ESP Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 199 of 348

Rijden
Niet het hele jaar met wint
erb anden
rijden,
want dat kost tot 10% meer brandstof.
Onnodige ballast vermijden
Omdat elke kilogram meer gewicht het
brandstofverbruik verhoogt, is het lonend om
de bagageruimte te controleren op onnodige
ballast.
Aangezien de imperiaal de luchtweerstand
van de wagen verhoogt, dient u deze te ver-
wijderen als u deze niet gebruikt. Daarmee
bespaart u bij een snelheid van 100-120
km/u (62-75 mpu) ongeveer 12% op het
brandstofverbruik.
Stroom besparen
De motor drijft de wisselstroomdynamo aan,
die stroom genereert. Dit betekent dat een
toename in stroomverbruik ook een toename
in brandstofverbruik betekent! Schakel dan
ook elektrische verbruikers die niet nodig
zijn uit. Grote stroomverbruikers zijn onder
meer de aanjager van de ventilatie (in de
hoogste stand), de achterruitverwarming en
de stoelverwarming*. Motormanagement en uitlaat-
gasreinigin
gssysteem
Inleiding tot thema ATTENTIE
● Vanw e
ge de hoge temperaturen die in het
uitlaatgasreinigingssysteem (katalysator of
roetfilter voor dieselmotoren) kunnen voorko-
men, mag u de wagen niet boven licht ont-
vlambaar materiaal parkeren (bijv. wei of bos-
rand). - brandgevaar!
● Geen conserveringsmiddelen gebruiken
voor voor de bodem
van de wagen in de zone
bij de uitlaat - brandgevaar! Let op
Als de controlelampjes , , of b lij-
v
en branden, kunnen er storingen in de motor
optreden, kan het brandstofverbruik toene-
men, en is het mogelijk dat de motor vermo-
gen verliest. Katalysator
3 Geldt voor wagens met benzinemotor
Er m ag al
leen loodvrije benzine worden ge-
tankt, omdat anders de katalysator kapot-
gaat.
De tank mag nooit helemaal worden leegge-
reden, omdat dit dan door de onregelmatige brandstofvoorziening tot overslaan van de
ontstek
in
g kan leiden. In dat geval komt on-
verbrande benzine in het uitlaatsysteem, het-
geen tot oververhitting en beschadiging van
de katalysator kan leiden.
Roetfilter 3 Geldt voor wagens met dieselmotor
Het r oetfi
lter voor dieselmotoren filtert vrijwel
alle roetdeeltjes uit de uitlaatgassen. Tijdens
normaal rijden wordt het filter vanzelf gerei-
nigd. Het roetfilter bij dieselmotoren regene-
reert automatisch; er is geen controlelampje
dat dit aangeeft. Het is mogelijk dat u
een verhoging van het motortoerental bij sta-
tionair draaien opmerkt en een bepaalde
geur ruikt.
Als de automatische reiniging van het filter
niet wordt uitgevoerd (bijv. omdat u steeds
korte afstanden rijdt met de wagen), hopen
zich roetdeeltjes op in het filter en gaat het
controlelampje van het roetfilter bij die-
selmotoren branden.
Om dan de automatische reiniging van het
filter mogelijk te maken, gaat u als volgt te
werk: rijd gedurende ca. 15 minuten met een
snelheid van minimaal 60 km/u (37 mpu) in
de 4e of 5e versnelling (automatische trans-
missie: keuzehendelstand S). Houd het mo-
tortoerental op ca. 2000 tpm. Door de tempe-
ratuurverhoging wordt het roet in het filter »
197
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 200 of 348

Bedienen
verbrand. Zodra de reiniging is afgerond,
g aat
het c
ontrolelampje uit. Mocht het con-
trolelampje niet uitgaan, ga dan naar de
werkplaats van een officiële SEAT dealer en
laat het defect herstellen.
Vermogensregeling* Het controlelampje dient ter controle van de
motorre
g
eling bij benzinemotoren.
Het controlelampje (Electronic Power Con-
trol) gaat ter controle branden als u het con-
tact inschakelt. Het lampje moet na het aan-
slaan van de motor uitgaan.
Treedt tijdens het rijden een storing op in de
elektronische motorregeling, dan gaat het
controlelampje branden. Zo snel mogelijk
een gespecialiseerde werkplaats opzoeken
en de motor laten controleren.
Uitlaatgascontrolesysteem* Controlelampje knip
per
t:
Door een s l
echt draaiende motor kan de ka-
talysator worden beschadigd. Snelheid min-
deren en voorzichtig naar de dichtstbijzijnde
gespecialiseerde werkplaats rijden en de mo-
tor laten controleren. Het controlelampje
gaat branden:
A
ls zich tijdens het rijden een storing voor-
doet die de kwaliteit van de uitlaatgassen
doet afnemen (bijv. lambdasonde defect).
Snelheid minderen en voorzichtig naar de
dichtstbijzijnde gespecialiseerde werkplaats
rijden en de motor laten controleren.
Voorgloeisysteem/motorstoring* Dit controlelampje brandt tijdens het voorver-
warmen v
an de die
selmotor.
Het controlelampje gaat branden
Wanneer het contact wordt ingeschakeld en
het controlelampje brandt, wordt er voor-
gegloeid. Wanneer het controlelampje uit
gaat, kunt u de motor direct weer starten.
Controlelampje knippert
Treedt tijdens het rijden een storing op in de
motorregeling, dan wordt dit aangegeven
door het knipperen van het controlelampje
van het voorgloeisysteem . Zo snel moge-
lijk een gespecialiseerde werkplaats opzoe-
ken en de motor laten controleren. Aanwijzingen voor het rijden
Waden door onder g
elopen wegdelen Om schade aan de wagen te vermijden bij
het rijden door wat
er
, bijv. een ondergelopen
weg, dient rekening gehouden te worden met
het volgende:
● Het water mag in geen geval hoger reiken
dan de onderst
e carrosserierand.
● Rijd stapvoets. ATTENTIE
Na ritten door water, modder, pek enz. kan de
werkin g
van de remmen vanwege natte rem-
schijven en -blokken trager zijn. Om ervoor te
zorgen dat de remmen weer goed werken,
moeten de remmen eerst voorzichtig worden
drooggeremd. VOORZICHTIG
● Het rijden door onderg elopen
zones kan
ernstige schade veroorzaken aan bepaalde
onderdelen van de wagen zoals de motor,
transmissie, het onderstel of het elektrische
systeem.
● Deactiveer voor het waden altijd het
start/s
top-systeem* ››› pag. 199.198
Page 201 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Let op
● Contro l
eer de diepte van het water alvorens
over dat stuk weg te rijden.
● Stop nooit in het water, rijd niet achteruit
daarin en stop nooit
de motor.
● Houd er rekening mee dat wagens die uit
tegen
gestelde richting komen golven kunnen
veroorzaken, waardoor het waterpeil hoger
komt dan het max. peil toegestaan voor uw
wagen.
● Voorkom rijden door zout water (corrosie). Systemen ter ondersteuning
v
an de be
st
uurder
Start/stop-systeem* Beschrijving en werking Het start-stopsysteem kan u helpen brand-
stof
t
e besparen en de CO 2-emissie te beper-
ken.
In de start/stop-stand wordt de motor auto-
matisch afgezet zodra de wagen stil komt te
staan, bijv. voor een verkeerslicht. Het con-
tact blijft ingeschakeld tijdens de periode
van stilstand. Zodra verder gereden kan wor-
den, wordt de motor weer automatisch ge-
start. In deze situatie blijft het licht van de
knop START ENGINE STOP vast branden.
Z odr
a het c
ontact wordt ingeschakeld, wordt
automatisch het start/stop-systeem geacti-
veerd.
Basisvoorwaarden voor start/stop-stand
● Het bestuurdersportier moet gesloten zijn.
● De bestuurder draagt de veiligheidsgordel.
● De motorkap is gesloten.
● De motor heeft een minimale bedrijfstem-
peratuur bereikt
.
