ESP Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 297 of 348

Controleren en bijvullen
Let op
Wagens die rijden op diesel zijn voorzien van
een beveiligin g om t
e voorkomen dat een ver-
keerd tankpistool wordt ingevoerd 1)
. Zo kan
er alleen worden getankt met dieselvulpisto-
len.
● Indien het vulpistool afgesleten, bescha-
digd of erg kl
ein is, is het mogelijk dat daar-
mee de beveiliging tegen verkeerde vulpisto-
len niet kan worden geopend. Voordat u met
het pistool gaat draaien bij het invoeren, pro-
beer bij een andere pomp te tanken of vraag
de pomphouder om te assisteren.
● Als u een jerrycan wilt vullen, wordt de be-
veiliging niet
geopend. Dit kunt u oplossen
door heel voorzichtig diesel in de jerrycan te
vullen. Brandstof
B en
zine
soortenWelke benzinesoort voor uw wagen geschikt
i
s, s
taat
aan de binnenzijde van de tankklep.
De wagen is met een katalysator uitgerust en
mag alleen op loodvrije benzine rijden. De
benzine moet voldoen aan de Europese norm
EN 228 resp. de Duitse norm DIN 51626-1 en
moet loodvrij zijn. U mag brandstoffen tan- ken die maximaal 10% ethanol (E10) bevat-
ten. De diver
se types benzine verschillen qua
octaangetal (RON) .
De volgende benamingen komen overeen
met die op de sticker op de tankklep:
Loodvrij super met octaangetal 95 of loodvrij
normaal met octaangetal van min. 91
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 95 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij normaal
met een octaangetal van 91, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Loodvrij super met octaangetal van min. 95
U moet loodvrij super met een octaangetal
van min. 95 gebruiken.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet. Loodvrij super met octaangetal 98 of loodvrij
super met octaan
getal van min. 95
Geadviseerd wordt om loodvrij super met oc-
taangetal 98 te tanken. Mocht deze niet ter
beschikking staan: tank dan loodvrij super
met een octaangetal van 95, maar houd dan
wel rekening met een lichte reductie in ver-
mogen.
Als er geen loodvrij super beschikbaar is,
kunt u ook in geval van nood loodvrij nor-
maal met octaangetal 91 tanken. In dat geval
mag u echter alleen met gemiddelde toeren-
tallen en geringe motorbelasting rijden. Tank
loodvrij super bij de eerst komende gelegen-
heid die zich voordoet.
Benzinetoevoegingen
De brandstofkwaliteit beïnvloedt het soepel
draaien van de motor, het vermogen en de le-
vensduur van de motor. Daarom moet me-
taalvrije kwaliteitsbenzine getankt worden
met geschikte additieven, reeds toegevoegd
door de aardolie-industrie. Deze toevoegin-
gen beschermen tegen corrosie, reinigen het
brandstofsysteem en voorkomen aanslag in
de motor. »1)
Afhankelijk van het land
295
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 298 of 348

Aanwijzingen
Wanneer er geen kwaliteitsbenzine met me-
t aalvrij
e ad
ditieven beschikbaar is of er mo-
torstoringen voorkomen, moet u de noodza-
kelijke additieven bij het tanken toevoegen
››› .
Het i
s g
ebleken dat niet alle benzine-additie-
ven goed werken. Het gebruik van ongeschik-
te additieven voor de benzine kan aanzienlij-
ke schade veroorzaken aan de motor en de
katalysator beschadigen. Gebruik nooit me-
taalhoudende additieven voor de benzine!
De metaalhoudende additieven kunnen ook
in de benzine-additieven zitten om de klop-
vastheid te verbeteren en het octaangehalte
te verhogen ››› .
S EA
T raa
dt de "Originele additieven van de
groep Volkswagen voor benzinemotoren"
aan. Bij de SEAT-specialisten kan u deze ad-
ditieven kopen en informatie inwinnen be-
treffende het gebruik. VOORZICHTIG
● Tank niet a
ls op de pomp aangegeven staat
dat de brandstof metaal bevat. LRP-brand-
stoffen (loodvervangende benzine of lead re-
placement petrol ) bevatten metaalhoudende
additieven in hoge concentraties. Het gebruik
hiervan kan de motor beschadigen!
