Peugeot Partner 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2019Pages: 312, PDF Size: 9.61 MB
Page 171 of 312

Het PEUGEOTTOTAL-team weet hoe prestatiegrenzen onder
de meest veeleisende omstandigheden verlegd kunnen
worden. Dit werd bevestigd door de drievoudige over winning
die in 2017 werd behaald.
Voor deze uitzonderlijke prestaties voorzagen de teams van
Peugeot Sport hun Peugeot 3008 DKR van TOTAL QUARTZ,
een hoogwaardig smeermiddel dat onder de meest extreme
omstandigheden de motor optimaal beschermt.
TOTAL QUARTZ beschermt uw motor tegen de tand des
tijds.
PEUGEOT & TOTAL
EEN SAMENWERKING IN HET
TEKEN VAN PRESTATIES!
TOTAL QUARTZ Ineo First is een uiterst hoogwaardig
smeermiddel dat door de R&D-teams van Peugeot en Total
gezamenlijk is ontwikkeld. De innovatieve technologie van
deze speciaal voor Peugeot-motoren ontwikkelde motorolie
draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van de CO
2-
uitstoot en beschermt de motor effectief tegen ver vuiling.
Page 172 of 312

170
Compatibiliteit van
brandstoffen
Brandstof voor
benzinemotoren
De benzinemotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die bij tankstations getankt kunnen worden:Benzine die voldoet aan de norm
EN228 en is gemengd met een
biobrandstof die voldoet aan de
norm EN15376.
Alleen brandstofadditieven die voldoen
aan de norm B715001
mogen worden
gebruikt.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden:
Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN590 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 7%), Diesel die voldoet aan de richtlijn
EN16734 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 10%),
Paraffinehoudende diesel die
voldoet aan de richtlijn EN15940
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN14214
(met een gehalte aan methyl-
ester vetzuren van 0 tot 7%).
De brandstof B20 of B30 die voldoet
aan de richtlijn EN16709 is ook
geschikt voor de dieselmotor van uw
auto. Maar als deze brandstof, ook
al is het slechts incidenteel, wordt
gebruikt, moeten de bijzondere
onderhoudsvoorschriften (voor
"Zware rijomstandigheden") strikt
worden nageleefd.
Raadpleeg voor meer informatie het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie...)
is nadrukkelijk verboden (kans op schade
aan de motor en het brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven
die voldoen aan de norm B715000 is
toegestaan.
Diesel bij lage buitentemperaturen
Bij temperaturen beneden het vriespunt kan
paraffine in zomerdiesel vlokvorming en
storingen in het brandstofsysteem van uw
auto veroorzaken. Om dit te voorkomen is het
raadzaam winterdiesel te tanken en de tank
voor minimaal 50% gevuld te houden.
Als desondanks de motor bij een temperatuur
lager dan -15°C moeilijk aanslaat, laat dan
de auto even in een garage of ver warmde
werkplaats staan.
Reizen naar het buitenland
Bepaalde brandstoffen kunnen de motor
beschadigen.
In bepaalde landen kan het nodig zijn een
specifieke brandstofsoort te gebruiken
(specifiek octaangetal, specifieke commerciële
benaming enz.) om de goede werking van de
motor te garanderen.
Neem voor meer informatie contact op met uw
dealer.
Praktische informatie
Page 173 of 312