● De achteruitversnelling is niet ingescha-
keld. ●
De aut
o st
aat niet op een steile helling. ATTENTIE
● Nooit de motor afz ett
en voordat de wagen
volledig tot stilstand is gekomen. De werking
van de rembekrachtiging en de stuurbekrach-
tiging zijn dan niet meer volledig gegaran-
deerd. U moet dan meer kracht leveren om
het stuurwiel te verdraaien of om te remmen.
Omdat de wagen dus niet zo remt en stuurt
als u gewend bent, kan dit tot ongevallen en
ernstige verwondingen leiden.
● Trek nooit de sleutel uit het contactslot zo-
lang de wag
en in beweging is. Het stuurslot
zou het stuurwiel kunnen blokkeren en u bent
dan niet meer in staat de wagen te besturen.
● Om verwondingen te voorkomen, moet u al-
tijd ervoor z
orgen dat het start/stop-systeem
is uitgeschakeld zodra u in het motorcompar-
timent werkt ››› pag. 201. VOORZICHTIG
Het start/stop-systeem moet altijd uitgescha-
keld z
ijn als u met de wagen door water
waadt ››› pag. 201. De motor starten/afzetten
Wagens met versnellingsbak
– Wanneer de wagen stilstaat, zet u de ver-
snel
ling in de
vrijstand en laat u het koppe-
lingspedaal los. De motor gaat uit. Op het »
199
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 203 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Let op
Als bij wagens met automatische transmissie
de keuzehendel in de s
tand D, N of S wordt
gezet nadat de achteruit is gekozen, moet
eerst weer harder dan 10 km/u (6 mpu) met
de auto zijn gereden voordat het systeem de
motor weer stopt indien nodig. Start/stop-systeem handmatig in- en
uitsc
h
akelen Afb. 169
Middenconsole: knop van het Start-
St op
sys
teem. Als u het systeem niet wilt gebruikt, kunt u
dit
h
andm atig uits
chakelen.
– Om het start/stop-systeem handmatig uit
of in te sc
hakelen, drukt u op de toets .
A l
s het
systeem is uitgeschakeld, blijft het
toetssymbool geel branden. Let op
Het systeem schakelt automatisch weer in
telken s
nadat u de motor zelf heeft uitge-
schakeld tijdens stilstand. De motor start au-
tomatisch. Aanwijzingen voor de bestuurder op
het ins
trument
enpaneel Start/stop-systeem uitgeschakeld.
Motor handmatig starten
Deze aan w
ijzing voor de bestuurder ver-
schijnt wanneer niet aan bepaalde voorwaar-
den is voldaan tijdens de stilstand en het
start/stop-systeem de motor niet opnieuw
kan starten. U moet de motor dan handmatig
starten.
Start/stop-systeem: Storing!
Functie niet beschikbaar
Er is een storing opgetreden in het
start/stop-systeem. Rijd naar een gespeciali-
seerde werkplaats om de storing te laten re-
pareren. Bergafdaalhulp (HDC)
Bes c
hrijving en werking 3 Geldig voor wagens: 4Drive
De ber g
afdaalhulp beperkt de snelheid bij
steile hellingen door automatisch de vier wie-
len te remmen, zowel bij vooruit- als bij ach-
teruitrijden. Het antiblokkeersysteem van de
remmen blijft actief, zodat verhinderd wordt
dat de wielen blokkeren. In wagens met
schakelbak past de bergafdaalhulp de theo-
retische snelheid aan zonder de motor te
remmen onder het stationaire toerental.
Nadat de afdaling van een helling is gestart
met minder dan 30 km/u (18 mpu), wordt de
snelheid beperkt tot een minimum van 2
km/u (1 mpu) en een maximum van 30 km/u
(18 mpu). Wanneer hij dit opportuun acht,
kan de bestuurder de snelheid verhogen of
verlagen binnen de vermelde limiet door het
gas- of rempedaal in te trappen. Op dat mo-
ment wordt de functie onderbroken en daar-
na eventueel opnieuw geactiveerd.
Het is echter onontbeerlijk dat het oppervlak
voldoende grip garandeert. De bergafdaal-
hulp kan daarom bijvoorbeeld niet naar be-
horen werken als een afdaling glad is door ijs
of door olie.