● U mag geen brandstoffen tanken die een
grote hoeveelheid eth
anol (bijv. E50, E85) be- vatten. Dit leidt tot schade aan het brandstof-
syst
eem.
● Eén k
eer tanken van loodhoudende brand-
stof of
ander metaaltoevoegingen leidt al tot
een blijvende afname van het rendement van
de katalysator.
● U mag uitsluitend additieven voor benzine
gebruiken die
zijn goedgekeurd door SEAT.
Additieven die het octaangetal verhogen of
de klopvastheid verbeteren, kunnen metaal-
deeltjes bevatten die de motor en katalysator
flink kunnen beschadigen. Dergelijke additie-
ven mogen niet worden gebruikt.
● Bij benzine met een laag octaangehalte
kunnen hoge t
oerentallen of een sterke mo-
torbelasting tot schade aan de motor leiden. Let op
● U kunt ben
zine tanken met een hoger oc-
taangehalte dan de motor van uw wagen no-
dig heeft.
● In landen waar geen loodvrije benzine be-
schikb
aar is, kunt u benzine met een laag
loodgehalte tanken. Dieselbrandstof
Let op de informatie aan de binnenzijde van
de t
ankk
lep
. Geadviseerd wordt om
diesel te g
ebruiken
die voldoet aan de Europese norm EN 590.
Mocht u niet beschikken over diesel die vol-
doet aan de Europese norm EN 590, zorg er
dan voor dat het cetaangetal (CZ) minimaal
51 is. Indien de motor is voorzien van een
deeltjesfilter, dan moet verder het zwavelge-
halte van de brandstof lager zijn dan 50 deel-
tjes per miljoen.
Winterdiesel
Zomerdiesel wordt dik in de winter, hetgeen
ertoe leidt dat uw wagen moeilijker start.
Daarom wordt in de winter bij de tankstations
diesel met betere visco-elasticiteit bij kou
(winterdiesel) aangeboden.
Water in het brandstoffilter 1)
Indien uw wagen een dieselmotor heeft en is
uitgerust met een brandstoffilter met water-
bezinkvat, kan op het dashboard een waar-
schuwing verschijnen: Water in het
brandstoffilter. Breng in dat geval uw
wagen naar een gespecialiseerde werkplaats
om het water in het brandstoffilter af te laten. VOORZICHTIG
● De wag en i
s niet geconstrueerd voor het
gebruik van FAME-brandstof (biodiesel). Het 1)
Van toepassing voor de markt: Algerije.
296
Page 299 of 348

Controleren en bijvullen
brandstofsysteem wordt beschadigd, indien
op deze brand
s
tof wordt gereden.
● Brandstoftoevoegingen, zogenaamde
"vloeistof
verbeteraars", benzine of dergelij-
ke middelen mogen niet aan de dieselolie
worden toegevoegd.
● Bij slechte kwaliteit van de diesel kan het
noodzakelijk
zijn om uit het brandstoffilter
ook tussen de in het Serviceplan vermelde in-
tervallen water af te tappen. Geadviseerd
wordt om dit in een gespecialiseerde werk-
plaats te laten uitvoeren. Een ophoping van
water in het filter kan tot motorstoringen lei-
den. Uitlaatgasreinigingssysteem
v
oor w
agen
s met dieselmotor
(AdBlue ®
)
Inleiding tot thema Om de uitstoot van verontreinigende stoffen
t
e beperk
en, ku
nnen in dieselmotoren SCR-
katalysatoren gebruikt worden (SCR = Selec-
tive Catalytic Reduction of Selectieve Katalyti-
sche Reductie). Met behulp van de speciale
ureumoplossing AdBlue ®
zet de SCR-kataly-
sator stikstofoxide om in stikstof en water.
De AdBlue ®
wordt in een afzonderlijke tank
van de wagen opgeslagen ››› pag. 298. ATTENTIE
Als het AdBlue ®
-peil t e l
aag is en het contact
wordt uitgeschakeld, kan de motor niet meer
gestart worden. Ook niet met de starthulp!
● Vul voldoende AdBlue ®
bij wanneer de auto
nog c
a. 1000 km kan rijden, of vroeger.
