilamp.
F
B
reng het kunststof lampglas aan en druk
het vast.
Derde remlicht
Ty p e A , W16W -16W
F
D
raai de twee moeren los.
F
D
ruk de pennen samen.
F
N
eem indien nodig de stekker los om de
lamp te verwijderen.
F
V
ervang de gloeilamp.
In geval van pech
Page 203 of 312

201
Een zekering vervangen
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zekeringen
bevindt zich achter het deksel van de zekeringkast.
F Trek het deksel eerst linksboven en dan rechtsboven los.
F
V
erwijder het deksel en keer het om,
F
H
aal de tang uit de houder.
Een zekering vervangen
Voordat u een zekering ver vangt, dient u:
F d e oorzaak van de storing te achterhalen
om deze te verhelpen,
F
a
lle stroomverbruikers uit te schakelen,
F
d
e auto stil te zetten met afgezet contact,
F
d
e defecte zekering op te sporen aan de
hand van de beschikbare zekeringtabellen
en schema's.
Bij het ver vangen van een zekering moet u het
volgende doen:
F
g
ebruik de speciale tang om de zekering
uit de zekeringkast te ver wijderen en
controleer of het smeltdraadje van de
zekering intact is.
F
v
er vang een defecte zekering altijd door
een zekering met dezelfde stroomsterkte
(zelfde kleur); een afwijkende stroomsterkte
kan storingen veroorzaken (brand).
Als de storing zich kort na het ver vangen
van de zekering opnieuw voordoet, laat
dan het elektrische systeem controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Goed Defect Het vervangen van een zekering
door een andere dan in de volgende
zekeringtabellen genoemd, kan tot
ernstige storingen leiden. Raadpleeg
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Elektrische accessoires monteren
Bij het ontwerp van het elektrische circuit van
uw auto is reeds rekening gehouden met de
montage van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats voordat u andere
elektrische voorzieningen of accessoires in
de auto monteert of laat monteren.
PEUGEOT is niet aansprakelijk voor
kosten die voortvloeien uit storingen
veroorzaakt door het monteren van extra
accessoires die niet door PEUGEOT
aanbevolen en geleverd worden, en
niet volgens haar voorschriften zijn
gemonteerd. Dit geldt met name als
het totale stroomverbruik van alle extra
accessoires meer dan 10
milliampère
bedraagt. Ta n g
8
In geval van pech
Page 204 of 312

202
Zekeringnr.Stroomsterkte (A)Functies
F1 10Draadloze smartphonelader, zelfdimmende binnenspiegel.
F4 15Claxon.
F6 20Ruitensproeierpomp.
F7 1012V-aansluiting (achterin).
F10 30Module elektrische vergrendeling.
F13 10Bediening audio- en telematicasysteem.
F14 5
Alarmsysteem, overbelastingsindicator, geavanceerde telematica-eenheid.
F19 3Servicecentrale trekhaak.
F22 3Weergavescherm Surround Rear Vision.
F23 5Algemene servicecentrale trekhaak.
F27 5Extra verwarming.
F29 20Audiosysteem, touchscreen.
F32 1512V-aansluiting (voorin).
F34 5Spiegelbediening.
F36 5USB-aansluiting.
Neem voor meer informatie over de
montage van een trekhaak of een taxi-
uitrusting contact op met het PEUGEOT-
netwerk.
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de onderzijde
van het dashboard (linkerzijde).
Toegang tot de zekeringen
F Trek het deksel eerst linksboven en dan
rechtsboven los.
De aanwezigheid van de hieronder beschreven
zekeringen is afhankelijk van de uitrusting van
uw auto.
In geval van pech
Page 205 of 312

203
Zekeringkast in de
motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu.
Toegang tot de zekeringen
F Maak de twee vergrendelingen A los.
F V erwijder het deksel.
F
V
ervang de zekering.
F
S
luit na het ver vangen van de zekering
zorgvuldig het deksel en zet de twee
vergrendelingen A vast voor een goede
afdichting van de zekeringkast. Zekering
N r.
Stroomsterkte (A)Functies
F16 15Mistlampen vóór.
F18 10Grootlicht rechts.
F19 10Grootlicht links.
F29 40Ruitenwissers vóór.
12V- ac c u
Procedure voor het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met behulp van
startkabels of voor het laden van een lege
accu.
12V-loodaccu
Accu's bevatten giftige stoffen zoals
zwavelzuur en lood.
Ze moeten worden ver werkt conform
de regelgeving en mogen in geen geval
met het huishoudelijke afval worden
weggegooid.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
speciaal afvalstoffendepot.
Bescherm uw ogen en gezicht voordat u
handelingen aan de accu uitvoert.
Voer ingrepen aan de accu uitsluitend
uit in een goed geventileerde ruimte, ver
van open vuur of vonken veroorzakende
bronnen, om elk risico van brand- of
explosiegevaar uit te sluiten.
Was uw handen als de werkzaamheden
beëindigd zijn.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
8
In geval van pech
Page 206 of 312

204
Toegang tot de accu
De accu bevindt zich onder de motorkap.
F O pen de motorkap met de hendel in
het interieur en gebruik ver volgens de
veiligheidshaak aan de buitenzijde.
F
Be
vestig de motorkapsteun.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken
voor meer informatie over de motorkap
en de motor .
Starten van de motor met
een hulpaccu en startkabels
Als de accu van uw auto leeg is, kan de motor
worden gestart met een hulpaccu (externe
accu of een accu van een andere auto) en
startkabels of een startbooster. Start de motor nooit door een acculader
aan te sluiten.
Gebruik nooit een startbooster van 24 V
o f h o g e r.
Controleer eerst of de hulpaccu een
nominale spanning van 12 V en een
capaciteit minimaal gelijk aan die van de
ontladen accu heeft.
De twee auto's mogen elkaar niet raken.
Schakel alle stroomverbruikers
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting
enz.) van beide auto's uit.
Zorg er voor dat de startkabels zich niet
in de buurt van bewegende delen van
de motor (ventilator, aandrijfriemen enz.)
bevinden.
Maak de pluspool (+) niet los bij draaiende
motor.
F
S
tart de motor van de auto met de hulpaccu
en laat deze gedurende enkele minuten
draaien.
F
S
tel de startmotor in werking van de auto
met de lege accu en laat de motor draaien.
Als de motor niet direct start, zet dan het
contact af en wacht even alvorens een nieuwe
poging te doen.
F
W
acht tot de motor stationair draait.
F
N
eem ver volgens de kabels in
omgekeerde volgorde los.
F
L
aat de motor minimaal 30 minuten draaien,
rijdend of stilstaand, om het laadniveau van
de accu op een correct peil te krijgen.
Een aantal functies, waaronder het Stop &
Start-systeem, is niet beschikbaar als de
laadtoestand van de accu onvoldoende is.
De minpool (-) van de accu is niet bereikbaar.
In plaats daar van kunt u gebruikmaken van een
massapunt aan de voorzijde van de auto.
F
S
luit de rode kabel aan op de pluspool (+)
van de ontladen accu A (bij het gebogen
metalen gedeelte) en ver volgens op de
pluspool (+) van de hulpaccu B of de
startbooster. F
S
luit de groene of zwarte kabel aan op
de minpool (-) van de hulpaccu B of de
startbooster (of op een massapunt van de
auto met de hulpaccu).
F
S
luit het andere uiteinde van de groene of
zwarte kabel aan op het massapunt C van
de auto met de lege accu.
In geval van pech
Page 207 of 312

205
De accu opladen met een
acculader
Voor een optimale levensduur van de accu
is het noodzakelijk om het laadniveau van de
accu op een voldoende peil te houden.
In sommige gevallen kan het dan ook nodig zijn
om de accu op te laden:
-
a
ls u voornamelijk korte ritten maakt,
-
v
oordat de auto meerdere weken niet wordt
gebruikt.
Raadpleeg een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats.
Als u zelf de accu van uw auto gaat
opladen, gebruik dan uitsluitend een lader
die geschikt is voor loodaccu's en die een
nominale spanning van 12 V heeft.
Volg de aanwijzingen van de fabrikant van
de acculader.
Sluit de kabels nooit aan op de verkeerde
polen.
De accu hoeft niet te worden
losgekoppeld.
F
Z
et het contact af.
F
S
chakel alle stroomverbruikers uit
(audiosysteem, ruitenwissers, verlichting,
e n z .) . Probeer nooit om een bevroren accu te
laden – Risico op explosie!
Als de accu bevroren is geweest, laat
deze dan door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats
controleren op beschadigingen van de
inwendige delen en op scheuren in de
behuizing (kans op lekkage van giftig en
corrosief zuur).
F
S
chakel om gevaarlijke vonken te
voorkomen de lader B uit alvorens de
kabels op de accu aan te sluiten.
F
C
ontroleer of de kabels van de lader in
goede staat zijn.
F
B
eweeg het kunststof kapje van de pluspool
(+) omhoog (indien aanwezig).
F
S
luit de kabels van de lader B als volgt aan:
-
d
e rode pluskabel (+) op de pluspool (+)
van de accu A ,
-
D
e zwarte minkabel (-) op massapunt C
van de auto.
F
S
chakel na afloop van het laden eerst
acculader B uit voordat u de kabels
losneemt van accu A . Als deze sticker is aangebracht, mag
uitsluitend een 12V-lader worden gebruikt.
Anders kan de elektrische uitrusting
van het Stop & Start-systeem ernstig
beschadigd raken.
Accu loskoppelen
Als u de auto gedurende langere tijd niet
gaat gebruiken, koppel dan de accu los. Op
deze manier blijft het laadniveau van de accu
voldoende om de motor weer te starten.
Voer de volgende handelingen uit alvorens de
accu los te koppelen:
F
s
luit de ruiten en de portieren voordat u de
accukabels loskoppelt,
8
In geval van pech
Page 208 of 312

206
Accupoolklem met snelsluiting
Loskoppelen van de plusklem (+)Weer aansluiten van de plusklem (+)
Forceer de hendel niet door erop te
duwen, aangezien de accupoolklem niet
kan worden vergrendeld als deze niet
correct is geplaatst; herhaal de procedure.
Na het weer aansluiten van de accukabels
Na opnieuw aansluiten van de accu moet u
het contact aanzetten en ver volgens 1 minuut
wachten alvorens de motor te starten, om de
elektronische systemen te initialiseren.
Mochten er zich na deze handeling kleine
storingen blijven voordoen, raadpleeg dan het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Tijdens de rit die volgt op het de eerste
keer starten van de motor, werkt het Stop
& Start-systeem mogelijk niet.
In dat geval werkt het systeem pas
weer als de auto gedurende een
bepaalde periode, die afhankelijk is
van de omgevingstemperatuur en de
laadtoestand van de accu (maximaal 8
uur), niet is gebruikt.
F
s
chakel alle stroomverbruikers (autoradio,
ruitenwissers, verlichting, enz.) uit,
F
z
et het contact af en wacht vier minuten.
Koppel bij de accu alleen de pluspool (+) los.
F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog
om de accupoolklem B te ontgrendelen.
F
B
eweeg de accupoolklem B omhoog om
hem te verwijderen. F
T
rek de hendel A zo ver mogelijk omhoog.
F
P
laats de geopende accupoolklem B op de
pluspool (+) .
F
D
ruk de accupoolklem B volledig omlaag.
F
B
eweeg hendel A omlaag om accupoolklem
B te vergrendelen. Raadpleeg de volgende rubriek om bepaalde
systemen zelf te resetten, zoals:
-
d
e afstandsbediening of elektronische
sleutel (afhankelijk van de uitvoering),
-
d
e elektrische ruitbediening,
-
de
elektrisch bedienbare schuifdeuren,
-
d
e datum en de tijd,
-
de
voorkeuzezenders.
Slepen
U kunt de auto laten slepen door een andere
auto of een andere auto slepen met behulp van
het afneembare sleepoog.
Toegang tot het sleepoog
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapsset
.
In geval van pech
Page 209 of 312

207
Auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak: zet de versnellingshendel
in de neutraalstand.
Selecteer bij een auto met automatische
transmissie de stand N.
Als u dit niet doet, is het mogelijk
dat bepaalde onderdelen van het
remsysteem beschadigd raken en dat de
rembekrachtiger na het starten niet meer
werkt.
Slepen van uw auto Slepen van een andere auto
F Beweeg uw vinger vanuit het midden van
het klepje in de voorbumper naar een
bovenhoek (zoals hierboven aangegeven)
om het los te maken.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang. F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F
R
ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand
beperkt. Algemene aanwijzingen
Volg de huidige wetgeving in uw land op.
Controleer of het gewicht van de
trekkende auto hoger is dan van de auto
die wordt gesleept.
Er moet iemand achter het stuur wiel van
de gesleepte auto blijven zitten. Deze
persoon moet beschikken over een geldig
rijbewijs.
Gebruik bij het slepen met 4 wielen op de
grond altijd een goedgekeurde sleepstang;
touwen en riemen zijn verboden.
De bestuurder van de slepende auto moet
voorzichtig wegrijden.
Als de auto wordt gesleept met
uitgeschakelde motor, werken ook de rem-
en stuurbekrachtiging niet.
Schakel in de volgende gevallen een
professioneel bergingsbedrijf in:
-
a
ls de auto is gestrand op de
autosnelweg of autoweg,
-
b
ij auto's met vier wielaandrijving,
-
a
ls het niet mogelijk is de
versnellingsbak in de neutraalstand te
zetten, het stuurslot te ontgrendelen of
de parkeerrem vrij te zetten,
-
b
ij het slepen met slechts twee wielen
op de grond,
- b ij het ontbreken van een
goedgekeurde sleepstang.
F
P
laats op de achterbumper de sleutel in de
inkeping onder het klepje.
F
D
raai de sleutel en open het klepje.
F
D
raai het sleepoog vast tot de aanslag.
F
Be
vestig de sleepstang.
F
S
chakel de alarmknipperlichten van de te
slepen auto in.
F R ijd voorzichtig weg en houd zowel de
snelheid als de af te leggen afstand
beperkt.
8
In geval van pech
Page 210 of 312

208
Afmetingen (mm)
Deze afmetingen zijn gemeten bij een
onbeladen auto.
Uw auto is leverbaar in twee lengten (Standard
en Long).
De waarden kunnen variëren afhankelijk van de
diameter van de wielen, de belading, de motor,
enz.Lengte auto
Standard (L1) Long (L2)
A Totale lengte 4403475 3
B Totale hoogte Standaarduitvoering
1796 tot 18251812 tot 1820
Worker-uitvoering18 40 tot 18 6 0 18 49 tot 18 6 0
C Wielbasis 27852975
D Overhang vóór 892
E Overhang achter 726886
F Breedte met
buitenspiegels Ingeklapt
1921
Uitgeklapt 2107
G Spoorbreedte vóór 15 5 3 tot 15 621553
H Spoorbreedte achter 15 6 8 tot 1577 15 49 tot 15 6 8
Technische gegevens