De bergafdaalhulp is beschikbaar wanneer
op het scherm van het instrumentenpaneel
de indicatie wordt getoond. »
201
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 206 of 348

Bedienen
●
De Auto Ho l
d-functie kan de wagen niet al-
tijd bergop stilhouden of bergaf voldoende
remmen, bijv. bij een glad of bevroren weg-
dek. Let op
Voordat u een wasstraat binnenrijdt, schakelt
u de Aut o Hold-f
unctie altijd uit, aangezien de
automatische inschakeling van de elektroni-
sche parkeerrem schade kan veroorzaken. Snelheidsregelsysteem (GRA)*
W erk
ing Afb. 171
Display in het instrumentenpaneel:
s tat
u
saanduidingen van GRA. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 38
De cruise control (GRA) zorgt ervoor dat tij-
dens het vooruit rijden met snelheden vanaf
ongeveer 20 km/u (15 mijl per uur) de gepro-
grammeerde snelheid constant wordt aange-
houden.
De GRA vermindert de snelheid van de wagen
enkel door niet meer te accelereren, niet door
actieve tussenkomst van de remmen ››› .
C ontr
ol
elampje
Wanneer het controlelampje gaat bran-
den, betekent dit dat het snelheidsregelsys-
teem in werking is.
Wanneer het contact wordt ingeschakeld,
gaan sommige controle- en waarschuwings-
lampjes enkele seconden aan terwijl ze een
werkingscontrole uitvoeren. Na enkele secon-
den gaan de lampjes uit.
Weergave op het display van de GRA
Status afb. 171:
GRA tijdelijk uitgeschakeld. De gepro-
grammeerde snelheid wordt in kleine of
donkere cijfers weergegeven.
Systeemfout. Raadpleeg een gespeciali-
seerde werkplaats.
GRA ingeschakeld. Het snelheidsgeheu-
gen is leeg.
A B
C De GRA is actief. De geprogrammeerde
s
nelheid w
ordt
in grote cijfers weergege-
ven. ATTENTIE
Als u met een constante snelheid niet op een
veilig e af
stand van andere weggebruikers
kunt rijden, kan het gebruik van het snel-
heidsregelsysteem tot ongevallen en ernstig
letsel leiden.
● Gebruik het snelheidsregelsysteem nooit in
druk verk
eer, als de veiligheidsafstand onvol-
doende is, op steile wegen, op bochtige of
gladde wegen (sneeuw, ijs, regen of stenen),
en op overstroomde wegen.
● Gebruik het SRS ook nooit buiten de ver-
harde we
gen of op onverharde wegen.
● Pas de snelheid aan en houd een veilige af-
stand aan tot
uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, het klimaat, het wegdek en het ver-
keer.
● Schakel het snelheidsregelsysteem altijd
na gebruik
uit om te voorkomen dat de snel-
heid onverwacht geregeld wordt.
● Het is gevaarlijk weer terug te gaan naar de
opges
lagen snelheid wanneer die snelheid te
hoog is voor de omstandigheden van dat mo-
ment (wegdek, verkeer, weersgesteldheid).
● Bij het bergafwaarts rijden kan het snel-
heidsreg
elsysteem de snelheid niet constant
houden. Door het eigen gewicht van de wa-
gen kan de snelheid toenemen. Schakel terug
of rem de wagen met de voetrem af. D
204
Page 212 of 348

Bedienen
bestuurder, rem dan de wagen met het rem-
pedaal
.
● Indien op het
display van het instrumenten-
paneel een opr
oep tot ingreep van de be-
stuurder weergegeven wordt, regel dan zelf
de afstand.
● De bestuurder moet klaar zijn om zelf op
elk ogenblik
te versnellen of te remmen. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
def ect i s, s
chakel dan de ACC uit. Zo vermijdt
u mogelijke schade. Laat hem in dat geval af-
stellen.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere kenni
s en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan. Let op
● Werkt de A C
C niet zoals in dit hoofdstuk
beschreven wordt, gebruik ze dan niet tot ze
in een gespecialiseerde werkplaats nageke-
ken werd. Om die reden beveelt SEAT aan om
naar een SEAT-dealer te gaan.
● De maximumsnelheid met ingeschakelde
ACC bedr
aagt 210 km/u (150 mph).
