Seat Ateca 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2018, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2018Pages: 364, PDF Size: 7.42 MB
Page 251 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
● De k
euz
ehendel moet zich in stand D/S of
in tiptronic-schakelweg bevinden.
● Het systeem moet aan weerszijden van de
wagen een afb
akeningslijn van de rijstrook
vastgesteld hebben ››› afb. 204.
De volgende situaties kunnen ertoe leiden
dat het noodhulpsysteem (Emergency As-
sist) niet reageert of automatisch wordt uit-
geschakeld:
● Indien de bestuurder het gas- of rempedaal
intrapt, of het
stuur beweegt.
● Indien een van de voorwaarden vermeld in
›››
pag. 248, Technische vereisten om het
noodhulpsysteem (Emergency Assist) te ge-
bruiken niet langer vervuld is.
● Indien een van de nodige voorwaarden
voor werk
ing van de rijstrookassistent (Lane
Assist) niet langer vervuld is ››› pag. 243.
● Indien een van de nodige voorwaarden
voor werk
ing van de automatische afstands-
regeling (ACC) niet langer vervuld is ››› pag.
233. ATTENTIE
De intelligente technologie in het noodhulp-
sys t
eem (Emergency Assist) kan de limieten
opgelegd door de natuurkundige wetten niet
overwinnen en werkt enkel binnen de eigen
grenzen van het systeem. De bestuurder
draagt altijd de verantwoordelijkheid voor
het besturen van de wagen. ●
De s nelheid en de
veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● Houd de handen steeds op het stuur en
wees
klaar om op elk moment zelf te kunnen
sturen.
● Het noodhulpsysteem kan op zich geen on-
geva
llen of ernstige letsels voorkomen.
● Als de werking van het noodhulpsysteem
vers
toord is, bijvoorbeeld omdat de radar van
de automatische afstandsregeling (ACC) of de
camera van de rijstrookassistent (Lane As-
sist) bedekt of verkeerd afgesteld is, dan kan
het zijn dat het systeem ongepast ingrijpt in
de remmen of de stuurinrichting.
● Het noodhulpsysteem reageert niet bij per-
sonen of dieren, noc
h bij kruisende wagens
of bij een tegemoetkomende wagen op de-
zelfde rijstrook. ATTENTIE
Als het noodhulpsysteem (Emergency Assist)
op ong ep
aste wijze ingrijpt, kunnen er zich
ongevallen en ernstige letsels voordoen.
● Als het noodhulpsysteem niet juist werkt,
sch
akel dan de rijstrookassistent (Lane As-
sist) uit ››› pag. 243. Op die manier wordt ook
het noodhulpsysteem uitgeschakeld.
● Laat het systeem door een gespecialiseer-
de werkpl
aats controleren. SEAT raadt u aan
om daarvoor een SEAT-dealer te raadplegen. Let op
● Autom ati
sche ingrepen op de remmen door
het noodhulpsysteem (Emergency Assist)
kunnen worden onderbroken door het gaspe-
daal of de rem in te trappen, of door te draai-
en aan het stuur.
● De noodknipperlichten, die automatisch
gingen br
anden, kunnen worden gedoofd
door het gaspedaal of de rem in te trappen, te
draaien aan het stuur of te drukken op de
knop van de noodknipperlichten.
● Zo nodig kan het noodhulpsysteem (Emer-
gency As
sist) de wagen doen vertragen tot
volledige stilstand.
● Wanneer het noodhulpsysteem (Emergency
Assi
st) wordt geactiveerd, is het enkel op-
nieuw beschikbaar na uitschakelen en weer
inschakelen van het contact. 249
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 252 of 364

Bedienen
Dodehoekhulp (BSD) met uit-
p ark
eerhu
lp (RCTA)*
Gerelateerde video Afb. 206
Intelligente op-
loss
ingen Inleiding tot thema
De dodehoekhulp (BSD) helpt om de ver-
k
eer
s
situatie te detecteren aan de achterkant
van de wagen.
De ingebouwde uitparkeerhulp (RCTA) helpt
de bestuurder om naar achteren een schuine
parkeerplek te verlaten en te manoeuvreren.
