stop start Peugeot Partner 2020 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2020, Model line: Partner, Model: Peugeot Partner 2020Pages: 260, PDF Size: 7.76 MB
Page 61 of 260

59
Ergonomie en comfort
3onderhouds- en garantieboekje laten
controleren.
Bevat gefluoreerde
R134A-broeikasgassen
Afhankelijk van de uitvoering en het
land waarin de auto is verkocht kan het
airconditioningssysteem gefluoreerde R134A-
broeikasgassen bevatten.
Stop & Start
De verwarmings- en
airconditioningssystemen werken alleen als
de motor draait.
Schakel tijdelijk het Stop & Start-systeem
uit om een comfortabele temperatuur in het
interieur te behouden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het Stop &
Start-systeem.
Verwarming
Handbediende
airconditioning
De airconditioning werkt alleen als de motor
draait.
1. Temperatuur.
2. Luchtstroom.
3. Luchtverdeling.
4. Luchtrecirculatie in de auto.
5. Airconditioning aan/uit.
Luchtopbrengst
► Draai aan de rolknop 2 om de gewenste
luchtopbrengst te verkrijgen.
Wanneer de knop van de
luchtopbrengstregeling in de stand
minimaal staat (systeem uitgeschakeld),
wordt het thermische comfort niet meer
geregeld. Er blijft door de rijwind echter nog
wel een kleine luchtstroom gehandhaafd.
Temperatuur
► Draai de rolknop 1 van "LO" (koel) naar "HI"
(warm) om de temperatuur naar behoefte in te
stellen.
Luchtverdeling
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
De luchtstroom kan worden verdeeld door
meerdere toetsen te combineren.
Airconditioning
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, bij draaiende motor en mits de ruiten
zijn gesloten.
Dit systeem maakt het mogelijk om:
–
in de zomer de temperatuur in het interieur te
verlagen,
–
in de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan/uit
► Druk op toets 5 om de airconditioning in of uit
te schakelen.
Om bij ingeschakelde airconditioning sneller
koele lucht te verkrijgen, kunt u gedurende enige
tijd de recirculatiestand inschakelen door op de
toets 4 te drukken. Schakel daarna de toevoer
van buitenlucht weer in.
De airconditioning werkt niet als de
regeling voor de luchtopbrengst is
uitgeschakeld.
Page 64 of 260

62
Ergonomie en comfort
Deze functie kan waar nodig ook tijdelijk
worden gebruikt om de lucht in het
interieur sneller te verwarmen of af te koelen.
►
Druk op toets
4 om de lucht in het interieur
te laten recirculeren of om de toevoer van
buitenlucht toe te staan.
Gebruik de luchtrecirculatiefunctie in de
auto niet te lang, omdat de ruiten kunnen
beslaan en de luchtkwaliteit afneemt.
Ontwasemen - ontdooien
voorruit
Deze opdruk op het bedieningspaneel
geeft aan in welke stand de knoppen
moeten staan om de voorruit en de zijruiten snel
te ontwasemen of te ontdooien.
Verwarming of
handbediende
airconditioning
► Zet de knoppen van de luchtstroom, de
temperatuur en de luchtverdeling in de juiste
stand.
► Airconditioning inschakelen: druk op
deze toets, het controlelampje in de toets
gaat branden.
Automatische airconditioning met
gescheiden regeling
► Druk op deze toets om de voorruit en
de zijruiten snel te ontwasemen of te
ontdooien.
Het systeem werkt volledig automatisch en
regelt de airconditioning, de luchtstroom en de
luchttoevoer; het stelt de luchtverdeling zodanig
in dat de voorruit en zijruiten zo snel mogelijk
schoon worden.
► Druk nogmaals op deze toets of
op AUTO om deze functie uit te
schakelen.
Het systeem start opnieuw met de waarden die
waren ingesteld voordat het werd uitgeschakeld.