● Wanneer de ACC ingeschakeld is, kunnen
vreemde geluiden hoorbaar
zijn tijdens het
automatisch remmen, veroorzaakt door het
remsysteem. Aanwijzingen op het scherm, contro-
l
e- en w
aars
chuwingslampjes Afb. 176
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: (A) A C
C tijdelijk inactief, voorlig-
ger gedetecteerd, tijdelijke afstand ingesteld.
(B) ACC actief, voorligger gedetecteerd, tijde-
lijke afstand wordt ingesteld. Statusweergave op het display
W
eer
gav
e op het display ››› afb. 176:
Voorligger, ACC is inactief.
1 Geselecteerde afstandsbereik, ACC is in-
actief
.
V oorlig g
er gedetecteerd. ACC is actief.
Afstelling van de tijdelijke afstand t.o.v.
de voorligger met een geprogrammeerde
snelheid.
Tijdelijke afstand afgesteld t.o.v. de voor-
ligger met een geprogrammeerde snel-
heid.
Waarschuwings- en controlelampjes
››› in Controle- en waarschuwingslampjes
op p ag. 112
.
De snelheidsafname door de ACC om
de afstand tot de voorligger te behou-
den is onvoldoende.
Rem! trap het rempedaal in! Oproep tot ingreep door be-
stuurder.
ACC is momenteel niet beschikbaar.
a)
Met stilstaande wagen de motor uitschakelen en op-
nieuw inschakelen. Het gebied aan het embleem van
SEAT aan de voorzijde nakijken
››› afb. 177 op vuil, ijs of
schok. Is hij nog altijd onbeschikbaar, vraag dan in een
gespecialiseerde werkplaats om het systeem na te kij-
ken.
a) Het symbool heeft een kleur op het instrumentenpaneel met
kleurendisplay.
2 3
4
5
210
Page 213 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
ACC is actief.
Er wordt geen voorligger gedetecteerd. De geprogram-
meerde afstand blijft constant.
Heeft het symbool een witte kleur:
ACC is actief.
Er is een voorligger herkend. ACC regelt de snelheid en
de afstand tot de voorligger.
Heeft het symbool een grijze kleur:
ACC is niet actief.
Het systeem is ingeschakeld maar regelt niet.
De ACC en snelheidsbegrenzer zijn actief.
De ACC en het snelheidsregelsysteem (GRA) zijn actief.
Gaat groen branden
ACC is actief.
Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
ol
e kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 112 in acht
nemen. Let op
Bij ingeschakelde ACC kunnen de aanwijzin-
gen v an het
display van het instrumentenpa-
neel verborgen zijn door aanwijzingen van
andere functies, bijvoorbeeld een binnenko-
mende oproep. Radarsensor
Afb. 177
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r a
darsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r a
darsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ›››
afb. 177.
Met deze sensor kunnen voorliggers herkend worden op een afstand tot ca. 120 m. Het zicht van de radarsensor kan belemmerd
worden door v
uil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt de automatische af-
standsregeling (ACC) niet. De informatietekst
op het display in het instrumentenpaneel
luidt: ACC: Sensor zonder zicht! Rei-
nig zo nodig het gebied aan het SEAT-em-
bleem ››› .
W anneer de r
ad
arsensor opnieuw correct
werkt, is de ACC automatisch opnieuw be-
schikbaar. Het bericht van het display van het
instrumentenpaneel verdwijnt en de ACC
wordt opnieuw geactiveerd.
De werking van de ACC kan negatief beïn-
vloed worden in geval van sterke weerkaat-
sing van het signaal van de radar. Dit kan bij-
voorbeeld het geval zijn in een gesloten par-
keerruimte of wegens metalen voorwerpen
(bv. rails op de rijbaan of platen gebruikt bij
werkzaamheden).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de ACC aantasten.
Structurele wijzigingen aan de wagen, bijv.
de vering wordt verlaagd of de bekleding
vooraan wordt gewijzigd, kunnen de werking
van de ACC beïnvloeden. Daarom dienen
structurele wijzigingen enkel door gespeciali-
seerde werkplaatsen te worden uitgevoerd. »
211
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 214 of 348

Bedienen
Om die reden beveelt SEAT aan om naar een
S EA
T-de
aler te gaan.
