display TOYOTA CAMRY 2023 Instructieboekje (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: CAMRY, Model: TOYOTA CAMRY 2023Pages: 514, PDF Size: 64.44 MB
Page 335 of 514

Waarschuwings-
lampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
(Rood/geel)Waarschuwingslampje (waarschuwingszoemer) elektrische
stuurbekrachtiging
Geeft aan dat er een storing is in de elektrische stuurbekrachtiging
(EPS)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
(Geel)Controlelampje (waarschuwingszoemer) LTA
*1
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de LTA (Lane Tracing
Assist)
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 191)
(Knippert of brandt)Waarschuwingslampje PCS
Wanneer er gelijktijdig een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het PCS (Pre-Crash
Safety-systeem).
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) is tijdelijk niet beschikbaar,
corrigerende maatregelen kunnen noodzakelijk zijn.
Volg de instructies die worden weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 168)
Als het PCS (Pre-Crash Safety-systeem) of de VSC (Vehicle Stability
Control-systeem) wordt uitgeschakeld, gaat het waarschuwings-
lampje PCS branden.
Blz. 182
(indien aanwezig)
(brandt)Controlelampje PKSB OFF
Wanneer er een zoemer klinkt:
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in het Parking Support
Brake-systeem
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt:
Dit geeft aan dat het systeem tijdelijk niet beschikbaar is, doordat
een sensor mogelijk vuil is of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Verwijder het vuil, enz.
(indien aanwezig)
(brandt)Controlelampje Toyota Parking Assist-sensor OFF
*1
Geeft aan dat er een storing aanwezig is in de Toyota Parking Assist-
sensor
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Dit geeft aan dat het systeem tijdelijk niet beschikbaar is, doordat
een sensor mogelijk vuil is of is bedekt met bijvoorbeeld ijs.
Verwijder het vuil, enz.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
333
7
Bij problemen
Page 336 of 514

Waarschuwings-
lampjeWaarschuwingslampje/details/handelingen
(indien aanwezig)
(Knippert)Controlelampje RCD OFF
*1
Wanneer er een zoemer klinkt: Geeft aan dat er een storing aanwe-
zig is in de RCD-functie (Rear Camera Detection)
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-
dealer of hersteller/reparateur of een andere naar behoren ge-
kwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Wanneer er geen zoemer klinkt: Geeft aan dat de functie tijdelijk
niet kan worden gebruikt doordat de camera vuil is, enz.
Verwijder het vuil, enz.
Controlelampje Traction Control
Geeft aan dat er een storing is in:
■De VSC (Vehicle Stability Control);
■De TRC (Traction Control);
■Het ABS; of
■De Hill Start Assist Control
Het lampje gaat knipperen wanneer het ABS, VSC- of TRC-systeem
in werking is.
Laat de auto onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwingslampje laag brandstofniveau
Geeft aan dat de resterende hoeveelheid brandstof ongeveer
6,7 liter of minder is
Vul de brandstoftank.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) bestuurders- en voor-
passagiersgordel*3
Waarschuwt de bestuurder en/of voorpassagier dat de veiligheids-
gordel vastgemaakt dient te worden.
Doe de veiligheidsgordel om.
Als er iemand op de voorpassagiersstoel zit, moet ook de veilig-
heidsgordel voor de voorpassagier worden vastgemaakt, zodat
het waarschuwingslampje (de waarschuwingszoemer) uitgaat.
Controlelampje (waarschuwingszoemer) achterpassagiersgor-
del*4
Waarschuwt de achterpassagiers om de veiligheidsgordel om te
doen.
Doe de veiligheidsgordel om.
Centraal waarschuwingslampje
Een zoemer klinkt en het waarschuwingslampje gaat branden en
knippert om aan te geven dat het centrale waarschuwingssysteem
een storing heeft gesignaleerd.
Blz. 338
Waarschuwingslampje lage bandenspanning
Geeft het volgende aan:
■Lage bandenspanning als gevolg van lekke band;
■Lage bandenspanning als gevolg van natuurlijke oorzaak of
■Storing in bandenspanningswaarschuwingssysteem
Breng de auto zo snel mogelijk op een veilige plaats tot stilstand.
Oplossing (→blz. 335)
*1: Dit lampje brandt op het multi-informatiedisplay.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
334
Page 340 of 514

7.2.4 Als er een waarschuwingsmelding wordt weergegeven
Het multi-informatiedisplay waarschuwt
bij systeemstoringen en onjuist
uitgevoerde handelingen, of geeft
meldingen over noodzakelijk onderhoud
weer. Voer de juiste herstelprocedure uit
wanneer er een melding verschijnt.
1Centraal waarschuwingslampje
Het centrale waarschuwingslampje
gaat ook branden of knipperen om
aan te geven dat er op dat moment
een melding wordt weergegeven op
het multi-informatiedisplay.
2Multi-informatiedisplay
3Oplossing
Volg de instructies van de melding op
het multi-informatiedisplay op.
Als een van de waarschuwingsmeldingen
weer wordt weergegeven na het
uitvoeren van de juiste handelingen,
neem dan contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Meldingen en waarschuwingen
De waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers werken afhankelijk van de soort
melding. Als de melding aangeeft dat controle door een dealer noodzakelijk is, laat de auto
dan onmiddellijk nakijken door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
Waarschuwings-
lampje systeemWaarschuwings-
zoemer*Waarschuwing
Gaat branden — KlinktDuidt op een belangrijke situatie,
bijvoorbeeld wanneer een rijsys-
teem defect is of wanneer er ge-
vaar ontstaat wanneer de herstel-
procedure niet wordt uitgevoerd
—Gaat branden of
knipperenKlinktDuidt op een belangrijke situatie,
bijvoorbeeld wanneer de syste-
men die worden aangegeven op
het multi-informatiedisplay
defect zijn.
Knippert — KlinktGeeft een bepaalde situatie aan,
bijvoorbeeld wanneer er schade
aan de auto is, of wanneer er
gevaar bestaat
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
338
Page 341 of 514

Waarschuwings-
lampje systeemWaarschuwings-
zoemer*Waarschuwing
Gaat branden — Klinkt nietGeeft een bepaalde conditie aan,
bijvoorbeeld een storing in de
elektronische onderdelen, de
staat van de onderdelen, of wan-
neer er onderhoud vereist is
Knippert — Klinkt nietGeeft een bepaalde situatie aan,
bijvoorbeeld wanneer een hande-
ling onjuist is uitgevoerd, of hoe
een handeling op juiste wijze
moet worden uitgevoerd
De werking van de waarschuwingslampjes en waarschuwingszoemers kan afwijken van de
aangegeven werking. Voer in dit geval de correctieprocedure uit overeenkomstig de
weergegeven melding.
*: Een zoemer klinkt voor het eerst en er verschijnt een melding op het multi-
informatiedisplay.
Waarschuwingsmeldingen
De hieronder uitgelegde
waarschuwingsmeldingen verschillen
mogelijk van de werkelijke meldingen
overeenkomstig de bedrijfscondities en
voertuigspecificaties.
Waarschuwingslampjes systeem
Het centrale waarschuwingslampje gaat
in de volgende gevallen niet branden of
knipperen. In plaats daarvan gaat een
apart waarschuwingslampje van het
systeem branden terwijl een melding op
het multi-informatiedisplay verschijnt.
• Storing in het ABS
Het waarschuwingslampje ABS gaat
branden. (→Blz. 332)
• Storing in het remsysteem
Het waarschuwingslampje van het
remsysteem (geel) gaat branden.
(→Blz. 331)
• Storing in het bandenspannings-
waarschuwingssysteem
Het waarschuwingslampje lage
bandenspanning gaat branden.
(→Blz. 334)• Het brandstofniveau is laag
Het waarschuwingslampje laag
brandstofniveau gaat branden.
(→Blz. 334)
Als een melding om de handleiding te
raadplegen wordt weergegeven
• Als de onderstaande meldingen
worden weergegeven, is er mogelijk
sprake van een storing. Breng de auto
onmiddellijk op een veilige plaats tot
stilstand en neem contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige. Doorrijden
met de auto kan gevaarlijk zijn.
– “Low Braking Power Stop in a Safe
Place See Owner’s Manual”
(Remvermogen laag. Breng auto op
veilige plaats tot stilstand. Zie
handleiding)
– “Oil Pressure Low Stop in a Safe
Place See Owner’s Manual”
(Oliedruk laag. Breng auto op veilige
plaats tot stilstand. Raadpleeg
handleiding)
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
339
7
Bij problemen
Page 367 of 514

Starten van het hybridesysteem
1. Controleer of de selectiehendel in
stand P staat en trap het rempedaal
stevig in.
2. Houd de zijde van de elektronische
sleutel met het Toyota-logo tegen de
startknop.
Wanneer de elektronische sleutel
wordt gedetecteerd, klinkt er een
zoemer en wordt het contact AAN
gezet.
Wanneer het Smart entry-systeem
met startknop is uitgeschakeld via de
persoonlijke voorkeursinstellingen,
wordt het contact in stand ACC gezet.
3. Trap het rempedaal stevig in en
controleer of
op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven.
4. Druk kort en krachtig op de startknop.
Neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige als het
hybridesysteem nog steeds niet kan
worden gestart.
Uitschakelen van het hybridesysteem
Zet de selectiehendel in stand P en druk
op de startknop zoals u normaal doet bij
het uitschakelen van het hybridesysteem.Vervangen van de sleutelbatterij
Omdat deze procedure een
noodmaatregel is, wordt geadviseerd de
batterij van de elektronische sleutel zo
snel mogelijk te laten vervangen als deze
ontladen is.
Alarm (indien aanwezig)
Het alarmsysteem wordt niet
ingeschakeld als de mechanische sleutel
wordt gebruikt om de portieren te
vergrendelen. Het alarm kan worden
geactiveerd als een portier met de
mechanische sleutel wordt ontgrendeld
terwijl het alarmsysteem is ingeschakeld.
Wijzigen van de standen van het
contact
Laat het rempedaal los en druk tijdens de
stap hierboven op de startknop. Het
hybridesysteem wordt niet ingeschakeld
en de stand verandert iedere keer dat de
knop wordt ingedrukt. (→Blz. 140)
Als de elektronische sleutel niet goed
werkt
• Controleer of het Smart
entry-systeem met startknop niet is
uitgeschakeld via de persoonlijke
voorkeursinstellingen. Is de functie
uitgeschakeld, schakel hem dan in.
(Systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen:
→blz. 383)
• Controleer of de
energiebespaarmodus is
ingeschakeld. Is de functie
ingeschakeld, schakel hem dan uit.
WAARSCHUWING!
Bij het gebruik van de mechanische
sleutel en het bedienen van de
elektrisch bedienbare ruiten
Bedien de elektrisch bedienbare ruit
nadat u hebt gecontroleerd of er geen
risico is dat een passagier met een
lichaamsdeel bekneld raakt tussen de
ruit. Laat tevens de mechanische
sleutel niet bedienen door kinderen.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
365
7
Bij problemen
Page 372 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Was accuvloeistof, die op de huid of
in de ogen terecht is gekomen, direct
weg met water en raadpleeg een arts.
Bedek de plaats waar de
accuvloeistof op terechtgekomen is
met een natte spons of doek totdat
er medische hulp kan worden
verkregen.
• Was altijd uw handen nadat u de
accudrager, de accupolen en andere
accu-gerelateerde onderdelen hebt
aangeraakt.
• Houd kinderen uit de buurt van de
12V-accu.
WAARSCHUWING!
Na het laden van de 12V-accu
Laat de 12V-accu zo snel mogelijk
controleren door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Als de 12V-accu verouderd raakt en
nog wordt gebruikt, kan een
onwelriekend gas worden uitgestoten.
Dit kan schadelijk zijn voor de
gezondheid van de passagiers.
Vervangen van de 12V-accu
Bevestig, na vervanging, de
uitlaatslang en de plug van de
uitlaatopening stevig op de
uitlaatopening van de vervangende
12V-accu. Wanneer deze niet goed
worden geplaatst, kunnen gassen
(waterstof ) in het interieur van de auto
terechtkomen en kan het gas
ontbranden en ontploffen.
OPMERKING
Omgaan met startkabels
Zorg er bij het aansluiten van de
startkabels voor dat deze niet verstrikt
raken in de koelventilatoren of de
ventilatorriem.
Voorkomen van beschadiging van de
auto
De speciale hulpstartaansluiting moet
worden gebruikt als de 12V-accu in een
noodgeval vanuit een andere auto wordt
geladen. Deze kan niet worden gebruikt
als hulpstart voor een andere auto.
7.2.10 Als uw auto oververhit
raakt
Het volgende kan erop duiden dat de auto
oververhit raakt.
• De naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter
(→blz. 78) komt in het rode gebied of
u merkt dat het hybridesysteem
minder vermogen levert. (De auto
accelereert bijvoorbeeld niet als het
gaspedaal wordt ingetrapt.)
• “Engine Coolant Temp High Stop in a
Safe Place See Owner’s Manual”
(Temp. motorkoelvloeistof hoog. Stop
op een veilige plaats. Zie handleiding)
of “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd
uitgangsvermogen) wordt
weergegeven op het
multi-informatiedisplay.
• Er komt stoom onder de motorkap uit.
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
370
Page 373 of 514

Correctieprocedures
Als de naald van de
koelvloeistoftemperatuurmeter in het rode
gebied komt of “Engine Coolant Temp High
Stop in a Safe Place See Owner’s Manual”
(Koelvloeistoftemperatuur te hoog. Breng
auto op veilige plaats tot stilstand.
Zie handleiding) op het multi-
informatiedisplay wordt weergegeven
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand en schakel de
airconditioning en vervolgens het
hybridesysteem uit.
2. Als er stoom te zien is: Open, nadat de
stoom is verdwenen, voorzichtig de
motorkap.
Als er geen stoom te zien is: Open
voorzichtig de motorkap.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
voldoende is afgekoeld de slangen en
het radiateurblok (radiateur) op
sporen van lekkage.
1Radiateur
2Koelventilator
Neem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes F en L
bevindt.
1Reservoir
2Streepje F
3Streepje L
4Radiateurdop
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem en de
airconditioning in en controleer of de
koelventilator van de radiateur draait
en of er geen koelvloeistof lekt uit de
radiateur of de slangen.
De koelventilator gaat draaien als de
airconditioning wordt ingeschakeld
direct na een koude start. Controleer
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
371
7
Bij problemen
Page 374 of 514

of de ventilator draait door ernaar te
luisteren en te voelen of er
luchtstroom is. Schakel als u hier niet
zeker van bent de airconditioning
nog een aantal keer in en uit.
(De ventilator werkt mogelijk niet
bij temperaturen beneden het
vriespunt.)
7. Als de koelventilator niet draait: Zet
het hybridesysteem onmiddellijk uit
en neem contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als de ventilator werkt: Laat de auto
nakijken door de dichtstbijzijnde
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Als “Hybrid System Overheated Output
Power Reduced” (Hybridesysteem
oververhit. Gereduceerd uitgangsvermogen)
wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay
1. Breng de auto op een veilige plaats tot
stilstand.
2. Schakel het hybridesysteem uit en
open de motorkap voorzichtig.
3. Controleer nadat het hybridesysteem
is afgekoeld de slangen en het
radiateurblok (radiateur) op sporen
van lekkage.
1Radiateur
2KoelventilatorNeem bij lekkage van een grote
hoeveelheid koelvloeistof
onmiddellijk contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
4. Het koelvloeistofniveau is correct als
het zich tussen de streepjes FULL en
LOW van het reservoir bevindt.
1Reservoir
2FULL-streepje
3LOW-streepje
5. Vul indien nodig koelvloeistof bij.
In noodgevallen mag ook water
gebruikt worden als u geen
koelvloeistof bij de hand hebt.
6. Schakel het hybridesysteem uit,
wacht ten minste 5 minuten, start het
hybridesysteem weer en controleer
het multi-informatiedisplay.
Als de melding niet verdwijnt: Zet het
hybridesysteem uit en neem contact
op met een erkende Toyota-dealer of
7.2 Stappen die genomen moeten worden in noodgevallen
372
Page 385 of 514

8.2 Persoonlijke
voorkeursinstellingen
8.2.1 Systemen met
mogelijkheden voor persoonlijke
voorkeursinstellingen
Uw auto is voorzien van verschillende
elektronische functies die naargelang uw
persoonlijke voorkeur kunnen worden
ingesteld. De instellingen van deze
functies kunnen worden gewijzigd met
behulp van het multi-informatiedisplay,
het scherm van het audiosysteem of bij
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Functies van de auto aanpassen aan de
persoonlijke voorkeur
Zorg er bij het wijzigen van de
instellingen voor dat de auto op een
veilige plaats staat met de selectiehendel
in stand P en geactiveerde parkeerrem.Wijzigen met behulp van het scherm
van het audiosysteem
1. Druk op de toets SETUP.
2. Selecteer “Vehicle” (voertuig) op het
scherm “Setup” (instellingen).
3. Selecteer “Vehicle customisation”
(voertuigaanpassingen).
Er kunnen verschillende instellingen
worden gewijzigd. Raadpleeg het
overzicht met instellingen die kunnen
worden gewijzigd voor meer informatie.
Wijzigen met behulp van het
multi-informatiedisplay
→Blz. 81
Systemen met mogelijkheden voor persoonlijke voorkeursinstellingen
Sommige voorkeursinstellingen zijn van invloed op de instellingen van andere functies.
Neem voor meer informatie contact op met een erkende Toyota-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
1Instellingen die u kunt wijzigen op het scherm van het audiosysteem
2Instellingen die door een erkende Toyota-dealer of hersteller/reparateur of een
andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige kunnen worden gewijzigd
Definitie van symbolen: O = beschikbaar, — = niet beschikbaar
Meters, tellers en multi-informatiedisplay (→blz. 78, blz. 81)
Functie StandaardinstellingPersoonlijke voor-
keursinstelling12
Eenheden*km (l/100 km) km (km/liter) O —
Comfortvoorzieningen
(suggestiefunctie)AanAan
(bij stilstaande auto)
OO
Uit
*: De standaardinstelling verschilt per land.
8.2 Persoonlijke voorkeursinstellingen
383
8
SPECIFICATIES
Page 393 of 514

Het hybridesysteem kan in dit geval
worden gestart op een tijdelijke
manier. (→Blz. 363)
• Is de 12V-accu ontladen? (→Blz. 366)
De selectiehendel kan niet
vanuit stand P in een
andere stand worden
gezet, zelfs al trapt u het
rempedaal in
• Staat het contact AAN?
Als u de selectiehendel niet in een
andere stand kunt zetten na het
intrappen van het rempedaal terwijl
het contact AAN staat. (→Blz. 140)
De ruiten kunnen niet wor-
den geopend of gesloten
met de schakelaars van de
ruitbediening
• Is de blokkeerschakelaar van de
ruitbediening ingedrukt?
De elektrisch bedienbare ruiten,
behalve die van het
bestuurdersportier, kunnen niet
worden bediend als de
blokkeerschakelaar van de
ruitbediening wordt ingedrukt.
(→Blz. 128)
Het contact wordt automa-
tisch UIT gezet
• De auto power off-functie wordt
bediend als het contact gedurende
een bepaalde tijd in stand ACC of AAN
staat (het hybridesysteem werkt niet).
(→Blz. 145)
Tijdens het rijden klinkt
een waarschuwingszoemer
• Het controlelampje van de
veiligheidsgordel knippertDragen de bestuurder en de
voorpassagier hun veiligheidsgordel?
(→Blz. 334)
• Het waarschuwingslampje van de
parkeerrem brandt
Is de parkeerrem gedeactiveerd?
(→Blz. 149)
Afhankelijk van de situatie klinken er
mogelijk ook andere soorten
waarschuwingszoemers. (→Blz. 331,
blz. 338)
Er wordt een alarm geacti-
veerd en de claxon klinkt
(auto's met alarmsysteem)
• Heeft iemand een portier geopend
tijdens het instellen van het alarm?
De sensor signaleert dit en laat het
alarm klinken. (→Blz. 71)
Het alarm kan op een van de volgende
manieren worden gestopt:
– Ontgrendel de portieren of open de
achterklep met de instapfunctie of
de afstandsbediening.
– Schakel het hybridesysteem in.
Bij het verlaten van
de auto klinkt een
waarschuwingszoemer
• Wordt de melding weergegeven op
het multi-informatiedisplay?
Controleer de melding op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 338)
Er gaat een waarschu-
wingslampje branden of er
wordt een waarschuwings-
melding weergegeven
• Wanneer een waarschuwingslampje
gaat branden of een
waarschuwingsmelding wordt
weergegeven, raadpleeg dan blz. 331,
blz. 338.
Wat moet u doen als... (Problemen oplossen)
391