TOYOTA CAMRY 2023 Instructieboekje (in Dutch)
Manufacturer: TOYOTA, Model Year: 2023, Model line: CAMRY, Model: TOYOTA CAMRY 2023Pages: 514, PDF Size: 64.44 MB
Page 251 of 514

Zijketting:
1diameter 3 mm
2breedte 10 mm
3lengte 30 mm
Dwarsketting:
4diameter 4 mm
5breedte 14 mm
6lengte 25 mm
Auto's met 18 inch banden
Er kunnen geen sneeuwkettingen worden
gemonteerd.
Gebruik in plaats daarvan winterbanden.
Wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen
De wetgeving met betrekking tot het
gebruik van sneeuwkettingen verschilt
per land en per soort weg. Stel u op de
hoogte van lokale voorschriften alvorens
sneeuwkettingen te monteren.
Monteren van sneeuwkettingen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen
in acht bij het monteren en verwijderen
van sneeuwkettingen:
• Monteer en verwijder de
sneeuwkettingen op een veilige
locatie.
• Monteer de sneeuwkettingen op de
voorwielen. Gebruik geen
sneeuwkettingen om de achterwielen.• Plaats de sneeuwkettingen zo strak
mogelijk om de voorwielen. Zet de
sneeuwkettingen na 0,5 - 1,0 km
opnieuw vast.
• Monteer de sneeuwkettingen volgens
de meegeleverde gebruiksaanwijzing.
WAARSCHUWING!
Rijden met winterbanden
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Als u dat
niet doet, kunt u de macht over het
stuur verliezen, wat kan leiden tot een
ongeval met dodelijk of ernstig letsel
tot gevolg.
• Gebruik winterbanden met de
voorgeschreven maat.
• Zorg ervoor dat de bandenspanning
aan de specificatie voldoet.
• Rijd niet harder dan de toegestane
snelheid of harder dan de
snelheidslimiet die geldt voor de
gebruikte winterbanden.
• Monteer winterbanden op alle
wielen.
Rijden met sneeuwkettingen
(auto's met 17 inch banden)
Neem om de kans op ongevallen te
beperken de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht. Anders
kunnen een aanrijding en dodelijk of
ernstig letsel het gevolg zijn.
• Rijd niet harder dan de maximaal
toegestane snelheid voor de
gebruikte sneeuwkettingen of niet
harder dan 50 km/h, afhankelijk van
welke snelheid de laagste is.
• Vermijd het rijden over slechte
wegdekken en over gaten.
• Vermijd plotseling accelereren,
abrupte stuuracties, plotseling
remmen en schakelhandelingen die
een plotselinge motorremwerking
veroorzaken.
4.6 Rijtips
249
4
Rijden
Page 252 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Minder uw snelheid alvorens een
bocht aan te snijden zodanig, dat u
zeker weet dat de auto bestuurbaar
blijft.
• Gebruik het LTA-systeem (Lane
Tracing Assist) niet.
OPMERKING
Repareren of vervangen van
winterbanden
Laat winterbanden repareren of
vervangen door een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur
of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige of door een
bandenspecialist.
Het verwijderen en plaatsen van
winterbanden heeft namelijk invloed op
de werking van de
bandenspanningssensoren en -zenders.
Monteren van sneeuwkettingen
(auto's met 17 inch banden)
Als er sneeuwkettingen gemonteerd
zijn, werken de
bandenspanningssensoren en -zenders
mogelijk niet goed.
4.6 Rijtips
250
Page 253 of 514

5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming.........252
5.1.1 Automatische airconditioning . . .252
5.1.2 Stuurwielverwarming
*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*.........258
5.2 Gebruik van de interieurverlichting . . .261
5.2.1 Overzicht interieurverlichting . . .261
5.3 Gebruik van de
opbergmogelijkheden..........263
5.3.1 Overzicht van
opbergmogelijkheden.......263
5.3.2 Skiluik
*..............267
5.3.3 Voorzieningen bagageruimte . . .268
5.4 Overige voorzieningen in het
interieur.................268
5.4.1 Overige voorzieningen in het
interieur..............268
Voorzieningen in het interieur5
251
Page 254 of 514

5.1 Gebruik van de airconditioning en de
achterruitverwarming
5.1.1 Automatische airconditioning
De uitstroomopeningen waaruit de lucht komt en de aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de gekozen temperatuur.
Deze afbeeldingen hebben betrekking op een auto met linkse besturing.
De positie van toetsen kan iets afwijken bij auto's met rechtse besturing.
Verder zijn de positie van het display en de knoppen per systeem verschillend.
Bedieningspaneel airconditioning
Bedieningspaneel voor
Bedieningspaneel achter (indien aanwezig)
Wijzigen van de ingestelde
temperatuur
Bedieningspaneel voor
Draai
rechtsom om de temperatuur te
verhogen en linksom om de temperatuur
te verlagen.Als
niet is ingedrukt, blaast het
systeem lucht met de
omgevingstemperatuur of verwarmde
lucht in het interieur.
Bedieningspaneel achter (indien aanwezig)
Voer de volgende procedure uit om de
ingestelde temperatuur te wijzigen:
1. Klap de armsteun achter omlaag.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
252
Page 255 of 514

2. Druk opom het bedieningspaneel
achter in te schakelen.
3. Kies
vanom de temperatuur
te verhogen enom de
temperatuur te verlagen.
Het bedieningspaneel achter wordt
uitgeschakeld wanneer dit gedurende
ongeveer 10 seconden niet wordt
bediend.
Instellen van de aanjagersnelheid
Pas de aanjagersnelheid aan door op
te drukken om de aanjagersnelheid
te verhogen of opom de
aanjagersnelheid te verlagen.
Druk op
om de aanjager uit te
schakelen.
Wijzigen van de luchtcirculatiemodus
Druk op
om de luchtcirculatiemodus
te wijzigen.
Iedere keer dat er op de toets wordt
gedrukt, worden er andere
uitstroomopeningen geselecteerd.
1Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam.
2Er stroomt lucht naar het
bovenlichaam en de voeten.
3Er stroomt lucht naar de voeten.
4Er stroomt lucht naar de voeten en de
voorruitverwarming is in werking.
Gebruik van de automatische modus
1. Druk op
.
De ontvochtigingsfunctie wordt
ingeschakeld. De uitstroomopeningen
waaruit de lucht komt en de
aanjagersnelheid worden
automatisch geregeld op basis van de
gekozen temperatuur.
2. Wijzig de ingestelde temperatuur.
3. Druk op
om de werking te
beëindigen.
Controlelampje automatische modus
Als de instelling van de aanjagersnelheid
of de luchtcirculatiemodi worden
bediend, dooft het controlelampje van de
automatische modus. De automatische
modus blijft echter ingeschakeld voor de
andere functies dan die worden bediend.
Afzonderlijk instellen van de
temperatuur voor de bestuurder en
voor de voorpassagier (auto's met
modus gescheiden bediening)
Voer een van de volgende procedures uit
om de modus voor gescheiden bediening
in te schakelen:
• Druk op
.
• Wijzig de ingestelde temperatuur aan
passagierszijde.
Als de modus voor gescheiden
bediening is ingeschakeld, gaat het
controlelampje branden.
Afzonderlijk regelen van de
temperatuur voor de bestuurder,
voorpassagier en achterpassagiers
(auto's met 3-ZONE-regelmodus)
Voer een van de volgende procedures uit
om de 3-ZONE-regelmodus in te
schakelen:
• Druk op
.
• Wijzig de ingestelde temperatuur aan
passagierszijde.
• Wijzig de temperatuur voor de
achterstoelen.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
253
5
Voorzieningen in het interieur
Page 256 of 514

Als de 3-ZONE-regelmodus is
ingeschakeld, gaat het controlelampje
branden.
Overige functies
Schakelen tussen buitenluchtmodus en
recirculatiemodus
Druk op
.
Iedere keer als op
wordt gedrukt,
schakelt de luchttoevoer tussen de
buitenluchtmodus (controlelampje uit) en
de recirculatiemodus (controlelampje
aan).
Ontwasemen van de voorruit
De ruitontwaseming wordt gebruikt om
de voorruit en de zijruiten voor te
ontwasemen.
Druk op
.
De ontvochtigingsfunctie werkt en de
aanjagersnelheid neemt toe. Zet, als de
recirculatiemodus is ingeschakeld,
de luchttoevoertoets in de
buitenluchtmodus. (Mogelijk gaat dit
automatisch.)
Verhoog de aanjagersnelheid en de
temperatuur om de voorruit en zijruiten
sneller te ontwasemen.
Druk wanneer de voorruit is ontwasemd
nogmaals op
om terug te keren naar
de vorige modus.
Ontwasemen van de achterruit en
buitenspiegels
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming worden
gebruikt om de achterruit te ontwasemen
en om regendruppels, dauw en ijs van de
buitenspiegels te verwijderen.
Druk op
.
De achterruit- en
buitenspiegelverwarming wordt na een
tijdje automatisch uitgeschakeld.Persoonlijke voorkeursinstellingen
aanjager (auto's met schakelaar
FAST/ECO)
De instelling van de aanjagersnelheid
tijdens bediening in de automatische
modus kan aan de persoonlijke voorkeur
worden aangepast.
Druk op
om de instellingsmodus
voor de aanjagersnelheid te wijzigen.
Elke keer dat op
wordt gedrukt,
verandert de instellingsmodus voor de
aanjagersnelheid als volgt.
Normal (normaal)→“ECO”
*→“FAST”*
(snel)→Normal (normaal)
*: Wanneer dit wordt geselecteerd, wordt
dit op het bedieningspaneel voor
weergegeven.
Uitstroomopeningen
Plaats van uitstroomopeningen
De uitstroomopeningen en
luchthoeveelheid veranderen
overeenkomstig de geselecteerde
luchtcirculatiemodus.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
254
Page 257 of 514

Afstellen van de stand en de mate van
opening van de uitstroomopeningen
Voor
Achter
1Richt de luchtstroom naar links of
rechts, boven of beneden.
2Draai aan de knop om de
uitstroomopening te openen of te sluiten.
Gebruik van de automatische modus
De aanjagersnelheid wordt automatisch
geregeld op basis van de gekozen
temperatuur en de omgevingscondities.
Direct na het indrukken van
kan de
aanjager even worden uitgeschakeld tot
er voldoende warme of koude lucht
voorhanden is.
Beslaan van de ruiten
• Wanneer de luchtvochtigheid in de
auto hoog is, zullen de ruiten
gemakkelijk beslaan. Wanneer
wordt ingeschakeld, wordt de lucht
die via de uitstroomopeningen
stroomt, ontvochtigd en wordt de
voorruit efficiënt ontwasemd.• Als u
uitschakelt, zullen de ruiten
mogelijk sneller beslaan.
• De ruiten zullen mogelijk beslaan als
de recirculatiemodus is ingeschakeld.
Bij het rijden op stoffige wegen
Sluit alle ruiten. Als er na het sluiten van
de ruiten nog altijd stof wordt
aangezogen, zet dan de
luchttoevoerregeling in de
buitenluchtmodus en schakel de
aanjager in.
Buitenlucht-/recirculatiemodus
• Het wordt aangeraden om de
recirculatiemodus tijdelijk in te
schakelen om te voorkomen dat er
vuile lucht wordt aangevoerd en om
de auto te helpen koelen wanneer het
buiten warm is.
• Mogelijk wordt de buitenluchtmodus/
recirculatiemodus automatisch
ingeschakeld afhankelijk van de
ingestelde temperatuur of de
temperatuur in de auto.
Wanneer de buitentemperatuur laag is
De ontwasemingsfunctie werkt mogelijk
niet, ook niet als op
wordt gedrukt.
nanoe™
*1
Deze auto is uitgerust met een biocide.
Geïoniseerde lucht die wordt
gegenereerd door een apparaat in de
auto zuivert de lucht in het interieur
door bacteriën te onderdrukken.
Actieve stoffen: Vrije radicalen die ter
plekke worden gegenereerd uit
omgevingslucht of water. Deze
technologie helpt het interieur te
voorzien van frisse lucht door licht
zuurhoudende en met waterdeeltjes
bedekte nanoe™-ionen te verspreiden
via de uitstroomopening opzij aan
bestuurderszijde. Deze deeltjes zijn
zacht voor haar en huid.
*2
• Als nanoe™ onder de volgende
omstandigheden werkt, werkt het
systeem optimaal. Als niet aan de
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
255
5
Voorzieningen in het interieur
Page 258 of 514

volgende voorwaarden wordt voldaan,
werkt het nanoe™-systeem mogelijk
niet op volle kracht.
– De uitstroomopeningen
,enworden gebruikt.
– De uitstroomopening opzij aan
bestuurderszijde is geopend.
• Als er nanoe™ gegenereerd wordt,
komt er een kleine hoeveelheid ozon
vrij die onder sommige
omstandigheden te ruiken is. De
concentratie is ongeveer gelijk aan die
in de vrije natuur voorkomt,
bijvoorbeeld in het bos, en heeft geen
invloed op het menselijk lichaam.
• Als het systeem in werking is, kan er
een licht geluid hoorbaar zijn. Dit
duidt niet op een storing.
*1: nanoe™ en het nanoe™-symbool zijn
handelsmerken van Panasonic
Corporation.
*2: Afhankelijk van de temperatuur en de
luchtvochtigheid, de aanjagersnelheid
en de richting van de luchtstroom, kan
het zijn dat de nanoe™ niet op volle
kracht werkt.
Werking van de airconditioning in de
ECO-rijmodus
• In de ECO-rijmodus wordt ECO
weergegeven op het
airconditioningscherm en wordt de
airconditioning als volgt geregeld om
te zorgen voor een laag
brandstofverbruik:
– Het motortoerental en de werking
van de compressor worden geregeld
om de verwarm-/koelcapaciteit te
beperken
– Wanneer de automatische modus is
gekozen, wordt de aanjagersnelheid
beperkt
• Doe het volgende om de prestaties
van de airconditioning te verbeteren:
– Wijzig de aanjagersnelheid
– Schakel de ECO-rijmodus uit• Auto's met een functie voor
persoonlijke voorkeursinstellingen
voor de aanjager: Zelfs wanneer de
rijmodus is ingesteld op de
ECO-rijmodus, kan de ECO-modus van
de airconditioning worden
uitgeschakeld door
in te
drukken.
Geuren ventilatie en airconditioning
• Zet de airconditioning in de
buitenluchtmodus om frisse lucht
binnen te laten.
• Tijdens het gebruik kunnen
verschillende geuren van binnen en
buiten de auto in het
airconditioningsysteem
terechtkomen. Dit kan tot gevolg
hebben dat de lucht die uit de
uitstroomopeningen komt niet lekker
ruikt.
• Het voorkomen van mogelijke geuren:
– We raden u aan het
airconditioningsysteem in de
buitenluchtmodus te zetten voordat
u de motor uitschakelt.
– Mogelijk wordt het inschakelen van
de aanjager direct nadat de
airconditioning in de automatische
modus wordt ingeschakeld even
vertraagd.
Interieurfilter
Blz. 309
Wijzigen van de instellingen van het
bedieningspaneel achter (indien
aanwezig)
De volgende instellingen kunnen worden
gewijzigd:
• Reactietijd wanneer er een toets op
het bedieningspaneel achter wordt
aangeraakt.
• Bedieningsgeluid toets (aan/uit)
wanneer er een toets op het
bedieningspaneel achter wordt
aangeraakt.
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
256
Page 259 of 514

1. Parkeer de auto op een veilige plaats
en zet het contact UIT.
2. Druk, zonder het rempedaal in te
trappen, eenmaal op de startknop om
het contact in stand ACC te zetten.
Wanneer het contact AAN staat,
kunnen de instellingen niet worden
gewijzigd.
3. Raak de toets
links gedurende
ongeveer 10 seconden aan terwijl u
indrukt.4. Laat de toets los zodra een zoemer
klinkt.
5.
Selecteer het gewenste onderwerp
voor de persoonlijke
voorkeursinstellingen.
Wijzigen van de reactietijd: Kies de
toetslinks.
Inschakelen/uitschakelen van het
bedieningsgeluid van de toets: Kies de
toets
links.
6.
Kies de juiste toets overeenkomstig
onderstaande tabel om de gewenste
instelling te wijzigen en controleer of
de toets het juiste aantal keer knippert.
FunctieTe kiezen toets
(rechts)Instelling Weergave toets
ReactietijdToets
Langst Knippert 3 keer
Lang Knippert 4 keer
Standaardinstelling Standaard Knippert 5 keer
Toets
Kort Knippert 6 keer
Kortst Knippert 7 keer
Bedieningsgeluid
toetsToets
Aan Knippert 1 keer
Toets
Uit Knippert 2 keer
7. Voer een van de volgende
handelingen uit om het aanpassen
aan de persoonlijke
voorkeursinstellingen te voltooien:
• Druk op
.
• Druk op de startknop.
• Wacht tot het bedieningspaneel
achter automatisch wordt
uitgeschakeld (raak het paneel
gedurende ten minste 10 seconden
niet aan).Persoonlijke voorkeursinstellingen
Bepaalde functies kunnen worden
aangepast aan de persoonlijke voorkeur.WAARSCHUWING!
Voorkomen dat de voorruit beslaat
• Gebruikniet in combinatie met
koele lucht bij zeer vochtig weer.
Het verschil tussen de
buitentemperatuur en de
temperatuur van de voorruit zorgt
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
257
5
Voorzieningen in het interieur
Page 260 of 514

WAARSCHUWING!(Vervolg)
ervoor dat de buitenkant van de
voorruit beslaat, waardoor het zicht
wordt belemmerd.
• Plaats geen voorwerpen op het
dashboard die de
uitstroomopeningen kunnen
bedekken. Anders raakt de
luchtstroom mogelijk geblokkeerd,
waardoor de voorruitverwarming de
voorruit niet kan ontwasemen.
Voorkomen van brandwonden
Raak het spiegeloppervlak van de
buitenspiegels niet aan wanneer de
buitenspiegelverwarming is
ingeschakeld.
nanoe™
Demonteer het systeem niet en
probeer het ook niet te repareren
aangezien het
hoogspanningsonderdelen bevat.
Neem als het systeem moet worden
gerepareerd contact op met een
erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
OPMERKING
Voorkomen van ontlading van de
12V-accu
Laat, als het hybridesysteem is
uitgeschakeld, de airconditioning niet
langer ingeschakeld dan noodzakelijk is.
OPMERKING(Vervolg)
Voorkomen van beschadiging van
nanoe™
Steek geen voorwerpen in de
uitstroomopening aan bestuurderszijde,
bevestig niets aan de uitstroomopening
en gebruik in de omgeving van de
uitstroomopening geen sprays. Deze
handelingen kunnen ertoe leiden dat
het systeem niet goed werkt.
5.1.2 Stuurwielverwarming*/
stoelverwarming*/
stoelventilatoren*
*: Indien aanwezig
De zijkanten van het stuurwiel en de
stoelen worden verwarmd door
respectievelijk de stuurwielverwarming
en de stoelverwarming. Stoelventilatoren
zorgen voor een goede ventilatie door
lucht door de stoelbekleding te blazen.
WAARSCHUWING!
Voorkomen van lichte brandwonden
Wees voorzichtig wanneer iemand uit
onderstaande categorieën in contact
komt met het stuurwiel en de stoelen
wanneer de stuurwiel- en
stoelverwarming zijn ingeschakeld:
• Baby's, kleine kinderen, oudere
personen, zieken en gehandicapten
• Personen met een gevoelige huid
• Personen die oververmoeid zijn
• Personen die alcohol hebben
gedronken of personen die
rustgevende medicijnen
(slaapmiddel, middel tegen
verkoudheid, enz.) hebben gebruikt
5.1 Gebruik van de airconditioning en de achterruitverwarming
258