De dodehoekhulp is ontwikkeld voor het rij-
den op verhard wegdek. ATTENTIE
De intelligente technologie in de dodehoek-
hulp (BSD) met inbe
grepen uitparkeerhulp
(RCTA) kan de limieten opgelegd door de na-
tuurkundige wetten niet overwinnen en werkt
enkel binnen de eigen grenzen van het sys-
teem. Indien de dodehoekhulp of uitparkeer- hulp op nalatige of onbedoelde wijze wordt
ge
bruikt, k
unnen ongevallen en ernstige let-
sels optreden. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpas
sen aan de voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● Houd de handen steeds op het stuur en
wees
klaar om op elk moment zelf te kunnen
sturen.
● Houd rekening met de controlelampjes die
gaan branden in de b
uitenspiegels en op het
scherm van het instrumentenpaneel, en han-
del overeenkomstig.
● De dodehoekhulp kan reageren bij speciale
cons
tructies aan de zijkant, zoals bijv. hoge
of niet in lijn staande vangrails. In dergelijke
geval kunnen er verkeerde waarschuwingen
optreden.
● Gebruik de dodehoekhulp met uitparkeer-
hulp nooit op on
verharde wegen. De dode-
hoekhulp met uitparkeerhulp is bestemd voor
gebruik op wegen met verhard wegdek.
● Let altijd goed op de omgeving van de wa-
gen.
● Gebruik
de dodehoekhulp of uitparkeer-
hulp nooit indien de r
adarsensoren vuil zijn.
● Bij zonnestraling zijn de controlelampjes
van de buit
enspiegels mogelijk slechts be-
perkt zichtbaar. VOORZICHTIG
● De r a
darsensoren van de achterbumper
kunnen beschadigd of verschoven worden in-
dien ze een slag krijgen, bijv. bij het in- of uit-
parkeren. Als gevolg hiervan kan het systeem
automatisch worden uitgeschakeld of min-
stens de werking ervan verstoord worden.
● Om de juiste werking van de radarsensoren
te gar
anderen, houdt u de achterbumper vrij
van sneeuw en ijs, en dekt u hem niet af.
● De achterbumper mag enkel gelakt worden
met door S
EAT goedgekeurde laksoorten. In-
dien andere laksoorten worden gebruikt, kan
de dodehoekhulp mogelijk enkel beperkt of
verkeerd werken. Let op
Als de dodehoekhulp met uitparkeerhulp niet
werkt
zoals beschreven in dit hoofdstuk, ge-
bruik het systeem dan niet en ga naar een ge-
specialiseerde werkplaats. Controlelampjes
Controlelampje in de buitenspiegels:
Gaat branden
Gaat eenmaal kort branden: de dodehoekhulp is geacti-
veerd en bedrijfsklaar.
Gaat branden: de dodehoekhulp detecteert een voertuig
in de dode hoek.
250
Page 253 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Knippert
Er is een voertuig gedetecteerd in de dode hoek en
daarnaast is het knipperlicht bediend in de richting van
dat voertuig
›››
.
In wagens die ook zijn uitgerust met de rijstrookassis-
tent ››› pag. 243, wordt de bestuurder ook bij het niet
bedienen van het knipperlicht gewaarschuwd indien
hij/zij de rijstrook verlaat (dodehoekhulp "Plus"). Na het inschakelen van het contact gaan ter
contr
o
le kort enkele waarschuwings- en con-
trolelampjes branden. Na enkele seconden
doven de lampjes.
Is er geen indicatie door het controlelampje
in de buitenspiegel, betekent dit dat de do-
dehoekhulp op dat moment geen enkel voer-
tuig detecteert in de omgeving van de wagen
››› .
W anneer de rij
v
erlichting is ingeschakeld,
wordt de intensiteit waarmee de controle-
lampjes gaan branden in de buitenspiegels
verminderd (nachtmodus). ATTENTIE
Als u de brandende waarschuwingslampjes
en de ov er
eenstemmende berichten negeert,
kan de wagen midden in het verkeer tot stil-
stand komen en kunnen zich ongevallen of
ernstige letsels voordoen.