● Rijd de tank van AdBlue ®
nooit helemaa
l
leeg. ATTENTIE
AdBlue ®
is een irriterende en corrosieve
vloeis t
of die verwondingen kan veroorzaken
als ze in contact komt met de huid, ogen of
luchtwegen.
● Voordat u verpakkingen van AdBlue ®
ge-
bruikt, dient u altijd de g
ebruiksaanwijzing in
acht te nemen. Als de gebruiksaanwijzing
juist gevolgd wordt, is het niet waarschijnlijk
dat de gebruiker in contact komt met de Ad-
Blue ®
.
● Komt de AdBlue ®
in contact met
de ogen,
spoel ze dan onmiddellijk met overvloedig
water gedurende minstens 15 minuten en
raadpleeg een arts.
● Komt de AdBlue ®
in contact met
de huid,
spoel het betreffende gebied dan onmiddel-
lijk met overvloedig water gedurende min-
stens 15 minuten en raadpleeg een arts in ge-
val van irritatie van de huid.
● Indien u AdBlue ®
inneemt, spoel dan on-
mid
dellijk uw mond met overvloedig water
gedurende minstens 15 minuten. Het braken niet opwekken zolang een arts het niet aan-
beveelt. R
aa
dpleeg onmiddellijk een arts. VOORZICHTIG
AdBlue ®
tast de laklagen van de wagen,
ku n
ststof, kleren, tapijten enz. aan. Indien u
het product morst, reinig het dan zo snel mo-
gelijk met een vochtige doek en overvloedig
koud water.
● Verwijder gekristalliseerde AdBlue ®
met
warm water en een s
pons. Waarschuwings- en controlelampjes
Gaat rood branden
De motor kan niet
gestart worden!
Het AdBlue-niveau
is te laag.Parkeer de wagen op een geschik-
te en effen plaats, met naleving
van de veiligheidsmaatregelen, en
vul de minimaal vereiste hoeveel-
heid AdBlue
®
››› pag. 298 bij.
Gaat geel branden
Het AdBlue
®
-ni-
veau is laag.
Vul AdBlue ®
bij binnen het aange-
geven aantal kilometer ››› pag.
298. SEAT raadt aan om daarvoor
een gespecialiseerde werkplaats
te raadplegen.
» 297
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 300 of 348

Aanwijzingen
samen met
Gaat rood branden
De motor kan niet
gestart worden!
Er
is een storing in
het systeem van
AdBlue ®
.Ga naar een gespecialiseerde
werkplaats zonder het contact uit-
en weer in te schakelen, en laat
het systeem nakijken.
samen met
Gaat geel branden
Het AdBlue
®
-systeem
heeft een storing of
er werd AdBlue ®
bij-
gevuld die niet vol-
doet aan de normen.Laat het systeem zo snel moge-
lijk door een gespecialiseerde
werkplaats controleren. Na het inschakelen van het contact gaan ter
c
ontr
ol
e kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c
huwingslampjes op pag. 112 in acht
nemen. Informatie over AdBlue
® Het verbruik van AdBlue
®
hang t
af van de
persoonlijke rijstijl, de bedrijfstemperatuur
van het systeem en de omgevingstempera-
tuur wanneer de wagen wordt gebruikt.
AdBlue ®
bevriest vanaf -11°C (+13°F). Het
systeem bevat verwarmingselementen die
ook de werking bij lage temperaturen garan-
deren.
De inhoud van de AdBlue ®
-tank is ca. 12 li-
ter.
De minimale hoeveelheid die moet worden
gevuld (bij lege tank) staat op de sticker van
AdBlue ®
op de bodem van de bagageruimte.
De AdBlue ®
-tank mag nooit leeg zijn. Vanaf
een actieradius van minder dan 2400 km ver-
schijnt op het scherm van het instrumenten-
paneel een indicatie dat AdBlue ®
moet wor-
den bijgevuld ›››
pag. 298. Wordt deze indi-
catie genegeerd, dan zal het later niet meer
mogelijk zijn om de motor te starten ››› in
In l
eidin g t
ot thema op pag. 297. Verschijnt
deze indicatie niet, dan hoeft geen AdBlue ®
te worden toegevoegd.