Voorruit- en ruitensproeierverwarming
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de ruitenwissers
en in het bijzonder de voorruit- en
ruitensproeierverwarming.
Bij auto's met een Stop & Start-systeem
geldt dat zolang de voorruitontwaseming
in werking is, de STOP-functie niet
beschikbaar is.
Voorruitverwarming
Afhankelijk van het verkoopland.
Bij koud weer verwarmt deze functie de voorruit.
In zone 1 ontdooit de verwarming de voorruit
en zorgt het ervoor dat de ruitenwisserbladen
sneller loskomen van de voorruit.
In zone 2 verbetert de verwarming het zicht
door ophoping van sneeuw te voorkomen als de
ruitenwissers in werking zijn.
Aan/uit
► Druk met draaiende motor op deze toets om
de functie in of uit te schakelen (bevestigd door
het desbetreffende lampje).
De werkingsduur is afhankelijk van de
buitentemperatuur.
Page 66 of 260

64
Ergonomie en comfort
Ventilatie
Dit systeem ventileert het interieur
met buitenlucht, zodat onder zomerse
omstandigheden bij het instappen een
aangenamere temperatuur in het interieur
heerst.
Programmeren
Met Bluetooth®-audiosysteem
► Druk op de toets MENU om het
hoofdmenu te openen.
►
Selecteer "
Voorverw./Voorventil".
►
V
ink "Activering" aan en selecteer voor het
programmeren indien nodig " Parameters",
►
Selecteer "
Verwarm." om de motor en het
interieur te verwarmen of " Ventilatie" om het
interieur te ventileren.
► Selecteer:
• het 1e klokje om het inschakeltijdstip te
programmeren/op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt,
•
het 2e klokje om het tweede inschakeltijdstip
te programmeren/op te slaan waarbij de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt,
Met de twee klokjes kunt u, bijvoorbeeld
afhankelijk van het seizoen, een keuze
maken uit twee inschakeltijdstippen.
Via een melding op het scherm wordt uw
keuze bevestigd.
Met PEUGEOT Connect Radio
Druk op Applicaties om de hoofdpagina
weer te geven.
Druk vervolgens op " Programmeerbare
verwarming/ventilatie".
►
Selecteer het tabblad " Status
" om het
systeem in/uit te schakelen.
►
Selecteer het tabblad " Overige instellingen"
voor het kiezen van " V
erwarming" om de motor
en het interieur te verwarmen of " Ventilatie" om
het interieur te ventileren.
►
Stel vervolgens het inschakeltijdstip
(vooraf) in waarbij voor elke selectie de
voorverwarmingstemperatuur wordt bereikt.
Druk op deze toets om op te slaan.
Met PEUGEOT Connect Nav
► Druk op het menu " Applicaties".
►
Druk op het tabblad " V
oertuigapps".
► Druk op "Thermisch programma".
►
Druk op het tabblad " Status
" om het systeem
in/uit te schakelen.
► Druk op het tabblad " Parameters" voor het
kiezen van " V
erwarming" om de motor en het
interieur te verwarmen of " Ventilatie" om het
interieur te ventileren.
►
V
oer hierna een programmering/voorinstelling
van het inschakeltijdstip voor elke selectie uit.
►
Druk op "
OK" om te bevestigen.
Wanneer u meerdere functies gaat
programmeren, moet u telkens 60
minuten tussen elke functie wachten.
Afstandsbediening met groot bereik
(Afhankelijk van de uitvoering.)
Op deze manier kunt u de verwarming in het
interieur op afstand in- of uitschakelen.
Het bereik van de afstandsbediening is ongeveer
1 km, in een onbeschutte omgeving.
Inschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestart
(bevestigd door het tijdelijk branden van het
groene lampje).
Uitschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestopt
(bevestigd door het tijdelijk branden van het rode
lampje).
Het lampje van de afstandsbediening
knippert gedurende ongeveer 2
seconden als de auto het signaal niet heeft
ontvangen.
