Peugeot Partner VP 2004 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2004, Model line: Partner VP, Model: Peugeot Partner VP 2004Pages: 128, PDF Size: 1.5 MB
Page 101 of 128
1.Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Remvloeistofreservoir.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
* Volgens land van bestemming.
1,9 LITER DIESELMOTOR (70 pk)
PRAKTISCHE INFORMATIE 95
22-12-2003
Page 102 of 128
22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
96
1.
Reservoir stuurbekrachtiging.
2. Reservoir ruiten- en koplampsproeiers*.
3. Reservoir koelvloeistof. 4.
Reservoir remvloeistof.
5. Accu.
6. Luchtfilter. 7.
Motoroliepeilstok.
8. Reservoir motorolie.
* Volgens land van bestemming.
2 LITER HDI TURBODIESELMOTOR (90 pk)
Page 103 of 128
NIVEAUS CONTROLEREN Motorolieniveau Regelmatig controleren en tussen twee verversingen eventueel oliebijvullen. (Maximum olieverbruik:0,5 liter per 1000 km.) De controle dient bij koude motor en horizontaal geplaatstewagen te geschieden, metbehulp van de olieniveaumeterin het instrumentenpaneel of deoliepeilstok.
Oliepeilstok 2 merktekens op de peil- stok: A= maxi.
Het oliepeil mag nooit boven dit merkteken uit-komen. B = mini.
Voor het behoud van de bedri- jfszekerheid van de motorenen de emissieregelsystemenmogen in geen geval additie-ven aan de motorolie wordentoegevoegd.
PRAKTISCHE INFORMATIE 97
Keuze van de viscositeitgraad De olie dient in ieder geval aan de voorgeschreven kwaliteitsnormen tevoldoen. Niveau remvloeistof:
- Het niveau dient steeds tussen de
merktekens DANGER en MAXI van het reservoir te staan.
- Raadpleeg bij een sterke daling van het vloeistofniveau onmiddel-
lijk uw PEUGEOT-servicepunt.
Vervangen:
- De vloeistof dient volgens de voor- geschreven intervallen te worden ververst.
- Gebruik remvloeistof die door de constructeur wordt aanbevolen enaan de DOT4-normen voldoet.
Opmerking: Remvloeistof is een
erg bijtend middel. Vermijd elkcontact met de huid. Koelvloeistofniveau Gebruik uitsluitend door de constructeur aanbevolen koelvloeis-tof. Als de motor warm is, wordt de tem- peratuur van de koelvloeistof gere-
geld door de koelventilator. Wachtvoor werkzaamheden aan het koel-systeem ten minste 1 uur nadat demotor gedraaid heeft, omdat dekoelventilator nog kan (gaan) wer-ken als de sleutel uit het contactslotis verwijderd en het koelsysteemonder druk staat. Draai de dop eerst 2 omwentelingenlos om de druk te laten dalen en tevoorkomen dat de hete koelvloeistof
uit het koelsysteem spuit. Trek, alsde druk eenmaal gedaald is, de doplos en vul het systeem bij. Opmerking:
De koelvloeistof
behoeft niet te worden ververst. Afgewerkte producten Gooi geen afgewerkte olie, remv- loeistof of koelvloeistof in het riool, inhet water of op de grond. Vloeistofniveau stuurbekrachtiging Open het reservoir bij koude motor (omgevingstemperatuur),het vloeistofniveau dient bovenhet MINI en dichtbij het MAXImerkteken te staan.
Vloeistofniveau ruiten- enkoplampsproeiers* Gebruik voor een optimale reiniging en voor uw eigen veiligheid uitslui-
tend door PEUGEOT aanbevolenproducten.
* Volgens land van bestemming
Olie verversen
Volgens de aanwijzingen in de "PEUGEOT ONDERHOUDSCON-TROLES" .
Opmerking: Vermijd langdurig
huidcontact met afgewerkte olie.
22-12-2003
Page 104 of 128
22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
98
CONTROLES Accu Laat uw accu voor de winter door
een PEUGEOT-servicepunt contro-leren. Luchtfilter en interieurfilter Laat de filters periodiek vervangen. Als de omgeving daartoe aanlei-ding geeft, moeten de filters tweekeer zo vaak worden vervangen. Remblokken De slijtage van de remblokken is sterk afhankelijk van de rijstijl, vooralbij stadsverkeer en veel korte ritten.Hierdoor kan het noodzakelijk blij-
ken om de remblokken vaker, tus-
sen twee onderhoudscontroles door,te laten controleren. Handrem Als de handrem een te grote slag heeft of als het systeem mindergoed werkt, moet de handrem zelfstussen twee onderhoudscontrolesworden afgesteld. Laat het systeem
controleren door een PEUGEOT-servicepunt. Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regel- matig, volgens het onderhoudssche-ma. Handgeschakelde versnellingsbak Niet verversen. Laat het niveau controleren volgens het onderhouds-
schema van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door PEUGEOT aanbevolen pro-ducten
Om de werking van belangrijke orga-nen als de stuurbekrachtiging en hetremsysteem te optimaliseren, selec-teert en biedt PEUGEOT specifiekeproducten aan.
Vermijd het schoonmaken van de motor om de elektrische systemen niette beschadigen.
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL) In het geval van een lege brandstoftank is het noodzakelijk hetbrandstofsysteem te ontluchten:
- Vul de brandstoftank met mini- maal vijf liter diesel.
- Bedien de handpomp van de ont- luchting (onder de beschermkap in de motorruimte) tot u brandstof inde transparante slang ziet komen.
- Houd de sleutel in de stand "D" (starten) tot de motor aanslaat.
BRANDSTOFAFSLUITER (BENZINE) Bij een zware aanrijding wordt de brandstoftoevoer door de brandstof-afsluiter onderbroken. Druk op de knop van de brandstofaf- sluiter bij de rechter veerpoot onderde motorkap om de brandstoftoevoerte herstellen.
Page 105 of 128
22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE99
WIEL VERWISSELEN Parkeren van de auto
- Zet de auto, voor zover mogelijk,
op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
- Trek de handrem aan, zet het contact uit en schakel de eersteversnelling of de achteruit in.
Toegang tot het reservewiel en dekrik Het reservewiel bevindt zich in een metalen houder aan de achterzijdeonder de auto.
- Neem de krik en de wielsleutel 1
uit de opbergruimte bij het rechter achterwiel. - Draai de bout van de reservewielhouder in de buurt van het vergrendelings-
systeem met de wielsleutel 1los.
- Til de reservewielhouder iets op, duw de haak naar achteren en laat de reser- vewielhouder zakken.
- Neem het wielblok 2uit het reservewiel.
Wiel demonteren
- Blokkeer het wiel aan de achterzijde kruislings tegenover het te verwisselen wiel met het wielblok 2.
- Verwijder de wieldop door de wielsleutel 1in de opening voor het ventiel te
steken en de wieldop los te trekken.
- Draai de wielbouten iets los.
- Plaats de krik in ŽŽn van de 4 daarvoor bestemde kriksteunen Abij het
te verwisselen wiel onder de auto. Controleer of het uiteinde van de krik over
het gehele oppervlak steunt op de grond.
- Krik de auto op, draai de wielbouten geheel los en verwijder het wiel.
Page 106 of 128
22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
100
Wiel monteren
- Breng het wiel aan en draai de wielbouten met de sleutel enigszins vast.
- Laat de krik zakken en verwijder deze dan.
- Draai de wielbouten met de sleutel vast.
- Plaats de wieldop, begin bij de opening voor het ventiel en druk de wieldop rondom met de hand vast.
Reservewiel in reservewielhouder plaatsen
- Plaats het wielblok 2weer in het reservewiel.
- Plaats het wiel in de reservewielhouder.
- Til het wiel met de houder omhoog en plaats de haak.
- Vergeet niet de bout van de reservewielhouder geheel aan te draaien.
- Berg de wielsleutel 1en de krik op.
Verwissel een wiel uit vei- ligheidsoverwegingenalleen:
- op een horizontale, stabiele en stroeve ondergrond,
- met aangetrokken handrem,
-de 1 e
versnelling of de achteruit
is ingeschakeld,
- blokkeer de auto,
- ga nooit onder een auto liggen die alleen op de krik steunt, (gebruik bokken).
Na het verwisselen van het wiel
- Laat zo snel mogelijk het aan- haalmoment van de wielbouten en de bandenspanning van het
reservewiel door een PEUGEOT-servicepunt controleren.
- Laat de lekke band zo spoedig mogelijk repareren en verwisselhem met het reservewiel.
Page 107 of 128
22-12-2003
Slotbouten* Als de wielen van uw auto zijngemonteerd met slotbouten (ŽŽn perwiel), draai de bouten dan los metbehulp van ŽŽn van de twee specialedopsleutels (die u bij aflevering vande auto zijn overhandigd samen metde extra sleutels en de codekaart) ende wielsleutel. Opmerking: Noteer zorgvuldig het
codenummer dat in de dopsleutel is gegraveerd. Hiermee is het mogelijkeen extra dopsleutel te bestellen bij
uw dealer.
* Volgens uitvoering en land van bestemming.
BIJZONDERHEDEN
LICHTMETALEN VELGEN Plaatsen van het reservewiel Indien uw auto is voorzien van een reservewiel met stalen velg is hetnormaal
dat bij het monteren de rin-
gen van de bouten de velg niet
raken. Als de bouten volledig zijnaangedraaid zorgt het conischedraagvlak van de bouten voor debevestiging van het reservewiel. Montage van winterbanden Indien u uw auto voorziet van winter- banden met stalen velgen, is hetnoodzakelijk speciale bouten te
gebruiken die verkrijgbaar zijn bij uw
PEUGEOT-servicepunt.
PRAKTISCHE INFORMATIE 101
Page 108 of 128
22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
102
LAMPEN VERVANGEN Koplampen
1 - Dimlicht/grootlicht (H4-60/55 W)
Draai de beschermkap Alos en verwijder hem.
Neem de stekker los.
Maak de borgveer los.
Vervang de lamp. 2 - Parkeerlicht (W 5 W)
Draai de beschermkap Alos en verwijder hem.
Trek de lamphouder naar achteren.
Vervang de lamp.
3 - Richtingaanwijzer (PY 21 W amberkleurig) Draai de lamphouder B een kwart omwenteling en trek
hem los.
Vervang de lamp.
Opmerking: Onder bepaalde klimatologische omstandigheden
(lage temperaturen, vocht), ontstaat er condensvorming aan
de binnenzijde van het glas van de lampen ; dit verdwijnt
binnen enkele minuten na het inschakelen van de verlichting.
Page 109 of 128
22-12-2003
Zijknipperlichten
(WY 5 W amberkleurig)
- Druk het zijknipperlicht naarvoren of naar achteren en trek het geheel los.
- Draai de lamphouder een kwart omwenteling.
- Vervang de lamp.
De amberkleurige lampen (richtingaanwijzers en zij-knipperlichten) moetenworden vervangen door
lampen met dezelfde kleur eneigenschappen.
Gebruik uitsluitend H4-lampen van de onder-staande merken:
- GE/TUNGSRAM
- PHILIPS
- OSRAM
om beschadiging van de lichtunits te voorkomen. Deze voldoen aan de specificaties
(UV-norm) voor een goede enbetrouwbare werking van de ver-lichting. De koplampunits zijn voorzien van een glas van polycarbonaat meteen speciale vernislaag. Reinigde koplampen nooit met eendroge of schurende doek engebruik geen oplosmiddelen. Gebruik een vochtige en zachte doek.
PRAKTISCHE INFORMATIE 103
Page 110 of 128
22-12-2003
PRAKTISCHE INFORMATIE
104
Achterlichten
1 - Mistachterlicht (P 21 W).
2 - Richtingaanwijzer (P 21 W).
3 - Achteruitrijlicht (P 21 W).
4 - Rem-/achterlicht (P 21/5 W).
Open de achterklep/-deur.
Draai de moer Alos.
Maak de twee bevestigingsclips aan de zijkant los door de achter-lichtunit voorzichtig in de richtingvan het interieur te duwen.
Neem de stekkers los en verwij-der de achterlichtunit.
Maak de lamphouder los door denokken Bin te drukken.
Vervang de defecte lamp.
Beschermingsrooster achterlicht Draai de vleugelmoeren Clos en
verwijder het beschermingsrooster.
Kentekenplaatverlichting
(W 5 W)
Verwijder het lampglas om de defecte lamp te kunnen vervangen.