AdBlue ®
is een gedeponeerd handelsmerk
van de Duitse vereniging van autofabrikan-
ten (VDA) en staat ook bekend als AUS32 of
DEF (Diesel Exhaust Fluid). VOORZICHTIG
Wordt te veel AdBlue ®
bijg ev
uld, dan kan het
tanksysteem beschadigd raken.
● SEAT beveelt aan om AdBlue ®
te laten b
ij-
vullen door een gespecialiseerde werkplaats. AdBlue
®
bijvullen Afb. 220
Dop van de vulopening van de Ad-
Blue-t ank. Handelingen vóór het bijvullen
P
ark
eer de w ag
en op een effen oppervlak.
Als de wagen niet op een effen oppervlak
staat maar bijvoorbeeld op een helling of aan
een kant op een stoeprand, kan de meter mo-
gelijk het vullen niet correct detecteren.
Indien een bericht over het AdBlue ®
-peil
werd getoond op het scherm van het instru-
mentenpaneel, vul dan minstens de mini-
maal vereiste hoeveelheid bij (ca. 5,7 liter) .
298
Page 304 of 348

Aanwijzingen
– Mot ork
ap in de v
ergrendeling laten vallen.
Niet nadrukken ››› .
ATTENTIE
● Om vei ligheid
sredenen moet de motorkap
tijdens het rijden altijd goed gesloten zijn.
Controleer daarom altijd of de kap goed in het
slot is gevallen, nadat u de motorkap hebt
gesloten. Dat is het geval als de motorkap
nergens boven de aangrenzende carrosserie-
delen uitsteekt.
● Als u tijdens het rijden merkt dat de ver-
grendeling niet
vastzit, direct stoppen en de
motorkap sluiten. Anders bestaat er gevaar
voor ongelukken. Motorolie
A l
g emene aan
wijzingenDe motor wordt af fabriek voorzien van een
s
pec
ial
e multigrade-olie geschikt voor elk
jaargetijde.
Omdat het gebruik van een hoogwaardige
olie een voorwaarde is voor het correct functi-
oneren en de duurzaamheid van de motor,
dient uitsluitend olie volgens de VW-normen
gebruikt te worden als u olie bijvult of ver-
verst.
De specificaties die op de volgende bladzijde
staan (VW-normen) moeten op de verpakking vermeld staan; indien op de verpakking van
de olie zo
wel de normen voor zowel benzine-
als voor dieselmotoren vermeld staan, mag
de olie zonder onderscheid voor beide soor-
ten motoren gebruikt worden.
Geadviseerd wordt het verversen van de olie
uit te laten voeren door een Technische
Dienst of een gespecialiseerde werkplaats,
volgens het Onderhoudsprogramma.
De voor de motor in uw wagen geldende olie-
specificaties staan in ›››
pag. 51, Eigen-
schappen van de olie .
Onderhoudsintervallen
De onderhoudsintervallen kunnen flexibel
(service-interval met lange duur) of vast (af-
hankelijk van de tijd of het gereden aantal ki-
lometers).
Als op de binnenkant van de omslag van het
Onderhoudsprogramma de aanduiding PR
QI6 voorkomt, betekent dit dat voor de wa-
gen een service-interval met lange duur van
toepassing is, terwijl de aanduidingen QI1,
QI2, QI3, QI4 of QI7 staan voor een onder-
houdsinterval op basis van tijd of kilometers.
Variabele onderhoudsintervallen (Service-In-
tervallen met Lange Duur*)
Er zijn speciale oliën en controles ontwikkeld
die, afhankelijk van de rijomstandigheden en
rijstijl van de bestuurder, de verversingsinter- vallen kunnen verlengen (service-intervallen
met lang
e duur).
Het gebruik van deze oliën is een voorwaarde
voor het verlengen van deze onderhoudsin-
tervallen, neem daarbij altijd het volgende in
acht:
● Vermeng de olie niet met de voor vaste on-
derhoudsinter
vallen voorgeschreven olie.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en LongLife-olie
niet beschikbaar is, mag met oliesoorten
voor vaste onderhoudsintervallen
››› pag. 51 maximaal 0,5 liter eenmalig
worden bijgevuld.
Vaste onderhoudsintervallen*
Als er voor de wagen geen "Service-interval
met lange duur" van toepassing is of dit in-
terval op verzoek niet wordt toegepast, ge-
bruik dan olie voor vaste onderhoudsinter-
vallen die wordt vermeld in ›››
pag. 51,
Eigenschappen van de olie . In dit geval geldt
voor uw wagen een vast onderhoudsinterval
van 1 jaar of 15.000 km (wat het eerst wordt
bereikt) ››› brochure Onderhoudsprogramma.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
ACEA A2 of ACEA A3 (benzinemotoren) resp.
ACEA B3 of ACEA B4 (dieselmotoren) hoog-
stens 0,5 liter eenmalig worden bijgevuld.
302
Page 305 of 348

Controleren en bijvullen
Wagens met roetfilter voor dieselmotoren*
In het Onderhoud
spr
ogramma staat of uw
wagen met een roetfilter voor dieselmotoren
is uitgerust.
Bij wagens die zijn uitgerust met een roetfil-
ter voor dieselmotoren mag uitsluitend mo-
torolie volgens specificatie VW 507 00 wor-
den bijgevuld. Dat is een low SAPS-motor-
olie. Het gebruik van andere typen motorolie
kan ertoe leiden dat het roetfilter eerder ver-
stopt raakt, waardoor de levensduur ervan
wordt verminderd. Daarom:
● Niet vermengen met andere oliesoorten.
● Alleen bij uitzondering, als het motorolie-
peil te l
aag is ››› pag. 303 en de voor uw wa-
gen voorgeschreven olie niet beschikbaar is,
mag met oliesoorten volgens specificatie
VW 506 00 resp. VW 506 01 of VW 505 00
resp. VW 505 01 of ACEA B3 resp. ACEA B4
hoogstens 0,5 liter eenmalig worden bijge-
vuld. Motoroliepeil controleren Afb. 222
Oliepeilstok. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 50
Het motoroliepeil kan op de oliepeilstok wor-
den afgelezen.
Oliepeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– De motor kort stationair laten draaien en
uitzetten wanneer de bedrijf
stemperatuur
bereikt is.
– Ca. twee minuten wachten.
– Oliepeilstok uit de geleidingspijp trekken.
Oliepeils
tok met een schone doek afvegen
en tot de aanslag weer in de geleidingspijp
duwen. –
Vervo
lgens de oliepeilstok er weer uittrek-
ken en het oliepeil controleren ››› afb. 222.
Indien nodig motorolie bijvullen.
Afhankelijk van de rijstijl en het gebruik van
de wagen kan het olieverbruik tot 0,5 l/1.000
km bedragen. Bij de eerste 5.000 kilometer
kan het verbruik hoger liggen. Het motorolie-
peil moet daarom regelmatig worden gecon-
troleerd - bij voorkeur elke keer bij het tanken
en vóór langere ritten. ATTENTIE
Werkzaamheden aan de motor of in de motor-
ruimte dienen met de nodig e
voorzichtigheid
uitgevoerd te worden.
● Let vóór alle werkzaamheden in het motor-
compartiment
op de waarschuwingen ››› pag.
300. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied A be-
vindt, de motor niet s
tarten. Dit kan schade
aan de motor en de katalysator tot gevolg
hebben. Een Technische Dienst raadplegen. 303
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 306 of 348

Aanwijzingen
Motorolie bijvullen Afb. 223
In de motorruimte: dop van de mo-
t or
olie-
vulopening. Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 50
Voordat u de motorkap opent, eerst de waar-
schuwingen lezen en deze opvolgen ››› in
W erk
en in de mot orruimt
e op pag. 301.
De plaats van de oliepeilstok is in de betref-
fende afbeelding van het motorcompartiment
weergegeven ››› pag. 300.
Motoroliespecificatie ›››
pag. 51
. ATTENTIE
Olie kan gemakkelijk branden! Wanneer u
olie bij v
ult, mag er geen olie op hete motor-
delen komen. VOORZICHTIG
Als het oliepeil zich boven het gebied A be-
vindt, de motor niet s
tarten. Dit kan schade
aan de motor en de katalysator tot gevolg
hebben. Ga dan naar een gespecialiseerde
werkplaats. Milieu-aanwijzing
Het oliepeil mag in geen geval boven gebied A liggen. Anders kan olie via de carteront-
luchting w or
den aangezogen en door de uit-
laat in de atmosfeer komen. Let op
Alvorens een lange reis te gaan maken, advi-
seren wij u v
oor vertrek motorolie met de
overeenkomstige VW specificatie te kopen en
in uw wagen mee te nemen. Zo beschikt u al-
tijd over de juiste motorolie om bij te vullen
indien dit nodig mocht zijn. Motorolie verversen
Lees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 50.
De motorolie wordt bij onderhoudswerk-
zaamheden ververst.
Wij adviseren u daarom om de motorolie bij
een Technische Dienst te laten verversen. In het Onderhoudsprogramma staat vermeld
wanneer de motoro
lie moet worden ververst. ATTENTIE
Motorolie alleen zelf verversen, wanneer u
over de noodz ak
elijke vakkennis beschikt!
● Voordat u de motorkap opent, eerst de
waarsc
huwingen lezen en deze opvolgen
››› pag. 300.
● Motor eerst laten afkoelen. Hete olie kan
brandwonden v
eroorzaken.
● Een beschermende bril dragen - gevaar
door etsende werkin
g van oliespetters.
● Uw arm horizontaal houden, als u de olie-
aftapp
lug met de hand losdraait, zodat de er-
uit lopende olie niet langs uw arm naar bene-
den kan lopen.
● Als uw huid met motorolie in contact is ge-
komen, dan dient u u
w huid vervolgens gron-
dig te wassen.
● Olie is giftig! Oude olie buiten het bereik
van kinderen bew
aren. VOORZICHTIG
Geen extra smeermiddel aan de motorolie
toevoe g
en. De motor kan hiervan schade on-
dervinden. Schade die door zulke middelen
ontstaat, valt niet onder de garantie. 304
Page 307 of 348

Controleren en bijvullen
Milieu-aanwijzing
● Omdat de o lie c
orrect moet worden afge-
voerd en vanwege de benodigde speciale ge-
reedschappen en vakkennis adviseren wij u
de motorolie en het oliefilter bij een Techni-
sche Dienst te laten verversen.
● In geen geval mag olie in de riolering of in
de grond terec
htkomen.
● Voor het opvangen van de afgewerkte olie
een hiervoor bes
temde bak gebruiken die de
gehele oliehoeveelheid van uw motor kan op-
vangen. Koelsysteem
K oelvloei
st
of bijvullenLees aandachtig de aanvullende informatie
› ›
›
p
ag. 51
Vul koelvloeistof bij zodra het peil daarvan
onder de markering MIN (minimum) komt.
Koelvloeistofpeil controleren
– De wagen in horizontale stand parkeren.
– Contact uitschakelen.
– Lees het koelvloeistofpeil op het koelvloei-
stofe
xpansiereservoir af. Bij warme motor
moet het koelvloeistofpeil tussen de mar-
keringen staan. Bij warme motor kan het peil ook iets boven de MAX-markering lig-
gen.
Antivries/wat
er bijvullen
– Motor laten afkoelen.
– Bedek de vuldop van het koelvloeistofex-
pansier
eservoir met een doek en draai de-
ze voorzichtig naar links ››› .
– Vul alleen koelvloeistof bij indien in het ex-
pan
sier
eservoir nog koelvloeistof aanwezig
is; indien dit niet het geval is, kan de motor
beschadigd raken. Indien geen koelvloei-
stof meer aanwezig is in het expansiereser-
voir, niet verder rijden. Roep de hulp van
vakmensen in ››› .
– Als nog een restant koelvloeistof aanwezig
is
in het e
xpansiereservoir, vul dan bij tot
de max. markering.
– Vul koelvloeistof bij totdat het niveau sta-
biel blijf
t.
– Vuldop goed vastdraaien.
Koelvloeist
ofverlies moet in de eerste plaats
in lekkage worden gezocht. Wend u direct tot
een gespecialiseerde werkplaats om het
koelsysteem te laten controleren. Bij een
dicht koelsysteem kunnen verliezen alleen
voorkomen, als de koelvloeistof door over-
verhitting kookt en daardoor uit het koelsys-
teem wordt geperst. ATTENTIE
● Het koel sy
steem staat onder druk! De vul-
dop van het koelvloeistofexpansiereservoir
niet openen zolang de motor warm is - gevaar
voor brandwonden!
● Antivries en koelvloeistof zijn schadelijk
voor de gezondheid. D
e antivries daarom al-
leen in de originele verpakking en buiten het
bereik van kinderen bewaren. Anders bestaat
gevaar voor vergiftiging.
● Als u werkzaamheden uitvoert in het mo-
torcomp
artiment, houd er dan rekening mee
dat de radiateurventilator ook bij uitgescha-
keld contact plotseling in werking kan treden
- gevaar voor verwondingen! ATTENTIE
Als er zich onvoldoende koelvloeistof in het
koelsy s
teem bevindt, dan kunnen er zich fou-
ten in de motor voordoen en kunnen er bijge-
volg ernstige verwondingen worden opgelo-
pen.
● Er moet worden nagegaan of het additie-
fpercentag
e juist is, rekening houdend met
de laagst voorziene omgevingstemperatuur
op de plaats waar de wagen gebruikt zal wor-
den.
● Als er een extreem lage buitentemperatuur
is, kan de koelvloei
stof bevriezen en kan de
wagen niet meer bewegen. Omdat in dat ge-
val ook de verwarming niet werkt, kunnen in-
zittenden die niet warm genoeg zijn gekleed
doodvriezen. » 305
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 310 of 348

AanwijzingenFunctieHerprogrammeren
Digitale klok›››
pag. 109.
ESC-controlelampjeZodra enkele meters wordt
gereden, gaat het lampje
uit. Wagen gedurende langere tijd niet gebruiken
De wag
en i
s voorzien van een interieurbewa-
kingssysteem dat stroom verbruikt als de
motor stilstaat, dus ook tijdens lange perio-
des van stilstand ››› pag. 292. Het is dan ook
mogelijk dat bepaalde functies, zoals de in-
terieurverlichting of de bediening op afstand
van de portieren, tijdelijk niet beschikbaar
zijn om verder ontladen van de accu te voor-
komen. Deze functies komen weer beschik-
baar zodra het contact wordt ingeschakeld en
de motor wordt gestart.
Winterse omstandigheden
In de winter is het mogelijk dat de accu de
wagen moeizamer start; indien nodig, de ac-
cu opladen ››› in Waarschuwingsaanwij-
z in
gen
voor accu's op pag. 308
Waarschuwingsaanwijzingen voor ac-
cu's Voor de werkzaamheden aan de accu is spe-
c
i
al e
vakkennis vereist! Geadviseerd worden
om hulp te vragen van een officiële SEAT dea- ler of een gespecialiseerde werkplaats bij
probl
emen met de accu: gevaar voor brand-
wonden en explosiegevaar van de accu!
De accu mag niet worden geopend! Het vloei-
stofpeil van de accu niet trachten te wijzigen.
Anders kan er explosief gas uit de accu ont-
snappen, met explosiegevaar als gevolg.
Oogbescherming dragen.
Accuzuur is een zeer agressieve stof. Handschoe-
nen en oogbescherming dragen. In geval van
zuurspatjes afwassen met veel water.
Vuur, vonken, open vlam en roken verboden.
Accu alleen opladen in goed geventileerde ruim-
ten - explosiegevaar!
Kinderen verwijderd houden van accuzuur en ac-
cu!
ATTENTIE
● Voor rep ar
aties of andere werkzaamheden
aan het elektrisch systeem gaat u als volgt te
werk:
–1. Sleutel uit contact trekken. De minka-
bel van de accu losmaken.
– 2. Na afloop van de reparatie de minkabel
weer aansluiten op de accu.
● Voordat de accu weer wordt aangesloten,
alle el
ektrische apparatuur uitschakelen.
Eerst de pluskabel en daarna de minkabel
aansluiten. De aansluitkabels mogen in geen enkel geval worden verwisseld – brandge-
vaar!
●
Let er
op dat de ontgassingsslang altijd op
de accu is
aangesloten.
● Geen beschadigde accu's gebruiken – ge-
vaar voor e
xplosie! Een beschadigde accu di-
rect vervangen. VOORZICHTIG
● De kabel s
van de accu nooit bij ingescha-
keld contact losmaken omdat anders de elek-
trische installatie resp. elektronische onder-
delen worden beschadigd. Accu laden
In het motorcompartiment zitten aansluitin-
g
en
voor het
laden van de accu.
– Waarschuwingsaanwijzingen lezen ››› in
W aar
sc
huwingsaanwijzingen voor accu's
op pag. 308 en ››› .
– Alle stroomverbruikers uitschakelen. Trek
de s l
eut el
uit het contact.
– Motorkap openen ››› p
ag. 301.
– Open de accu-afdekking.
– Sluit de klemmen van een lader aan zoals
voorge
schreven op de pluspool van de ac-
cu (+) en verder uitsluitend op een massa-
punt van de carrosserie (–).
308
Page 311 of 348

Controleren en bijvullen
– Ge bruik
uitsluit
end een lader die geschikt
is voor accu's met een nominale spanning
van 12 V. De lader mag geen spanning ho-
ger dan 15 V afgeven.
– Nu de steker van de voedingskabel van de
accul
ader in het stopcontact steken en het
apparaat inschakelen.
– Na het laden: acculader uitschakelen en de
steker
van de voedingskabel uit het stop-
contact trekken.
– Nu eerst de pooltangen van de accu losma-
ken.
– Dek de ac
cu weer af door het deksel op cor-
recte wijz
e te plaatsen.
– Sluit de motorkap ››› p
ag. 301.
Raadpleeg vóór het laden van de accu beslist
de aanwijzingen van de fabrikant van de ac-
culader! ATTENTIE
Laad nooit een accu die is bevroren: vervan-
gen! Gevaar v
oor ontploffingen! Let op
Accu uitsluitend via de aansluitingen in het
motorc omp
artiment laden. De accu vervangen
De nieuwe accu moet dezelfde specificaties
(strooms
t
erkte, capaciteit en spanning) heb-
ben als de oude accu.
In deze wagen zorgt een intelligent energie-
managementsysteem voor de verdeling van
de elektrische energie ››› pag. 292. Door de
accuregelaar wordt de accu beter geladen
dan bij wagens zonder accuregelaar. Om er-
voor te zorgen dat dezelfde energie ook na
het vervangen van de accu weer beschikbaar
is, adviseren wij, alleen accu's van hetzelfde
type en dezelfde producent (zoals inge-
bouwd bij het afleveren van de wagen) in te
bouwen. Om ervoor te zorgen dat de energie-
regeling na vervanging van de accu weer cor-
rect werkt, moet de accu worden gecodeerd
in de energieregeling door een gespeciali-
seerde dealer. VOORZICHTIG
● Wagen s
met bijv. een start/stop-systeem*
worden voorzien van een speciale accu (accu
van het type AGM of EFB). Als een ander type
accu wordt gemonteerd, is het mogelijk dat
de start/stop-functie aanzienlijk wordt gere-
duceerd en zo de wagen onder bepaalde om-
standigheden niet wordt uitgezet.
● Let erop dat de ontgassingsslang altijd aan
de originele opening aan de z
ijkant van de
accu wordt aangesloten. Anders kunnen gas-
sen en accuzuren ontsnappen. ●
Acc u
steunen en -klemmen moeten altijd
correct zijn bevestigd.
● Vóór alle werkzaamheden aan de accu, de
waarsc
huwingsaanwijzingen in ››› pag. 308,
Waarschuwingsaanwijzingen voor accu's le-
zen.
● Vergeet niet om het accudeksel terug te
plaatsen a
ls dit is verwijderd. Dat is een be-
scherming voor hoge temperaturen. Op deze
wijze wordt de levensduur van de wagen ver-
lengd. Milieu-aanwijzing
Accu's bevatten giftige stoffen zoals zwa-
velz uur en lood.
Zij moeten daarom volgens
de voorschriften worden opgeslagen en afge-
voerd en horen in geen geval bij het huisvuil.
Zorg dat de uitgebouwde accu niet kan kante-
len. Anders kan er zwavelzuur uitstromen! 309
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten