TOYOTA CAMRY 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: CAMRY, Model: TOYOTA CAMRY 2023Pages: 514, PDF Size: 64.44 MB
Page 241 of 514

Als de Parking Support Brake-functie in
werking is getreden
Als de auto is stilgezet door de werking
van de Parking Support Brake-functie,
wordt het Parking Support
Brake-systeem uitgeschakeld en gaat het
controlelampje PKSB OFF branden.
Als de Parking Support Brake onnodig in
werking treedt, kan de remregeling
worden geannuleerd door het rempedaal
in te trappen of door ongeveer
2 seconden te wachten totdat deze
automatisch wordt geannuleerd.
Vervolgens kunt u verder rijden door het
gaspedaal in te trappen.
Opnieuw inschakelen van het Parking
Support Brake-systeem
Wanneer de Parking Support
Brake-functie is uitgeschakeld door de
werking ervan, kunt u zelf het Parking
Support Brake-systeem weer inschakelen
(→blz. 236) of het contact UIT en
vervolgens weer AAN zetten.
Het systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het obstakel zich niet
langer in de rijrichting van de auto
bevindt of als de auto van rijrichting
verandert (bijvoorbeeld achteruit in
plaats van vooruit of andersom).
Wanneer “PKSB Unavailable” (PKSB
niet beschikbaar) en “Parking Assist
Unavailable Please Clean Parking Assist
Sensor” (Parking Assist niet
beschikbaar, reinig Parking
Assist-sensor) op het multi-
informatiedisplay worden weergegeven
en het controlelampje PKSB OFF brandt
• Mogelijk is een van de sensoren
bedekt met bijvoorbeeld ijs, sneeuw of
vuil. Verwijder in dit geval het ijs, de
sneeuw, het vuil, enz. van de sensor
om te zorgen dat het systeem weer
normaal werkt. Laat de auto nakijken
door een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde enuitgeruste deskundige als deze
melding ook na het verwijderen van
het vuil van de sensor wordt
weergegeven of wordt weergegeven
wanneer de sensor helemaal niet vuil
was.
• Mogelijk is een van de sensoren
bevroren. Zodra het ijs smelt, zal het
systeem weer normaal werken.
• Er kan continu water over de sensor
stromen, zoals bij zware regenval. Als
het systeem signaleert dat de
toestand weer normaal is, zal het
systeem weer normaal werken.
WAARSCHUWING!
Waarschuwingen met betrekking tot
het gebruik van het systeem
Vertrouw niet blindelings op het
systeem, omdat dit kan leiden tot een
ongeval.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
Afhankelijk van de auto en de conditie
van de weg, de weersomstandigheden,
enz. werkt het systeem mogelijk niet.
De signaleringsmogelijkheden van
sensoren en radars zijn beperkt.
Controleer altijd de omgeving van uw
auto tijdens het rijden.
• De bestuurder is zelf
verantwoordelijk voor een veilig
rijgedrag. Rijd altijd voorzichtig en
houd rekening met de omgeving.
Het Parking Support Brake-systeem
is ontworpen om te helpen de ernst
van een aanrijding te verminderen.
Onder sommige omstandigheden is
het echter mogelijk dat het systeem
niet werkt.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
239
4
Rijden
Page 242 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Het Parking Support Brake-systeem
is niet ontworpen om de auto
volledig tot stilstand te brengen.
Bovendien is het, zelfs wanneer het
systeem de auto tot stilstand heeft
gebracht, noodzakelijk om
onmiddellijk het rempedaal in te
trappen, omdat de remregeling na
ongeveer 2 seconden wordt
uitgeschakeld.
• Het is extreem gevaarlijk om de
werking van het systeem te
controleren door opzettelijk met de
auto in de richting van een muur, enz.
te rijden. Doe dit nooit.
Wanneer moet de Parking Support
Brake uitgeschakeld worden
Schakel in de onderstaande situaties de
Parking Support Brake uit, omdat het
systeem anders mogelijk zelfs werkt als
er geen kans op een aanrijding is.
• Bij een controle van de auto op een
rollenbank o.i.d.
• Wanneer de auto op een schip,
vrachtwagen of ander
transportmiddel wordt geladen
• Als de wielophanging is gewijzigd of
als er een andere maat banden dan
voorgeschreven is gemonteerd
• Als de voorzijde van de auto omhoog
of omlaag staat door de belading van
de auto
• Als er uitrusting die een sensor kan
hinderen, zoals een sleepoog,
bumperbeschermer (een extra
beschermstrip, enz.), fietsendrager
of sneeuwploeg, is geplaatst
• Als gebruik wordt gemaakt van een
wasstraat
• Als de auto niet stabiel functioneert,
zoals na een ongeval of tijdens een
storing
• Als sportief met de auto wordt
gereden of als op onverharde wegen
wordt gereden
WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de banden niet de juiste
bandenspanning hebben
• Als de banden zeer versleten zijn
• Als sneeuwkettingen of het
compacte reservewiel worden
gebruikt
OPMERKING
Wanneer “PKSB Unavailable”
(PKSB niet beschikbaar) op het
multi-informatiedisplay wordt
weergegeven en het controlelampje
PKSB OFF brandt
Als deze melding direct nadat het
contact AAN is gezet wordt
weergegeven, bedien de auto dan
voorzichtig en let daarbij goed op de
omgeving. Het is wellicht nodig om een
bepaalde tijd met de auto te rijden
voordat het systeem weer normaal
werkt. (Als het systeem nog niet
normaal werkt nadat een poosje met de
auto gereden is, reinig dan de sensoren
en hun omgeving op de bumpers.)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
240
Page 243 of 514

4.5.13 Parking Support Brake-functie (voor stilstaande objecten)*
*: Indien aanwezig
Wanneer zich bij het parkeren of het rijden met een lage snelheid mogelijk een aanrijding
met een obstakel zal voordoen als de auto plotseling naar voren beweegt doordat het
gaspedaal per ongeluk wordt ingetrapt, of wanneer de auto de verkeerde kant op rijdt
doordat de verkeerde schakelstand wordt geselecteerd, signaleren de sensoren obstakels
in de rijrichting van de auto en werkt het systeem om de gevolgen van een aanrijding met
obstakels zoals een muur zo veel mogelijk te beperken.
Voorbeelden van de werking van het systeem
Het systeem werkt in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de rijrichting van
de auto een obstakel wordt gesignaleerd.
Er wordt langzaam gereden en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
Wanneer het gaspedaal diep wordt ingetrapt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
241
4
Rijden
Page 244 of 514

Wanneer de auto de verkeerde kant op rijdt doordat de verkeerde schakelstand is geselecteerd
Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt (→blz. 236,
blz. 239) en aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– Het Parking Support Brake-systeem
is ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Er bevindt zich een obstakel in de
rijrichting van de auto, op een
afstand van ongeveer 2 tot 4 m.
– Het systeem stelt vast dat er harder
dan normaal moet worden geremd
om een aanrijding te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– Het systeem stelt vast dat een
noodstop noodzakelijk is om een
aanrijding te voorkomen.Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– Het Parking Support Brake-systeem
is uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Het obstakel bevindt zich niet
langer op een afstand van ongeveer
2tot4minderijrichting van de
auto.
• Remregeling
– Het Parking Support Brake-systeem
is uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Het obstakel bevindt zich niet
langer op een afstand van ongeveer
2tot4minderijrichting van de
auto.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
242
Page 245 of 514

Detectiebereik van de Parking Support
Brake-functie (voor stilstaande
objecten)
Het detectiebereik van de Parking
Support Brake-functie verschilt van dat
van de Toyota Parking Assist-sensor.
(→Blz. 221)
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie mogelijk niet geactiveerd,
ook al signaleert de Toyota Parking
Assist-sensor een obstakel en wordt er
een waarschuwing gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 222Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 223
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 224
Als de Parking Support Brake-functie
(voor stilstaande objecten) onnodig
wordt geactiveerd, bijvoorbeeld op
een spoorwegovergang
→Blz. 239
Opmerkingen bij het wassen van de
auto
→Blz. 225
4.5.14 Parking Support Brake-functie (voor voertuigen die achterlangs
rijden)*
*: Indien aanwezig
Als een radarsensor een auto signaleert die van rechts of links achter nadert en het
systeem bepaalt dat de kans op een aanrijding groot is, activeert deze functie de remmen
om de kans op een aanrijding met de naderende auto te verkleinen.
Voorbeelden van de werking van het systeem
Het systeem werkt in situaties zoals hieronder aangegeven wanneer in de rijrichting van
de auto een obstakel wordt gesignaleerd.
Bij het achteruitrijden nadert een auto en het rempedaal wordt niet of te laat ingetrapt
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
243
4
Rijden
Page 246 of 514

Voorwaarden voor werking van de
Parking Support Brake-functie (voor
voertuigen die achterlangs rijden)
De functie werkt als het controlelampje
PKSB OFF niet brandt (→blz. 236,
blz. 239) en aan alle onderstaande
voorwaarden wordt voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
ingeschakeld.
– De rijsnelheid is ongeveer 15 km/h
of lager.
– Voertuigen die de auto van rechts of
links achter naderen met een
snelheid van ongeveer 8 km/h of
meer.
– De selectiehendel staat in stand R.
– Het systeem stelt vast dat er harder
dan normaal moet worden geremd
om een aanrijding met een
naderende auto te voorkomen.
• Remregeling
– De begrenzingsregeling van het
hybridesysteem is in werking.
– Het systeem stelt vast dat een
noodstop noodzakelijk is om een
aanrijding met een naderende auto
te voorkomen.
Voorwaarden voor het stoppen van de
werking van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
De werking van de functie stopt als aan
één van de volgende voorwaarden wordt
voldaan:
• Begrenzingsregeling hybridesysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– De aanrijding kan worden
voorkomen met normaal remmen.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.• Remfunctieregelsysteem
– De Parking Support Brake is
uitgeschakeld.
– Er zijn ongeveer 2 seconden
verstreken nadat de auto door de
remregeling tot stilstand is
gebracht.
– Het rempedaal wordt ingetrapt
nadat de auto tot stilstand is
gebracht door de remregeling.
– Er nadert niet langer een auto van
rechts of links achter de auto.
Detectiegebied van de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden)
Het detectiegebied van de Parking
Support Brake-functie (voor voertuigen
die achterlangs rijden) verschilt van dat
van de RCTA (→blz. 228).
Daardoor wordt de Parking Support
Brake-functie (voor voertuigen die
achterlangs rijden) mogelijk niet
geactiveerd, ook al signaleert de RCTA
een auto en wordt er een waarschuwing
gegeven.
Situaties waarin het systeem mogelijk
niet goed werkt
→Blz. 229
Situaties waarin het systeem mogelijk
werkt, zelfs als er geen kans op een
aanrijding is
→Blz. 230
WAARSCHUWING!
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
→Blz. 214
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
244
Page 247 of 514

4.5.15 Rijmodusselectieschakelaars
De rijmodi kunnen worden geselecteerd overeenkomstig de rijomstandigheden.
1Normal-modus
Voor normaal gebruik.
Druk wanneer de ECO-rijmodus of de
sportmodus is geselecteerd op de
schakelaar om de rijmodus te wijzigen
naar de normale modus.
2ECO-rijmodus
Gebruik de ECO-rijmodus voor een
laag brandstofverbruik tijdens ritten
waarbij vaak wordt geaccelereerd.
Wanneer de ECO-modusschakelaar
wordt ingedrukt, gaat het
controlelampje ECO MODE in het
instrumentenpaneel branden.
3Sportmodus
Gebruik de sportmodus wanneer
een grotere acceleratierespons en
nauwkeurig rijgedrag gewenst zijn,
bijvoorbeeld bij het rijden op
bergwegen.
Wanneer de SPORT-schakelaar wordt
ingedrukt, gaat het controlelampje
SPORT in het instrumentenpaneel
branden.
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
245
4
Rijden
Page 248 of 514

Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
De ECO-rijmodus regelt het verwarmen/
koelen en de aanjagersnelheid van het
airconditioningsysteem om brandstof te
besparen. Stel de aanjagersnelheid af of
schakel de ECO-modus uit om de
prestaties van de airconditioning te
verbeteren.
Auto Glide Control
• Als u tijdens het rijden in de
ECO-rijmodus met ingeschakelde
stand D het gaspedaal loslaat, wordt
onder bepaalde voorwaarden de Auto
Glide Control geactiveerd. (Mogelijk
wordt de Auto Glide Control
geactiveerd voordat u het gaspedaal
volledig hebt losgelaten.)
Wanneer de Auto Glide Control in
werking is, wordt de elektromotor
(tractiemotor) geregeld, zodat er
minder hard wordt gedecelereerd.
Hierdoor kan de auto uitrollen en
wordt er minder brandstof verbruikt.
Wanneer de Auto Glide Control in
werking is, gaat het controlelampje
AGC branden.
• De Auto Glide Control werkt in de
volgende situaties mogelijk niet:
– Als het rempedaal wordt ingetrapt
– Wanneer een andere schakelstand
dan D is geselecteerd
– Wanneer de rijsnelheid ongeveer
15 km/h of lager is
– Wanneer de auto op een aflopende
helling accelereert– Wanneer het PCS (Pre-Crash
Safety-systeem) in werking is
– Wanneer de Dynamic Radar Cruise
Control met volledig
snelheidsbereik is ingeschakeld
– Wanneer het Parking Support
Brake-systeem in werking is (indien
aanwezig)
– Wanneer het TRC- of VSC-systeem
in werking is
– Wanneer het TRC- of VSC-systeem
wordt uitgeschakeld door het
indrukken van de schakelaar VSC
OFF
Automatisch uitschakelen van de
sportmodus
De sportmodus wordt automatisch
uitgeschakeld als na het rijden in deze
stand het contact UIT wordt gezet.
4.6 Rijtips
4.6.1 Tips voor rijden met een
hybrideauto
Besteed aandacht aan de volgende
punten om zuinig en milieuvriendelijk te
rijden:
Gebruik van de ECO-rijmodus
Bij gebruik van de ECO-rijmodus kan het
koppel dat correspondeert met de mate
waarin het gaspedaal wordt ingetrapt
geleidelijker worden afgegeven dan
onder normale omstandigheden.
Bovendien wordt de werking van de
airconditioning (verwarmen/koelen)
geminimaliseerd zodat er minder
brandstof verbruikt wordt. (→Blz. 252)
Gebruik van de
hybridesysteemindicator
Milieubewust rijden is mogelijk door de
naald van de hybridesysteemindicator
binnen de Eco-zone te houden.
(→Blz. 79)
4.5 Gebruik van de ondersteunende systemen
246
Page 249 of 514

Bedienen van de selectiehendel
Zet de selectiehendel in stand D als u
moet wachten bij een verkeerslicht
of als u in druk verkeer rijdt. Zet de
selectiehendel in stand P als de auto
geparkeerd staat. Als u stand N gebruikt,
is er geen positief effect op het
brandstofverbruik. In stand N werkt de
benzinemotor, maar kan er geen
elektriciteit worden opgewekt. Ook bij
gebruik van de airconditioning, enz.
wordt het vermogen van het
batterijpakket (tractiebatterij) verbruikt.
Bedienen van het gaspedaal/rempedaal
• Rijd zo vloeiend mogelijk. Voorkom
onnodig snel accelereren en hard
remmen. Wanneer geleidelijk wordt
geaccelereerd en gedecelereerd,
worden de voordelen van de
elektromotor (tractiemotor) beter
benut, zodat het brandstofverbruik
van de benzinemotor lager is.
• Voorkom herhaaldelijk accelereren.
Herhaaldelijk accelereren put het
batterijpakket (tractiebatterij) uit
waardoor de auto meer brandstof
verbruikt. Het batterijpakket kan
worden opgeladen door tijdens het
rijden het gaspedaal iets te laten
opkomen.
Bij het remmen
Rem rustig en tijdig. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Files
Herhaaldelijk accelereren en decelereren
en ook langdurig wachten bij
verkeerslichten veroorzaakt een hoog
brandstofverbruik. Raadpleeg de
verkeersberichten en vermijd files zo
veel mogelijk. Laat, als u in een file komt
te staan, het rempedaal geleidelijk
opkomen zodat de auto zachtjes
vooruitrijdt en vermijd overmatig
gebruik van het gaspedaal. Dit helpt
het benzineverbruik te beperken.Rijden op de snelweg
Rijd met een constante snelheid. Neem
als u ergens moet stoppen de tijd voor
het loslaten van het gaspedaal en trap
rustig het rempedaal in. Er kan meer
elektrische energie worden
geregenereerd tijdens het decelereren.
Airconditioning
Maak alleen gebruik van de
airconditioning als dat nodig is. Dit helpt
het benzineverbruik te beperken. In de
zomer: Gebruik bij hoge temperaturen
de recirculatiemodus. Dit beperkt de
belasting van de airconditioning en
vermindert ook het brandstofverbruik.
In de winter: De benzinemotor wordt pas
automatisch uitgeschakeld als de
benzinemotor en het interieur warm zijn
en verbruikt dus brandstof. Het
brandstofverbruik kan worden
verminderd door overmatig gebruik van
de verwarming te vermijden.
Controle van bandenspanning
Controleer de bandenspanning
regelmatig. Een onjuiste
bandenspanning kan leiden tot een
hoog brandstofverbruik. Winterbanden
kunnen veel wrijving veroorzaken en
kunnen, als ze worden gebruikt op droge
wegen, dus ook een hoger verbruik
veroorzaken. Gebruik banden die
geschikt zijn voor het seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
brandstofverbruik. Neem geen onnodige
bagage mee. Ook een groot imperiaal
leidt tot een hoger brandstofverbruik.
Opwarmen voor het rijden
Opwarmen van de motor is niet nodig,
omdat de benzinemotor als hij koud is
automatisch start en weer wordt
uitgeschakeld. Als vaak korte afstanden
worden gereden, warmt de motor
herhaaldelijk op en ook dat kan leiden
tot een hoger brandstofverbruik.
4.6 Rijtips
247
4
Rijden
Page 250 of 514

4.6.2 Rijden in de winter
Tref voor het aanbreken van de winter de
noodzakelijke voorbereidingen en voer de
benodigde controles uit. Pas uw rijgedrag
altijd aan de actuele
weersomstandigheden aan.
Voorbereiding voor de winter
• Gebruik vloeistoffen die geschikt zijn
voor winterse omstandigheden.
– Motorolie
– Koelvloeistof motor/
vermogensregeleenheid
– Ruitensproeiervloeistof
• Laat de toestand van de 12V-accu
controleren door een monteur.
• Laat vier winterbanden onder uw auto
monteren of schaf een set
sneeuwkettingen voor de voorwielen
aan
*
Controleer of alle banden dezelfde
maat hebben en van hetzelfde merk
zijn en controleer of de
sneeuwkettingen geschikt zijn voor de
bandenmaat van uw auto.
*: 18 inch banden kunnen niet worden
voorzien van sneeuwkettingen.
Voordat u met de auto gaat rijden
Voer, afhankelijk van de omstandigheden,
de volgende handelingen uit:
• Probeer een vastgevroren ruit niet
met kracht te openen en zet de
ruitenwissers niet aan als deze
vastgevroren zijn. Giet warm water
over het bevroren gedeelte om het ijs
te laten smelten. Veeg het water
direct weg om te voorkomen dat het
bevriest.
• Verwijder de eventueel aanwezige
sneeuw van de luchtinlaten voor de
voorruit om zeker te kunnen zijn van
een juiste werking van de aanjager
van het airconditioningsysteem.
• Controleer of er sprake is van ijs- of
sneeuwophopingen op de verlichting
aan de buitenzijde, op het dak, op hetchassis, rond de banden of op de
remmen, en verwijder deze indien dat
het geval is.
• Verwijder sneeuw en modder van de
onderzijde van uw schoenen voordat u
in de auto stapt.
Tijdens het rijden
Verhoog de snelheid geleidelijk, houd een
veilige afstand tussen u en uw voorligger
en pas de snelheid aan aan de conditie
van de weg.
Bij het parkeren
• Parkeer de auto en zet de
selectiehendel in stand P, maar
activeer de parkeerrem niet. De
parkeerrem kan vastvriezen en bij het
deactiveren niet vrij komen. Blokkeer
bij het parkeren van de auto de wielen
zonder de parkeerrem te gebruiken.
Het niet in acht nemen hiervan kan
gevaarlijk zijn omdat de auto
onverwacht in beweging kan komen,
hetgeen kan leiden tot een ongeval.
• Controleer als de auto geparkeerd is
zonder de parkeerrem te activeren of
de selectiehendel niet uit stand P kan
worden gezet
*.
*: De selectiehendel wordt geblokkeerd
als wordt geprobeerd deze vanuit stand
P in een andere stand te zetten zonder
het rempedaal in te trappen. Als de
selectiehendel niet uit stand P kan
worden gezet, kan er een probleem
aanwezig zijn in het
schakelblokkeersysteem. Laat de auto
onmiddellijk nakijken door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Kiezen van sneeuwkettingen
Auto's met 17 inch banden
Gebruik de juiste maat sneeuwkettingen.
De maat van de sneeuwkettingen is
afgestemd op de bandenmaat.
4.6 Rijtips
248