Probeer het in dat geval vanaf een andere
plaats opnieuw.
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg.
Page 67 of 260

65
Ergonomie en comfort
3Inschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestart
(bevestigd door het tijdelijk branden van het
groene lampje).
Uitschakelen
► Door deze knop ingedrukt te houden,
wordt de verwarming onmiddellijk gestopt
(bevestigd door het tijdelijk branden van het rode
lampje).
Het lampje van de afstandsbediening
knippert gedurende ongeveer 2
seconden als de auto het signaal niet heeft
ontvangen.
Probeer het in dat geval vanaf een andere
plaats opnieuw.
Vervangen van de batterij
Als het lampje van de afstandsbediening oranje
gaat branden, is de batterij bijna leeg.
Als het lampje niet meer brandt, is de batterij
leeg.
► Draai de knop met een muntstuk los en
vervang de batterij.
De maximale werkingsduur van de
verwarming bedraagt ongeveer 45
minuten, afhankelijk van de
weersomstandigheden.
De ventilatie wordt alleen geactiveerd als
de laadtoestand van de accu dat toelaat.
De verwarming wordt geactiveerd als:
–
de accu voldoende is opgeladen en het
brandstofpeil voldoende is,
–
de motor na het vorige gebruik van de
programmeerbare verwarming een keer is
gestart,
–
er 60 minuten zijn verstreken tussen twee
verwarmingsverzoeken.
De programmeerbare verwarming werkt
op brandstof uit de brandstoftank van de
auto. Controleer of er voldoende brandstof is
voordat u deze functie gebruikt. Het is
raadzaam om de verwarming niet te
programmeren wanneer er weinig brandstof
is.
Zorg ervoor dat de extra verwarming altijd
is uitgeschakeld tijdens het tanken van
brandstof, om brand- en explosiegevaar te
voorkomen.
Om het risico van vergiftiging of
verstikking te vermijden, mag de
programmeerbare verwarming niet worden
gebruikt, ook niet voor korte perioden, in
afgesloten ruimten zoals een garage of een
werkplaats zonder een
uitlaatgasafvoersysteem.
Parkeer de auto niet op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren, papier
enz.). - Brandgevaar!
Glazen oppervlakken zoals de achterruit
en voorruit kunnen plaatselijk zeer warm
worden.
Plaats nooit voorwerpen op deze
oppervlakken; raak deze oppervlakken nooit
aan - Kans op brandwonden!
Gooi batterijen van de
afstandsbediening niet weg: ze
Page 70 of 260

68
Verlichting en zicht
instrumentenpaneel in combinatie met een
geluidssignaal en/of een melding.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij mist of sneeuw kan de lichtsensor ten
onrechte voldoende licht waarnemen. De
verlichting wordt dan niet automatisch
ingeschakeld.
Dek de met de regensensor gecombineerde
lichtsensor, die zich op het dashboard
of aan de bovenzijde van de voorruit
achter de binnenspiegel (afhankelijk van
uitrustingsniveau) bevindt, niet af. De aan de
sensor gekoppelde functies worden dan niet
meer bediend.
Dagrijverlichting /
Parkeerlichten
De verlichting vóór wordt automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
De verlichting doet dienst als:
Als de verlichting ingeschakeld blijft
Als het contact is afgezet, de verlichting
handmatig is ingeschakeld en een van de
voorportieren wordt geopend, klinkt een
geluidssignaal om aan te geven dat de
verlichting nog brandt.
Het geluidssignaal stopt zodra de verlichting
wordt uitgeschakeld.
Als het contact wordt afgezet, wordt
de verlichting gedoofd, maar kunt u de
verlichting altijd weer inschakelen met de
lichtschakelaar.