● De waarschuwingslampjes en de berichten
nooit neg
eren.
● De noodzakelijke handelingen uitvoeren. VOORZICHTIG
Het negeren van brandende controlelampjes
en de ov er
eenstemmende berichten kan scha-
de aan de wagen tot gevolg hebben. Dodehoekhulp (BSD)
Afb. 207
In de buitenspiegels: indicatie van
de dodehoek hulp
. Afb. 208
Achteraanzicht van de wagen: zones
van de r a
darsensoren. De dodehoekhulp bewaakt de zone aan de
ac
ht
erk
ant van de wagen met behulp van ra-
darsensoren ››› afb. 208. Daarvoor meet het
systeem de afstand en het snelheidsverschil
ten opzichte van andere voertuigen. De dode-
hoekhulp werkt niet bij snelheden onder ca.
15 km/u (9 mph). Het systeem informeert de
bestuurder via optische signalen in de bui-
tenspiegels.
Indicatie in de buitenspiegel
Het controlelampje (uitvergrote afbeelding)
informeert in de overeenkomstige buiten-
spiegel ››› afb. 207 over de verkeerssituatie
achter de wagen indien die kritiek geacht
wordt. Het controlelampje van de linker bui-
tenspiegel informeert over de verkeerssitua-
tie aan de linkerzijde van de wagen, het con-
trolelampje van de rechter buitenspiegel over
de situatie aan de rechterzijde. »
251
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 254 of 364

Bedienen
Bij gekleurde ruiten of ruiten met achteraf ge-
mont eer
de g
ekleurde folie is het mogelijk dat
de indicaties van de buitenspiegel niet dui-
delijk of niet juist worden opgemerkt.
Houd de buitenspiegels schoon, zonder
sneeuw of ijs, en dek ze niet af met stickers
e.d.
Radarsensoren
De radarsensoren bevinden zich links en
rechts achter de achterbumper en zijn van buiten niet zichtbaar
››› afb. 208. De senso-
ren bewaken het gebied van de dode hoek
en het verkeer aan de achterzijde van de wa-
gen ››› afb. 209, ››› afb. 210. Het gebied aan
de zijkanten van de wagen reikt tot iets voor-
bij de breedte van een rijstrook.
De breedte van de rijstrook wordt niet indivi-
dueel gedetecteerd, maar ligt vast in het sys-
teem. Om die reden kunnen de indicaties ver-
keerd zijn indien men rijdt op smalle rijstro-
ken of in het midden van twee rijstroken. Het systeem kan ook voertuigen die op de aan-
grenz
ende rijstrook rijden (indien aanwezig)
of vaste voorwerpen, zoals vangrails, detec-
teren en een verkeerde indicatie tonen.
252
Page 255 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Rijsituaties Afb. 209
Schematische weergave: Situatie
v an het
inhalen met verkeer aan de achterzij-
de. Indicatie van de dodehoekhulp in de
linker buitenspiegel. Afb. 210
Schematische weergave: Situatie
v an het
inhalen en daarna opnieuw invoegen
in de rechter rijstrook. Indicatie van de do-
dehoekhulp in de rechter buitenspiegel. In de volgende situaties wordt een indicatie
g
et
oond in de b
uitenspiegel ››› afb. 209
(pijl) of ››› afb. 210 (pijl):
● Wanneer de wagen wordt ingehaald door
een ander voer
tuig ››› afb. 209 .
● Wanneer de wagen een ander voertuig in-
haalt ›
›› afb. 210 met een snelheidsver-
schil van ca. 10 km/u (6 mph). Indien het in- halen aanzienlijk sneller gebeurt, wordt geen
enkele indic
atie getoond.
Hoe sneller een voertuig nadert, hoe vroeger
de indicatie wordt getoond in de buitenspie-
gel, aangezien de dodehoekhulp rekening
houdt met het snelheidsverschil ten opzichte
van andere voertuigen. Zelfs als de afstand
tot een ander voertuig identiek is, wordt de
indicatie dus vroeger of later getoond naar-
gelang de situatie. Fysieke beperkingen en beperkingen eigen
aan het sys
teem
In bepaalde rijomstandigheden is het moge-
lijk dat de dodehoekhulp de verkeerssituatie
niet juist inschat. Bijvoorbeeld in de volgen-
de situaties:
● in scherpe bochten;
● in rijstroken met wisselende breedte;
● op de top van hellingen; »
253
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 256 of 364

Bedienen
● bij s
l
echte weersomstandigheden;
● bij speciale constructies aan de zijkant,
zoal
s bijv. hoge of niet in lijn staande van-
grails.
Uitparkeerhulp (RCTA) Afb. 211
Schematische voorstelling van de
uitp ark
eerhu
lp: bewaakt gebied rond de wa-
gen die een parkeerplaats verlaat. De uitparkeerhulp bewaakt met behulp van
de r
a
d
arsensoren in de achterbumper ››› afb.
208 het verkeer in dwarsrichting achter de
wagen wanneer die achteruit uit een schuine
parkeerplaats rijdt of manoeuvreert, bijvoor-
beeld in onoverzichtelijke situaties. Wanneer het systeem een relevante wegge-
bruiker detect
eert die nadert aan de achter-
zijde van de wagen ››› afb. 211 , klinkt een ge-
luidssignaal.
Naast het geluidssignaal wordt de bestuur-
der ook op de hoogte gebracht via een aan- wijzing op het scherm van de radio. Deze
aanwijzing wordt in de vorm van een rode
band getoond aan de achterzijde van de af-
beelding van de wagen op het scherm van de
radio. De band geeft de kant van de wagen
aan waar het verkeer in dwarsrichting
nadert. 1)
Automatisch bedienen van de remmen om
schade te verminderen
Indien de uitparkeerhulp een weggebruiker
detecteert die nadert aan de achterzijde van
de wagen zonder dat de bestuurder het rem-
pedaal intrapt, bedient het systeem automa-
tisch de remmen.
Het uitparkeersysteem helpt de bestuurder
met remmen, zodat de omvang van de scha-
de beperkt blijft. De remmen worden automa-
tisch bediend indien men achteruit rijdt met
een snelheid van ca. 1-12 km/u (1-7 mpu).
Zodra het systeem detecteert dat de wagen
stilstaat, wordt hij onbeweeglijk gehouden
gedurende ca. 2 seconden. Na het automatisch bedienen van de remmen
om de sch
ade te verminderen, moeten onge-
veer 10 seconden voorbijgaan voordat het
systeem opnieuw kan ingrijpen in het rem-
systeem.
Het automatisch bedienen van de remmen
kan worden onderbroken door het gas- of
rempedaal krachtig in te trappen, waardoor
de bestuurder opnieuw de controle over de
wagen krijgt. ATTENTIE
De intelligente technologie in de uitparkeer-
hulp k an de limiet
en opgelegd door de na-
tuurkundige wetten niet overwinnen en werkt
enkel binnen de eigen grenzen van het sys-
teem. De functie van het inparkeersysteem
mag geen aanleiding zijn voor het nemen van
risico's. Ondanks het systeem moet de be-
stuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● Gebruik het systeem nooit wanneer het
zicht
beperkt is of in complexe verkeerssitua-
ties, bijv. op erg drukke wegen of om ver-
scheidene rijstroken over te steken.
● Houd altijd de omgeving van de wagen in
het oog, aang
ezien het systeem bijv. fietsen
of voetgangers niet in alle situaties perfect
opmerkt.
● De uitparkeerhulp remt de wagen niet altijd
vanz
elf af tot volledige stilstand. 1)
Dit wordt enkel getoond indien de wagen uitgerust
is met
het parkeersysteem.
254
Page 257 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Bediening van de dodehoekhulp
(BSD) met uitp
ark
eerhulp (RCTA)De dodehoekhulp (BSD) met uitparkeerhulp
(RCTA) in- en uit
s
chakelen
De dodehoekhulp met uitparkeerhulp kan
worden in- en uitgeschakeld via het menu Assistenten op het scherm van het instru-
mentenpaneel met behulp van de bedie-
ningselementen op het stuur. Indien de wa-
gen is uitgerust met multifunctionele camera,
is toegang ook mogelijk met de toets van de
bestuurdershulpsystemen op de grootlicht-
hendel.
Menu Assistenten openen.
● Dode Hoek
● Exit Assist
Indien het
selectievakje van het instrumen-
tenpaneel aangevinkt is , wordt de functie
automatisch geactiveerd wanneer het contact
wordt ingeschakeld.
Zodra de dodehoekhulp klaar is voor werk-
ing, gaat de indicatie in de buitenspiegels bij
wijze van bevestiging kort branden.
De laatst uitgevoerde instelling van het sys-
teem blijft actief wanneer het contact op-
nieuw wordt ingeschakeld.
Indien de dodehoekhulp automatisch werd
gedeactiveerd, kan het systeem enkel op- nieuw worden geactiveerd na het uitschake-
len en w
eer in
schakelen van het contact.
Automatisch uitschakelen van de dodehoek-
hulp (BSD)
De radarsensoren van de dodehoekhulp met
uitparkeerhulp worden o.m. automatisch uit-
geschakeld wanneer wordt gedetecteerd dat
een van de sensoren permanent is afgedekt.
Dit kan bijv. het geval zijn indien er voor de
sensoren een laag sneeuw of ijs is.
Op het display van het instrumentenpaneel
verschijnt een bericht.
Rijden met een aanhangwagen
De dodehoekhulp en uitparkeerhulp worden
automatisch uitgeschakeld en kunnen niet
weer worden ingeschakeld indien de in de fa-
briek gemonteerde trekhaak elektrisch is
aangesloten op een aanhangwagen of verge-
lijkbaar systeem.
Zodra de bestuurder begint te rijden met een
elektrisch aangesloten aanhangwagen, ver-
schijnt er een bericht op het scherm van het
instrumentenpaneel waarin wordt aangege-
ven dat de dodehoekhulp en uitparkeerhulp
zijn uitgeschakeld. Indien de bestuurder de
dodehoekhulp en uitparkeerhulp wenst te
gebruiken na het loskoppelen van de aan-
hangwagen, moeten deze systemen opnieuw
worden geactiveerd in het overeenkomstige
menu. Is de trekhaak niet gemonteerd in de fabriek,
dan moeten de dodehoek
hulp en uitparkeer-
hulp handmatig worden gedeactiveerd wan-
neer met aanhangwagen wordt gereden.
SEAT rijprogramma's (SEAT Dri-
ve Profi
le)*
Gerelateerde video Afb. 212
Zelfstandig rij-
den Inleiding
De bestuurder heeft dankzij SEAT Drive Profi-
l
e de k
euz
e uit vier profielen of modi, Eco,
Normal , Sport en Individual , waarbij
het gedrag van de diverse functies van de
wagen wordt aangepast voor uiteenlopende
rijervaringen.
In de versie 4Drive zijn daarnaast ook de pro-
fielen Offroad en Snow beschikbaar. »
255
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 258 of 364

Bedienen
Individual kan w
or den geconfigureerd
naar wens. De overige profielen beschikken
over een vaste configuratie.
Beschrijving Afhankelijk van de uitrusting van de wagen,
beïnvloedt
SEAT Drive Profile de volgende on-
derdelen:
Motor
Al naar gelang het gekozen profiel, reageert
motor feller of juist rustiger op de verplaat-
sing van het gaspedaal. Bovendien wordt bij
het selecteren van het Eco-profiel automa-
tisch de start-stopfunctie geactiveerd.
Bij wagens met automatische transmissie
worden de momenten waarop wordt gescha-
keld zodanig aangepast dat die bij lagere of
hogere toerentallen komen te liggen. Boven-
dien wordt in de Eco-stand gebruik gemaakt
van de inertie om het brandstofverbruik ver-
der te verlagen.
Bij wagens met schakelbak wijzigen in de
stand Eco de aanbevelingen om te schake-
len die verschijnen in het instrumentenpa-
neel, om de bestuurder ertoe aan te zetten
zuiniger te gaan rijden. Besturing
De s
t
uurbekrachtiging varieert de rijfuncties
en past zich aan het geselecteerde profiel
aan, waardoor een beter gedrag voor elke si-
tuatie mogelijk wordt gemaakt.
Airconditioning
Bij wagens voorzien van Climatronic is het
mogelijk om deze in de eco-stand op een la-
ger verbruik te laten werken.
Automatische afstandsregeling (ACC)
De acceleratiegradiënt van de automatische
afstandsregeling varieert naargelang het ac-
tieve rijprofiel ››› pag. 233.
Elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
In de rijprofielen Offroad en Snow past de
elektronische stabiliseringscontrole (ESC)
››› pag. 200 zich aan volgens de kenmerken
van het terrein.
Daarnaast wordt in het Offroad-profiel ook
de bergafdaalcontrole (HDC) ››› pag. 221 ge-
activeerd. Rijprofiel instellen
Afb. 213
Middenconsole: draaiknop (Driving
Experienc e b
utt
on). U kunt op de volgende manieren kiezen tus-
sen de pr
ofiel
en
Eco, Normal , Sport, In-
dividual , Offroad1)
en Snow 1)
:
● draai aan de draaiknop (Driving Experience
button) t
ot het gewenste profiel brandt op
het display van het Easy Connect-systeem en
ook op de draaiknop zelf ››› afb. 213.
● OF: selecteer het gewenste profiel op het
aanraak
scherm van het Easy Connect-sys-
teem, in het menu dat wordt geopend door te
draaien aan de draaiknop (Driving
Experience button).
Binnen elk profiel bestaat de mogelijkheid
om de kenmerken ervan weer te geven, door
te drukken op het touchpad van het display 1)
Enkel voor 4Drive-modellen.
256
Page 259 of 364

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
van het Easy Connect-systeem Inform
atie
pr ofiel.
In het profiel Individual kunnen de ken-
merken van de wagen worden ingesteld via
het touchpad van het display van het Easy
Connect-systeem Instellingen profiel.
Een pictogram op het display van het Easy
Connect-systeem informeert over het actieve
profiel, wanneer dat verschilt van Normal.
De keuzeknop geeft met een rood led-lampje
het geselecteerde profiel aan.
RijprofielEigenschappen
EcoZorgt ervoor dat de wagen zo min moge-
lijk brandstof verbruikt, passend bij een
zuinige en milieubewuste rijstijl.
NormalVerschaft een uitgebalanceerde rijerva-
ring en is bij uitstek geschikt voor dage-
lijks gebruik.
SportVerschaft de wagen een dynamisch karak-
ter rondom en maakt het mogelijk om
sportiever te rijden.
Indivi- dualMaakt een persoonlijke configuratie mo-
gelijk. De functies die u kunt aanpassen,
variëren per uitrustingsniveau van de wa-
gen.
Offroad a)Past de wagenparameters aan voor het
optimaal rijden op onverharde wegen.
RijprofielEigenschappen
Snowa)
Past het gedrag van de wagen aan voor
het rijden op een glad wegdek, met opti-
malisering van tractie en bestuurbaar-
heid.
a)
Enkel voor 4Drive-modellen. ATTENTIE
Houd bij de keuze van SEAT Drive Profile op
de eers t
e plaats rekening met het verkeer, om
geen ongelukken te veroorzaken. Let op
● Wanneer de w ag
en wordt uitgezet, bewaart
die altijd het rijprofiel dat was geselecteerd
op het moment waarop het contact werd uit-
geschakeld. Wanneer de wagen opnieuw
wordt ingeschakeld, zullen de motor en ver-
snellingsbak echter niet starten in de gese-
lecteerde instelling. Om de motor en versnel-
lingsbak opnieuw in de gewenste stand te
brengen, selecteert u nogmaals het overeen-
komstige rijprofiel op het scherm of drukt u
meermaals op de knop van het Easy Connect-
systeem.
● Wanneer de wagen opnieuw wordt gestart
na ge
bruik van het profiel Offroad of Snow ,
wordt het systeem steeds geactiveerd in pro-
fiel Normal .
● De snelheid en rijstijl moeten te allen tijde
worden aan
gepast aan het zicht op de weg,
de klimatologische omstandigheden en het
verkeer. ●
Bij het rijden met aanh
angwagen wordt ge-
bruik van het Eco-profiel niet aanbevolen. Kickdown
Het kickdown-systeem maakt een maximale
acc
el
eratie mogelijk.
Als u in SEAT Drive Profile* de stand Eco
››› pag. 256 hebt gekozen en plankgas geeft,
wordt het vermogen van de motor automa-
tisch geregeld om maximaal te accelereren. ATTENTIE
Let op dat bij glad wegdek de aangedreven
wiel en k
unnen doorslippen als de kickdown
wordt bediend - slipgevaar! 257
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Veiligheid
Page 260 of 364

Bedienen
Systeem van verkeerstekenher-
k ennin
g*1)
In
leiding tot thema Het systeem van verkeerstekenherkenning
re
gi
streert met een camera in de houder van
de binnenspiegel de verkeersborden die zich
voor de wagen bevinden en informeert over
de snelheidsbeperkingen en inhaalverboden
die het herkent. Binnen zijn beperkingen
toont het systeem ook bijkomende verkeers-
tekens, bijv. in de tijd beperkte verboden,
borden voor het rijden met aanhangwagen
››› pag. 288 of beperkingen die enkel gelden
bij regen. Zelfs op trajecten zonder verkeers-
tekens kan het systeem mogelijk de heersen-
de snelheidsbeperkingen weergeven.
In Duitsland toont het systeem op snel- en
autowegen naast de snelheidsbeperkingen
en inhaalverboden ook de verkeerstekens
van het einde van een verbod. In alle andere
landen wordt in plaats daarvan de op dat mo-
ment geldende snelheidsbeperking weerge-
geven. ATTENTIE
De technologie in het systeem van verkeers-
tek enherk
enning kan de limieten opgelegd
door de natuurkundige wetten niet overwin- nen en werkt enkel binnen de eigen grenzen
van het
sy
steem. Het hogere comfort dat de
verkeerstekenherkenning biedt mag geen
aanleiding geven tot het nemen van risico's.
Ondanks het systeem moet de bestuurder te
allen tijde opmerkzaam blijven.
● Snelheid en rijstijl aanpassen aan het
weer, het
wegdek, het zicht en de verkeers-
omstandigheden.
● Bij slecht zicht, in het donker of bij sneeuw,
reg
en en mist kan het gebeuren dat het sys-
teem niet alle verkeersborden (correct) toont.
● Als het zichtveld van de camera vuil, be-
dekt of be
schadigd is, kan dat de werking van
het systeem negatief beïnvloeden. ATTENTIE
De rijadviezen en verkeerstekens die het sys-
teem v
an verkeerstekenherkenning geeft
kunnen afwijken van de werkelijke situatie.
● Het systeem kan niet altijd alle verkeers-
borden corr
ect herkennen of tonen.
● Verkeersborden en -voorschriften hebben
voorran
g op de aanbevelingen en aanwijzin-
gen van het navigatiesysteem. Let op
Om de werking van het systeem niet te beïn-
vloeden, moet het
volgende in acht worden
genomen: ●
Reinig het
zichtveld van de camera regel-
matig en houd dit schoon en vrij van sneeuw
en ijs.
● Dek het zichtveld van de camera niet af.
● Vervang beschadigde of versleten ruiten-
wis
serbladen wanneer u dit nodig acht om
strepen in het gezichtsveld van de camera te
vermijden.
● Controleer of de voorruit bij het gezichts-
veld
van de camera niet beschadigd is. Let op
● Het ge
bruik van oude kaarten in het naviga-
tiesysteem kan ertoe leiden dat verkeerde
verkeersborden worden getoond.
● In de routepuntmodus van het navigatie-
syst
eem is de verkeerstekenherkenning
slechts beperkt beschikbaar. 1)
Systeem beschikbaar naargelang het land.
258