171
Brandstoftank
Inhoud van de tank: - ongeveer 61 liter
(benzine).
-
ongeveer 50
liter (diesel).
Openen van de brandstofvulklep.
F Zet altijd eerst de motor af.
F O ntgrendel de auto als deze is voorzien van
het Keyless entry and start-systeem.
F
O
pen de brandstofvulklep.
Indien uw auto is voorzien van het Stop
& Start-systeem, tank dan nooit wanneer
de motor zich in de STOP-stand bevindt;
zet in dat geval altijd het contact af met
de sleutel of met de knop "START/STOP"
bij een auto met het Keyless entry and
start-systeem.
Voor een juiste weergave van de
brandstofniveaumeter moet er minimaal 6
liter
brandstof worden getankt.
Bij het openen van de brandstofvuldop kan een
aanzuiggeluid van lucht hoorbaar zijn. Dit is
volkomen normaal en wordt veroorzaakt door
de onderdruk die ontstaat door de afdichting
van het brandstofcircuit.
F
K
ies bij het tankstation de juiste brandstof
(deze staat vermeld op de sticker aan de
binnenzijde van de brandstofvulklep van uw
auto). F
A
ls uw auto is voorzien van een
conventionele sleutel, steek deze dan in de
vuldop en draai de sleutel linksom. F
V
ul de brandstoftank. Laat het vulpistool
maximaal drie keer afslaan, aangezien er
anders storingen kunnen optreden.
F
P
laats de vuldop terug en sluit de dop door
deze rechtsom te draaien.
F
D
ruk de brandstofvulklep dicht (uw auto
moet ontgrendeld zijn).
F
D
raai de vuldop open en plaats deze op de
steun (aan de klep).
F
S
teek het vulpistool zo ver mogelijk in de
vulopening en druk hierbij de metalen klep
A in. Open de linker schuifdeur (indien
aanwezig) niet als de brandstofvulklep is
geopend, want anders kunnen de klep en
de schuifdeur beschadigd raken en kan de
persoon die tankt letsel oplopen.
7
Praktische informatie
Page 174 of 312

172
/2
1 1
Uw auto is voorzien van een katalysator die de
uitstoot van schadelijke stoffen vermindert.
Indien u per vergissing de verkeerde
brandstof voor uw auto tankt, moet de
tank beslist worden afgetapt voordat
de motor kan worden gestar t.
Laag brandstofniveau
Als het minimumbrandstofniveau is
bereikt, gaat dit lampje branden, in
combinatie met een geluidssignaal
en een melding.
Als het lampje gaat branden, is er minder dan
Onderbreking
brandstoftoevoer
6 liter brandstof in de tank.
G a zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u met een lege tank strandt. Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de
brandstoftoevoer door de brandstofafsluiter
onderbroken.
Tankbeveiliging diesel
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met
een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is
om benzine te tanken. Hiermee wordt schade
aan de motor, ontstaan door het tanken van de
verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening
is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de
brandstofvuldop verwijdert.
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht en
druk deze niet tegen de klep van de
tankbeveiliging, om er voor te zorgen
dat de brandstof netjes in de vulopening
stroomt.
Rijden in het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het
tanken van Diesel per land kunnen
verschillen, kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar het
buitenland afreist om bij het PEUGEOT-
netwerk te informeren of uw auto geschikt
is om in het desbetreffende land te kunnen
tanken.
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep.
Hierdoor blijft het systeem vergrendeld en kan er dus niet getankt worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Als de brandstofvulklep is geopend en u
de linker schuifdeur wilt openen, zal een
mechanisme dit voorkomen.
U kunt de deur wel voor de helft openen.
Sluit de brandstofvulklep om de deur weer
te kunnen gebruiken.
Praktische informatie
Page 175 of 312

173
Sneeuwkettingen
Onder winterse omstandigheden
verbeteren sneeuwkettingen de
tractie en het remgedrag van de
auto.
Uitsluitend de voor wielen mogen van
sneeuwkettingen worden voorzien.
Een noodreser vewiel mag niet worden
voorzien van een sneeuwketting.
Houd u altijd aan de ter plekke geldende
regelgeving over het gebruik van
sneeuwkettingen en de maximaal
toegestane snelheid.
Montagetips
F Als u onder weg sneeuwkettingen moet monteren, zet de auto dan langs de kant
van de weg stil op een vlakke ondergrond.
F
T
rek de parkeerrem aan en plaats eventueel
wielblokken voor of achter de wielen om te
voorkomen dat de auto wegglijdt.
F
M
onteer de sneeuwkettingen, volg daarbij
de aanwijzingen van de fabrikant.
F
R
ijd voorzichtig weg en rij even met een
snelheid van maximaal 50
km/h.
F
Z
et de auto stil en controleer of de kettingen
correct gespannen zijn. Het is bijzonder raadzaam voor vertrek
het monteren van de sneeuwkettingen te
oefenen; doe dit op een vlakke en droge
ondergrond.
Rijd niet met sneeuwkettingen op een
sneeuwvrij gemaakte weg om schade aan
de banden en het wegdek te voorkomen.
Als uw auto is voorzien van lichtmetalen
velgen, controleer dan of de ketting en de
bevestigingen de velg niet raken.
Gebruik uitsluitend kettingen die geschikt zijn
voor het type velg van uw auto: Maat van de af
fabriek gemonteerde banden Maximale afmeting
van de schakels (mm)
195/65 R15
9
205/60 R16
205/55 R17 215/65 R16215/60 R17
gebruik van sneeuwkettingen niet mogelijk
Het gebruik van sneeuwsokken is eveneens
mogelijk.
Raadpleeg voor meer informatie een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Trekhaak
Gewichtsverdeling
F
V erdeel het gewicht in de caravan/
aanhanger gelijkmatig, plaats zware
voor werpen zo dicht mogelijk bij de as en
probeer de maximaal toegestane kogeldruk
zo dicht mogelijk te benaderen zonder deze
te overschrijden.
Door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt. Trek
daarbij voor elke 1000
m hoogte 10% van het
maximale aanhangergewicht af.
Maak gebruik van trekhaken en de
desbetreffende bedrading, goedgekeurd
door PEUGEOT. Wij adviseren de
installatie te laten uitvoeren door een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als de trekhaak wordt gemonteerd door
een bedrijf dat niet tot het PEUGEOT-
netwerk behoort, moet de montage altijd
volgens de voorschriften van de fabrikant
worden uitgevoerd.
Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt.
7
Praktische informatie
Page 176 of 312

174
Houd u aan het maximale
aanhangergewicht dat is vermeld op
het kentekenbewijs van uw auto, op het
constructeursplaatje en in de rubriek
Technische gegevens van dit boekje.
De maximale kogeldruk geldt ook
voor de montage op de trekhaak van
accessoires als een fietsendrager of
een bagageplateau.
Houd u aan de ter plaatse geldende
regelgeving.
Trekhaken
De auto kan, afhankelijk van de uitrusting, zijn
voorzien van een van de volgende trekhaken: Montagepositie gevolgd door
trekhaakreferentie
Trekhaaktype
Aan de onderzijde bevestigde
plaat en aan de bovenzijde
bevestigde trekhaak. Aan de onderzijde bevestigde
plaat en aan de onderzijde
bevestigde trekhaak.
Plaat +
kogel G1 -
V
an std
(standaard) L1
- V an std
(standaard) L2 -
V
an cross (Worker)
L1
- V an cross (Worker)
L2
Plaat +
NATO-trekhaak CL -
V
an std
(standaard) L1
-
V
an std
(standaard) L2
-
V
an cross (Worker)
L1
-
V
an cross (Worker)
L2 X
Plaat +
Gecombineerde trekhaak CK
Goedkeuringsnr.: E1 R55 (referentie 2)
Raadpleeg voor meer informatie over
de trekhaak de bij deze uitrusting
meegeleverde handleiding.Verwijder de afneembare trekhaakkogel
wanneer er geen aanhanger wordt
getrokken.
Praktische informatie
Page 177 of 312

175
ON
ON
ON
Overbelastingsindicator
De overbelastingsindicator is een rijhulpmiddel.
Het systeem informeert u wanneer
het maximaal toegestane gewicht is
overschreden; het kan gaan om het maximaal
toelaatbaar voertuiggewicht of het maximaal
toelaatbaar asgewicht (voor en achter).
De bestuurder blijft onder alle
omstandigheden verantwoordelijk voor
de auto.
Zelfs wanneer u het gewicht van de
lading van de auto correct berekent, kan
elke factor die dit gewicht na de meting
kan doen veranderen (gaan zitten van
de bestuurder/extra passagiers of extra
brandstof tanken) er voor zorgen dat de
auto overbelast is. -
D
e belading omvat het gewicht van
de voor werpen in de laadruimte
(inclusief in de laadruimte bevestigde
voorwerpen zoals planken), maar
ook het gewicht van alle personen
in de auto, van de hoeveelheid
brandstof en van de verschillende
uitrustingselementen van de auto.
-
V
oor optimale prestaties moet de auto
worden geparkeerd en geladen op
een vlakke ondergrond (vermijd de
volgende omstandigheden: parkeren
op een helling of gedeeltelijk op een
stoeprand).
Het aankoppelen van een aanhanger aan
uw auto kan de werking van het systeem
beïnvloeden.
Werking
De meting van het gewicht aan boord begint:
F A utomatisch als de motor wordt gestart. F
B
ij stilstand, door te
drukken op deze knop in
de laadruimte. Het systeem
wordt ver volgens 5 minuten
geactiveerd.
Weergave van meting in de
laadruimte
Als het gewicht van de lading het maximaal
toegestane gewicht benadert , gaan de
lampjes in deze knoppen branden.
Als het gewicht van de lading het maximaal
toegestane gewicht overschrijdt , gaan de
lampjes in deze knoppen branden.
7
Praktische informatie
Page 178 of 312

176
ON
Weergave van meting op het
instrumentenpaneel
Als het gewicht van de lading het
maximaal toegestane gewicht
overschrijdt, gaat dit lampje
branden.
Storing
Weergave van een storing van
het systeem in de laadruimte
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Weergave op het instrumentenpaneel
Na het activeren van de meting in de
laadruimte, gaan de leds van de 3 knoppen
ongeveer 3
seconden tegelijkertijd knipperen
en gaan daarna uit. Deze lampjes gaan branden in combinatie met
een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Eco-mode
De eco-mode bepaalt de maximale
gebruiksduur van een aantal functies om te
voorkomen dat de accu ontladen raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het audio-
en telematicasysteem, de ruitenwissers,
dimlichten, interieurverlichting, enz. maximaal
veertig minuten gebruiken.
Eco-mode inschakelen
Een melding op het display van het
instrumentenpaneel geeft aan dat de eco-mode
is ingeschakeld en de actieve functies worden
in de ruststand gezet.
Als u op het moment dat de eco-mode wordt
ingeschakeld aan het telefoneren bent, kan het
gesprek nog gedurende ongeveer 10
minuten
worden voortgezet via het Bluetooth-systeem
van het audiosysteem in uw auto.
Eco-mode afsluiten
De door de eco-mode uitgeschakelde functies
worden automatisch weer ingeschakeld als de
motor gestart wordt.
Start om de functies direct weer te kunnen
gebruiken de motor en laat deze draaien:
-
m
inder dan tien minuten om de functies
ongeveer vijf minuten te kunnen gebruiken,
-
m
eer dan tien minuten om de functies
ongeveer dertig minuten te kunnen
gebruiken.
Neem de tijd die nodig is voor het laten draaien
van de motor in acht om een juiste lading van
de accu te garanderen.
Vermijd het herhaaldelijk en continu starten van
de motor om de accu bij te laden.
Als de accu ontladen is, kan de motor niet
gestart worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .
Praktische informatie
Page 179 of 312

177
Spaarfase
De spaar fase stuurt de elektrische functies van
de auto aan om het ontladen van de accu te
voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband met de
laadtoestand van de accu enkele functies
(airconditioning, achterruitverwarming,
...)
tijdelijk worden uitgeschakeld.
Deze functies worden automatisch
ingeschakeld zodra de laadtoestand van de
accu dit toelaat.
Allesdragers/Imperiaal
Adviezen
Verdeel de lading gelijkmatig om te
voorkomen dat een van de zijden wordt
overbelast.
Plaats de zwaarste lading zo dicht
mogelijk bij het dak.
Sjor de lading goed vast.
Rijd behoedzaam: wees bedacht op
een grotere zijwindgevoeligheid en
de stabiliteit van de auto kan door de
belading worden beïnvloed.
Controleer regelmatig of de allesdragers
of imperiaal goed zijn bevestigd, op zijn
minst voorafgaand aan elke rit. Uit veiligheidsoverwegingen en om te
voorkomen dat het dak van uw auto
beschadigd raakt, is het raadzaam
uitsluitend voor uw auto goedgekeurde
allesdragers en imperiaals te gebruiken.
Houd u aan de montagevoorschriften en
de gebruiksvoor waarden die zijn vermeld
in de handleiding die met de allesdragers
en imperiaals is meegeleverd. Bij het beladen van de allesdragers (
niet
hoger dan 40 cm) mogen de volgende
gewichten niet worden overschreden :
-
A
llesdragers op dakrails: 80 kg
.
-
T
wee op het dak geschroefde
allesdragers: 100
kg
.
-
D
rie op het dak geschroefde
allesdragers: 15 0
kg
.
-
E
en aluminium imperiaal: 120
kg
.
-
E
en stalen imperiaal: 115
k g
.
Pas bij een belading hoger dan 40 cm
de rijsnelheid aan de rijomstandigheden
aan om schade aan de allesdragers of de
imperiaal en de bevestigingspunten op het
dak te voorkomen.
Raadpleeg de wetgeving van uw land
met betrekking tot het ver voeren van
voor werpen die langer zijn dan de auto. Gebruik bij het monteren van allesdragers
of een imperiaal de hier voor bestemde
bevestigingspunten:
F
V
erwijder de afdekkapjes van de
bevestigingspunten van de auto.
F
B
reng de bevestigingspunten van de
allesdragers aan en vergrendel ze één voor
één op het dak.
F C ontroleer of de allesdragers of de
imperiaal goed zijn bevestigd (door eraan te
schudden).
De allesdragers zijn geschikt voor elk
bevestigingspunt op het dak.
Motorkap
Schakel omwille van uw veiligheid het
Stop & Start-systeem altijd uit alvorens
werkzaamheden onder de motorkap uit te
voeren om letsel als gevolg van het automatisch
inschakelen van de START-stand te voorkomen.
7
Praktische informatie
Page 180 of 312

178
Motoren
Benzine
Diesel
Door de plaats van de hendel kan de
motorkap niet worden geopend zolang het
linker voorportier is gesloten.
Wees bij warme motor voorzichtig met het
bedienen van de veiligheidshaak en de
motorkapsteun (kans op brandwonden).
Gebruik de beschermde zone.
Zorg er voor dat u bij geopende motorkap
niet tegen de hendel aan stoot.
Open de motorkap niet als het hard waait.
De koelventilator kan ook gaan draaien
nadat de motor is afgezet: houd
daarom voor werpen en kleding uit de
buurt van de ventilator.
Openen
F Open het linker voorportier.F
T
rek de hendel aan de onderzijde van het
portierkader naar u toe.
F
D
uw de hendel omhoog en til de motorkap
op.
F
N
eem de
motorkapsteun
uit de houder en
bevestig deze in de
uitsparing om de
motorkap geopend
te houden.
Sluiten
F Haal de motorkapsteun uit de uitsparing.
F Be vestig de motorkapsteun in de houder.
F
L
aat de motorkap voorzichtig zakken en laat
deze aan het einde van de slag in het slot
vallen.
F
T
rek aan de motorkap om te controleren of
deze goed is vergrendeld.
In verband met de aanwezigheid
van elektrische componenten in de
motorruimte wordt geadviseerd om
blootstelling aan water (regen, wassen, ...)
te beperken. De afbeeldingen van deze motoren dienen als
voorbeeld.
De plaats van de oliepeilstok en de olievuldop
kan verschillen.
1.
Reservoir ruitensproeiervloeistof.
2. Reservoir koelvloeistof.
3. Reservoir remvloeistof.
4. Accu.
5. Zekeringkast.
6. Luchtfilter.
7. Oliepeilstok.
8. Vuldop motorolie.
Praktische informatie