Seat Ateca 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2018Pages: 364, PDF Size: 7.42 MB
Page 181 of 364

Vervoeren en praktische uitrustingen
●
De l a
st altijd bevestigen met geschikte rie-
men of banden die in een goede staat verke-
ren.
● Grote, zware, lange of platte ladingen heb-
ben een negatiev
e invloed op de aerodynami-
ca, het zwaartepunt en het rijgedrag van de
wagen.
● Plots remmen en bruuske manoeuvres ver-
mijden.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het
weer, het wegdek en het verkeer. VOORZICHTIG
● De dw ar
sdragers en het dakdragersysteem
altijd uitbouwen voordat u door een automa-
tische wasstraat rijdt.
● De hoogte van uw wagen verandert door de
montage
van de dwarsdragers en het dakdra-
gersysteem en ook door de daarop bevestig-
de lading. Zorg daarom dat de hoogte van de
wagen de maximumhoogte niet overschrijdt
voor het rijden door ondergrondse doorgan-
gen of garagepoorten.
● De dwarsdragers, het dakdragersysteem en
de hierop beve
stigde last mogen niet in con-
tact komen met de dakantenne noch een hin-
dernis vormen in de zone van het verloop van
het panoramische schuifdak en van de ach-
terklep.
● Bij het openen van de achterklep, zorgen
dat de ac
hterklep de lading niet raakt. Milieu-aanwijzing
Wanneer de dwarsdragers en een dakdrager-
sys t
eem ingebouwd zijn, neemt het brand-
stofverbruik toe wegens de verhoogde lucht-
weerstand. De dwarsdragers en het dakdrager-
sys
t
eem bevestigen Afb. 171
Bevestigingspunten voor de reling
v an het
d
akdragersysteem. De dwarsbalken vormen de basis voor een
aant
al
b
ijzondere dakdragersystemen. Uit
veiligheidsoverwegingen is het nodig speci-
fieke systemen te gebruiken om bagage, fiet-
sen, surfplanken, ski's en boten te transpor-
teren. Bij de SEAT-specialisten kunnen ge-
schikte accessoires worden aangekocht. De dwarsdragers en het dakdragersysteem
altijd correct
bevestigen. Altijd rekening hou-
den met montageaanwijzingen die geleverd
worden met de betreffende dwarsdragers en
dakdragersysteem.
De dwarsdragers worden ingebouwd op de
zijdragers van het dak. De afstand tussen de
dwarsstangen ››› afb. 171 A moet tussen 70
en 90 c m lig
g
en en de afstand tussen de
dwarsstangen en de steunen van de zijstan-
gen van het dak B moet 15 cm bedragen.
ATTENTIE
De verkeerde bevestiging en gebruik van de
dwar s
balken en het dakdragersysteem kun-
nen ertoe leiden dat het volledige systeem
loskomt van het dak en een ongeval en ver-
wondingen veroorzaakt.
● Neem altijd de montage-instructies van de
fabrikant
in acht.
● De dwarsdragers en dakdragersystemen al-
leen ge
bruiken wanneer deze zich in perfecte
staat bevinden en naar behoren bevestigd
zijn.
● De dwarsdragers en het dakdragersysteem
altijd corr
ect inbouwen.
● De schroefverbindingen en de bevestigin-
gen v
oor elke rit nakijken en indien nodig na
een kort traject aantrekken. Bij lange reizen
de schroefverbindingen en bevestigingen in
elke pauze nakijken. » 179
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 182 of 364

Bedienen
●
Bijzonder e d
akdragersystemen voor wie-
len, ski's, surfplanken e.d. altijd correct in-
bouwen.
● Geen wijzigingen of reparaties uitvoeren
aan de dwarsdr
agers noch aan het dakdra-
gersysteem. Let op
De montageaanwijzingen die geleverd wor-
den met de betreff
ende dwarsdragers en dak-
dragersysteem aandachtig lezen en altijd in
de wagen meenemen. Dakdragersysteem beladen
De lading kan enkel veilig bevestigd worden
indien de dw
ar
sdr
agers en het dakdragersys-
teem correct ingebouwd zijn ››› .
