Peugeot Partner 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2019Pages: 312, PDF Size: 9.61 MB
Page 181 of 312

179
Het dieselcircuit staat onder zeer hoge
druk.
Laat werkzaamheden aan dit circuit
alleen door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats uitvoeren.
Niveaus controleren
Controleer deze niveaus regelmatig en
respecteer de voor waarden zoals vermeld in
het onderhoudsschema van de fabrikant. Vul
indien nodig bij, tenzij anders aangegeven.
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit controleren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.De vloeistof moet voldoen aan de
aanbevelingen van de fabrikant en met die
van de motor van de auto.
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde delen
van de motor kunnen zeer heet zijn (kans
op brandwonden) en de koelventilator kan
ieder moment aanslaan (zelfs bij afgezet
contact).
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie en andere vloeistoffen.
De meeste van deze vloeistoffen zijn
bijtend en schadelijk voor de gezondheid.
Gooi afgewerkte olie en andere
vloeistoffen niet in het riool, in het water
of op de grond.
Deponeer afgewerkte olie in de daar voor
bestemde containers bij het PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Motorolieniveau
Het motorolieniveau kan bij aangezet
contact worden gecontroleerd via
de motorolieniveaumeter op het
instrumentenpaneel (bij auto's met
een elektrische olieniveaumeter), of
met de oliepeilstok.
De controle van het motorolieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
horizontale ondergrond staat en de motor
ten minste 30
minuten niet heeft gedraaid.
Het is normaal dat u tussen twee
onderhoudsbeurten door olie moet bijvullen.
PEUGEOT adviseert u om elke 5000
km het
olieniveau te controleren en, indien nodig, olie
bij te vullen.
Controle met de peilstok
De plaats van de oliepeilstok is aangegeven
op de desbetreffende afbeelding van de
motorruimte.
F
T
rek de oliepeilstok aan het gekleurde
uiteinde helemaal naar buiten.
F
V
eeg de peilstok af met een schone, niet
pluizende doek.
F
S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
schacht en trek deze er weer uit om het
oliepeil te controleren: het oliepeil is correct
als het tussen de merktekens A en B ligt.
A = MA X
B = MIN
Als u ziet dat het peil boven het merkteken A
of onder het merkteken B ligt, star t dan de
motor niet .
-
A
ls het oliepeil boven het merkteken MAX
ligt (kans op motorschade), neem dan
contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
-
A
ls het oliepeil lager is dan het merkteken
MIN , vul dan altijd motorolie bij.
7
Praktische informatie
Page 182 of 312

180
Eigenschappen van de olie
Controleer voordat u olie bijvult of ver verst of
de motorolie die u wilt gebruiken overeenkomt
met de door de fabrikant aanbevolen motorolie
voor uw auto en motoruitvoering.
Motorolie bijvullen
De plaats van de vulopening voor de motorolie
is aangegeven op de desbetreffende
afbeelding van de motorruimte.
F
D
raai de dop van de vulopening.
F
G
iet de olie voorzichtig in de opening om
morsen op motoronderdelen te voorkomen
(dit kan brand veroorzaken).
F
W
acht enkele minuten en controleer
ver volgens nogmaals het oliepeil met de
peilstok.
F
V
ul indien nodig nog olie bij.
F
D
raai nadat u het oliepeil nogmaals hebt
gecontroleerd de dop zorgvuldig op de
vulopening en steek de peilstok weer in de
schacht.
Na het bijvullen zal de olieniveaumeter op
het dashboard bij het aanzetten van het
contact na 30
minuten de juiste waarde
aangeven.
Olie ver versen
Gebruik om een verminderde betrouwbaarheid
van de motor en de emissieregeling te
voorkomen, nooit additieven in de motorolie.
Remvloeistofniveau
Het remvloeistofniveau dient zich
zo dicht mogelijk bij het merkteken
"MA X" te bevinden. Controleer
indien dit niet het geval is of de
remblokken van uw auto zijn
versleten.
Verversen van de vloeistof
Raadpleeg het onderhoudsschema van de
fabrikant voor het ver versingsinter val voor uw
auto.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Koelvloeistofniveau
Controleer het koelvloeistofniveau
regelmatig.
Het is normaal dat tussen
twee onderhoudsbeurten door
koelvloeistof moet worden bijgevuld.
De motor moet koud zijn als u het niveau
controleert en koelvloeistof bijvult.
De motor van uw auto kan door een te laag
koelvloeistofniveau zwaar beschadigd raken.
Het koelvloeistofniveau dient zich zo dicht
mogelijk bij het merkteken "MA X" te bevinden,
maar mag beslist niet hoger zijn.
Als het niveau zich dicht bij of onder het
merkteken "MIN" bevindt, moet u koelvloeistof
bijvullen. Als de motor warm is, wordt de temperatuur
van de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator.
Bovendien staat het koelsysteem onder druk.
Wacht na het afzetten van de motor daarom ten
minste één uur alvorens werkzaamheden aan
het koelsysteem uit te voeren.
Wanneer u met spoed werkzaamheden moet
uitvoeren, neem dan, om brandwonden te
voorkomen, een doek en draai de dop twee
omwentelingen los om de druk te laten dalen.
Ver wijder, als de druk eenmaal gedaald is, de
dop en vul koelvloeistof bij.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Type vloeistof
Gebruik de door de fabrikant voorgeschreven
vloeistof.
Niveau
ruitensproeiervloeistof
Vul het reser voir bij wanneer dit
nodig is.
Inhoud reservoir:
-
5
,3
liter bij uitvoeringen voor landen met
zeer lage temperaturen.
-
2
,2
liter bij andere uitvoeringen.
Praktische informatie
Page 183 of 312

181
Type vloeistof
Maak voor de ruitensproeiers
uitsluitend gebruik van kant-en-klare
ruitensproeiervloeistof.
's Winters (bij temperaturen beneden het
vriespunt) moet voor de omstandigheden
geschikte ruitensproeiervloeistof met antivries
worden gebruikt om de onderdelen van het
systeem (pomp, reser voir, leidingen enz.) te
beschermen.
Vul het reser voir nooit bij met kraanwater (kans
op bevriezing, kalkafzetting enz.).
Brandstofadditiefniveau
(dieseluitvoering met
roetfilter)
Het minimumniveau van het
additief wordt aangegeven door het
permanent branden van een van
deze lampjes in combinatie met
een geluidssignaal en een melding
met betrekking tot een te laag
additiefniveau van het roetfilter.
Bijvullen
Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk uitvoeren
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Niveau AdBlue
Er verschijnt een waarschuwing zodra het
reserveniveau is bereikt.
Om te voorkomen dat de auto niet meer kan
starten – conform de voorschriften – dient u het
reser voir bij te vullen met AdBlue.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over AdBlue
®, het SCR-
systeem en in het bijzonder het bijvullen ervan.
Controles
Raadpleeg, tenzij anders aangegeven, het
onderhoudsschema van de fabrikant dat betrekking
heeft op de motoruitvoering van uw auto voor het
controleren van bepaalde onderdelen.
Laat de controles eventueel uitvoeren door
het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
12V-accu
De accu is onderhoudsvrij.
Niettemin is het raadzaam om regelmatig
te controleren of de accupoolklemmen
goed vastzitten (bij uitvoeringen zonder
snelsluiting voor de accupoolklemmen) en
of de aansluitingen schoon zijn.
Raadpleeg voordat u werkzaamheden
uitvoert aan de 12V-accu de desbetreffende
rubriek voor meer informatie en de te nemen
voorzorgsmaatregelen.
Uitvoeringen met het Stop & Start-
systeem zijn voorzien van een speciale
12V- loodac c u.
Deze accu mag uitsluitend worden
vervangen door het PEUGEOT-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
Luchtfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen .
Interieurfilter
Als de omgeving (veel stof...) en
het gebruik (veel stadsverkeer...)
daartoe aanleiding geven, moet
het twee keer zo vaak worden
vervangen.
Een verstopt interieur filter kan de
prestaties van de airconditioning verstoren
en onaangename geuren veroorzaken.
7
Praktische informatie
Page 184 of 312

182
Oliefilter
Laat bij het olie ver versen tevens het
oliefilter vervangen.
Roetfilter (diesel)
Als het roetfilter verzadigd begint te
raken, wordt u hierop geattendeerd
door het tijdelijk branden van een
van deze lampjes in combinatie met
een waarschuwingsmelding over het
risico van verstopping van het filter.
Regenereer het roetfilter door met een
snelheid van minimaal 60
km/h rijden tot
het lampje dooft. Doe dit alleen als de
omstandigheden dat toelaten.
Als het lampje blijft branden, is het
minimale dieseladditiefniveau bereikt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het controleren van
de niveaus . Bij een nieuwe auto kunt u de eerste paar
keer dat het roetfilter geregenereerd wordt
een brandlucht ruiken; dit is volkomen
normaal.
Als langdurig met zeer lage snelheid wordt
gereden of de motor langdurig stationair
draait, kan bij gasgeven soms waterdamp
uit de uitlaat komen. Dit heeft geen invloed
op de prestaties en heeft geen gevolgen
voor het milieu.
Handgeschakelde versnellingsbak
De handgeschakelde
versnellingsbak is onderhoudsvrij
(olie verversen niet noodzakelijk).
Automatische transmissie
De automatische transmissie is
onderhoudsvrij (olie verversen niet
noodzakelijk).
Als het remsysteem vrij is van lekkages, duidt
een te laag remvloeistofniveau erop dat de
remblokken versleten zijn.
Slijtage remschijven
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
voor alle informatie over het
controleren van de slijtage van de
remschijven.
Parkeerrem
Als de parkeerrem een te grote
slag heeft of als het systeem
minder goed werkt, moet de
parkeerrem, zelfs tussen twee
onderhoudsbeurten door, worden
afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is
sterk afhankelijk van de rijstijl, vooral
bij stadsverkeer en veel korte ritten.
Hierdoor kan het noodzakelijk blijken
om de remblokken vaker, tussen
twee onderhoudscontroles door, te
laten controleren.
Praktische informatie
Page 185 of 312

183
Elektrische parkeerrem
Dit systeem hoeft niet apart
gecontroleerd te worden. Laat
echter in het geval van een storing
het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de elektrische
parkeerrem .
Velgen en banden
De bandenspanning moet
minstens eens per maand en
voorafgaand aan een lange rit bij
alle banden (wanneer ze koud zijn)
gecontroleerd worden.
Het rijden met versleten of beschadigde
banden vermindert de remwerking en heeft een
negatieve invloed op het rijgedrag. Het wordt
aanbevolen om een regelmatige inspectie van de
staat van de banden (profiel en bandwangen) en
velgen uit te voeren en om te controleren dat de
banden over een ventiel beschikken.
Het gebruik van andere dan de gespecificeerde
velg- en bandmaten kan effect hebben op
de levensduur van de banden, het draaien
van de wielen, de bodemvrijheid en de
snelheidsmeteraanduiding, en kan tevens een
negatieve invloed hebben op het rijgedrag van
de auto.
De montage van verschillende banden op
de voor- en op de achteras kan leiden tot
een onjuiste timing van het elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESP).
De op de sticker aangegeven bandenspanningen
gelden voor koude banden. Als u langer dan
10
minuten of meer dan 10
kilometer hebt
gereden met een snelheid van meer dan 50
k
m/u,
moet u de bandenspanning 0,3
bar (30
kPa)
verhogen ten opzichte van de op de sticker
aangegeven waarden.
Een te lage bandenspanning leidt ook tot
een hoger brandstofverbruik. Een onjuiste
bandenspanning kan veroorzaakt vroegtijdige
slijtage van banden en heeft een negatieve
invloed op het rijgedrag van de auto. Kans op een
ongeval!
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke
onderdelen als het remsysteem te
optimaliseren, selecteert en biedt
PEUGEOT specifieke producten aan.
Na het wassen kan er zich een laagje
vocht of onder winterse omstandigheden
ijs vormen op de remschijven en
remblokken: de remwerking kan daardoor
afnemen. Rem een paar keer lichtjes om
de remmen vocht- en ijsvrij te maken.
AdBlue® (BlueHDi)
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen,
heeft PEUGEOT er voor gekozen zijn auto's
met dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de nabehandeling van
de uitlaatgassen zonder dat de prestaties
verminderen of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van een vloeistof die AdBlue® wordt
genoemd en ureum bevat, kan een katalysator
tot 85% van de stikstofoxide (NOx) omzetten in
stikstof en water (stoffen die niet schadelijk zijn
voor de gezondheid en het milieu),
De AdBlue
® bevindt zich in
een specifiek reservoir van
ongeveer 17
liter.
Hiermee is een actieradius van ongeveer
9000
km mogelijk ( zeer afhankelijk van uw
rijstijl).
Wanneer u met de resterende hoeveelheid nog
maximaal ongeveer 2400
km kunt rijden tot het
reservoir helemaal leeg is, wordt automatisch
een waarschuwingssysteem geactiveerd.
7
Praktische informatie
Page 186 of 312

184
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de waarschuwings-
en lampjes en de bijbehorende
waarschuwingsmeldingen, en de
indicatoren .
Bevriezing van AdBlue
®
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager
dan ongeveer -11°C.
Het SCR-systeem is voorzien van een
voorverwarmingssysteem voor het
AdBlue
®-reser voir waardoor u ook in zeer
koude omstandigheden kunt blijven rijden.
Bijvullen van AdBlue®
Het is raadzaam om zo snel mogelijk
AdBlue® bij te vullen zodra de eerste
waarschuwing wordt gegeven dat het
minimumniveau is bereikt.
Om er voor te zorgen dat het SCR-systeem
correct werkt:
-
G
ebruik uitsluitend AdBlue
® die aan de
norm ISO 22241 voldoet.
-
A
ls de AdBlue
® niet in de originele
jerrycan wordt bewaard, verliest het
zijn zuiverheid.
-
V
erdun de AdBlue
® nooit met water.
AdBlue
® is verkrijgbaar bij het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
U kunt ook naar een tankstation gaan
dat over AdBlue
®-pompen beschikt
die speciaal ontworpen zijn voor
personenauto's.
Vul nooit AdBlue
® bij vanuit een
vulsysteem dat is bedoeld voor
vrachtwagens.
Voorschriften voor opslag
AdBlue® bevriest bij temperaturen lager dan
ongeveer -11°C en verliest zijn kwaliteit bij
temperaturen vanaf 25°C. Het is raadzaam dit
koel en buiten direct zonlicht te bewaren.
Onder deze omstandigheden is de vloeistof ten
minste één jaar houdbaar.
Als de vloeistof bevroren is geweest, kan
deze weer worden gebruikt nadat deze bij
kamertemperatuur volledig is ontdooid.
Bewaar de flacons of jerrycans AdBlue
®
niet in uw auto.
Gebruiksvoorschriften
AdBlue® is een oplossing op ureumbasis. Deze
vloeistof is onontvlambaar, kleurloos en geurloos
(indien koel bewaard).
Als het additief in contact komt met de huid, moet u de
huid wassen met kraanwater en met zeep. Als additief
in de ogen komt, spoel de ogen dan onmiddellijk
en grondig gedurende ten minste 15
minuten met
kraanwater of met een oogspoelmiddel. Raadpleeg
een arts bij een branderig gevoel of blijvende irritatie.
Als de vloeistof wordt ingeslikt, spoel de mond dan
met schoon water en drink ver volgens een ruime
hoeveelheid water.
Onder bepaalde omstandigheden (bijvoorbeeld
bij een hoge omgevingstemperatuur) kan het
risico van het vrijkomen van ammoniakdampen
niet worden uitgesloten: adem deze niet in.
Deze ammoniakdampen werken irriterend op de
slijmvliezen (ogen, neus en keel).
Als het AdBlue®-reser voir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem er voor dat
de motor niet meer kan worden gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-
systeem zo snel mogelijk contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats: na 1100
km
wordt een systeem geactiveerd dat het
opnieuw starten van de motor blokkeert.
In beide gevallen geeft een
actieradiusindicator aan hoever u nog kunt
rijden voordat de motor niet meer gestart
kan worden.
Praktische informatie
Page 187 of 312

185
Bewaar AdBlue® buiten het bereik van
kinderen, in de originele flacon of fles.
Procedure
Controleer voordat u gaat bijvullen of de auto
op een vlakke en horizontale ondergrond staat.
Controleer 's winters of de
omgevingstemperatuur van de auto hoger
is dan -11°C. Als het kouder is, bevriest de
AdBlue
® waardoor u de vloeistof niet in het
reser voir kunt gieten. Laat uw auto enkele uren
op een warmere plaats staan en vul ver volgens
het reservoir bij.
Bij een storing in het AdBlue
® -systeem,
die bevestigd wordt door de melding " Vul
AdBlue bij: starten onmogelijk", moet u
minimaal 5
liter bijvullen.
Giet nooit AdBlue
® in de brandstoftank. Als er AdBlue
® op de zijkant van de auto
of op een andere plaats is gemorst, spoel
het dan onmiddellijk weg met koud water
of veeg het weg met een vochtige doek.
Gekristalliseerde vloeistof moet worden
ver wijderd met een spons en warm water.
Toegang tot het AdBlue®-
reservoir
Een blauwe dop achter de brandstofvulklep
biedt toegang tot het AdBlue®-reservoir.
F
P
ak een jerrycan AdBlue
® (controleer de
houdbaarheidsdatum) en giet de inhoud van
de jerrycan in het AdBlue
®-reser voir van uw
auto.
Of
F
S
teek het vulpistool van de AdBlue
®-pomp
in de vulopening van het reser voir en vul bij
tot het vulpistool automatisch afslaat. Belangrijk:
Om er voor te zorgen dat het AdBlue
®-
reser voir niet overstroomt, wordt
aanbevolen:
F
O
m 10 tot 13
liter bij te vullen met
behulp van jerrycans met AdBlue
®.
Of
F
O
m bij een tankstation bij te vullen
tot het vulpistool voor de derde keer
automatisch afslaat.
Belangrijk: als u AdBlue hebt bijgevuld
nadat het reser voir leeg is geraakt ,
dient u ongeveer 5
minuten te wachten
voordat u het contact weer aanzet, zonder
het bestuurderspor tier te openen, de
auto te vergrendelen, de sleutel in het
contactslot te steken of de sleutel van
het Keyless entr y en star t-systeem in
het interieur te brengen .
Zet ver volgens het contact aan en start na
10
seconden wachten de motor.
F
Z
et het contact af en haal de sleutel uit het
contactslot.
F
D
raai de blauwe vuldop voor de AdBlue
®
linksom.
7
Praktische informatie
Page 188 of 312

186
Onderhoudstips
Algemene adviezen voor wat betreft het onderhoud van uw auto vindt u in het garantie- en
onderhoudsboekje.Houd u aan de volgende voorschriften om
beschadiging van uw auto te voorkomen:
-
G
ebruik voor het schoonmaken van de
koplampen nooit een droge of schurende
doek of een schoonmaak- of oplosmiddel.
Gebruik een spons met zeepwater of een
pH-neutraal product.
-
P
robeer hardnekkig vuil niet van de
koplampen, de achterlichten en de
randen ervan te verwijderen door er
langdurig een hogedrukreiniger op
gericht te houden, om te voorkomen dat
de vernislaag en afdichtingen beschadigd
raken.
-
G
ebruik nooit een schuurspons voor het
verwijderen van hardnekkig vuil, omdat
hierdoor de laklaag bekrast kan raken.
Gebruik in plaats daar van een zachte
doek met zeepsop.
-
R
einig tijdens het wassen van uw auto
nooit het interieur met een waterstraal.
-
W
anneer uw auto wordt gewassen in
een wasstraat met rolborstels, sluit dan
alle portieren en, afhankelijk van de
uitvoering, verwijder de sleutel. -
G
ebruik nooit een hogedrukreiniger
voor het reinigen van de motorruimte,
omdat hierdoor het elektrische systeem
beschadigd kan raken.
-
V
loeistof die in de bekerhouder wordt
ver voerd (bijvoorbeeld in een mok)
en wordt gemorst, kan bij contact met
schakelaars op het dashboard en de
middenconsole storingen veroorzaken.
Wees voorzichtig.
Om te voorkomen dat stickers op de
carrosserie beschadigd raken of losraken,
is het raadzaam om geen hogedrukreiniger
te gebruiken voor het wassen van uw
auto (afhankelijk van de uitvoering). Het is
raadzaam de auto te wassen met een sterk
stromende waterstraal en deze af te spoelen
met gedemineraliseerd water.
Alleen een microvezeldoekje is geschikt voor
het afvegen van uw auto. Dit moet schoon
zijn en voorzichtig worden gebruikt.
Laat lakreparaties uitsluitend over aan het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Praktische informatie
Page 189 of 312

187
Brandstoftank leeg
(diesel)
Bij auto's met dieselmotor is het in het geval
van een lege brandstoftank noodzakelijk om
het brandstofsysteem te ontluchten.
Als de motor niet direct aanslaat, beëindig dan
uw startpoging en herhaal de procedure.Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Tankbeveiliging
(diesel) .
Met 1.5 BlueHDi-motor (Euro 6.2)
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
Overige motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
O
pen de motorkap.
F
M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F
B
edien de handopvoerpomp
totdat u weerstand voelt (de
eerste keer indrukken kan zwaar
z i j n).
F
B
edien de startmotor om de motor te starten
(als de motor niet gelijk aanslaat, wacht dan
ongeveer 15
seconden en start de motor
opnieuw).
F
A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en ver volgens de startmotor opnieuw.
F
B
reng de sierkap van de motor aan en klem
deze vast.
F
S
luit de motorkap.
Boordgereedschap
Met 1.6 BlueHDi (Euro 6 .1)
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet het
contact af.
F
H
erhaal de laatste twee handelingen 10
ke e r.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten. F
W
acht ongeveer 1 minuut en zet het contact
af.
F
B
edien de startmotor om de motor te
starten.
Als de motor niet wil starten, voer dan de
procedure nogmaals uit. F
S
chuif de stoel(en) naar voren voor
eenvoudigere toegang.
Boordgereedschap
Met bandenreparatieset
De set bevindt zich onder de rechter voorstoel.
Uitvoeringen met reservewiel
De krik bevindt zich onder de rechter voorstoel.
Het gereedschap bevindt zich onder de linker
voorstoel.
8
In geval van pech
Page 190 of 312

188
Inhoud van de gereedschapsset
1.Wielblokken om het wegrollen van de auto
te voorkomen.
2. Afneembaar sleepoog.
3. To r x - s l e u t e l .
Voor het ver wijderen van de achterlichtunits
om een gloeilamp te vervangen.
Met bandenreparatieset
4.Bandenreparatieset.
Deze bestaat uit een 12V-compressor
en een flacon met afdichtmiddel om de
desbetreffende band tijdelijk te repareren
en op spanning te brengen. Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
bandenreparatieset
.
5.
Sticker met snelheidslimiet.
Met reservewiel
6.Wielsleutel.
Hiermee kunnen de wielbouten worden
ver wijderd en kan de krik worden uit- en
ingedraaid.
7. Krik.
Hiermee kan de auto worden opgekrikt.
8. Gereedschap voor het ver wijderen van
sier-/wieldoppen (afhankelijk van de
uitvoering).
Hiermee kunnen, indien aanwezig, de
sierdoppen van de wielbouten van een
lichtmetalen velg of het sierdeel van een
stalen velg worden verwijderd. 9.
Dop voor slotbouten.
Hiermee kunnen met behulp van de
wielsleutel de speciale slotbouten worden
verwijderd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het reser vewiel.
Al het gereedschap is specifiek bestemd
voor uw auto. Van welk gereedschap uw
auto is voorzien, is afhankelijk van de
uitvoering van de auto.
Gebruik het niet voor andere doeleinden.
De krik mag uitsluitend worden gebruikt
voor het ver wisselen van een wiel met een
beschadigde band.
De krik is onderhoudsvrij.
De krik voldoet aan de Europese
regelgeving zoals deze is vastgelegd in de
Richtlijn 2006/42/EG over machines.
Bepaalde delen van de krik, zoals de
schroefdraad of de verbindingen kunnen
letsel veroorzaken: vermijd aanraking.
Verwijder voorzichtig alle smeervetresten.
In geval van pech