Als reparatiewerkzaamheden aan de voorzij-
de van de wagen niet op geschikte wijze uit-
gevoerd worden, kan de radarsensor ontre-
geld worden en wordt de werking van de ACC
beïnvloed. Daarom dienen reparatiewerk-
zaamheden alleen door gespecialiseerde
werkplaatsen te worden uitgevoerd. Om die
reden beveelt SEAT aan om naar een SEAT-
dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
besc h
adigd is, schakel dan de ACC uit. Zo ver-
mijdt u mogelijke schade. Laat hem in dat ge-
val afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijvoorbeel
d bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere kenni
s en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ont
dooispray zonder oplos-
middelen. Bediening van de Adaptive Cruise
C
ontr
ol
ACC (automatische afstands-
regeling) Afb. 178
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
omati
sche afstandsregeling te
bedienen. Afb. 179
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut om
ati
sche afstandsregeling te
bedienen. Wanneer de automatische afstandsregeling
(A
C
C) in g
eschakeld is, brandt op het instru- mentenpaneel het groene controlelampje
en wordt op het
display de geprogrammeer-
de snelheid en de toestand van de ACC
››› afb. 176 getoond.
Voorwaarden voor het activeren van de auto-
matische afstandsregeling ● De keuzehendel moet zich bevinden in
stand D
of S of in Tiptronic-schakelweg. Voor
de schakelbak moet een vooruitversnelling
ingeschakeld zijn, behalve de 1e versnelling.
● In wagens met schakelbak moet, indien er
geen snelheid gepr
ogrammeerd is, er gere-
den worden met minstens 30 km/u (18
mph).
Snelheidsregeling
Met ingeschakelde ACC, kan de snelheid wor-
den geprogrammeerd en ingesteld. De gepro-
grammeerde snelheid kan verschillen van de
snelheid waarmee de wagen werkelijk rijdt
indien op dat ogenblik de afstand geregeld
wordt.
Welke functies kunnen worden bediend?
Indien de automatische afstandsregeling ge-
activeerd wordt, kan de actuele snelheid wor-
den geprogrammeerd als "ingestelde snel-
heid".
Tijdens het rijden kan de instelling op elk
ogenblik onderbroken worden en de snelheid
gewijzigd worden.
212
Page 216 of 348

Bedienen
● Al
s de E
SC regelt.
● De bestuurder heeft de veiligheidsgordel
niet omge
gespt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektrisc
h vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Men rijdt harder dan 210 km/u (150 mph). ATTENTIE
Er bestaat een risico op botsing aan de ach-
terkant, w anneer de minimum
afstand t.o.v.
de voorligger overschreden wordt en het ver-
schil in snelheid tussen beide wagens zo
groot is dat de snelheidsvermindering door
de ACC onvoldoende is. In dit geval moet on-
middellijk worden geremd met het rempe-
daal.
● Het is mogelijk dat de ACC niet alle situ-
aties corr
ect kan herkennen.
● De voet op het gaspedaal "zetten" kan tot
gevol
g hebben dat de ACC niet ingrijpt om te
remmen. De acceleratie van de bestuurder
heeft voorrang op de ingreep van de snel-
heidsregelaar of de cruise control.
● Blijf altijd paraat om de wagen op elk ogen-
blik te r
emmen.
● Neem de bepalingen van het overeenstem-
mende land in acht betr
effende de verplichte
minimumafstand tot de voorligger. Let op
● Bij het uits c
hakelen van het contact of de
ACC wordt de opgeslagen snelheid gewist.
● Bij het uitschakelen van de aandrijfslipre-
geling (ASR) of het
inschakelen van de ESC in
Sport* modus ( ››› pag. 113), wordt de ACC au-
tomatisch uitgeschakeld.
● Voor wagens met start-stop, wordt de mo-
tor uitge
schakeld tijdens de stopfase van de
ACC en automatisch opnieuw in werking ge-
steld om te vertrekken. Wagens met automatische versnel-
lin
g
sb
ak Als de wagen voorzien is van automatische
v
er
snel
lingsbak, kan de automatische af-
standsregeling (ACC) de wagen remmen en
volledig stilzetten indien de voorligger stopt.