M ax
im
aal toegestane dakbelasting
De toelaatbare dakbelasting voor uw wagen
bedraagt 75 kg. Dit getal vloeit voort uit de
som van het gewicht van het dakdragersys-
teem, de dwarsbalken en de op het dak ver-
voerde lading ››› .
W in altijd inf
orm
atie in over het gewicht van
het dakdragersysteem, de dwarsdragers en
de te vervoeren laden en weeg ze in voorko-
mend geval. De maximaal toelaatbare lading
op het dak nooit overschrijden. Bij het gebruik van dwarsdragers en dakdra-
gersy
stemen met een geringer draagvermo-
gen kan de toelaatbare dakbelasting niet
worden benut. In dit geval mag het dakdra-
gersysteem alleen tot de gewichtsgrens wor-
den belast die in de montage-instructie is
aangegeven.
Last verdelen
De lading gelijkmatig verdelen en op juiste
wijze vastmaken ››› .
D e bev
e
stigingen controleren
Na het monteren van de dwarsdragers en het
dakdragersysteem, de schroefverbindingen
en de bevestigingen na een kort traject nakij-
ken en daarna regelmatig. ATTENTIE
Als de maximaal toelaatbare lading op het
dak o
verschreden wordt, kan dit leiden tot
ongevallen en aanzienlijke schade aan de wa-
gen.
● De aangeduide daklading, de op de assen
toeg
estane ladingen noch het maximaal toe-
laatbare gewicht van de wagen overschrijden.
● Het laadvermogen van de dwarsdragers en
van het d
akdragersysteem niet overschrijden,
zelfs als de maximaal toelaatbare daklading
niet bereikt werd.
● Altijd de zwaarste voorwerpen vooraan be-
ves
tigen en de lading in het algemeen gelijk-
matig verdelen. ATTENTIE
Is de lading los of niet correct bevestigd, dan
kan z
e van het dakdragersysteem vallen en
ongevallen en verwondingen veroorzaken.
● Altijd geschikte riemen en banden gebrui-
ken die in een goede s
taat verkeren.
● De lading correct bevestigen. 180
Page 183 of 364

Airconditioning
Airconditioning
V er
w
arming, ventilatie en koe-
ling
Inleiding Lees aandachtig de aanvullende informatie
›› ›
pag. 52
De informatie van de Climatronic weergeven
Op het scherm van de regeleenheid van de
Climatronic en het scherm van het af fabriek
geïntegreerde Easy Connect-systeem worden
de theoretische waarden voor de tempera-
tuurbereiken getoond.
In het Easy Connect-systeem kan de meet-
eenheid voor de temperatuur worden omge-
zet.
Stof- en pollenfilter
Het stof- en pollenfilter met actief koolpa-
troon verlaagt de verontreiniging van de
lucht die het interieur binnenstroomt.
Het stof- en pollenfilter moet regelmatig wor-
den vervangen om te voorkomen dat de
werking van de airconditioning negatief
wordt beïnvloed.
Indien het rendement van het filter reeds eer-
der vermindert omdat de wagen in een sterk
verontreinigde omgeving gebruikt wordt, moet het filter vervangen worden zonder het
ver
s
trijken van het voorziene interval af te
wachten. ATTENTIE
Als het zicht door alle ruiten van de wagen
niet g oed i
s, neemt het risico op ongevallen
met ernstige gevolgen toe.
● Zorg ervoor dat alle ruiten ijs- en sneeuw-
vrij zijn, en d
at ze niet beslagen zijn om goed
te kunnen kijken wat er buiten de wagen alle-
maal gebeurt.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. Ga alleen
rijden als het zicht goed is.
● Zorg er altijd voor dat u het verwarmings-
en venti
latiesysteem, de airconditioning en
de achterruitverwarming gebruikt om goed te
kunnen zien wat er buiten de wagen allemaal
gebeurt.
● Laat de luchtcirculatie nooit gedurende een
lang
e periode aan. Wanneer het koelsysteem
niet werkt en de circulatiefunctie aan staat,
kunnen de ruiten snel beslaan en kan het
zicht zo aanzienlijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. ATTENTIE
Gebruikte lucht verhoogt de vermoeidheid en
leidt t
ot concentratieverlies van de bestuur- der. Dit kan een ernstig ongeval tot gevolg
hebben.
● Sc h
akel de ventilator nooit gedurende lan-
gere tijd uit
en gebruik de luchtcirculatiefunc-
tie niet gedurende een lange tijd omdat de
lucht in de wagen niet ververst wordt. VOORZICHTIG
● Het interieurluc
htfilter moet altijd in een
SEAT-garage worden vervangen.
● Als u vermoedt dat de airconditioning de-
fect i
s, moet u deze onmiddellijk uitzetten.
Hierdoor wordt bijkomende schade voorko-
men. Laat de wagen door een gespecialiseer-
de werkplaats nakijken.
● Reparatiewerkzaamheden aan de aircondi-
tioning v
ereisen bijzondere vakkennis en
speciaal gereedschap. Geadviseerd wordt om
naar de werkplaats van een officiële SEAT
dealer te gaan. Let op
● Als
het koelsysteem uitgeschakeld is,
wordt de lucht die van buiten wordt aangezo-
gen, niet ontvochtigd. Om te voorkomen dat
de ruiten beslaan, adviseert SEAT aan de koe-
ling (compressor) ingeschakeld te laten. Voor
het inschakelen toets indrukken. Het con-
tro l
elampje in de toets moet gaan branden.
● Het maximale verwarmingsvermogen en de
zo snel
mogelijke ontwaseming van de ruiten
worden verkregen wanneer de motor zijn nor-
male werkingstemperatuur bereikt. » 181
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 184 of 364

Bedienen
●
De luc htin
laat voor de voorruit moet vrij van
ijs, sneeuw of bladeren zijn, opdat verwar-
ming en airconditioning optimaal kunnen
functioneren en het beslaan van de ruiten
wordt voorkomen. Climatronic bedienen via het Easy
Connect
-
systeem*3 Geldig voor wagens met Media System Touch/Co-
lour . Afb. 172
Scherm van het Easy Connect-sys-
t eem: menu Air
c
onditioning. In het Easy Connect-systeem kunt u ook di-
v er
se in
stellingen doorvoeren voor de Clima-
tronic.
Menu Klimaatregeling openen
● Druk op de toets van het bedienings-
p aneel
van de Climatronic. ●
OF: druk op de toets
van het Easy Con-
nect -
sy
steem. Gebruik de draaiknop om het
menu Klimaatregeling te kiezen en open
dit.
Op het aanraakscherm kunnen de huidige in-
stellingen, zoals de temperatuur voor de be-
stuurders- en bijrijderszijde, de luchtverde-
ling en de snelheid van de ventilator worden
gewijzigd.
Voor het in- of uitschakelen van een functie
of om een submenu te kiezen, moet u op de
betreffende functietoets drukken.
Functietoets: Functie
OFFDe Climatronic wordt uit- en ingescha-
keld.
SYNCDe temperaturen van de bestuurder en
bijrijder synchroniseren.
SETUP
Het submenu met de instellingen voor de
airconditioning verschijnt. De volgende
instellingen kunnen worden uitgevoerd:
Profiel airco : het ventilatorvermo-
gen instellen in de stand AUTO. U kunt
kiezen tussen zacht, gemiddeld en krach-
tig.
Automatische luchtcirculatie : de
automatische luchtcirculatie in- en uit-
schakelen ››› pag. 185.
TERUG : het submenu sluiten.
Functietoets: Functie
*Het submenu van extra verwarming wordt
geopend.
*Hiermee kan de voorruitverwarming hand-
matig worden in- of uitgeschakeld.
Hiermee wordt PureAir in- of uitgescha-
keld en wordt het submenu geopend.
Climatronic bedienen via het Easy
Connect
-
systeem* 3 Geldt
voor wagens met Mediasysteem Plus / Navi-
g
atiesysteem / Navigatiesysteem Plus. Afb. 173
Scherm van het Easy Connect-sys-
t eem: menu Air
c
onditioning. In het Easy Connect-systeem kunt u ook di-
v er
se in
stellingen doorvoeren voor de Clima-
tronic.
182
Page 185 of 364

Airconditioning
Menu Klimaatregeling openen
● Druk op de toets van het bedienings-
p aneel
van de Climatronic.
Bovenaan op het scherm worden de actuele
instellingen weergegeven, zoals de ingestel-
de temperatuur voor de bestuurderszijde en
de temperatuur voor de bijrijderszijde. De
temperaturen tot +22°C (+72°F) worden weer-
gegeven als blauwe pijlen en temperaturen
hoger dan +22°C (+72°F) als rode pijlen.
Voor het in- of uitschakelen van een functie
of om een submenu te kiezen, moet u op de
betreffende functietoets drukken.
Functietoets: Functie
OFFDe Climatronic wordt uitgeschakeld.
ONDe Climatronic wordt ingeschakeld.
SYNCDe temperaturen van de bestuurder en bij-
rijder synchroniseren.
Functietoets: Functie
SETUP
Het submenu met de instellingen voor de
airconditioning verschijnt. De volgende in-
stellingen kunnen worden uitgevoerd:
Automatische hulpverwarming : om
het automatisch inschakelen van de extra
verwarming voor koude landen te active-
ren/deactiveren (enkel motoren met extra
verwarming). Met gedeactiveerde optie
kan de verwarming, afhankelijk van de
buitentemperatuur, er langer over doen
dan normaal om de comforttemperatuur
te bereiken.
Automatische voorruitverwar-
ming *: om de automatische voorruitver-
warming in en uit te schakelen ››› pag.
186.
Automatische luchtcirculatie : om
de automatische luchtcirculatie in en uit
te schakelen ››› pag. 185.
TERUG : om het submenu te sluiten.
*Het submenu van extra verwarming wordt
geopend.
*Hiermee kan de voorruitverwarming hand-
matig worden in- of uitgeschakeld.
Hiermee wordt PureAir in- of uitgescha-
keld en wordt het submenu geopend. Instructies voor het gebruik van de
air
c
onditionin
g Het koelsysteem van het interieur werkt al-
leen w
anneer de mot
or draait en de ventilator
aan staat.
Voor een optimale werking van de aircondi-
tioning moeten de ruiten en het panorama-
schuifdak gesloten blijven. Wanneer echter
het interieur bij een stilstaande wagen door
binnenvallende zonnestralen sterk is ver-
warmd, kan het afkoelen worden versneld
door de ruiten en het panoramaschuifdak
even te openen.
Climatronic: meeteenheid van de tempera-
tuur op het display van de radio of het navi-
gatiesysteem, al naar gelang af fabriek is ge-
monteerd, omschakelen
Het omzetten van de temperatuurindicatie
van Celsius naar Fahrenheit op het display
van de radio resp. het navigatiesysteem is
mogelijk via het menu op het instrumenten-
paneel ›››
pag. 37.
Het koelsysteem kan niet worden ingescha-
keld
Als het koelsysteem niet kan worden inge-
schakeld, kan dit de volgende oorzaken heb-
ben:
● De motor staat uit.
● De ventilator is uitgeschakeld. »
183
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 186 of 364

Bedienen
● De
z
ekering van de airconditioning is door-
geslagen.
● De buitentemperatuur is lager dan ca. +3°C
(+38°F).
● De compressor van de airconditioning is tij-
delijk uitg
eschakeld omdat de motorkoel-
vloeistof te veel is opgewarmd.
● Er is sprake van een andere storing aan de
wagen. Laat
de wagen door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Bijzonderheden
Wanneer de lucht
vochtigheid en de buiten-
temperatuur hoog zijn, kan condenswater
door de verdamper van het koelsysteem
druppelen en een plas vormen onder de wa-
gen. Dit is normaal en geen teken van lekka-
ge! Let op
Na het starten van de motor kan het resteren-
de v oc
ht dat zich in de airconditioning opge-
hoopt heeft, de voorruit bewasemen. Zet de ontwasemingsfunctie aan om de voorruit zo
snel
mog
elijk schoon te maken. Luchtroosters
Afb. 174
in het dashboard: luchtroosters. Luchtroosters
V
oor een c
orr
ecte verwarming, koeling en
ventilatie in het interieur van de wagen moe- ten de luchtroosters
››› afb. 174 1 continu
g eopend
z
ijn. ●
Om de luchtroo sters te openen en sluiten,
draait u het betreffende kartelwieltje (inzet)
184
Page 187 of 364

Airconditioning
in de gewenste richting. Als het wieltje in de
s t
and
staat, is het luchtrooster gesloten.
● De luchtrichting oriënteren met de hendel
van het
ventilatierooster.
Er zijn ook luchtroosters die niet versteld
kunnen worden; deze zijn te vinden in het
dashboard 2 , in de beenruimte en achterin
de w ag
en. Let op
Plaats nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v
oorwerpen die gevoelig zijn voor
temperaturen voor de luchtroosters, ze kun-
nen beschadigd of onbruikbaar raken als ge-
volg van de lucht die uit de luchtroosters
stroomt. Luchtrecirculatiestand
Basisbegrippen
Luchtrecirculatie:
Handmatig ingestelde circulatie
In de circulatiefunctie wordt vermeden dat
b
uit
en
lucht terechtkomt in het interieur.
Bij zeer hoge buitentemperaturen moet de
handmatige instelling van de circulatiefunc-
tie kort geselecteerd worden om het interieur
sneller af te koelen. Uit veiligheidsoverwegingen wordt de lucht-
recir
culatie uitgeschakeld zodra op knop
wordt gedrukt of de luchtverdeelknop
op wordt gezet.
Handmatige circulatiefunctie in- en uitscha-
kelen
Inschakelen: druk op de knop tot het con-
trolelampje gaat branden.
Uitschakelen: druk op de knop tot het
controlelampje uitgaat.
Werking van de automatische circulatiefunc-
tie (menu van de klimaatregeling)
Als de automatische circulatiefunctie is geac-
tiveerd, wordt verse lucht toegelaten tot het
interieur van de wagen. Wanneer het systeem
een verhoogde concentratie aan schadelijke
stoffen in de buitenlucht vaststelt, wordt de
circulatiefunctie automatisch ingeschakeld.
Wanneer het verontreinigingsniveau opnieuw
een normaal peil bereikt, wordt de circulatie-
functie uitgeschakeld.
Het systeem is niet in staat om onaangena-
me geuren op te sporen.
De circulatiefunctie wordt niet automatisch
ingeschakeld in uitvoeringen zonder vocht-
sensor en in geval van de volgende buiten-
omstandigheden:
● De buitentemperatuur is lager dan +3°C
(+38°F). ●
Het koel systeem is uitgeschakeld en de
omgevingstemperatuur is lager dan +10°C
(+50°F).
● Het koelsysteem is uitgeschakeld, de om-
gevin
gstemperatuur is lager dan +15°C
(+59°F) en de ruitenwisser is ingeschakeld.
Het in- en uitschakelen van de automatische
luchtrecirculatie is mogelijk in het menu van
de klimaatregeling, onder Configuratie. ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ›››
in Inleiding op
pag. 181 in ac
ht nemen.
● Wanneer het koelsysteem niet werkt en de
circ
ulatiefunctie aanstaat, kunnen de ruiten
snel aandampen en kan het zicht zo aanzien-
lijk beperkt worden.
● Schakel de circulatiefunctie uit wanneer u
deze niet nodig heef
t. VOORZICHTIG
In wagens met airconditioning wordt aanbe-
vo l
en niet te roken wanneer de circulatiefunc-
tie is ingeschakeld. De aangezogen rook kan
neerslaan op de verdamper van het koelsys-
teem en op het actieve koolpatroon van het
stof- en pollenfilter, wat leidt tot een perma-
nente onaangename geur. » 185
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 188 of 364

Bedienen
Let op
Climatronic: wanneer de ruitenwisser werkt,
wor dt
bij het achteruit schakelen de circula-
tiefunctie ingeschakeld om te vermijden dat
de uitlaatgassen of onaangename geuren het
interieur binnenkomen. Voorruitverwarming*
Afb. 175
Vochtigheids- en temperatuursensor
v an de
v
oorruit. De voorruitverwarming bestaat uit een aantal
v
er
w
armingsdraden die tussen de lagen van
de ruit zijn aangebracht. Door er elektrische
stroom op toe te passen, warmen ze op zodat
de temperatuur van het glas stijgt.
Dit helpt het aircosysteem om het beslaan
van de voorruit te voorkomen, of om de ruit
sneller te ontwasemen indien die is besla-
gen. Het systeem kan handmatig of automatisch
worden in
geschakeld.
Handmatig inschakelen ● Druk op de toets van het bedienin
gs-
paneel van de Climatronic.
● Druk op de functietoets om de voorruit
-
verwarming in of uit te schakelen.
Automatische inschakeling
Voor een soepel gebruik van de voorruitver-
warming is een automatische inschakeling
beschikbaar.
Het bedieningspaneel van de Climatronic kan
het risico op beslaan van de voorruit detecte-
ren dankzij de temperatuur- en vochtigheids-
sensoren, op basis waarvan het systeem
››› afb. 175 wordt in- of uitgeschakeld. Het
wordt ook automatisch geactiveerd door te
drukken op de toets van het Climatro-
nic-bedieningspaneel.
Voor automatische inschakeling is de volgen-
de instelling nodig:
● Druk op de toets van het bedienin
gs-
paneel van de Climatronic.
● Druk op de functietoets SETUP van het in-
f
otainmentsysteem.
● Schakel de functie in of uit door op de func-
tietoets Autom
atische voorruitverwarming te druk-
k en. 186
Page 189 of 364

Airconditioning
Interieurvoorverwarming (extra
v er
w
arming)*
Inleiding tot thema De interieurvoorverwarming werkt met brand-
st
of
uit de tank van de auto en kan tijdens
het rijden of bij stilstand worden gebruikt.
De interieurvoorverwarming kan worden in-
geschakeld met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement, met de radiografi-
sche afstandsbediening of door vooraf een
uur van vertrek te programmeren in het menu
van het infotainmentsysteem.
In de winter kunt u met ingeschakelde interi-
eurvoorverwarming de voorruit ontwasemen
en vrij maken van ijs en sneeuw (indien het
gaat om een dunne laag) voordat u begint te
rijden.
Indien de buitentemperatuur zeer hoog is,
kan het interieur worden geventileerd met
stilstaande motor dankzij de interieurvoor-
verwarming. ATTENTIE
Het inslikken van een 20 mm grote batterij of
andere knoopc el
kan op zeer korte termijn le-
vensgevaarlijke letsels veroorzaken.
● Houd de radiografische afstandsbediening,
sleut
elhangers op batterijen, vervangende
batterijen, knoopcellen en andere batterijen groter dan 20 mm steeds buiten het bereik
van k
inder
en.
● Indien u vermoedt dat iemand mogelijk een
batterij heef
t ingeslikt, raadpleeg dan onmid-
dellijk een arts. ATTENTIE
De gassen van de interieurvoorverwarming
bev atten k
oolmonoxide, een giftige, kleur- en
geurloze substantie. Koolmonoxide kan tot
bewusteloosheid leiden en dodelijk zijn.
● Schakel de interieurvoorverwarming nooit
in en laat
ze ook niet aan staan in gesloten
ruimtes of plaatsen zonder ventilatie.
● Programmeer de interieurvoorwarming
nooit z
o dat ze ingeschakeld wordt en func-
tioneert in een gesloten ruimte of plaats zon-
der ventilatie. ATTENTIE
De onderdelen van de interieurvoorverwar-
ming w or
den zeer warm en kunnen brand ver-
oorzaken.
● Parkeer de auto zo dat geen enkel onder-
deel v
an het uitlaatsysteem in contact komt
met licht ontvlambare materialen onder de
auto, zoals bijvoorbeeld droog gras. VOORZICHTIG
Zet nooit voedingsmiddelen, medicijnen of
andere v
oorwerpen die gevoelig zijn voor
koude of warmte vóór de luchtroosters. De lucht die uit de roosters komt kan voedings-
middel
en, medic
ijnen of gevoelige voorwer-
pen aantasten of onbruikbaar maken. Let op
Nadat u de motor hebt gestart met volledig
l e g
e of recent vervangen accu van 12 volt, of
na een noodstart, kunnen een aantal instel-
lingen van het systeem (zoals de tijd, datum,
gepersonaliseerde comfortinstellingen en
programmeringen) slecht afgesteld of gewist
zijn. Controleer en corrigeer die instellingen
nadat de accu voldoende is opgeladen. Interieurvoorverwarming in- en uit-
s
c
h
akelen
Inschakelen van de interieurvoorverwarming:
Handmatig met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement. Het controlelampje in
de toets gaat branden
››› pag. 181.
Handmatig met de radiografische afstandsbe-
diening
››› pag. 188.
Automatisch met programmering en activering
van een uur van vertrek ››› pag. 189.
Uitschakelen van de interieurvoorverwarming:
Handmatig met de snelverwarmtoets van het
aircobedieningselement. Het controlelampje in
de toets gaat uit
››› pag. 181.
» 187
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 190 of 364

BedienenUitschakelen van de interieurvoorverwarming:
Handmatig met de radiografische afstandsbe-
diening
››› pag. 188.
Automatisch nadat het geprogrammeerde ver-
trekuur is bereikt of na afloop van de gepro-
grammeerde werkingstijd ››› pag. 189.
Automatisch wanneer het controlelampje (brandstofmeter) gaat branden ››› pag. 308.
Automatisch wanneer de lading van de accu
van 12 volt overmatig afneemt ››› pag. 320. Bijzonderheden
Na het
uits
c
hakelen blijft de interieurvoorver-
warming nog korte tijd werken om de brand-
stof die in het systeem is overgebleven te
verbranden en de uitlaatgassen naar de bui-
tenlucht te brengen. Radiografische afstandsbediening Afb. 176
Interieurvoorverwarming: radiografi-
s c
he af
standsbediening.
afb. 176Betekenis
Interieurvoorverwarming inschakelen
Interieurvoorverwarming uitschakelen
1Controlelampje
Indien de toetsen van de afstandsbediening
onnodig w
or
den in
gedrukt, kan de interieur-
voorverwarming onbedoeld worden inge-
schakeld, zelfs wanneer men zich buiten de
actieradius bevindt of wanneer het controle-
lampje knippert. Controlelampje op de radiografische af-
stand
sbediening
Wanneer de toetsen worden ingedrukt, ver-
strekt de afstandsbediening verschillende
soorten informatie aan de gebruiker:
Controlelampje 1Betekenis
Het lampje brandt 2 se-
conden groen.De interieurvoorverwar-
ming werd ingeschakeld
met de toets
.
Het lampje brandt 2 se-
conden rood.De interieurvoorverwar-
ming werd uitgeschakeld
met de toets
.
Knippert traag gedurende
ca. 2 seconden groen (ca.
4 maal per seconde).Er is geen inschakelsig-
naal ontvangena)
.
Knippert snel gedurende
ca. 2 seconden groen (ca.
10 maal per seconde).
De interieurvoorverwar-
ming is geblokkeerd.
Mogelijke oorzaken: de
brandstoftank is bijna
leeg, de spanning van de
accu van 12 volt is zeer
laag of er is een storing.
Knippert ca. 2 seconden
rood (ca. 4 maal per se-
conde).Er is geen uitschakelsig-
naal ontvangen a)
.
Het lampje brandt 2 se-
conden oranje, daarna
groen of rood.De batterij van de af-
standsbediening is bijna
leeg. Het inschakel- of uit-
schakelsignaal werd ech-
ter ontvangen. 188