ESP Seat Arona 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Arona, Model: Seat Arona 2017Pages: 320, PDF Size: 6.73 MB
Page 18 of 320
De essentie
● De s
l
eutelbaard van de wagensleutel uit-
klappen ›››
pag. 127.
● Steek de sleutelbaard in de onderste ope-
ning v
an de klep op de portiergreep aan be-
stuurderzijde ››› afb. 4 (pijl) en licht de klep
op.
● Voer de sleutelbaard in de slotcilinder en
ontgrendel
of vergrendel de wagen.
Bijzonderheden
● Het alarmsysteem blijft geactiveerd bij ont-
grendelde w
agens. Het alarm zal echter nog
niet afgaan ›››
pag. 136.
● Na het openen van portier aan bestuur-
dersz
ijde heeft u 15 sec. om het contact in te
schakelen. Daarna gaat het alarm af.
● Contact inschakelen. De elektronische weg-
rijblokkerin
g herkent een geldige sleutel en
schakelt het alarmsysteem uit. Let op
Het alarmsysteem wordt niet geactiveerd
wanneer de w ag
en met de sleutelbaard ver-
grendeld wordt ›››
pag. 136. Noodvergrendeling van de portieren
z
onder s
lot
cilinder Afb. 5
Portier noodvergrendelen. Als de centrale vergrendeling uitvalt, moeten
de por
tier
en
zonder slotcilinder apart worden
vergrendeld.
Aan de voorzijde van het bijrijdersportier zit
een noodvergrendeling (alleen zichtbaar bij
geopend portier).
● Afdekkap uit de opening trekken.
● De sleutel in de gleuf in de binnenkant ste-
ken en naar r
echts (rechterportier) resp. naar
links (linkerportier) draaien tot tegen de aan-
slag.
Nadat het portier is vergrendeld, kan het por-
tier niet meer van buitenaf worden geopend.
Het portier kan van binnenuit worden ont-
grendeld en geopend door eenmaal aan de
slotgreep te trekken. Achterklep
Afb. 6
Achterklep: greep De werking van de achterklepontgrendeling
i
s
el
ektrisch*. Deze wordt geactiveerd door
licht te drukken op de greep ››› afb. 6.
Dit systeem is al dan niet operationeel naar-
gelang de status van de wagen.
Als de achterklep vergrendeld is, kan ze niet
geopend worden; is ze echter ontgrendeld,
dan is de ontgrendeling operationeel en kan
ze geopend worden.
Om de status vergrendelen/ontgrendelen te
wijzigen, drukt u op de drukknop of op de
toets ››› afb. 2 van de sleutel met afstands-
bediening.
Is de achterklep open of niet juist gesloten,
dan wordt dit op het display van het instru-
mentenpaneel weergegeven.* Als bij het be-
reiken van een snelheid van 6 km/u (4 mph) 16
Page 21 of 320
De essentie
Rugleuning schuiner zetten: draai aan
het bedienin
g
sknop.
››› in Voorstoelen verstellen op
pag. 151 Hoofdsteun verstellen
Afb. 14
Voorstoel: hoofdsteun verstellen. ●
Druk om de hoofdsteun hoger of lager te
z ett
en op de knop aan de
zijkant 1 , schuif
hem omhoog of om
l
aag tot hij in de gewen-
ste stand vastklikt.
››› in Voorste hoofdsteunen verstellen
op pag. 151
››› pag. 76, ››› pag. 151 3
Veiligheidsgordel verstellen
Afb. 15
De slotgesp van de veiligheidsgordel
aanbr en
g
en en verwijderen. Afb. 16
Juist verloop van de gordelband en
een juis t
e stand van de hoofdsteun van voren
en opzij gezien. Om de veiligheidsgordel te verstellen bij de
s
c
houder
, regelt u de hoogte van de stoelen.
Het schoudergedeelte goed in het midden,
nooit over de hals. De veiligheidsgordel ligt
vlak en strak op het bovenlichaam.
Het heupgedeelte loopt over het bekken,
nooit over de buik. De veiligheidsgordel ligt
vlak en strak op het bekken.
››› pag. 80
››› pag. 82 19
Page 37 of 320
De essentieMenuSubmenuInstelling mogelijkBeschrijving
Service–Chassisnummer, datum volgende SEAT Controleservice, datum volgende Onderhouds-
service›››
pag. 41
Fabrieksinstellingen–Alle instellingen, hulpsystemen voor de bestuurder, parkeren en manoeuvreren, ver-
lichting, ruitenwissers, openen en sluiten, multifunctie-scherm kunnen teruggezet
worden–
››› in Menu WAGEN op pag. 121
›››
pag. 120 Bestuurdersinformatiesysteem
Inl eidin
gBij ingeschakeld contact is het mogelijk de
ver
s
chillende functies van het display te
raadplegen door te navigeren door de me-
nu's.
Bij wagens met multifunctiestuurwiel kan de
multifunctie-indicatie uitsluitend worden be-
diend via de knoppen aan dat stuurwiel.
Het aantal menu's dat weergegeven wordt op
het display van het instrumentenpaneel vari-
eert naargelang de elektronica en uitvoering
van de wagen.
Bij een gespecialiseerde dealer kunnen func-
ties geprogrammeerd of gewijzigd worden volgens de uitvoering van de wagen. Geadvi-
seerd w
or
dt om naar de werkplaats van een
officiële SEAT dealer te gaan.
Een aantal opties van het menu kan enkel ge-
raadpleegd worden wanneer het voertuig stil-
staat.
Zolang een waarschuwing met hoogste prio-
riteit 1 weergegeven wordt op het scherm,
kunnen de menu's niet getoond worden
››› pag. 39. Bepaalde waarschuwingen kun-
nen worden bevestigd via de ruitenwisser-
hendel of de knop op het multifunctiestuur-
wiel; deze verdwijnen dan.
Het informatiesysteem biedt ook de volgende
informatie en aanwijzingen (volgens de uit-
rusting van de wagen):
Ritgegevens ››› pag. 37
■ Multifunctie-indicatie vanaf het vertrek
■ Multifunctie-indicatie vanaf het tanken
■ Multifunctie-indicatie berekening totaal
Assistenten ››› pag. 38
Navigatie ››› brochure Navigatiesysteem Audio
››› brochure Radio of › ›› brochure Navi-
gatiesysteem
Telefoon ››› brochure Radio of ››› brochure Na-
vigatiesysteem
Staat van de wagen ››› pag. 33 ATTENTIE
Iedere afleiding kan tot een ongeval leiden
met het d
aaraan verbonden risico van ver-
wondingen.
● De knoppen e.d. van het instrumentenpa-
neel niet tijden
s het rijden bedienen. 35
Page 41 of 320
De essentie
Aanwijzingen op het scherm Mot ork
ap
, achterklep en portieren ge-
opend Afb. 46
A: motorkap open; B: achterklep
open; C: por tier link
s
voor open; D: portier
rechtsvoor open (alleen bij wagens met 5 por-
tieren). Als het contact wordt ingeschakeld resp. tij-
den
s
het
rijden worden in het display in het
instrumentenpaneel de portieren, de motor- kap en de achterklep weergegeven als deze
open zijn; in d
at geval wordt tevens een
akoestisch signaal gegeven. Afhankelijk van
de uitvoering van het instrumentenpaneel,
kan de voorstelling variëren.
Afbeel- dingLegenda van ››› afb. 46
A Niet verder rijden!
De motorkap staat open of is niet goed
gesloten ››› pag. 278.
B Niet verder rijden!
De achterklep staat open of is niet goed
gesloten ››› pag. 16.
C, D Niet verder rijden!
Een portier van de wagen staat open of
is niet goed gesloten ››› pag. 129.
›››
pag. 116 Waarschuwings- en informatieberich-
t
en Bij het inschakelen van het contact of tijdens
het
rijden w
or
den enkele functies en wagen-
componenten gecontroleerd op hun toe-
stand. De storingen in de werking worden
weergegeven op het display door middel van
rode en gele symbolen, alsook door berich-
ten op het display van het instrumentenpa-
neel ( ›››
pag. 119
››› pag. 45) en in be- paalde gevallen door middel van akoestische
signal
en. Afhankelijk van de uitvoering van
het instrumentenpaneel, kan de voorstelling
variëren.
Waarschuwing met prioriteit 1 (rode symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
Zet de wagen stil! Gevaar ››› in Waarschuwings-
symbolen op pag. 120!
De functie met de storing controleren en de storing ver-
helpen. Roep indien nodig de hulp in van gespeciali-
seerd personeel.
Waarschuwing met prioriteit 2 (gele symbolen)
Symbool knippert of brandt; deels in combinatie met ge-
luidssignalen.
De storing in een functie of het te lage vloeistofpeil kan
schade aan de wagen veroorzaken en die kan uiteinde-
lijk defect raken! ›››
in Waarschuwingssymbolen op
pag. 120.
Controleer de functie met storing zo snel mogelijk. Roep
indien nodig de hulp in van gespecialiseerd personeel.
Informatietekst
Informatie met betrekking tot de verschillende proces-
sen van de wagen.
›››
pag. 119 39
Page 42 of 320
De essentie
Indicatie van de versnellingen Afb. 47
Instrumentenpaneel: indicatie van de
v er
s
nellingen (schakelbak). Aanbevolen versnelling
Tijden
s
het
rijden kan op het display van het
instrumentenpaneel de aanbevolen versnel-
ling worden getoond om brandstof te bespa-
ren ›››
pag. 196.
Buitentemperatuurmeter Wanneer de buitentemperatuur lager is dan
+4°C
(+39°F), w
or
dt naast deze temperatuur
het symbool (waarschuwing risico op ijzel)
weergegeven. Aanvankelijk knippert dit sym-
bool en dan blijft het continu branden tot de
buitentemperatuur hoger is +6°C (+43°F)
››› in Elementen op het display op
p ag. 117 . W
anneer de wagen stilstaat of bij het rijden
met z
eer lage snelheid, is het mogelijk dat de
aangegeven temperatuur iets hoger is dan de
werkelijke buitentemperatuur, vanwege de
warmte die de motor afgeeft.
Het meetbereik van de temperatuur gaat van
-40°C tot +50°C (-40°F tot +122°F).
Motorolietemperatuurmeter De motor heeft onder normale rijomstandig-
heden de bedrijfs
t
emperatuur bereikt als de
motorolietemperatuur tussen 80°C (178°F)
en 120°C (248°F) ligt. Bij een hoge motorbe-
lasting of een hoge omgevingstemperatuur
kan de motorolietemperatuur toenemen. Dit
heeft verder geen consequenties zolang
geen melding verschijnt op het display via de
controlelampjes ››› Tab. op pag. 47 of
›››
Tab. op pag. 47.
In wagens zonder multifunctiestuurwiel
● Druk op de tuimelschakelaar ››
›
afb. 44 2 totdat het hoofdmenu verschijnt. Ga naar
Rijgegevens . Gebruik
de t
oets 2 om naar
de mot or
o
lietemperatuurindicatie te gaan.
In wagens met multifunctiestuurwiel
● Ga naar het submenu Rijgegevens en
draai aan het k
artelwieltje tot de indicatie
van de olietemperatuur verschijnt. Extra verbruikers ●
Bediening met de ruitenwisserhendel*:
druk op de t uimel
schakelaar ››› afb. 44 2 tot
het hoof dmenu
verschijnt. Ga naar het ge-
deelte Rijgegevens . Gebruik de tuimel-
schakelaar om naar de weergave Comfort-
verbruikers te gaan.
● Bediening met het multifunctiestuurwiel*:
beweeg met
de toets 1 of
2 tot
Rijgege-
vens en beve s
tig met OK. Draai aan het
rechter kartelwieltje totdat de weergave Com-
fortverbruikers verschijnt.
Het actuele verbruik van alle extra verbrui-
kers samen wordt bovendien grafisch weer-
gegeven.
Besparingstips In omstandigheden waarin het brandstofver-
bruik
t
oeneemt, w
orden besparingstips ge-
geven. Volg ze op om uw verbruik te beper-
ken. Deze indicaties verschijnen automatisch
en worden uitsluitend weergegeven in het ef-
ficiencyprogramma. Na een tijdje verdwijnen
de tips automatisch.
Als u een besparingstip wilt verbergen zodra
deze verschijnt, drukt u op een willekeurige
toets op de ruitenwisserhendel* / het multi-
functiestuurwiel*. 40
Page 43 of 320
De essentie
Let op
● Als
een besparingstips is verborgen, wordt
deze weer weergegeven zodra het contact
weer wordt ingeschakeld.
● De besparingstips worden niet voortdurend
weerg
egeven, maar incidenteel. Snelheidswaarschuwingssysteem
Het snelheidswaarschuwingssysteem geeft
een waar
s
chuwing als de bestuurder de op-
geslagen maximumsnelheid overschrijdt met
ongeveer 3 km/u (2 mph). Er klinkt een
akoestisch waarschuwingssignaal en op het
display in het instrumentenpaneel verschij-
nen gelijktijdig het controlelampje en de
aanwijzing voor de bestuurder ingestelde
snelheid bereikt! Het controlelampje
gaat weer uit zodra de snelheid wordt ver-
laagd tot onder de opgeslagen limietsnel-
heid.
De programmering van de snelheidswaar-
schuwing wordt aanbevolen indien men een
bepaalde maximumsnelheid wenst aan te
houden, zoals bij het rijden in een land met
verschillende snelheidslimieten of bij een
maximumsnelheid voor de winterbanden. Waarschuwingslimiet instellen
De w
aar
schuwingslimiet kan worden gepro-
grammeerd, gewijzigd en gewist via de radio
of het Easy Connect*-systeem.
● Wagens met radio : druk op de knop SETUP > bedieningsknop Assistentie voor
de bestuurder > Snelheidswaarschu-
wing .
● Wagens met Easy Connect : druk op de be-
dienin g
sknop Systemen of Wagensyste-
men > Assistentie voor de bestuur-
der > Snelheidswaarschuwing .
De limiet voor snelheidswaarschuwing kan
worden ingesteld van 30 tot 240 km/u (20
tot 149 mph). De instelling vindt plaats in
stappen van telkens 10 km/u (5 mph). Let op
● Onafh ank
elijk van het snelheidswaarschu-
wingssysteem moet u met behulp van de
snelheidsmeter erop letten dat u zich aan de
wettelijk voorgeschreven maximumsnelheid
houdt.
● Het snelheidswaarschuwingssysteem is
voor bepaa
lde landen zodanig geconstrueerd
dat dit standaard een waarschuwing geeft bij
120 km/u (75 mph). Deze waarschuwingsli-
miet is af fabriek ingesteld. Onderhoudsintervallen
Afb. 48
Instrumentenpaneel De service-intervalindicatie wordt weergege-
v
en op het
di
splay van het instrumentenpa-
neel ››› afb. 48 1 .
Bij S
EA
T wordt onderscheid gemaakt tussen
servicebeurten met motorolieverversing (bijv.
Olie Service) en servicebeurten zonder moto-
rolieverversing (bijv. Inspectie Service).
In wagens met Service volgens de tijd of de
kilometerstand zijn de service-intervallen al
vooraf ingesteld.
In wagens met LongLife Service worden de
intervallen afzonderlijk bepaald. Dankzij de
technische vooruitgang is het onderhouds-
werk aanzienlijk verminderd. Met de techno-
logie die SEAT toepast hoeft met deze service » 41
Page 59 of 320
De essentie
MotoroliespecificatiesMotorsoortFlexibele service (lange duur)Vaste service (volgens tijd of kilometerstand)
BenzinemotorenVW 508 00
VW 504 00 a)VW 504 00
VW 502 00 b)
Dieselmotoren met roetfilter (DPF) c)VW 507 00VW 507 00
a)
Het gebruik van motorolie conform specificatie VW 504 00 in plaats van VW 508 00 kan de uitlaatgaswaarden iets verslechteren.
b) Indien de kwaliteit van de brandstof beschikbaar in het land niet voldoet aan de normen EN 228 (voor benzine) en EN 590 (voor diesel).
c) Enkel aanbevolen olie, zo niet kan schade aan de motor optreden.
››› in Motorolie verversen op pag. 283
››› pag. 281 Koelvloeistof
Afb. 66
Motorruimte: vuldop van het koel-
vloeis t
ofexpansiereservoir. Het reservoir van koelvloeistof bevindt zich in
de motorruimt
e ›
›› pag. 280.
Vul de vloeistof bij koude motor bij wanneer
het peil lager is dan .
Koelvloeistofspecificatie
Het koelsysteem van de motor bevat stan-
daard vanaf de fabriek een mengsel van spe-
ciaal behandeld water en ten minste 40% ad-
ditief G13 (TL-VW 774 J), met een lila kleur.
Dit mengsel biedt niet alleen bescherming te-
gen vriestemperaturen tot -25°C (-13°F),
maar beschermt ook de lichtmetalen onder-
delen van het koelsysteem van de motor te-
gen corrosie. Bovendien voorkomt dit meng-
sel kalkaanslag en wordt het kookpunt van
de koelvloeistof beduidend hoger.
Om het koelsysteem te beschermen, moet
het percentage additief altijd minstens 40%
zijn, zelfs bij hoge temperaturen en een
warm klimaat, en er geen antivriesbescher-
ming nodig is. Indien wegens het klimaat meer bescher-
ming nodig is, k
an het aandeel van additief
verhoogd worden, maar enkel tot 60%; an-
ders daalt de antivriesbescherming en is de
koeling dus minder goed.
Wanneer u koelvloeistof bijvult, moet er een
mengsel van gedestilleerd water en minstens
40% van het additief G13 of G12 plus-plus
(TL-VW 774 G) (beide lila) worden gebruikt
om een optimale bescherming tegen corrosie
te hebben ››› in Antivries/water bijvullen
op pag. 285 . Het
mengen van G13 met de
koelvloeistoffen van de motor G12 plus (TL-
VW 774 F), G12 (rood) of G11 (groenblauwe
kleur) zal ervoor zorgen dat er een aanzienlijk
lagere bescherming tegen corrosie is, het-
geen vermeden dient te worden ››› in Anti-
vries/w at
er bijvullen op pag. 285. » 57
Page 64 of 320
De essentie
● Zet
de luc
htcompressor aan met de
ON/OFF-schakelaar ››› afb. 73 5 .
● Laat de luchtcompressor draaien tot een
druk
v
an 2,0-2,5 bar (29-36 psi/200-250
kPa) wordt bereikt. Maximaal 8 minuten .
● Sluit de luchtcompressor af.
● Indien de aangegeven druk niet wordt be-
reikt, draait
u de vulslang los van het ventiel.
● Beweeg de wagen 10 m zodat het afdicht-
middel w
ordt verdeeld in de band.
● Draai de vulslang van de compressor op-
nieuw op het
ventiel.
● Herhaal het proces voor het oppompen.
● Als ook dan de druk niet wordt bereikt, ver-
keert
de band in slechte staat. Zet de wagen
stil en roep de hulp in van gespecialiseerd
personeel.
● Sluit de luchtcompressor af. Draai de vul-
slan
g los van het bandventiel.
● Wanneer de bandenspanning tussen
2,0-2,5 bar ligt, rijdt
u verder met een snel-
heid onder 80 km/u (50 mph).
● Controleer de bandenspanning opnieuw na
10 minuten ››
› pag. 97.
››› in Bandenafdichtset TMS (Tyre Mo-
bility System)* op pag. 96
››› pag. 96 Een wiel verwisselen
Ger el
at
eerde video Afb. 74
Wielen Wagengereedschap
Afb. 75
Onder de afdekking van de laadvloer
v an de b
ag
ageruimte: wagengereedschap. Adapter voor wielboutbeveiliging*
Sl
eepoog
W iel
sleutel*
Krikhendel
1 2
3
4 Krik*
Haak
v
oor centrale wieldoppen*
Klem voor de doppen van de wielbouten.
››› in Wagengereedschap op pag. 95
››› pag. 95 Centrale wieldop van stalen velg*
Afb. 76
Juiste plaatsing van de centrale wiel-
dop v
oor s
talen velgen. Om bij de wielbouten te komen, moeten de
c
entr
al
e wieldoppen verwijderd worden.
Verwijderen
● Zet de draadhaak (wagengereedschap
›››
afb. 75 6 ) in een van de uitsparingen van
de c entr
al
e wieldop.
5 6
7
62
Page 69 of 320
De essentie
veilige wijze op in de kofferbak ››
›
pag.
157.
● Controleer de spanning van het wiel dat u
heeft g
emonteerd zo snel mogelijk.
● Bij wagens met bandenspanningsindicatie
moet u de sp
anning wijzigen en opslaan in
››› pag. 293.
● Controleer zo snel mogelijk met een mo-
mentsleut
el of het aanhaalmoment van de
wielbouten 120 Nm is. Rijd tot dan uiterst
voorzichtig.
● Vervang het defecte wiel zo snel mogelijk.
Sneeuwkettingen Handeling Sneeuwkettingen mogen alleen op de voor
-
wi e
len worden gemonteerd.
● Controleer of corrigeer na enkele meter zo
nodig de beves
tiging van de sneeuwkettin-
gen, volgens de aanwijzingen van de fabri-
kant.
● Let op de maximumsnelheid van 50 km/u
(30 mph).
● Als het gevaar bestaat dat u toch vast komt
te z
itten ondanks dat u sneeuwkettingen
heeft gemonteerd, wordt geadviseerd om de
antislipregeling op de aangedreven wielen (ASR) in de ESC
›››
pag. 182 uit te scha-
kelen.
Bij winterse wegomstandigheden verbeteren
sneeuwkettingen niet alleen de grip, maar
ook het remgedrag.
Het gebruik van sneeuwkettingen is om tech-
nische redenen alleen op bepaalde
velg/band-combinaties toelaatbaar:
195/60 R16Kettingen met schakels van max. 13.5
mm Als u sneeuwkettingen gebruikt, moet u
ev
ent
ueel
gebruikte wieldoppen en velgens-
ierringen verwijderen.
Als u over sneeuwvrije trajecten rijdt, de ket-
tingen verwijderen. Anders beïnvloeden ze
de wegligging, beschadigen ze de banden en
zijn ze snel versleten. ATTENTIE
De sneeuwkettingen moeten correct gespan-
nen wor den,
volgens de aanwijzingen van de
fabrikant hiervan. Op deze wijze worden con-
tacten van de kettingen met de wielkast voor-
komen. Noodslepen van de wagen
Sl epen Afb. 84
Voorbumper rechts: sleepoog. Afb. 85
Achterbumper rechts: sleepoog. Sleepogen
M
aak
de s
tang of kabel vast aan de sleep-
ogen. » 67
Page 74 of 320
Veiligheid
Veiligheid
V ei
lig rijden
V
eilig op weg In dit hoofdstuk vindt u belangrijke informa-
tie, tips, s
ug
gesties en waarschuwingen die
u moet lezen en opvolgen in uw eigen belang
en dat van uw passagiers. ATTENTIE
● In dit hoof d
stuk vindt u belangrijke infor-
matie over hoe u en uw bijrijders met uw wa-
gen om kunnen gaan. De overige belangrijke
informatie die u moet kennen voor uw eigen
veiligheid en voor de veiligheid van uw bijrij-
ders, vindt u ook in de andere hoofdstukken
van uw wagendocumentatie.
● Zorg ervoor dat de complete wagendocu-
mentatie altijd in u
w wagen ligt. Dit geldt in
het bijzonder wanneer u de wagen aan ande-
ren uitleent of verkoopt. Rijadviezen
V óór elk e rit Let vóór elke rit op de volgende punten voor
u
w eig
en
veiligheid en die van uw bijrijders: –
Zorg er
voor dat de verlichting en de knip-
perlichten van uw wagen optimaal werken.
– Controleer de bandenspanning.
– Zorg ervoor dat alle ruiten een helder en
goed z
icht naar buiten bieden.
– Ervoor zorgen dat de bagage goed vastzit
›››
pag. 157.
– Zorg ervoor dat geen enkel voorwerp de be-
diening v
an de pedalen kan belemmeren.
– Spiegels, voorstoel en hoofdsteun verstel-
len naar
gelang uw lichaamslengte.
– Zorg dat de passagier op de middelste zit-
plaats
van de achterbank de hoofdsteun in
gebruiksstand heeft staan.
– Bijrijders erop wijzen de hoofdsteunen
naarg
elang hun lichaamslengte te verstel-
len.
– Kinderen beschermen met een geschikt
kinderz
itje en een op een juiste wijze om-
gegespte veiligheidsgordel ››› pag. 90.
– Juiste zithouding aannemen. Ook bijrijders
erop wijz
en de juiste zithouding aan te ne-
men ››› pag. 73.
– Steeds de veiligheidsgordel juist omges-
pen. Ook bijrijder
s erop wijzen de veilig-
heidsgordel juist om te gespen ›››
pag.
78. Factoren die op de veiligheid van in-
vloed zijn Als bestuurder draagt u de verantwoordelijk-
heid v
oor uz
elf en uw bijrijders. Als u afgeleid
bent of uw vermogens aangetast zijn door
een bepaalde omstandigheid, brengt u uzelf
en ook andere verkeersdeelnemers in gevaar
››› , om deze reden:
– U niet laten afleiden van het verkeer bijv.
door uw b ijrijder
s of een telefoongesprek.
– Nooit rijden als uw rijvaardigheid is beïn-
vloed (bij v
. door medicijnen, alcohol,
drugs).
– Verkeersregels en de aangegeven snelhe-
den aanhouden.
– De snelheid altijd aan de weg-, verkeers-
en weersoms
tandigheden aanpassen.
– Tijdens lange ritten regelmatig pauzeren -
ten mins
te eens in de twee uur.
– Indien mogelijk niet rijden wanneer u moe
bent of onder tijd
sdruk staat. ATTENTIE
Als u afgeleid bent of uw vermogens aange-
ta s
t zijn door een bepaalde omstandigheid,
wordt de kans op ongevallen en verwondin-
gen groter. 72