De ACC blijft gedurende enkele ogenblikken
beschikbaar. De wagen vertrekt zelfstandig
indien de voorligger zich verplaatst (assistent
voor fileverkeer).
Criteria voor uitschakeling
De ACC wordt uitgeschakeld wanneer de be-
stuurder het rempedaal intrapt of het be-
stuurdersportier geopend wordt. Opnieuw vertrekken met de ACC handmatig
inges
teld
De ACC kan opnieuw ingeschakeld worden
door de hendel te trekken in stand 2
› ››
afb
.
180 . VOORZICHTIG
● Indien uw wag en met
ACC niet start zoals
verwacht, kan het rijden ingezet worden door
kort het gaspedaal in te trappen.
● Het start-stopsysteem grijpt op de gebrui-
kelijke wijz
e in bij het rijden met ACC. De regeling onderbreken
Afb. 180
Links van de stuurkolom: derde hen-
del om de aut
omati
sche afstandsregeling te
bedienen. Voorwaarde: ACC is actief.
214
Page 217 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
De regeling tijdens het rijden onderbreken
● Hendel in stand 3 trekken. De aanwijzing
v oor de be
st
uurder ACC standby wordt weer-
gegeven. of
● Rem!
● Om de geprogrammeerde snelheid op-
nieuw te activer
en, de hendel in stand 2verplaatsen.
D
e r
eg
eling met stilstaande wagen onderbre-
ken
Geldt voor wagens met automatische versnel-
lingsbak:
● Hendel in stand 3 trekken. De aanwijzing
v oor de be
st
uurder ACC standby wordt weer-
gegeven.
● Om de regeling opnieuw te activeren, het
rempedaal intr
appen en de handel in stand
2 plaatsen.
ATTENTIE
Het is gevaarlijk de regeling in te schakelen
en de geprogr ammeer
de snelheid opnieuw te
activeren, als de omstandigheden van de rij-
baan, het verkeer of het weer dit niet toela-
ten. Gevaar voor ongevallen! Afstand instellen
Afb. 181
Bedieningshendel: afstand instellen. ●
Om de momenteel geprogrammeerde af-
s t
and aan t e duiden, k
ort op de tuimelscha-
kelaar ››› afb. 181 drukken.
● Om de afstand een niveau te verhogen/ver-
lagen, de tuimel
schakelaar opnieuw naar
rechts/links drukken. Op het display van het
instrumentenpaneel wordt de afstand tussen
beide wagens gewijzigd.
Als de wagen een andere stilstaande voorlig-
ger nadert, vermindert de ACC de snelheid
tot op de snelheid van de voorligger en regelt
nadien de ingestelde afstand. Wanneer de
herkende voorligger accelereert, zorgt de ACC
ervoor dat maximaal tot de ingestelde snel-
heid wordt geaccelereerd.
Hoe hoger de snelheid des te groter de af-
stand in meter ››› . We bevelen de instelling
Af s
tand 3
aan. ATTENTIE
Bij het instellen van de afstand is de bestuur-
der ver antw
oordelijk voor het opvolgen van
de nationale landspecifieke wettelijke voor-
schriften. Aanwijzingen voor de bestuurder
ACC niet beschikbaar
Het sy s
teem kan de veilige herkenning van
wagens niet meer garanderen, daarom wordt
het uitgeschakeld. De sensor is ontregeld of
beschadigd. Rijd naar een gespecialiseerde
werkplaats om de storing te laten repareren.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Sensor
zonder zicht
ACC en Front Assist: momenteel niet be-
schikbaar. Sensor zonder zicht
Deze aanduiding voor de bestuurder wordt
weergegeven als het zicht van de radarsen-
sor belemmerd is, bijv. door bladeren, snee-
uw, dichte mist of vuil. Reinig het SEAT-em-
bleem ›››
afb. 177.
ACC: momenteel niet beschikbaar. Helling
te steil
De maximale helling van de rijbaan is over-
schreden, daarom kan de veilige werking van »
215
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten