Peugeot Partner 2019 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2019, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2019Pages: 312, PDF Size: 9.61 MB
Page 191 of 312

189
De elektrische installatie van de auto biedt
de mogelijkheid een compressor aan te
sluiten en te gebruiken voor de duur die
nodig is om een gerepareerde lekke band
op spanning te brengen.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapsset.
Reparatiemethode
F Parkeer het voertuig zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
F
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
dragen van een reflecterend veiligheidsvest,
enz.) conform de regels die gelden in het
land waar u zich bevindt.
F
Z
et het contact af.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
Ver wijder niet het voor werp dat de
lekkage heeft veroorzaakt uit de band.
Met deze reparatieset kunnen de meeste
lekke banden worden gerepareerd, als het
lek zich in het loopvlak of de hiel van de
band bevindt.
F
H
aal het dopje van het ventiel van de lekke
band en bewaar het op een schone plaats.
F
S
luit de slang van de compressor aan op de
flacon met afdichtmiddel. F
K
eer de flacon met afdichtmiddel om en
bevestig deze aan de desbetreffende
uitsparing van de compressor.
F
S
luit de slang van de flacon met
afdichtmiddel aan op het ventiel van de
lekke band en zet hem stevig vast.
Bandenreparatieset
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
De bandenreparatieset bestaat uit een
compressor en een flacon met afdichtmiddel.
Hiermee kunt u de band tijdelijk repareren ,
zodat u de dichtstbijzijnde garage kunt
bereiken.
F
C
ontroleer of de schakelaar van de
compressor in de stand " O" staat.
8
In geval van pech
Page 192 of 312

190
De sticker met snelheidslimiet moet in
het interieur, in het gezichtsveld van de
bestuurder, worden geplakt om hem/haar
te herinneren aan het feit dat de band
tijdelijk is gerepareerd.F
Z
et het contact aan.
Als na ongeveer 7 minuten de druk niet
2
bar is, is de band niet te repareren;
neem contact op met een PEUGEOT-
dealer of een gekwalificeerde werkplaats
om u verder te helpen.
F
Z
et de schakelaar in de stand "O".
F
O
ntkoppel de stekker van de compressor
van de 12V-aansluiting in de auto.
F
M
onteer de dop op het ventiel.
F
V
erwijder de set.
F
V
er wijder de flacon met afdichtmiddel en
berg deze op. Let op: het afdichtmiddel is schadelijk bij
inname en irriterend voor de ogen.
Houd het middel buiten het bereik van
kinderen.
De uiterste gebruiksdatum van het middel
is op de flacon vermeld.
Gooi de flacon na gebruik niet weg, maar
lever deze in bij het PEUGEOT-netwerk of
een officieel inzamelpunt.
Vergeet niet om bij het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats een
nieuwe flacon met afdichtmiddel te kopen.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven. F
A
ctiveer de compressor door de
schakelaar in de stand " l" te zetten tot de
bandenspanning 2,0 bar bedraagt. Het
afdichtmiddel wordt onder druk in de band
gespoten; neem gedurende deze handeling
de slang niet los (kans op spatten).
Rijd na het repareren van een band met
de bandenreparatieset niet sneller dan
80
km/h.
F
G
a onmiddellijk ongeveer vijf kilometer bij
lage snelheid (tussen 20 en 60
km/h) rijden,
zodat het afdichtmiddel het lek kan dichten.
F
Z
et de auto stil, controleer de reparatie en
meet de bandenspanning met de set.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
Alleen de 12V-aansluiting voorin de auto
mag worden gebruikt. F
Be
vestig de sticker met
snelheidslimiet.
In geval van pech
Page 193 of 312

191
F Controleer of de schakelaar van de compressor in de stand " O" staat.
F
R
ol de elektrische kabel, die onder de
compressor is opgeborgen, volledig uit.
F
S
luit de stekker van de compressor aan op
de 12V-aansluiting van de auto.
F
Z
et het contact aan. Alleen de 12V-aansluiting voorin mag
worden gebruikt om de compressor aan
te sluiten.
Als na 7 minuten de druk niet 2 bar is, is
de band niet te repareren; neem contact
op met een PEUGEOT-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats om u verder
te helpen.
F
Z
et, zodra de gewenste spanning is bereikt,
de schakelaar in de stand " O".
F
V
er wijder de set en berg deze op.
Rijd met een gerepareerde band niet meer
dan 200 km; neem contact op met een
PEUGEOT-dealer of een gekwalificeerde
werkplaats om de band te ver vangen.
Als de spanning van één of meer
banden is aangepast, moet het
bandenspanningscontrolesysteem worden
gereset.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het
bandenspannings-
controlesysteem .
F Sluit de slang aan op het ventiel en zet hem
stevig vast. F
S
chakel de compressor in door de
schakelaar in de stand " I" te zetten en breng
de band op de spanning die is aangegeven
op de bandenspanningssticker van de
auto. Om de bandenspanning te verlagen:
druk op de zwarte knop op de slang van
de compressor, bij de aansluiting op het
ventiel. Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.Reservewiel
Scan de QR-code op pagina 3 om
verklarende video's te bekijken.
In het geval van een lekke band kunt u het wiel
met het bij de auto geleverde gereedschap
verwisselen volgens de onderstaande
procedure.
Bandenspanning
controleren/aanpassen
U kunt de compressor, zonder inspuiting
van het afdichtmiddel, ook gebruiken om
de bandenspanning te controleren of de
banden op spanning te brengen.
F
V
er wijder het dopje van het ventiel van de
band en bewaar het op een schone plaats.
F
R
ol de slang uit die onder de compressor is
opgeborgen.
8
In geval van pech
Page 194 of 312

192
Toegang tot het reservewiel
F Het reser vewiel is bereikbaar vanaf de achterzijde van de auto.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een trekhaak,
krik de auto dan aan de achterzijde op
(uitsluitend bij punt B ) tot er voldoende
ruimte is om het reser vewiel te kunnen
verwijderen.
Het reservewiel verwijderen uit
de houder
F Open de achterklep of achterdeuren (afhankelijk van de uitvoering).
F
O
pen de achterdeuren (of achterklep) om
bij de in de dorpel geplaatste bout van de
reservewielhouder te komen.
F
D
raai de bout los met behulp van de
wielsleutel, tot de reservewielhouder
laag genoeg hangt om de haak van de
reservewielhouder los te maken. F
H
aal de reser vewielhouder los van de haak
en plaats het reser vewiel in de nabijheid
van het te ver vangen wiel.
Het reservewiel aanbrengen in de
houder
F Plaats het wiel voor de reservewielhouder.
F B eweeg het reser vewiel geleidelijk in de
reservewielhouder door hem heen en weer
(van links naar rechts) te bewegen tot het
bevestigingsgedeelte van de haak vrij komt.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over de
gereedschapsset
.
F
P
arkeer de auto zonder het verkeer te
belemmeren en trek de parkeerrem aan.
F
V
olg de veiligheidsinstructies
(alarmknipperlichten, gevarendriehoek,
dragen van een reflecterend veiligheidsvest,
enz.) conform de regels die gelden in het
land waar u zich bevindt.
F
Z
et het contact af.
In geval van pech
Page 195 of 312

193
Een wiel verwijderen
De auto parkeren
Parkeer de auto op een plaats waar u het
verkeer niet hindert en zorg er voor dat deze
op een horizontale, stabiele en stroeve
ondergrond staat.
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak de eerste
versnelling in en zet ver volgens het contact
af om de wielen te blokkeren.
Selecteer bij een auto met een
automatische transmissie stand P en zet
ver volgens het contact af om de wielen te
blokkeren.
Trek de parkeerrem aan en controleer of het
lampje op het instrumentenpaneel brandt.
De inzittenden moeten de auto hebben
verlaten en zich op een veilige plaats
bevinden.
Ga nooit onder een auto liggen die alleen op
de krik steunt; gebruik een bok.
Plaats bij een auto met een elektrische
parkeerrem een wielblok tegen het wiel
kruislings tegenover het te verwisselen wiel.
Wiel met wieldop
Demonteren: ver wijder eerst de wieldop
door deze met behulp van de wielsleutel
bij de ventielopening los te wippen en
ver volgens los te trekken. Gebruik niet:
-
d
e krik voor andere werkzaamheden
dan het opkrikken van de auto,
-
e
en andere krik dan de door de
fabrikant geleverde krik.
F
P
laats het voetstuk van de krik op de grond,
recht onder een van de twee steunpunten
A of B . Gebruik het steunpunt dat zich het
dichtste bij het te ver wisselen wiel bevindt.
F
A
ls uw auto is uitgerust met stalen velgen,
verwijder dan de wieldop met gereedschap
8 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met lichtmetalen
velgen, ver wijder dan de sierdop van de
wielbouten met gereedschap 8 .
F
A
ls uw auto is uitgerust met slotbouten, zet
dan dop 9 op wielsleutel 6 om de slotbout
iets los te draaien.
F
D
raai
de andere bouten iets los (zonder ze
te verwijderen) met uitsluitend wielsleutel 6 .
F
B
evestig de reser vewielhouder aan de haak
en draai de bout weer volledig vast met de
wielsleutel.
8
In geval van pech
Page 196 of 312

194
F Draai krik 7 uit tot de kop van de krik krikpunt A of B raakt; het contactvlak van
krikpunt A of B moet goed in het middelste
deel van de kop van de krik steken.
F
K
rik de auto op tot er voldoende ruimte
tussen het wiel en de grond is om het (niet
lekke) reservewiel te monteren.
Zorg er voor dat de krik stabiel staat. Op
een gladde of losse ondergrond kan de
krik wegglijden of wegzakken – Kans op
letsel!
Plaats de krik uitsluitend onder krikpunt
A of B onder de auto en controleer of het
contactvlak van het krikpunt van de auto
zich in het midden van de kop van de krik
bevindt. Anders kan de auto beschadigd
raken en/of de krik losschieten – Kans op
letsel!
Het is verboden om onder de auto te gaan
liggen. F
V er wijder de wielbouten en leg ze op een
schone plaats weg.
F
V
erwijder het wiel.
Monteren van een wiel
F Plaats het wiel op de naaf.
F D raai de bouten met de hand vast.
F
D
raai de slotbout met wielsleutel 6 voorzien
van dop 9 handvast. F
L
aat de auto weer volledig zakken.
F
V
ouw krik 7 op en ver wijder deze.
F
D
raai de slotbout (indien aanwezig) geheel
vast met wielsleutel 6 voorzien van dop 9 .
F D raai de overige wielbouten geheel vast
met alleen wielsleutel 6 .
F
B
erg het gereedschap op.
F
D
raai de overige wielbouten handvast met
alleen wielsleutel 6 .
In geval van pech
Page 197 of 312

195
Na het ver wisselen van het wiel
Berg het wiel met de lekke band correct
op in de reservewielhouder.
Neem zo snel mogelijk contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Laat de lekke band controleren. Na
nadere inspectie kan de technicus u
vertellen of de band gerepareerd kan
worden of moet worden vervangen.
Bepaalde rijhulpsystemen moeten worden
uitgeschakeld, bijv. Active Safety Brake.Controleer als uw auto is uitgerust met
een bandenspanningscontrolesysteem de
bandenspanning en reset het systeem.
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie over het
bandenspannings-
controlesysteem
.
Wiel met wieldop
Monteren: plaats de naafdop met de
inkeping tegenover het ventiel en druk de
rand er van ver volgens rondom met de
hand vast.
Een lamp vervangen
De koplampunits zijn voorzien van glas
van polycarbonaat met een speciale
vernislaag:
F
r
einig de koplampen nooit met een
droge of schurende doek en gebruik
geen oplosmiddelen,
F
g
ebruik een spons met zeepwater of
een pH-neutraal product,
F
w
anneer u met een hogedrukreiniger
hardnekkig vuil probeert te
ver wijderen, houd de straal dan
nooit langdurig op de koplampen,
de achterlichten en de randen er van
gericht, om beschadiging van de
vernislaag en de afdichtrubbers te
voorkomen.
Bij het ver vangen van lampen moet de
verlichting minstens enkele minuten
uitgeschakeld zijn (risico van ernstige
verbranding).
F
R
aak de lamp niet met de vingers aan,
maar gebruik een niet-pluizende doek.
Het is van belang dat u uitsluitend
anti-ultravioletlampen (UV) toepast
om beschadiging van de koplamp te
voorkomen.
Ver vang een kapotte lamp altijd door een
nieuwe lamp met dezelfde specificaties.
Bevestiging van het stalen reser vewiel
of het noodreser vewiel
Indien uw auto is voorzien van
lichtmetalen velgen is het normaal dat
bij het monteren van het reser vewiel de
ringen van de bouten de stalen velg of
het noodreser vewiel niet raken. Als de
bouten volledig zijn aangedraaid, zorgt het
conische draagvlak van de bouten dat het
reservewiel stevig vastzit.
Op deze sticker staat de bandenspanning
aangegeven.
8
In geval van pech
Page 198 of 312

196
Halogeenlampen
Controleer voor een goede kwaliteit van
de verlichting of de lamp op juiste wijze in
de behuizing is geplaatst.
Na het ver wisselen van een lamp
Sluit bij het monteren uiterst zorgvuldig de
beschermkap om er voor te zorgen dat de
lampunit goed wordt afgedicht.
Onder bepaalde weersomstandigheden
(lage temperatuur, vochtigheid) kan zich
een laagje condens aan de binnenzijde
van de koplampen en de achterlichten
vormen; dit verdwijnt enkele minuten na
het ontsteken van de koplampen.
Openen van de motorkap/toegang tot de
lampen
Ga voorzichtig te werk bij een warme motor
– Kans op brandwonden!
Wees voorzichtig met voor werpen of kleding
die in de propeller van de motor ventilator
kunnen komen – Kans op beknelling!
Typen lampen
Uw auto is voorzien van verschillende typen
lampen. Verwijder ze als volgt:
Ty p e A
Ty p e B
Ty p e C Ty p e D
Glassokkellamp: de lamp is gemonteerd met
een drukbevestiging. Trek de lamp daarom
voorzichtig los.
Lamp met bajonetsluiting: druk de lamp iets in
en draai deze linksom.
Halogeenlamp: duw de borgveer open en
verwijder de lamp uit de lamphouder. Halogeenlamp: draai de lamp linksom.
Vervang een uitschakelde halogeenlamp
pas als deze volledig is afgekoeld (om
brandwonden te voorkomen). Raak de
lamp niet met de vingers aan, maar
gebruik een niet-pluizende doek.
Controleer na het ver vangen of de
verlichting goed werkt.
In geval van pech
Page 199 of 312

197
Verlichting vóór
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het vervangen van
lampen en in het bijzonder de typen lampen.
Uitvoering A Zijknipperlicht
Ty p e A
, W Y5W-5W (amberkleurig)
-
D
ruk het zijknipperlicht naar achteren en
trek het los.
-
S
teek bij het aanbrengen het zijknipperlicht
er aan de voorzijde in en beweeg het
vervolgens naar achteren.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers
en zijknipperlichten) moeten worden
ver vangen door lampen met dezelfde kleur en
eigenschappen.
Dimlicht
Ty p e C , H7
F
T
rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
D
raai het geheel ten opzichte van de steun.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Breng de beschermkap op zo'n manier
aan dat de lip bereikbaar blijft.
1.
Parkeerlichten/dagrijverlichting.
Ty p e
A , W21/5W of LED (afhankelijk van
de uitvoering)
2. Grootlicht.
Ty p e
C , H1
3. Dimlicht.
Ty p e
C , H7
4. Richtingaanwijzer.
Ty p e
B , PY21W
5. Mistlamp.
Ty p e
D , H11
8
In geval van pech
Page 200 of 312

198
Parkeerlichten/dagrijverlichting
Ty p e A, W21/5W
F
D
raai de stekker een kwart omwenteling
rechtsom.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
Grootlicht
Ty p e C , H1
F
T
rek aan de lip om de beschermkap te
verwijderen.
F
M
aak het geheel los van de steun.
F
T
rek de lamphouder los.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage van de lamp dezelfde
handelingen in omgekeerde volgorde uit.
Breng de beschermkap op zo'n manier
aan dat de lip bereikbaar blijft.
Richtingaanwijzers
Ty p e B, PY21W
Sneller knipperen van de
richtingaanwijzerlamp (links of rechts)
betekent dat één of meerdere lampen aan
die zijde defect zijn.
F
D
raai de stekker een kwartslag linksom.
F
T
rek aan het geheel ten opzichte van de
steun.
F
V
ervang de lamp.
Voer voor de montage dezelfde handelingen in
omgekeerde volgorde uit.
In geval van pech