Reizen naar het buitenland
Wanneer u uw auto gaat gebruiken in
een land waarin het verkeer aan de andere
kant van de weg rijdt, moet de afstelling
van de koplampen worden gewijzigd om te
voorkomen dat tegemoetkomend verkeer
wordt verblind.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het gebruik van
de mistlampen vóór en de mistachterlichten
niet toegestaan. Ze zijn onder deze
omstandigheden namelijk verblindend voor
medeweggebruikers. Gebruik de mistlampen
vóór en de mistachterlichten uitsluitend bij
mist of sneeuwval.
Onder deze weersomstandigheden dient u
de mistlampen en het dimlicht handmatig
in te schakelen, omdat de zonlichtsensor
voldoende licht kan waarnemen.
Zet de mistlampen uit zodra ze niet meer
nodig zijn.
Kijk nooit van dichtbij in de lichtbundel
van de led-koplampen. U kunt daarbij
ernstig oogletsel oplopen.
Richtingaanwijzers
► Links of rechts: duw de hendel omlaag om
breng deze omhoog, voorbij het zware punt.
Drie keer knipperen
► Beweeg de schakelaar kort omhoog of
omlaag, zonder deze door de weerstand te drukken. De desbetreffende richtingaanwijzers
zullen drie keer knipperen.
Automatisch inschakelen
verlichting
Met behulp van een lichtsensor worden de
kentekenplaatverlichting, de parkeerlichten en
het dimlicht automatisch ingeschakeld als de
lichtsterkte van de omgeving onvoldoende is. Bij
neerslag kan de verlichting gelijktijdig met het
automatisch inschakelen van de ruitenwissers
vóór worden ingeschakeld.
De verlichting schakelt automatisch uit als
er voldoende omgevingslicht is of nadat de
ruitenwissers zijn uitgeschakeld.
► Draai de ring in de stand "AUT O". Als de
functie wordt geactiveerd, verschijnt er ook een
melding.
►
Draai de ring in een andere stand
. Het
uitschakelen van de functie wordt bevestigd door
een melding.
Storing
Bij een storing in de lichtsensor gaat de
verlichting branden en gaat dit
verklikkerlampje branden op het
Page 97 of 260

95
Rijden
6Rijadviezen
► Houd u altijd aan de verkeersregels en let
onder alle omstandigheden goed op.
►
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuurwiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
►
Kies voor een soepele rijstijl, anticipeer
op situaties waarbij u moet remmen en houd
afstand van de auto's voor u, vooral bij slecht
weer
.
►
V
oer handelingen die veel aandacht vergen
(bijvoorbeeld verstellen of afstellen) altijd bij
stilstaande auto uit.
►
Bij lange ritten is het raadzaam om elke twee
uur pauze te nemen.
Belangrijk!
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte. Verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Laat bij winterse omstandigheden
(temperaturen onder -23 °C) de motor
gedurende 4 minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor de
goede werking en de levensduur van de
mechanische onderdelen van uw auto (de
motor en de transmissie).
Rijd nooit met aangetrokken
parkeerrem . Kans op oververhitting en
beschadiging van het remsysteem!
Parkeer de auto niet of laat de motor
niet draaien op een brandbare
ondergrond (dor gras, dode bladeren,
papier enz.). Het uitlaatsysteem van uw auto
wordt erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enkele minuten warm.
Brandgevaar!
Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten, trek dan
de handrem aan en zet de versnellingsbak in
de neutraalstand of in de stand N of P,
afhankelijk van het type versnellingsbak.
Laat nooit kinderen zonder toezicht in
de auto achter.
Rijden op een overstroomde
weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
►
controleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers,
►
schakel de functie Stop & Start uit,
►
rijd zo langzaam mogelijk zonder de motor te
laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller dan
10
km/h,
►
zet de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte achter u
hebt gelaten, rem dan, zodra de verkeerssituatie
dat toelaat, meerdere keren licht af om de
remschijven en remblokken te drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT
-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Bij het trekken van een
aanhanger
Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Page 98 of 260

96
Rijden
Starten/afzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
► Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand, trap
het koppelingspedaal volledig in en houd het
pedaal ingetrapt totdat de motor start.
► Zet bij een automatische transmissie de
keuzehendel in stand P en druk het rempedaal
in.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
1. Stand Stop.
2. Stand Contact AAN.
3. Stand Starten.
Houd u aan de maximale
aanhangergewichten.
Op hoogte: trek voor elke 1000 m hoogte
10% van het maximale aanhangergewicht af;
door een geringere luchtdichtheid nemen de
prestaties van de motor af als men op grotere
hoogte boven de zeespiegel komt.
Nieuwe auto: koppel geen aanhanger
achter de auto voordat deze een
kilometerstand van ten minste 1000 km heeft.
Als de buitentemperatuur hoog is, is het raadzaam de motor, als de auto stilstaat,
1 tot 2 minuten stationair te laten draaien om
de koeling te vergemakkelijken.
Controle voor vertrek
Kogeldruk
► Verdeel het gewicht in de caravan/aanhanger
gelijkmatig, plaats zware voorwerpen zo dicht
mogelijk bij de as (op het punt van samenkomst
bij uw auto) en probeer de maximaal toegestane
kogeldruk zo dicht mogelijk te benaderen zonder
deze te overschrijden.
Banden
► Controleer de bandenspanning van de auto
en de aanhanger en breng deze indien nodig op
de juiste waarde.
Verlichting
► Controleer de verlichting van de aanhanger
en de hoogteverstelling van de koplampen van
uw auto.
De parkeerhulp wordt automatisch
uitgeschakeld om een geluidssignaal te
vermijden als bij het aankoppelen van een
aanhanger een originele PEUGEOT-trekhaak
wordt gebruikt.
Tijdens het rijden
Koeling
Wanneer u op een helling rijdt en een aanhanger
sleept, stijgt de koelvloeistoftemperatuur. Het
maximale aanhangergewicht is afhankelijk van
het hellingspercentage en de buitentemperatuur.
Het koelvermogen van de ventilator neemt niet
toe met het motortoerental.
►
V
erlaag uw snelheid en het toerental om het
opwarmen te beperken.
Let altijd goed op de koelvloeistoftemperatuur.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden in combinatie met het
waarschuwingslampje STOP, stop dan zo snel
mogelijk en zet de motor uit.
Remsysteem
Met een aangekoppelde aanhanger heeft de
auto een langere remweg. Vermijd langdurig
gebruik van de remmen om te voorkomen dat de remmen oververhit raken. Dan is het beter om
op de motor af te remmen.
Zijwind
Houd rekening met de verhoogde gevoeligheid
voor wind van uw auto.
Diefstalbeveiliging
Elektronische
startblokkering
In de afstandsbediening is een chip met
een specifieke code aangebracht. Om te
kunnen starten moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Enkele seconden na het uitschakelen van
het contact vergrendelt dit systeem het
motormanagementsysteem om te voorkomen
dat de motor na een eventuele inbraak in de
auto gestart kan worden.
Bij een storing in het systeem wordt u
gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display.
Uw auto kan dan niet gestart worden.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk.
Page 99 of 260

97
Rijden
6Starten/afzetten van de
motor
Starten
De parkeerrem moet zijn aangetrokken.
►
Zet bij een handgeschakelde versnellingsbak
de versnellingshendel in de neutraalstand, trap
het koppelingspedaal volledig in en houd het
pedaal ingetrapt totdat de motor start.
►
Zet bij een automatische transmissie de
keuzehendel in stand P
en druk het rempedaal
in.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
1. Stand Stop.
2. Stand Contact AAN.
3. Stand Starten.
► Steek de sleutel in het contactslot. Het
systeem herkent de code van de startblokkering.
►
Ontgrendel het stuurslot door gelijktijdig aan
het stuurwiel en de sleutel te draaien.
In bepaalde gevallen moet u flink aan het
stuurwiel draaien om de wielen vrij te
krijgen (bijvoorbeeld als de wielen naar het
trottoir zijn gestuurd).
►
Draai de sleutel in stand 2
(contact aan) om
de motor te laten voorgloeien.
► Wacht totdat dit waarschuwingslampje
op het instrumentenpaneel uit gaat en
draai dan de sleutel in stand 3 zonder het
gaspedaal in te drukken om de startmotor in te
schakelen totdat de motor start. Laat de sleutel
los zodra de motor start.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Onder sommige
weersomstandigheden moeten de volgende
aanbevelingen worden gevolgd:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
Afhankelijk van de uitvoering: als de
airconditioning is ingeschakeld en de
buitentemperatuur hoger is dan 35 °C, dan
kan het stationaire motortoerental oplopen
tot 1.300 t/min (afhankelijk van het voor de
airconditioning benodigde vermogen).
– Bij winterse omstandigheden blijft het
waarschuwingslampje voor voorgloeien
langer branden na het inschakelen van het
contact. W
acht met starten totdat het lampje
uit is.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden (temperatuur lager dan
-23
°C) gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u wegrijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto
(motor en versnellingsbak) goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Bij een benzinemotor kan het na een
koude start gebeuren dat u 2 minuten
lang duidelijke motortrillingen voelt terwijl de
motor stilstaat en stationair draait (bij
verhoogd stationair toerental). Dat komt door
het voorverwarmen van de katalysator.
Als de motor niet onmiddellijk start, zet dan het contact uit.
Wacht een paar seconden voordat u opnieuw
probeert te starten. Als de motor ook na een
aantal pogingen niet start, probeer dan niet
langer de motor te starten: de startmotor en
de motor kunnen dan beschadigd raken.
Page 100 of 260

98
Rijden
Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair
draaien.
► Zet de versnellingshendel bij een
handgeschakelde versnellingsbak bij voorkeur in
de neutraalstand.
► Zet de versnellingshendel bij een
automatische transmissie in stand P.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
► Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer
of een gekwalificeerde werkplaats.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
–
gebruik uitsluitend matten die op de
bevestigingen van de auto passen; het
gebruik van deze bevestigingen is verplicht,
–
leg nooit meerdere matten boven op elkaar
.
Bij gebruik van niet door PEUGEOT
goedgekeurde matten kunnen de bediening
van de pedalen en de werking van de
snelheidsregelaar/-begrenzer worden
gehinderd.
De door PEUGEOT goedgekeurde matten
zijn voorzien van twee bevestigingen onder
de stoel.
Met Keyless entry and start
► Zorg ervoor dat de afstandsbediening zich in
de auto bevindt, in de detectiezone.
► Druk op de toets “ START/STOP”.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
het stuurslot ontgrendeld en start de motor
vrijwel direct.
Bij een auto met de EAT8 automatische
transmissie start de motor vrijwel direct.
Het waarschuwingslampje gaat niet
branden als de motor al op
bedrijfstemperatuur is. Bij sommige
weersomstandigheden wordt aanbevolen om
de volgende voorschriften te volgen:
–
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel
mogelijk weg zonder de motor veel toeren te
laten draaien.
–
Afhankelijk van de uitvoering: als de
airconditioning is ingeschakeld en de
buitentemperatuur hoger is dan 35 °C, kan
het stationaire motortoerental oplopen tot
1.300 t/min (afhankelijk van het voor de
airconditioning benodigde vermogen).
–
Als het contact onder winterse
omstandigheden wordt ingeschakeld, blijft
het controlelampje voor voorgloeien langer
branden. W
acht totdat het lampje uit is
voordat u de motor start.
–
Laat de motor
onder extreem koude
omstandigheden , bij temperaturen lager dan
-23 °C , gedurende 4 minuten stationair
draaien voordat u weg rijdt. Dit zorgt ervoor
dat de mechanische onderdelen van de auto,
motor en versnellingsbak goed werken en
langer meegaan.
Laat de motor nooit stationair draaien
in een slecht geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren stoten giftige
uitlaatgassen uit, zoals koolmonoxide. Kans
op vergiftiging met dodelijke afloop!
Bij benzinemotoren kan het na een
koude start gebeuren dat u 2 minuten
lang duidelijke motortrillingen voelt terwijl de
motor stilstaat en stationair draait (verhoogd
stationair toerental). Dat komt door het
voorverwarmen van de katalysator.
Als de temperatuur bij auto's met
dieselmotor onder nul is, start de
motor alleen wanneer het
waarschuwingslampje voor voorgloeien uit is.
Als dit waarschuwingslampje gaat branden
nadat u op de toets "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of het
koppelingspedaal ingedrukt houden totdat het
waarschuwingslampje uit gaat. Druk niet nog
een keer op de toets "START/STOP" als de
motor nog niet draait.
De afstandsbediening van het “Keyless
entry and start”-systeem moet aanwezig
zijn in het detectiegebied.
Verlaat de auto nooit bij draaiende motor
terwijl u de afstandsbediening op zak hebt.
Als de afstandsbediening zich buiten het
detectiegebied bevindt, wordt er een melding
weergegeven.
Page 101 of 260

99
Rijden
6Als u dan de motor wilt starten, moet u ervoor
zorgen dat de afstandsbediening zich binnen
het gebied bevindt.
Als er niet aan alle voorwaarden voor het starten wordt voldaan, wordt er een
melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. In sommige gevallen moet het
stuurwiel heen en weer worden bewogen
terwijl de toets "START/STOP" wordt
ingedrukt om het stuurslot te ontgrendelen. Er
wordt een melding weergegeven.
Uitschakelen
► Zet de auto stil en laat de motor stationair
draaien.
►
Zet de versnellingshendel bij een
handgeschakelde versnellingsbak bij voorkeur in
de neutraalstand.
►
Zet de versnellingshendel bij een
automatische transmissie in stand P
.
Met de conventionele sleutel/Met de
sleutel met afstandsbediening
► Draai de sleutel volledig naar stand 1 (Stop)
en verwijder deze vervolgens uit het contact.
►
Draai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuurwiel tot het blokkeert.
Zet de voorwielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot.
►
Controleer of de parkeerrem correct is
aangetrokken, met name als de auto op een
helling staat.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen. Als de
motor wordt afgezet, worden ook de
rembekrachtiging en de stuurbekrachtiging
uitgeschakeld: u zou dan de controle over de
auto kunnen verliezen.
Verlaat om veiligheidsredenen de auto
nooit, zelfs niet voor een korte tijd,
zonder de afstandsbediening mee te nemen.
Hang geen zware voorwerpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel nog in het contactslot zit en in de stand 1 (Stop) staat, wordt bij het
openen van het bestuurdersportier een
waarschuwingsmelding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
Als de sleutel onbedoeld in de stand 2
(Contact) van het contactslot blijft staan, zal
het contact na een uur automatisch worden
afgezet.
Draai de sleutel in de stand 1 (Stop) en
vervolgens opnieuw in de stand 2 (Contact)
om het contact weer aan te zetten.
Met Keyless entry and start
► Druk op de knop " ST ART/STOP" terwijl
de afstandsbediening zich in de detectiezone
bevindt.
Bij een handgeschakelde versnellingsbak wordt
de motor afgezet en het stuurslot vergrendeld.
Bij een auto met de automatische transmissie
EAT8 wordt de motor afgezet.
Als de auto niet stilstaat, wordt de motor niet afgezet.
Het contact inschakelen met
Keyless entry and start
Wanneer u met de elektronische sleutel
van het Keyless entry and start-systeem
in de auto op de toets "START/STOP" drukt
zonder een van de pedalen in te drukken , dan
kan het contact worden ingeschakeld.
►
Druk
nogmaals op deze toets om het contact
uit te schakelen en de auto te vergrendelen.